gepubliceerd op 26 november 2002
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot eerste wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
26 SEPTEMBER 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot eerste wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brussels instellingen, inzonderheid op artikel 40, § 1;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op het besluit van de Regent van 3 mei 1948 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder, in de door het statuut vastgelegde zin, tot rijksambtenaar kunnen benoemd worden de leden en de gewezen leden van het personeel der kolonie, de leden van de rechterlijke macht, van de Raad van State en van het Rekenhof, de militairen en het administratief personeel van de griffies, de parketten, van de Raad van State en van het Rekenhof, opnieuw gepubliceerd als bijlage III van het koninklijk besluit van 16 maart 1964 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1969, 17 september 1969 en 18 juni 1976;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1954 waarbij de rijksambtenaren die gemachtigd werden een openbaar ambt uit te oefenen in sommige Afrikaanse gebieden toen deze onder het gezag van België stonden, geheel of gedeeltelijk van sommige loopbaanexamens worden vrijgesteld, opnieuw gepubliceerd als bijlage V van het koninklijk besluit van 16 maart 1964 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 december 1970;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 december 1970, 4 december 1990 en 4 maart 1993, de wet van 22 juli 1993, de koninklijke besluiten van 17 maart 1995 en 10 april 1995, met uitzondering van artikelen 1 tot 4;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 oktober 2000 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op volgende formaliteiten waaraan voormeld besluit voorafgaandelijk werd onderworpen : - het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 februari 2000; - de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 15 maart 2000; - de akkoordbevinding van de Federale Minister van Pensioenen van 7 juni 2000; - het protocol nr. 2000/12 van sector XV van 19 mei 2000; - het besluit van de Regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand; - het advies L.30.329/2/V van de Raad van State, gegeven op 26 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat het bovenvermeld besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 oktober 2000 behalve de handtekening van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, de handtekening van de Staatssecretaris belast met Ambtenarenzaken draagt, terwijl volgens de jurisprudentie van de Raad van State het besluit enkel door de leden van de Regering kon worden voorgedragen en getekend en niet door een Staatssecretaris zoals in casu;
Overwegende dat, dientengevolge, voormeld besluit het risico loopt een vormfout te bevatten en het dient te worden ingetrokken gezien het risico tot nietigverklaring van alle feitelijke en rechtsbepalingen genomen op basis ervan;
Overwegende, voorts, dat het noodzakelijk is voormeld besluit te herstellen en de bepalingen die het bevat opnieuw uit te vaardigen met uitwerking vanaf de dag van de aanvankelijke inwerkingtreding ervan;
Overwegende dat de bepalingen bedoeld in voormeld besluit inderdaad betrekking hebben op de volgende aangelegenheden : de personeelsformatie, de commissie van beroep inzake openbaar ambt, de hoge raad van het openbaar ambt, de stage, de bevordering, het mandaat, het vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau, de disponibiliteit, de werktijdregeling, het stageverlof, het verlof wegens opdracht, het ziekteverlof, de tuchtregeling, de weddeberekening, de toelagen en vergoedingen, de administratieve en geldelijke anciënniteiten evenals de omzettings- en overgangsbepalingen;
Overwegende dat de meeste van de bepalingen vervat in voormeld besluit een rechtstreekse weerslag hebben op de administratieve en geldelijke toestand van de ambtenaren;
Overwegende dat de werkomstandigheden en de bezoldigingsregeling die de ambtenaren genieten naar aanleiding van de invoering van de bepalingen vervat in voormeld besluit moeten worden heringevoerd op gevaar af afbreuk te doen aan hun rechten;
Overwegende dat het opnieuw uitvaardigen met terugwerkende kracht van de ingetrokken bepalingen er aldus toe strekt de continuïteit, de doeltreffendheid en de goede werking van de diensten gepresteerd door de ambtenaren van het ministerie veilig te stellen;
Overwegende dat, zodoende, de vereisten betreffende de rechtszekerheid en de individuele rechten voortvloeiend uit de toepassing van het nieuwe statuut van het Ministerie zullen worden geëerbiedigd;
Gelet op de beslissing van de Regering tot verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van ten hoogste één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State 33.939/2/V gegeven op 28 augustus 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Minister van Openbaar Ambt;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 8, tweede lid, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt vervangen als volgt : « Zij verdeelt, op voorstel van de directieraad, de betrekkingen van eerste attaché van rang A 2 in kaderbetrekkingen, expertbetrekkingen en expertbetrekkingen van hoog niveau. »
Art. 2.Artikel 9, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Aan iedere functiebeschrijving worden de kwalificaties toegevoegd.
Er dient onder kwalificaties te worden verstaan het geheel van kennis en vaardigheden die vereist zijn om de functie uit te oefenen. » .
Art. 3.In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de woorden ", disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst" ingevoegd tussen de woorden "verloven" en "en verklaringen".
Art. 4.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De minister bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter of de plaatsvervangende voorzitter van de commissie bedoeld in artikel 18. »
Art. 5.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° het derde lid wordt vervangen als volgt : « De Regering wijst op voordracht van de minister de voorzitter en vier effectieve leden aan, alsook vier plaatsvervangende leden gekozen uit hoogleraren aan een universiteit of hoogleraren van het hoger onderwijs van het lange type gespecialiseerd in overheidsmanagement dan wel personen die hun bekwaamheid inzake beheer bewezen hebben. Wanneer één van de leden afwezig of verhinderd is, wijst de voorzitter het plaatsvervangend lid aan dat hem zal vervangen. Wanneer de voorzitter afwezig is, komt het voorzitterschap toe aan het oudste effectieve lid. »; 2° tussen het derde en het vierde lid worden de volgende leden ingevoegd : « De minister wijst een secretaris en een plaatsvervangende secretaris aan om de Hoge Raad bij te staan. « De minister bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de Hoge Raad. »; 3° het artikel word aangevuld met een nieuw lid, luidende : « De Hoge Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de Regering voor.»
Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 24bis ingevoegd, luidende : « Art. 24bis . Leden van de Hoge Raad die in welke hoedanigheid ook bij het door de Raad onderzochte dossier betrokken zijn, onthouden zich van zitting.
De leden van de Hoge Raad zijn gebonden tot geheimhouding omtrent de beraadslagingen en besluiten alsmede aangaande elke inlichting waarvan zij kennis zouden hebben gekregen bij het uitvoeren van hun opdracht. »
Art. 7.Artikel 3, derde lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 7° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont; 8° het verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet;9° het verlof om een politiek mandaat uit te oefenen.»
Art. 8.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De minister stelt de ambten en graden vast waarvoor er een bepaalde medische geschiktheid vereist is en geeft de gevergde geschiktheid nauwkeurig aan. § 2. In de gevallen waarin een onderzoek naar de lichamelijke geschiktheid is voorgeschreven volgens het koninklijk besluit van 13 mei 1999 tot regeling van het medisch toezicht op het personeel van sommige overheidsdiensten, kan de geslaagde slechts tot benoeming worden toegelaten wanneer hij zich voor het onderzoek heeft aangemeld : de bedoeling daarvan is te bepalen of de betrokkene geschikt is om het ambt uit te oefenen waarvoor hij zich kandidaat gesteld heeft.
Indien hij niet aan de geschiktheidsvoorwaarden voldoet, wordt hij ontslagen. Ten laatste op de datum van dit ontslag wordt met de betrokkene een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur afgesloten.
Deze duur is gelijk aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Wanneer hij op de datum waarop deze overeenkomst begint te lopen arbeidsongeschikt is of wanneer hij dat wordt tijdens de uitvoering ervan, wordt hem in het eerste geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede geval gedurende de periode nodig om de wachttijd te dekken voor de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen. »
Art. 9.Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Kandidaten voor een betrekking van niveau A of B worden tot de stage toegelaten door de Regering, kandidaten voor een betrekking van niveau C, D of E door de minister of zijn gemachtigde. »
Art. 10.In artikel 34 van hetzelfde besluit, worden de woorden "buiten zijn jaarlijkse vakantie" vervangen door "buiten de verloven bedoeld in artikel 31, derde lid, 1° tot 3° en 7°."
Art. 11.Artikel 35 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De secretaris-generaal of de adjunct-secretaris-generaal stelt de stagiair voorlopig aan voor een met zijn kwalificatie overeenstemmende vacante betrekking bij het bestuur waar laatstgenoemde zijn stage zal volbrengen.»; 2° in het tweede lid, 1°, worden de woorden ", met instemming van de directieraad" opgeheven;3° in het tweede lid, 2°, worden de woorden ", na gunstig advies van de dienst belast met de vorming en met instemming van de directieraad" opgeheven.
Art. 12.In artikel 47 van hetzelfde besluit worden de woorden "mutatis mutandis" opgeheven.
Art. 13.In artikel 48 van hetzelfde besluit worden de woorden "al naargelang van de taalrol van de stagiair" opgeheven.
Art. 14.Artikel 59 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 59.§ 1. De vacante betrekkingen worden per dienstnota ter kennis gebracht van de kandidaten van het ministerie die de benoemingsvoorwaarden kunnen vervullen.
De betrokkenen brengen hun visum aan op de dienstnota. Indien de betrokken ambtenaar tijdelijk van de dienst afwezig is, om welke reden ook, wordt de dienstnota per aangetekend schrijven naar zijn woonplaats gezonden.
De vacante betrekkingen bedoeld in artikel 64 van hetzelfde besluit worden ter kennis gebracht van de ambtenaren die niet tot het ministerie behoren door middel van een oproep tot kandidaten in het Belgisch Staatsblad . § 2. Worden enkel in aanmerking genomen, de kandidaturen van de ambtenaren van het ministerie die per aangetekend schrijven gericht zijn aan de voorzitter van de directieraad, binnen een termijn van vijftien werkdagen. Deze termijn gaat in ofwel de dag waarop de ambtenaar zijn visum aangebracht heeft op de dienstnota, ofwel de dag waarop het aangetekend schrijven met de dienstnota door de post werd aangeboden op de woonplaats van de ambtenaar.
Voor de ambtenaren die niet tot het ministerie behoren, begint de termijn bedoeld in het eerste lid te lopen daags na de publicatie van de oproep in het Belgisch Staatsblad . § 3. Elke kandidatuur voor een bevorderingsbetrekking dient een uiteenzetting te bevatten over de elementen die de kandidatuur staven. § 4. Het staat de ambtenaren vrij om voorafgaandelijk te dingen naar elke betrekking die eventueel vacant zou worden verklaard tijdens hun afwezigheid. De geldigheid van een dergelijke kandidatuur is beperkt tot twee maanden. Zij behoort met een aangetekend schrijven ingediend te worden bij de voorzitter van de directieraad. »
Art. 15.Artikel 63 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 63.De betrekkingen van directeur in rang A 3 staan open voor de titularissen van de graden van attaché in rang A 1 en van eerste attaché in rang A 2 die ten minste negen jaar niveau-anciënniteit hebben.
De betrekkingen van ingenieur-directeur in rang A 3 staan open voor de titularissen van de graden van ingenieur in rang A 1 en van eerste ingenieur in rang A 2 die ten minste negen jaar niveau-anciënniteit hebben. »
Art. 16.Artikel 64 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 64.De Regering kan een vacante betrekking van rang A 3 bij het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest openstellen voor ambtenaren van een ministerie, van een instelling van openbaar nut of van een autonoom overheidsbedrijf waarvan het personeel wordt aangeworven via het Vast Wervingssecretariaat, van het Rijk, van een Gemeenschap of van een Gewest, die aan dezelfde bevorderingsvoorwaarden voldoen als degene welke voor de ambtenaren van het ministerie gelden. »
Art. 17.Artikel 68, tweede lid van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 18.Artikel 69 wordt vervangen als volgt : «
Art. 69.Van het voorstel wordt kennis gegeven per dienstnota aan de ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld voor de te verlenen betrekking.
De betrokkenen brengen hun visum aan op de dienstnota. Indien de betrokken ambtenaar tijdelijk niet op de dienst is, om welke reden ook, wordt de dienstnota bij aangetekend schrijven naar zijn woonplaats verzonden.
De ambtenaar die zich benadeeld acht, kan binnen tien werkdagen bezwaar indienen bij de voorzitter van de directieraad. Deze termijn gaat in ofwel de dag waarop de ambtenaar zijn visum heeft aangebracht op de dienstnota, ofwel de dag waarop het aangetekend schrijven door de post werd aangeboden op de woonplaats van de ambtenaar.
De ambtenaar wordt op zijn verzoek door de directieraad gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. »
Art. 19.Artikel 75 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 75.Van het voorstel wordt kennis gegeven per dienstnota aan de ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld voor de te verlenen betrekking.
De betrokkenen brengen hun visum aan op de dienstnota. Indien de betrokken ambtenaar tijdelijk niet op de dienst is, om welke reden ook, wordt de dienstnota bij aangetekend schrijven naar zijn woonplaats verzonden.
De ambtenaar die zich benadeeld acht, kan binnen tien werkdagen bezwaar indienen bij de voorzitter van de directieraad. Deze termijn gaat in ofwel de dag waarop de ambtenaar zijn visum heeft aangebracht op de dienstnota, ofwel de dag waarop het aangetekend schrijven door de post werd aangeboden op de woonplaats van de ambtenaar.
De ambtenaar wordt op zijn verzoek door de directieraad gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. »
Art. 20.Artikel 81, derde lid, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 21.In artikel 84, tweede lid, worden de woorden "of schorsing in het belang van de dienst" ingevoegd tussen de woorden "zwangerschapsverlof" en "kan de Regering".
Art. 22.In artikel 86, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden ", in geval van schorsing in het belang van de dienst gedurende meer dan zes maanden, in geval van afwezigheid wegens langdurige ziekte van meer dan zes maanden of in geval van terugzetting in graad" ingevoegd tussen de woorden « vastgestelde duur » en de woorden « of door het vrijwillig ontslag van de mandaathouder. »
Art. 23.In artikel 88 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede, vierde en vijfde lid worden opgeheven;2° het vroegere derde lid dat het tweede lid is geworden, wordt vervangen als volgt : « Iedere kandidaat stelt een beheersplan op waarin rekening gehouden wordt met de doeleinden bedoeld in artikel 83, eerste lid.»
Art. 24.In hetzelfde besluit wordt een artikel 88bis ingevoegd, luidende : « Art. 88bis . § 1. De vacante betrekkingen worden ter kennis van de ambtenaren gebracht via een oproep tot de kandidaten in het Belgisch Staatsblad .
In de oproep tot de kandidaten wordt voor elke vacant verklaarde betrekking het volgende vermeld : de termijn bedoeld in § 2 van dit artikel waarbinnen de kandidatuur ingediend moet worden bij de voorzitter van de directieraad; de gegevens die de kandidatuur dient te bevatten bedoeld in § 3 van dit artikel; de adresgegevens van de personeelsdienst waar een functiebeschrijving van de te begeven betrekking en de omschrijving van de doeleinden bedoeld in artikel 83, eerste lid, bekomen kunnen worden. § 2. Worden enkel in aanmerking genomen de kandidaturen van de ambtenaren die per aangetekend schrijven gericht zijn aan de voorzitter van de directieraad, binnen een termijn van twintig werkdagen. Deze termijn gaat in de dag volgend op de bekendmaking van de oproep in het Belgisch Staatsblad . § 3. Elke kandidatuur bevat : een uiteenzetting van de aanspraken en ervaring die de kandidaat laat gelden om voor de betrekking te kandideren; het beheersplan bedoeld in artikel 88, tweede lid.
De betrokkene dient een kandidatuur in te dienen voor elke betrekking waarvoor hij zich kandidaat stelt. § 4. Het staat de ambtenaren vrij om voorafgaandelijk naar elke betrekking te dingen die eventueel vacant zou worden verklaard tijdens hun afwezigheid. De geldigheid van een dergelijke kandidatuur is beperkt tot twee maanden. Zij behoort met een aangetekend schrijven ingediend te worden bij de voorzitter van de directieraad. »
Art. 25.In hetzelfde besluit wordt een artikel 88ter ingevoegd, luidende : « Art. 88ter . § 1. Het verzoek om advies bedoeld in artikel 88quater, eerste lid, van dit besluit wordt door de voorzitter van de directieraad bij de Hoge Raad ingediend. § 2. In het verzoek om advies dient de termijn vermeld te worden waarbinnen de Hoge Raad zich dient uit te spreken.
Deze termijn mag niet minder bedragen dan twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek door de voorzitter van de Hoge Raad. § 3. Het verzoek om advies bevat : 1° de kandidatuur bedoeld in artikel 88bis, § 3;2° de doelstellingen bedoeld in artikel 83, eerste lid;3° de functiebeschrijving van de te begeven betrekking;4° het evaluatiedossier van de betrokkene.»
Art. 26.In hetzelfde besluit wordt een artikel 88quater ingevoegd, luidende : « Art. 88quater . De Hoge Raad geeft advies over de visie die de kandidaat ontwikkelt op de uitoefening van het mandaat, evenals over zijn managementbekwaamheden. Hij geeft dit advies onder de vorm van een beschrijvende beoordeling.
Hij kan de kandidaten uitnodigen voor een gesprek. »
Art. 27.In artikel 89 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° de aanspraken en ervaring die de sollicitant doet gelden op de bij mandaat te begeven betrekking alsmede het beheersplan bedoeld in artikel 88, tweede lid »;2° in de derde lid worden de woorden "en ervaring" ingevoegd tussen de woorden "aanspraken" en "laat gelden".
Art. 28.Artikel 90, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door twee nieuwe leden, luidende : « Ambtenaren die naar de toe te wijzen betrekking hebben gesolliciteerd, worden per dienstnota in kennis gesteld van het voorstel.
De betrokkenen brengen hun visum aan op de dienstnota. De dienstnota wordt bij aangetekend schrijven naar de woonplaats van de ambtenaar gezonden wanneer deze, om welke reden ook, tijdelijk niet op de dienst is of wanneer hij geen ambtenaar van het ministerie is. »
Art. 29.Artikel 91 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 91.De ambtenaar die zich benadeeld acht kan binnen tien werkdagen bezwaar indienen bij de voorzitter van de directieraad. De termijn van tien werkdagen gaat in ofwel de dag waarop de ambtenaar zijn visum aangebracht heeft op de dienstnota, ofwel de dag waarop het aangetekend schrijven met de dienstnota door de post werd aangeboden op de woonplaats van de ambtenaar.
Hij wordt op zijn verzoek door de directieraad gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. »
Art. 30.In hetzelfde besluit wordt een artikel 95bis ingevoegd, luidende : « Art. 95bis . § 1. Om deel te nemen aan een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau dient een ambtenaar zich in een administratieve stand te bevinden waarbij hij op de bevordering aanspraak kan maken en de evaluatievermelding "voldoende" te hebben gekregen. § 2. Om deel te nemen aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau A behoort een ambtenaar van niveau B of C bovendien in een van beide of in beide niveaus ten minste 3 jaar niveau-anciënniteit te hebben.
Om deel te nemen aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau B, C en D dient een ambtenaar in het niveau dat voorafgaat aan datgene waartoe de te verlenen graad behoort bovendien een niveauanciënniteit van ten minste 3 jaar te hebben. § 3. De gestelde deelnemingsvoorwaarden bedoeld in §§ 1 en 2 van dit artikel dienen vervuld te zijn op de datum waarop de inschrijvingen worden afgesloten. »
Art. 31.Artikel 99 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in het derde lid worden de woorden "ten minste 50 % voor iedere proef en" ingevoegd tussen de woorden "kandidaten" en "ten minste 60 % der punten";2° in het vierde lid wordt de tweede zin door de volgende zin vervangen : « Een brevet dat behaald werd met ten minste 50 tot 60 % geldt zes jaar.»
Art. 32.In artikel 126 van hetzelfde besluit vervalt de zin "Hij kan het gedurende tien werkdagen inzien. »
Art. 33.In het artikel 152, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden ", op toekenning van een mandaat" ingevoegd tussen de woorden "bevordering" en "of op een hogere weddenschaal".
Art. 34.Artikel 155 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « wanneer hij een bepaald ambt niet kan uitoefenen en hij niet onmiddellijk in een beter geschikte betrekking wederom tewerkgesteld kan worden.»; 2° het tweede en het derde lid worden opgeheven;3° het vroegere vierde lid dat het tweede lid is geworden, wordt vervangen als volgt : « Op voorstel van de directieraad neemt de benoemende overheid een beslissing omtrent de indisponibiliteitstelling.De betrokkene wordt vooraf door de directieraad gehoord en kan worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze. »
Art. 35.Artikel 157 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 157.§ 1. Onverminderd artikel 217quater is de ambtenaar die wegens ziekte afwezig is na het maximum aantal verlofdagen hem toegekend bij artikel 216, van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte.
Hij behoudt zijn recht op bevordering en op bevordering in zijn weddenschaal.
Artikel 218 is van toepassing op de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte. § 2. De ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is, ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.
Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan : 1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de socialezekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;2° het pensioen dat hij zou verkregen hebben indien hij, op de datum van zijn indisponibiliteitstelling, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid was toegelaten. § 3. De ambtenaar heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de kwaal waarvan hij lijdt door de sociaal-medische rijksdienst als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. Dit recht heeft slechts uitwerking nadat de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte werd gesteld voor een ononderbroken periode van ten minste drie maanden.
Dit recht heeft een herziening van de toestand van de ambtenaar tot gevolg met geldelijke uitwerking op de dag waarop zijn disponibiliteit wegens ziekte een aanvang heeft genomen. § 4. De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking bedoeld in artikelen 164 tot 168, noch aan de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek zoals bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.
Voor de toepassing van § 2 van dit artikel, is de laatste activiteitswedde deze welke voor de verminderde prestaties verschuldigd was. »
Art. 36.In het tweede lid van artikel 180 van hetzelfde besluit worden de woorden ", waarvan de maximumduur op één maand wordt bepaald" opgeheven.
Art. 37.In het opschrift van de afdeling 2 van hoofdstuk V van titel VII van boek I van hetzelfde besluit wordt het woord "andere" opgeheven.
Art. 38.In artikel 205, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "andere" opgeheven.
Art. 39.Artikel 207, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld, luidende : « 4° die uitgeoefend wordt in het kader van een beschikking genomen door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 26 juli 1988 tot vaststelling van de regeling die geldt voor nationale deskundigen die bij de diensten van de commissie gedetacheerd zijn, alsmede in het kader van de programma's van de Europese Unie. »
Art. 40.Artikel 210, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld, luidende : « Het kan eveneens worden bezoldigd met instemming van de Regering wanneer de opdracht in het kader van de programma's van de Europese Unie wordt toegewezen. »
Art. 41.Artikel 216 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste en het tweede lid worden vervangen als volgt : « Tijdens zijn volledige loopbaan heeft de ambtenaar, die wegens ziekte verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, recht op ziekteverlof tot maximum eenentwintig werkdagen per twaalf maanden dienstanciënniteit.Als hij nog geen 36 maanden in dienst is, wordt zijn wedde hem niettemin gedurende 63 werkdagen gewaarborgd. »; 2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « In aanmerking komen ook alle daadwerkelijke prestaties die de ambtenaar in welke hoedanigheid ook verricht heeft, als titularis van ambten met volledige prestaties in een andere overheidsdienst of een onderwijsinstelling, een dienst voor beroepskeuze, een psycho-medisch-sociaal centrum of een medisch-pedagogisch instituut voorzover zij werden opgericht, erkend of gesubsidieerd door de Staat, een Gewest of een Gemeenschap.»
Art. 42.Artikel 217 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid worden de woorden "lid 2," opgeheven;2° het eerste lid, 5°, wordt vervangen, luidende : « 5° het verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan.»; 3° in het artikel worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende : « Indien het aldus berekende aantal dagen ziekteverlof geen geheel getal vormt, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid. Enkel de werkdagen begrepen in de periode van afwezigheid wegens ziekte worden aangerekend. »
Art. 43.In hetzelfde besluit wordt een artikel 217bis ingevoegd, luidende : « Art. 217bis . § 1. Verlof wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking zoals bedoeld in de artikelen 164 tot 168, noch aan de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van de vierdagenweek bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.
De ambtenaar blijft de voor zijn verminderde prestaties verschuldigde wedde ontvangen. § 2. Wanneer de ambtenaar deeltijdse prestaties verricht, worden de afwezigheden wegens ziekte aangerekend op het aantal verlofdagen waarop hij krachtens artikel 216 recht heeft, naar rata van de te verrichten prestaties.
Als het totale aantal aldus verrekende dagen per twaalf maanden dienstanciënniteit geen geheel getal is, worden de gedeelten van een dag niet meegeteld.
Voor de ambtenaar die deeltijdse prestaties verricht, worden als dagen ziekteverlof de dagen afwezigheid aangerekend tijdens welke de ambtenaar prestaties diende te verrichten. »
Art. 44.In hetzelfde besluit wordt een artikel 217ter ingevoegd, luidende : « Art. 217ter . Het verlof wegens ziekte wordt tijdelijk onderbroken tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang. De dagen verlof om dwingende redenen die samenvallen met een ziekteverlof worden niet als ziekteverlofdagen beschouwd. »
Art. 45.In hetzelfde besluit wordt een artikel 217quater ingevoegd, luidende : « Art 217quater. § 1. In afwijking van artikel 216, wordt het verlof wegens ziekte zonder tijdsbeperking toegestaan, naar aanleiding van : 1° een arbeidsongeval;2° een ongeval op de weg van en naar het werk;3° een beroepsziekte. Bovendien komen de verlofdagen toegestaan naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte, niet in aanmerking voor het bepalen van het aantal verlofdagen die de ambtenaar overeenkomstig artikel 216 nog kan krijgen, zelfs niet na de datum van consolidatie. § 2. De ambtenaren die door een beroepsziekte bedreigd worden en die, onder de door de minister vastgestelde voorwaarden, daardoor tijdelijk ophouden hun ambt uit te oefenen, worden ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. »
Art. 46.Artikel 218 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Art 218. De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een ongeval veroorzaakt door de schuld van een derde dat geen ongeval is als bedoeld in artikel 217quater , worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen die de ambtenaar nog krachtens artikel 216 kan krijgen ten belope van het percentage aansprakelijkheid dat aan de derde is toegewezen en dat als grondslag dient voor de wettelijke indeplaatsstelling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. »
Art. 47.Artikel 220 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 48.Artikel 221, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met de beslissing van de controlerend geneesheer, neemt deze laatste binnen 24 uur contact met de behandelende geneesheer. Als de beide geneesheren het oneens zijn, wijzen zij onmiddellijk in gemeen overleg een arbitrerend geneesheer aan. De beslissing van de arbitrerend geneesheer is definitief. »
Art. 49.Artikel 223 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « ... voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 222. »
Art. 50.In artikel 225 van hetzelfde besluit wordt het volgende lid tussen het eerste en de tweede lid ingevoegd : « De ambtenaar wordt onderworpen aan de arbitrageprocedure bedoeld in artikel 221, eerste lid. »
Art. 51.In het artikel 250 van hetzelfde besluit worden de woorden "en in geval van disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit" ingevoegd tussen de woorden "Behalve inzake ziekteverlof" en "kan de ambtenaar".
Art. 52.In artikel 266, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "Hij kan een studieverlof aanvragen" door de woorden "Op zijn verzoek krijgt hij een studieverlof" vervangen.
Art. 53.Artikel 276 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De in het eerste lid van dit artikel bedoelde ambtenaren brengen binnen een termijn van een maand het voorstel van straf ter kennis van de overheid die de straf uitspreekt. Die termijn gaat in op de dag die volgt op die waarop het voorstel van straf ter kennis van de ambtenaar is gebracht. »
Art. 54.Artikel 282 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 282.De overheid spreekt de straf uit binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving per aangetekend schrijven van het voorstel van straf.
Deze termijn gaat in de dag die volgt op de dag van de verzending van het aangetekend schrijven.
De overheid brengt haar beslissing binnen tien werkdagen na het uitspreken van de straf ter kennis van de ambtenaar over wie er een straf is uitgesproken. »
Art. 55.Artikel 293 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « In dat geval brengt de voorzitter de afvoering van de zaak ter kennis van de ambtenaar. De hem, vóór het beroep, in eerste aanleg door de bevoegde overheid opgelegde straf wordt uitvoerbaar vanaf de datum waarop de betrokken raad van beroep de zaak heeft afgevoerd. »
Art. 56.In artikel 296 van hetzelfde besluit worden de woorden « de maand » vervangen door de woorden « de twee maanden »
Art. 57.Artikel 299, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° de eerste zin wordt aangevuld met de woorden « bedoeld in artikel 301, eerste lid.»; 2° in de laatste zin worden de woorden "bedoeld in artikel 301" weggelaten.
Art. 58.In het artikel 300 van hetzelfde besluit worden de woorden "De Regering" vervangen door de woorden "De minister".
Art. 59.Artikel 301 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid, 2°, worden de woorden "hij spreekt zich uit over de terechtwijzing ten overstaan van de ambtenaren-generaal;" opgeheven; 2° het eerste lid wordt aangevuld met een onderdeel 4°, luidende : « 4° De Regering spreekt zich uit over alle straffen voor de ambtenaren-generaal.»
Art. 60.Artikel 302, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De in artikel 301, eerste lid, bedoelde overheid spreekt zich binnen twee maanden na de ontvangst van het door de raad van beroep uitgebrachte advies uit. »
Art. 61.Artikel 306, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « in een mate die geen aanleiding mag geven tot een inhouding van wedde die hoger ligt dan die welke is genoemd in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. »
Art. 62.In hetzelfde besluit wordt een artikel 308bis ingevoegd, luidende : « Art. 308bis . De krachtens artikel 285 opgerichte raden van beroep nemen kennis van het beroep inzake de schorsing in het belang van de dienst en inzake de maatregelen waarin artikel 306, tweede lid, voorziet.
De beroepsprocedure is die welke geldt voor beroepen aangaande tuchtzaken.
Indien het door de betrokken raad van beroep uitgebrachte advies anders luidt dan de door de bevoegde overheid in eerste aanleg getroffen beslissing : 1° spreekt de minister zich uit over de te treffen maatregel voor de ambtenaren behalve de ambtenaren-generaal;2° spreekt de Regering zich uit over de te treffen maatregel voor de ambtenaren-generaal. Indien het door de betrokken raad van beroep uitgebrachte advies in overeenstemming is met de door de bevoegde overheid in eerste aanleg getroffen beslissing, bevestigt de bevoegde overheid bedoeld in het derde lid de maatregel. »
Art. 63.De artikelen 332 en 333 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt : «
Art. 332.Wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is, wordt de wedde voor volledige prestaties vermenigvuldigd met de volgende breuk : het percentage van de prestaties x het aantal gepresteerde werkdagen het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkschema Het aantal gepresteerde of te presteren werkdagen is gelijk aan het aantal gepresteerde of te presteren uren gedeeld door 7,6.
Wordt verstaan onder : a) "werkdag" : elke dag, feestdagen inbegrepen, uitgezonderd zaterdagen en zondagen;b) "gepresteerde werkdag" : elke dag waarvoor een bezoldiging verschuldigd is;c) "werkschema" : het aantal te presteren werkdagen in een maand.»
Art. 64.Artikel 339 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° een nieuw tweede lid wordt ingevoegd, luidende : « De in het eerste lid bedoelde bezoldiging omvat de haard- of standplaatstoelage.»; 2° een nieuw lid wordt ingevoegd, luidende : « De toelage wordt gekoppeld aan de schommelingen van spilindex 138,01.»
Art. 65.Artikel 346 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 346.De minister of zijn gemachtigde beslist, op advies van de Inspecteur van financiën, of het opportuun is dat er bezoldigde overuren worden gepresteerd. »
Art. 66.Een nieuwe hoofdstuk VII wordt in de titel II van het boek II ingevoegd, luidende "Toelagen voor opleiders".
Art. 67.Een artikel 358bis wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidende : « Art. 358bis . Aan ambtenaren die opleiding verstrekken wordt een opleidingstoelage verleend waarvan het bedrag en de wijze van toekenning door de minister worden bepaald. »
Art. 68.In artikel 364 worden de woorden "De functioneel bevoegde minister" vervangen door de woorden "De minister".
Art. 69.In de nederlandse tekst wordt het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk II van titel III van boek II van hetzelfde besluit door de volgende titel vervangen : « Afdeling 3. Het gebruik van het eigen voertuig. »
Art. 70.In artikel 369, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "door elke functioneel bevoegde minister" vervangen door de woorden "de minister".
Art. 71.In hetzelfde besluit wordt een artikel 372bis ingevoegd, luidende : « Art. 372bis . Een ambtenaar die van de fiets gebruik maakt voor de behoeften van de dienst op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of daarbuiten kan aanspraak maken op een vergoeding volgens de in de artikelen 383 en 384 bepaalde regeling. »
Art. 72.In het eerste lid van artikel 383 van hetzelfde besluit wordt de zin « Dit bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van de spilindex 138,01. » opgeheven.
Art. 73.Artikel 395 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 395.Onder "volledige prestaties", moet worden verstaan prestaties waarmee een zodanige werktijd gemoeid is dat de normale beroepsactiviteit volledig in die prestaties opgaat. »
Art. 74.Artikel 398 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° in een ministerie of een instelling van openbaar nut behorende tot het Rijk, de Gemeenschappen of de Gewesten alsmede in diensten of in een openbare instelling van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, of, op voorwaarde dat de minister beslist over de toelaatbaarheid ervan, in een overheidsdienst die vergelijkbaar is met één van die welke hiervoor zijn opgesomd, van een Staat van de Europese Unie als onderdaan van één van de Lid-Staten »;2° het eerste lid, 3°, wordt vervangen als volgt : « 3° zonder onderbreking die het gevolg is van een door de ambtenaar opgelopen tuchtstraf of ontslag wegens beroepsongeschiktheid in het kader van de evaluatie van de ambtenaar.»
Art. 75.Artikel 402, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « - een overheidsdienst die vergelijkbaar is met één van die welke opgesomd zijn in deze paragraaf, van een Staat van de Europese Unie, als onderdaan van één van de Lid-Staten, op voorwaarde dat de minister beslist over de toelaatbaarheid ervan. »
Art. 76.Artikel 406 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° de eerste zin wordt vervangen als volgt : « Opgeheven worden voor wat betreft de ambtenaren op wie dit statuut van toepassing is :";2° het artikel wordt aangevuld als volgt : - "27° Het besluit van de Regent van 3 mei 1948 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder, in de door het statuut vastgelegde zin, tot Rijksambtenaar kunnen benoemd worden de leden en de gewezen leden van het personeel der kolonie, de leden van de rechterlijke macht, van de Raad van State en van het Rekenhof, de militairen en het administratief personeel van de griffies, de parketten, van de Raad van State en van het Rekenhof, opnieuw gepubliceerd als bijlage III van het koninklijk besluit van 16 maart 1964 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 18 april 1969, 17 september 1969 en 18 juni 1976;» - « 28° Het koninklijk besluit van 10 april 1954 waarbij de rijksambtenaren die gemachtigd werden een openbaar ambt uit te oefenen in sommige Afrikaanse gebieden toen deze onder het gezag van België stonden, geheel of gedeeltelijk van sommige loopbaanexamens worden vrijgesteld, opnieuw gepubliceerd als bijlage V van het koninklijk besluit van 16 maart 1964 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 december 1970; » - « 29° Het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 december 1970, 4 december 1990 en 4 maart 1993, de wet van 22 juli 1993, de koninklijke besluiten van 17 maart 1995 en 10 april 1995, met uitzondering van artikelen 1 tot 4. »
Art. 77.De eerste zin van artikel 407 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Opgeheven worden voor wat betreft de ambtenaren op wie dit statuut van toepassing is : ».
Art. 78.Artikel 416 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De ambtenaren-generaal die geen kandidaat zijn voor de vacant verklaarde mandaten behouden hun titel en genieten de eraan verbonden weddenschaal. Zij oefenen een functie uit die overeenstemt met hun titel. »
Art. 79.Artikel 418 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid worden de woorden "van rang A 4" opgeheven;2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 80.In artikel 426 van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 429" vervangen door de woorden "artikel 425".
Art. 81.In artikel 431 van hetzelfde besluit dienen de woorden "en dat uiterlijk in de loop van het schooljaar 1998-1999 is behaald" tussen de woorden "betrekking van niveau B" en ", worden van rechtswege benoemd" te worden toegevoegd.
Art. 82.Artikel 433 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 433.Titularissen van een vlakke loopbaan in de rangen 10-11 genieten in hun nieuwe graad de weddenschaal A111 wanneer zij minder dan zes jaar graadanciënniteit hebben en de weddenschaal A112 zodra zij zes jaar graadanciënniteit hebben. »
Art. 83.Artikel 435 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° de woorden "artikelen 432 tot 434" worden vervangen door de woorden " artikelen 432 en 434";2° de woorden "artikelen 66 en 67" worden vervangen door de woorden " artikelen 65 en 66".
Art. 84.In artikel 450, eerste lid, van hetzelfde besluit dienen de woorden "vóór bovenbedoelde datum" tussen de woorden "op de ambtenaren die zich" en "hebben ingeschreven" te worden toegevoegd.
Art. 85.In hetzelfde besluit wordt een artikel 451bis ingevoegd, luidende : « Art. 451bis . Artikel 329 van hetzelfde besluit is niet toepasselijk op de ambtenaren afkomstig van de Agglomeratie van Brussel. »
Art. 86.Bijlage II van hetzelfde besluit, vermeld in artikel 333, wordt opgeheven.
Art. 87.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 maart 2000 houdende het personeelsreglement van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgeheven.
Art. 88.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 oktober 2000 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt ingetrokken op 22 december 2000, behalve artikel 76, 1° en 2°, derde streepje en artikel 77 die op 1 juli 1999 ingetrokken worden.
Art. 89.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 22 december 2000 behalve wat artikel 76, 1° en 2°, derde streepje en wat artikel 77 betreft die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 1999.
Art. 90.De Minister van Openbaar Ambt is belast met de uitvoering van dit besluit.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL