gepubliceerd op 28 juni 2004
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende organisatie van de bemiddelingsprocedure en de werking van de Geschillenkamer bedoeld in artikel 23 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in artikel 17 van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende de wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
27 MEI 2004. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende organisatie van de bemiddelingsprocedure en de werking van de Geschillenkamer bedoeld in artikel 23 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in artikel 17 van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende de wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 23;
Gelet op de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende de wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en in het bijzonder artikel 17;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 april 2004;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 21 mei 2004;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid doordat de ordonnantie, die de omzetting regelt van de richtlijnen 2003/54/EG en 2003/55/EG van 26 juni 2003 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor elektriciteit en gas, pas op 1 april werd genomen; dat in uitvoering van deze richtlijnen, het in aanmerking komen van de klanten verbonden op het transmissie- en distributienet voor elektriciteit en gas het voorwerp uitmaakt van een volledige reorganisatie zowel voor wat betreft de openstellingkalender als voor wat betreft de categorieën van afnemers die in aanmerking komen; dat een nieuwe categorie van afnemers - de zogenaamde « professionele » afnemers - wordt gedefinieerd; dat deze categorie die van de « hoogspanningsafnemers » vervangt die voorheen bestond voor de elektriciteitsmarkt; dat het in aanmerking komen van de professionele afnemers werd bepaald op 1 juli 2004, te weten zes maanden eerder dan wat de ordonnantie van 19 juli 2001 voorzag voor de hoogspanningsafnemers; dat de opstelling van een lijst van professionele klanten delicaat is omdat dit begrip verwijst naar het gebruik dat wordt gemaakt van de verbruikte energie; dat dit gebruik - professioneel, gemengd, huishoudelijk - niet altijd gekend is door de netbeheerders, onderhevig is aan wijzigingen en in bepaalde gevallen arbitrages nodig zijn; dat een verklaringsprocedure evenwel is georganiseerd teneinde de « verdachte » klanten te actualiseren; dat de mogelijkheid dat betwistingen zouden rijzen echter niet kan worden uitgesloten; dat dit besluit onder meer een regeling vaststelt voor deze betwistingen omdat het organen opricht die kennis nemen van de geschillen inzake de toegang tot het net; dat precies de in aanmerking komende afnemer diegene is die het recht tot toegang heeft tot de netten om vrij zijn elektriciteits- of gasleverancier te kiezen; dat deze eventuele betwistingen opgelost moeten worden om zo snel mogelijk en binnen de kortst mogelijke termijn tegen 1 juli 2004 een definitieve lijst van in aanmerking komende afnemers op te stellen; dat bovendien, om op deze datum beleverd te kunnen worden door een leverancier naar keuze, moeten de betreffende eindafnemers een leveringscontract hebben afgesloten en de identiteit van hun leverancier aan de distributienetbeheerder hebben bekendgemaakt ten laatste voor 30 mei; dat deze termijn, na te leven door de reguleringsinstanties, uitgelegd kan worden door de noodzaak om de wijzigingen van leverancier op te nemen in de geïnformatiseerde gegevensbanken van de distributienetbeheerder; dat dit besluit bijgevolg bij hoogdringendheid dient te worden genomen, om voor een reeks eindafnemers de goede werking van de openstelling van de elektriciteits- en gasmarkten tegen 1 juli eerstkomend niet te hinderen;
Gelet op het advies 37.092/1 van de Raad van State, gegeven op 6 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Minister belast met Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « elektriciteitsordonnantie » : « de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest »;2° « gasordonnantie » : « de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest »;2° « bemiddeling » : « de bemiddelingsprocedure bedoeld in artikel 23, § 1 van de elektriciteitsordonnantie en in artikel 17, § 1 van de gasordonnantie »;3° « Geschillenkamer » : « het autonome orgaan bedoeld in artikel 23, § 2 van de elektriciteitsordonnantie en in artikel 17, § 2, van de gasordonnantie »;4° « Secretariaat » : « de Reguleringsdienst van het Brussels Instituut voor Milieubeheer »; § 2. De definities vervat in artikel 2 van de elektriciteitsordonnantie en in artikel 3 van de gasordonnantie zijn van toepassing op dit besluit. HOOFDSTUK II. - De bemiddeling
Art. 2.De deskundigen die vermeld worden in de lijst van personen die kunnen tussenkomen in hoedanigheid van bemiddelaar beschikken over een bekwaamheid inzake energie en, desgevallend, mededingingsrecht.
Art. 3.De bemiddeling wordt ingeleid door middel van een verzoekschrift, zelfs op elektronische wijze, gericht aan het Secretariaat, dat onverwijld de ontvangst ervan bericht.
Het verzoekschrift vermeldt de naam, voornaam en adres van de verzoekende partij en van de tegenpartij of, indien het om rechtspersonen gaat, de benaming of firmanaam, de rechtsvorm en het adres van de maatschappelijke zetel.
Ze bevat een uiteenzetting van de vordering en de elementen waarop ze gegrond is in feite en in rechte, alsook, desgevallend, alle stukken die er betrekking op hebben.
Art. 4.Van zodra het Secretariaat het verzoekschrift ontvangt betekent het dit verzoekschrift aan de tegenpartij, die over een termijn beschikt van tien dagen om haar opmerkingen schriftelijk kenbaar te maken.
Het duidt bovendien onverwijld de persoon aan die, op de lijst bedoeld in artikel 2, het best aangewezen lijkt om als bemiddelaar tussen te komen, rekening houdend met zijn ervaring en met het voorliggend geschil.
De weerhouden persoon wordt uitgenodigd om binnen een termijn van maximum drie dagen, de hem voorgestelde bemiddelingsopdracht te aanvaarden.
Bij ontstentenis van een antwoord binnen die termijn of in geval van een weigering betekend aan het Secretariaat wordt een andere bemiddelaar aangeduid uit de lijst bedoeld in artikel 2, volgens dezelfde procedure.
Art. 5.Van zodra de bemiddelaar is aangeduid en in het bezit is gesteld van de dossiers van de verzoekende partij en van de tegenpartij, nodigt hij de partijen uit om voor hem te verschijnen binnen een termijn van maximum vijftien dagen.
Hij hoort de partijen in hun argumenten en zoekt in overleg met hen naar een oplossing voor het geschil door hen één of meer voorstellen voor te leggen.
Art. 6.De partijen kunnen ofwel eenzijdig ofwel in onderlinge overeenstemming, een einde stellen aan de bemiddeling en de procedure voor geschillen beslechting bedoeld in Hoofdstuk III instellen.
Art. 7.De bemiddelaar maakt een proces-verbaal op en stelt het Secretariaat in kennis van het al dan niet welslagen van de bemiddeling. HOOFDSTUK III. - De Geschillenkamer Afdeling I. - Samenstelling en organisatie
Art. 8.De leden van de Geschillenkamer, de gewone en plaatsvervangende voorzitters uitgezonderd, worden aangeduid om redenen van hun deskundigheid inzake energie en, desgevallend, mededingingsrecht.
Art. 9.Het personeel van het Secretariaat en de personen op de lijst van bemiddelaars bedoeld in artikel 2 kunnen geen lid zijn van de Geschillenkamer.
Art. 10.De zetel van de Geschillenkamer is samengesteld uit een voorzitter en twee gewone leden of, indien één van hen gewettigd verhinderd is, hun plaatsvervangers.
Art. 11.Het Secretariaat staat in voor alle administratieve taken die verband houden met de organisatie en werking van de Geschillenkamer en gaat, in die hoedanigheid, over tot betekeningen, overmakingen van stukken en oproepingen bedoeld in Afdelingen II en III. De dagorde, datum en plaats van de vergaderingen van de Geschillenkamer worden vastgelegd door de voorzitter van de Geschillenkamer, in overleg met het Secretariaat. Afdeling II. - Aanhangingmaking ten gronde
Onderafdeling I. - Indiening van de vordering
Art. 12.§ 1. Een geschil wordt aanhangig gemaakt bij de Geschillenkamer door middel van een verzoekschrift, in drie exemplaren, per aangetekend schrijven, aan het Secretariaat. Dit bericht onmiddellijk de ontvangst ervan en stelt de voorzitter van de Geschillenkamer op de hoogte ervan binnen de vijf dagen. § 2. Het verzoekschrift bepaalt, enerzijds, het aanvankelijke en huidige belang van de verzoekende partij, en, anderzijds, dat het geschil waarop het verzoek betrekking heeft onder de bevoegdheid van de Geschillenkamer valt.
Het bevat bovendien de volgende elementen : 1° de naam, hoedanigheid en woonplaats of zetel van de verzoekende partij;2° de naam, hoedanigheid en woonplaats of zetel van de tegenpartij;3° het voorwerp van de vordering alsook een uiteenzetting van de ingeroepen feiten en middelen. § 3. De verzoekende partij voegt bij haar verzoekschrift alle bewijsstukken en maakt er een inventaris van op.
Voor de geschillen betreffende de toegang tot het net, wordt een kopie toegevoegd van elke beslissing van weigering tot toegang van de verzoekende partij tot het net. § 4. Het Secretariaat nodigt de verzoekende partij uit om het verzoek dat niet overeenkomstig de bepalingen van dit artikel zou zijn ingediend, te regulariseren of te vervolledigen, binnen een door het Secretariaat vastgelegde termijn.
Onderafdeling II. - Uitwisselen van middelen en stukken
Art. 13.§ 1. Binnen een termijn van maximum vijf dagen vanaf de ontvangst van het volledig dossier van de vordering, betekent het Secretariaat een kopie ervan, samen met de stukken en de inventaris bedoeld in artikel 12, § 3, aan de tegenpartij. § 2. De tegenpartij beschikt over een termijn van tien dagen vanaf de ontvangst van de betekening bedoeld in de eerste paragraaf om haar memorie van antwoord en haar dossier van geïnventariseerde stukken, in drie exemplaren, aan het Secretariaat mee te delen.
Het memorie van antwoord bevat de volgende elementen : 1° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de tegenpartij;2° de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoekende partij;3° de middelen in feite en in rechte; § 3. Binnen een termijn van maximum vijf dagen vanaf de in de vorige paragraaf bedoelde mededeling, betekent het Secretariaat aan de tegenpartij een kopie van het memorie van antwoord en van de stukkenbundel. § 4. Op verzoek van één van de partijen of op hun gezamenlijk verzoek, kent de voorzitter de partijen het recht toe bijkomende memories neer te leggen binnen de termijn die hij vastlegt.
Art. 14.De memories en volledige dossiers van de partijen worden onverwijld door het Secretariaat meegedeeld aan de leden van de zetel van de Geschillenkamer.
Onderafdeling III. - Onderzoeksmaatregelen
Art. 15.§ 1. De Geschillenkamer kan, op elk ogenblik, een partij vragen alle nuttige bijkomende inlichtingen te verschaffen of tot de aanwijzing van een deskundige overgaan. § 2. De aanwijzing van een deskundige kan eveneens op vraag van een partij gebeuren bij een verzoekschrift waarin het doel en de aard worden gespecificeerd van het deskundigenonderzoek dat wordt gevraagd. § 3. De Geschillenkamer legt de inhoud en de uitvoeringstermijn van het deskundigenonderzoek vast. § 4. De deskundige voert zijn opdracht uit met inachtneming van het recht op tegenspraak en maakt zijn verslag over aan de Geschillenkamer en aan de partijen binnen de hem opgelegde termijn.
De partijen beschikken over tien dagen vanaf het neerleggen van het deskundigenverslag om de Geschillenkamer in kennis te stellen van hun opmerkingen. § 5. Het voorschot voor honoraria en kosten van het deskundigenonderzoek worden in gelijke delen verdeeld tussen de partijen, behoudens een andersluidende en uitdrukkelijk met redenen omklede beslissing van de Geschillenkamer.
Onderafdeling IV. - Verschijning van de partijen
Art. 16.De partijen worden uitgenodigd voor de Geschillenkamer te verschijnen binnen een termijn van maximum vijftien dagen vanaf de ontvangst van de laatste memories of, in geval van deskundigenonderzoek, de opmerkingen van de partijen.
De partijen verschijnen in persoon of laten zich vertegenwoordigen en kunnen zich laten bijstaan door deskundigen.
De zittingen van de Geschillenkamer zijn niet openbaar.
Onderafdeling V. - Beslissing van de Geschillenkamer
Art. 17.Binnen twintig dagen vanaf het sluiten van de debatten, en ten laatste binnen de twee maanden nadat ze gevat werd, doet de Geschillenkamer uitspraak, behoudens gemotiveerde verlenging.
De beslissing van de Geschillenkamer wordt genomen bij meerderheid van de leden.
De beslissing wordt gedateerd, ondertekend en betekend binnen de vijf dagen nadat ze is genomen.
Art. 18.De Geschillenkamer kan over het geschil uitspraak doen en haar beslissing wordt geacht op tegenspraak te zijn gewezen ten aanzien van de tegenpartij die haar memorie van antwoord niet heeft ingediend binnen de vastgelegde termijnen alsook wanneer één van de partijen, hoewel ze op regelmatige wijze werd opgeroepen, niet op de zitting is opgedaagd.
Art. 19.Het Secretariaat stelt jaarlijks aan de Minister een verslag op van het overzicht van de activiteiten van de Geschillenkamer. Afdeling III. - Voorlopige maatregelen
Art. 20.Zelfs bij gebreke aan een voorafgaande bemiddeling en zonder afbreuk te doen aan de onderzoeksmaatregelen en de beslissing die daarna worden genomen in toepassing van Afdeling II, kunnen door de Geschillenkamer voorlopige maatregelen worden genomen in geval van hoogdringendheid.
Art. 21.§ 1. Elk verzoek tot voorlopige maatregelen wordt aan het Secretariaat gericht per aangetekende brief.
De verzoekende partij geeft een uiteenzetting van de aard of het voorwerp van de gevraagde maatregelen alsook de feitelijke redenen of redenen naar recht die aan het verzoek ten grondslag liggen.
Zij moet bovendien de hoogdringendheid aantonen, alsook het moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat zij dreigt op te lopen bij gebrek aan dergelijke maatregelen. § 2. Het Secretariaat maakt de zaak aanhangig bij de Geschillenkamer zodra het het verzoek heeft ontvangen en stuurt een kopie ervan naar de tegenpartij per aangetekende brief. § 3. De Geschillenkamer verzoekt de partijen te verschijnen, hoort hen in hun middelen en in hun verweer en doet een uitspraak over het verzoek, binnen termijnen die verenigbaar zijn met de hoogdringendheid van de gevraagde maatregelen. HOOFDSTUK IV. - Onafhankelijkheid, onpartijdigheid, vertrouwelijkheid Afdeling I. - Onafhankelijkheid
Art. 22.Binnen de grenzen van hun bevoegdheden krijgen de personen die handelen in de hoedanigheid van bemiddelaar alsook zij die zetelen in de Geschillenkamer, geen instructies van welke instantie dan ook. Afdeling II. - Onpartijdigheid
Art. 23.De leden van de Geschillenkamer kunnen worden gewraakt voor de motieven opgesomd in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek.
Elk lid brengt de voorzitter op de hoogte van de belangen die hij heeft of die hij zou hebben verworven en van de functies die hij bekleedt in het raam van een economische activiteit die verwant is met de energiesector.
Elk lid dat zich gewraakt wordt, dient zich van de zaak te onthouden.
Art. 24.§ 1. Diegene die wil wraken, moet zijn verzoek tot wraking, per behoorlijk met redenen omklede aangetekende brief, zo spoedig mogelijk en ten laatste vóór de datum die werd vastgelegd voor het verschijnen van de partijen, aan het Secretariaat richten behalve als de redenen van de wraking later zouden hebben plaatsgehad.
De procedure voor het onderzoek van het geschil ten gronde wordt opgeschort vanaf de dag van de ontvangst van het verzoek bedoeld in het eerste lid. § 2. Het Secretariaat bezorgt het verzoek tot wraking onverwijld aan de voorzitter van de Geschillenkamer, alsook aan de andere partij van het geschil en aan het lid waarop het verzoek betrekking heeft.
Deze laatste brengt de voorzitter, binnen de twee dagen, op de hoogte ofwel van zijn aanvaarding, ofwel van zijn met redenen omklede weigering om zich terug te trekken. § 3. Er wordt een uitspraak gedaan over het verzoek tot wraking binnen een termijn van drie dagen vanaf de aanvaarding, de weigering of, bij gebrek aan antwoord, het verstrijken van de termijn als bedoeld in de vorige paragraaf.
De zetel is samengesteld uit alle gewone en plaatsvervangende leden met uitzondering van het lid waarvan de wraking wordt gevraagd. § 4. De beslissing wordt genomen bij meerderheid van stemmen en in laatste aanleg.
Ze wordt onverwijld betekend aan het betrokken lid en aan de partijen. Afdeling III. - Vertrouwelijkheid
Art. 25.De bemiddelaars, de leden van de Geschillenkamer alsook het personeel van het Secretariaat die hen bijstaan mogen de vertrouwelijke en commercieel gevoelige informatie die ze krijgen in het raam van hun functies niet onthullen aan derden behalve in de gevallen uitdrukkelijk toegelaten door artikel 458 van het Strafwetboek, de elektriciteits- of gasordonnantie. HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen en slotbepalingen
Art. 26.Als tegenprestatie ontvangen de personen die optreden als bemiddelaar alsook de leden van de zetel van de Geschillenkamer die bevoegd zijn om een uitspraak te doen over een geschil, vergoedingen die gedragen worden door de Energiebegroting van het Gewest.
Het bedrag en de berekeningswijze van de vergoedingen alsook van de gemaakte kosten worden door de Minister vastgelegd.
Art. 27.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 28.De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 27 mei 2004.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, J. SIMONET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS