gepubliceerd op 24 juli 2001
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht
5 JULI 2001. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 9 en 16, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer als bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1989, inzonderheid op artikel 3, § 3;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 9 november 2000;
Gelet op advies L. 30.982/3 van de Raad van State gegeven op 3 mei 2001 en op 13 juni 2001 aan de Regering overgezonden;
Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Na beraadslaging, Besluit : Doelstellingen
Artikel 1.Met dit besluit wordt richtlijn 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht omgezet.
Het heeft tot doel : 1° de grenswaarden voor de concentraties van benzeen en koolmonoxide in de lucht vast te stellen teneinde schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en voor het leefmilieu in zijn geheel te voorkomen, te vehinderen of te verminderen;2° de concentraties van benzeen en koolmonoxide in de lucht met gemeenschappelijke methoden en criteria te beoordelen;3° te beschikken over adequate informatie over de concentraties van benzeen en koolmonoxide in de lucht en ervoor te zorgen dat de bevolking daarover wordt ingelicht;4° de luchtkwaliteit ten aanzien van benzeen en koolmonoxide in stand te houden indien zij goed is en te verbeteren in andere gevallen. Definities
Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° « Minister » : de Minister van Leefmilieu;2° « ordonnantie » : de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit;3° « de Commissie » : de Europese Commissie;4° « het Instituut » : het Brussels Instituut voor Milieubeheer;5° « bovenste beoordelingsdrempel » : een in bijlage III vastgelegd niveau, waaronder een combinatie van metingen en modellen mag worden gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit;6° « onderste beoordelingsdrempel » : een in bijlage III vastgelegd niveau, waaronder uitsluitend modellen of objectieve ramingen mogen worden gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit;7° « vaste metingen » : overeenkomstig artikel 7 van de ordonnantie verrichte metingen. Benzeen
Art. 3.De concentraties van benzeen in de lucht, zoals beoordeeld overeenkomstig artikel 5, mogen met ingang van de in bijlage I vermelde data, de daarin bepaalde grenswaarden niet overschrijden.
De in bijlage I bepaalde overschrijdingsmarge is van toepassing in de zones die de Minister volgens artikel 8 van richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit heeft aangeduid.
Koolmonoxide
Art. 4.Met ingang van de in bijlage II vermelde data mogen de concentraties in de lucht van koolmonoxide, zoals beoordeeld overeenkomstig artikel 5, de daarin bepaalde grenswaarden niet overschrijden.
De in bijlage II bepaalde overschrijdingsmarge is van toepassing in de zones die de Minister heeft aangeduid.
Beoordeling van de concentraties
Art. 5.§ 1. In bijlage III, deel I, zijn de bovenste en onderste beoordelingsdrempels voor benzeen en koolmonoxide vastgesteld.
De indeling van elke zone wordt ten minste om de vijf jaar volgens de in bijlage III, deel II, vastgestelde procedure geëvalueerd. De indeling wordt eerder geëvalueerd wanneer significante wijzigingen optreden in de activiteiten die relevant zijn voor de concentraties benzeen en koolmonoxide in de lucht. § 2. Bijlage IV bevat criteria om de plaats van de monsternemingspunten voor de meting van benzeen en koolmonoxide in de lucht te bepalen. In bijlage V is het minimumaantal monsternemingspunten vermeld voor vaste metingen van de concentraties van elke verontreinigende stof. Zij dienen te worden geïnstalleerd in alle zones waar metingen vereist zijn als vaste metingen aldaar de enige bron is van gegevens over concentraties. § 3. In zones waarbinnen de informatie uit vaste meetstations wordt aangevuld met gegevens uit andere bronnen, zoals emissie-inventarissen, indicatieve meetmethoden of luchtkwaliteitsmodellen, dienen het aantal geïnstalleerde vaste meetstations en de ruimtelijke resolutie van andere technieken toereikend te zijn om de concentraties van verontreinigende stoffen in de lucht overeenkomstig bijlage IV, deel I, en bijlage VI, deel I, te kunnen vaststellen. § 4. Voor de zones waar metingen niet vereist zijn, kunnen technieken op basis van modellen of objectieve ramingen worden gebruikt. § 5. In bijlage VII, deel I en deel II, zijn referentiemethoden voor de analyse en de monsterneming van benzeen en koolmonoxide vastgesteld.
In deel III van bijlage VII worden de referentietechnieken voor modellen voor de luchtkwaliteit vastgesteld voorzover deze technieken aanwezig zijn. § 6. Het Instituut stelt de Commissie uiterlijk op 13 december 2002 in kennis van de methoden die gebruikt worden bij representatieve meetcampagnes omtrent de verontreinigingsniveaus in het Gewest.
Voorlichting van het publiek
Art. 6.§ 1. Het Instituut zorgt ervoor dat recente informatie over de concentraties van benzeen en koolmonoxide in de lucht stelselmatig toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek en voor in aanmerking komende organisaties zoals milieu- en consumentenorganisaties, organisaties die de belangen van kwetsbare bevolkingsgroepen behartigen en andere belanghebbende instanties voor de gezondheidszorg, bijvoorbeeld via radio en televisie, pers, informatieschermen of computernetwerkdiensten, teletekst, telefoon of fax.
Informatie over de concentraties van benzeen in de lucht wordt tenminste maandelijks bijgewerkt. De gegevens over de concentraties van koolmonoxide in de lucht worden tenminste dagelijks of wanneer dit praktisch uitvoerbaar is, elk uur bijgewerkt.
Deze informatie behelst ten minste alle overschrijdingen van de concentraties in de grenswaarden gedurende de middelingstijden die in de bijlagen I en II zijn vermeld. Voorts omvat deze informatie een summiere beoordeling ten aanzien van grenswaarden alsmede passende voorlichting over de gevolgen op de gezondheid. § 2. Informatie aan het publiek en de in § 1 bedoelde organisaties moet duidelijk, begrijpelijk en toegankelijk zijn.
Art. 7.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 5 juli 2001.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
Bijlage I Grenswaarde voor benzeen De grenswaarde moet worden uitgedrukt in |gmg/m3. Het volume moet genormaliseerd worden op een temperatuur van 293 K en bij een druk van 101,3 kPa.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
Bijlage II Grenswaarde voor koolmonoxide De grenswaarde moet worden uitgedrukt in |gmg/m3. Het volume moet genormaliseerd worden op een temperatuur van 293 K en bij een druk van 101,3 kPa.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
Bijlage III Vaststelling van de eisen voor de beoordeling van de concentratie van benzeen en koolmonoxide in de lucht binnen een zone I. Bovenste en onderste beoordelingsdrempel Als bovenste en onderste beoordelingsdrempel worden vastgesteld : a) Benzeen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld II.Bepaling of de bovenste en onderste beoordelingsdrempel worden overschreden Of de bovenste en onderste beoordelingsdrempel worden overschreden, wordt bepaald op basis van de concentraties gedurende de voorgaande vijf jaar wanneer voldoende gegevens beschikbaar zijn. Een beoordelingsdrempel wordt geacht te zijn overschreden als het totale aantal overschrijdingen van de in cijfers uitgedrukte drempelconcentratie gedurende deze vijf jaar groter is dan drie keer het aantal overschrijdingen dat per jaar is toegestaan.
Wanneer er gegevens over minder dan vijf jaar beschikbaar zijn, kunnen de gegevens van korte meetcampagnes gedurende de periode van het jaar waarin en op de plaatsen waar naar alle waarschijnlijkheid de hoogste verontreiniging wordt gemeten, gecombineerd worden met resultaten die zijn verkregen uit informatie uit emissie-inventarissen en modellen om te bepalen of de bovenste en onderste beoordelingsdrempel zijn overschreden.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
Bijlage IV Locatie van monsternemingspunten voor de meting van concentraties van benzeen en koolmonoxide in de lucht De volgende overwegingen zijn van toepassing op vaste metingen.
I. Macroschaal Bescherming van de gezondheid van de mens De monsternemingspunten met het oog op de bescherming van de gezondheid van de mens dienen zich op een zodanige plaats te bevinden dat : 1° gegevens worden verkregen over de gebieden binnen zones waar de hoogste concentraties voorkomen waaraan de bevolking direct of indirect kan worden blootgesteld gedurende een periode die in vergelijking met de middelingstijd van de grenswaarde(n) significant is;2° gegevens worden verkregen over de concentraties in andere gebieden binnen de zones die representatief zijn voor de blootstelling van de bevolking als geheel. De monsternemingspunten moeten zich in het algemeen op een zodanige plaats bevinden dat meting van zeer kleine micromilieus in de onmiddellijke omgeving wordt voorkomen. Als richtsnoer geldt dat een monsternemingspunt door zijn ligging representatief moet zijn voor de luchtkwaliteit in een gebied van niet minder dan 200 m2 eromheen op plaatsen die sterk worden beïnvloed door het verkeer en van verscheidene vierkante kilometers op plaatsen die beïnvloed worden door een stedelijke achtergrondconcentratie.
De monsternemingspunten moeten zo mogelijk ook representatief zijn voor soortgelijke plaatsen buiten hun onmiddellijke omgeving.
II. Microschaal Voorzover uitvoerbaar moeten de volgende richtsnoeren in acht worden genomen : - De lucht moet vrij rond de inlaatbuis kunnen stromen en er mogen geen voorwerpen zijn die de luchtstroom in de omgeving van de monsternemer beïnvloeden (er moet normaal gesproken enkele meters afstand worden gehouden van gebouwen, balkons, bomen en andere obstakels en bij monsternemingspunten die representatief zijn voor de luchtkwaliteit aan de rooilijn minimaal 0,5 meter van het dichtsbijzijnde gebouw). - De hoogte van de inlaatbuis boven de grond moet in het algemeen tussen 1,5 meter (ademhalingshoogte) en 4 meter liggen. In sommige gevallen kan een grotere hoogte (tot 8 meter) nodig zijn. Een grotere hoogte kan ook nuttig zijn als het station representatief moet zijn voor een groot gebied. - De inlaatbuis mag zich niet in de directe omgeving van bronnen bevinden om te voorkomen dat de uitstoot daarvan rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt. - De uitlaatbuis van de monsternemer moet zich op een zodanige plaats bevinden dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis terecht kan komen. - Locatie van verkeersgerichte monsternemers : . deze monsternemingspunten moeten voor alle verontreinigende stoffen tenminste 25 meter van de rand van grote kruispunten en tenminste 4 meter van het midden van de dichtstbijzijnde rijbaan verwijderd zijn; . voor koolmonoxide moeten de inlaatbuizen zich op niet meer dan 5 meter van de wegrand bevinden; . voor benzeen moeten de inlaatbuizen zich op een zodanige plaats bevinden dat ze representatief zijn voor de luchtkwaliteit in de buurt van de rooilijn.
Ook met de volgende factoren kan rekening worden gehouden : - storende bronnen; - veiligheid; - toegankelijkheid; - beschikbaarheid van elektriciteit en telefoonlijnen; - zichtbaarheid in vergelijking met de omgeving; - veiligheid van het publiek en personeel; - de wenselijkheid om de monsternemingspunten voor verschillende verontreinigende stoffen op dezelfde plaats onder te brengen; - eisen in verband met ruimtelijke ordening.
III. Documentatie en evaluatie van de gekozen locaties De procedures voor de keuze van de locaties moeten tijdens de classificatie volledig worden gedocumenteerd met behulp van bijvoorbeeld windstreekfoto's van de omgeving en een gedetailleerde kaart. De locaties moeten geregeld worden geëvalueerd, waarbij opnieuw documentatie moet worden aangelegd om te garanderen dat de selectiecriteria in de loop van de tijd geldig blijven.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
Bijlage V Criteria ter bepaling van het aantal monsternemingspunten voor vaste metingen van concentraties van benzeen en koolmonoxide in de lucht Minimaalaantal monsternemingspunten voor vaste metingen om in zones waar vaste meting de enige bron van informatie is, te beoordelen of aan de grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens wordt voldaan a) Diffuse bronnen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Puntbronnen Voor de beoordeling van de verontreiniging in de omgeving van puntbronnen moet het aantal monsternemingspunten voor vaste metingen worden berekend met inachtneming van de emissiedichtheid, de waarschijnlijke distributiepatronen van de luchtverontreiniging en de mogelijke blootstelling van de bevolking. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN _______ Nota (1) Minstens een meetstation voor de bepaling van de verontreiniging in een stedelijke omgeving en een station voor het bepalen van het effect van het verkeer, voorzover hierdoor het aantal monsternemingspunten niet hoeft te worden verhoogd. Bijlage VI Kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens en verzameling van de resultaten van de beoordeling van de luchtkwaliteit I. Kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens De volgende kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens gelden als richtsnoer voor kwaliteitsborgingsprogramma's, met name de vereiste nauwkeurigheid van de beoordelingsmethodes en minimaal bestreken tijd en gegevensvastlegging van de metingen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De nauwkeurigheid van de meting wordt overeenkomstig de « Guide to the Expression of Uncertainty of Measurements » (gids voor het uitdrukken van de onzekerheid van metingen) (ISO 1993), of het bepaalde in ISO 5725-1 « Accuracy (trueness and precision) of measurement methods and results » (nauwkeurigheid - juistheid en precisie - van meetmethoden en resultaten) (1994) gedefinieerd. De percentages in de tabel betreffen afzonderlijke metingen gemiddeld over het tijdvak van de grenswaarde, en hebben betrekking op een betrouwbaarheidsinterval van 95 % (afwijking + 2 x de standaard-deviatie). De nauwkeurigheid van continumetingen dient zo te worden geïnterpreteerd dat ze in de buurt van de geëigende grenswaarde kan worden toegepast.
De nauwkeurigheid voor modellen en objectieve ramingen wordt gedefinieerd als de maximale afwijking van de gemeten en berekende concentratieniveaus, over het tijdvak van de grenswaarde, waarbij het tijdstip van de gebeurtenissen buiten beschouwing is gelaten.
In de vereisten voor de minimale gegevensvastlegging en de minimaal bestreken tijd wordt geen rekening gehouden met verlies van gegevens door regelmatige ijking of normaal onderhoud van de apparatuur.
II. Resultaten van de beoordeling van de luchtkwaliteit De volgende informatie dient te worden verzameld voor zones of agglomeraties waar gegevens van andere bronnen dan metingen als aanvulling op de informatie van metingen of als enig middel ter beoordeling van de luchtkwaliteit worden gebruikt : - een beschrijving van de uitgevoerde beoordelingsactiviteiten; - de gebruikte specifieke methoden met een verwijzing naar beschrijvingen van de methode; - bronnen van de gegevens en de informatie; - een beschrijving van de resultaten, met inbegrip van de nauwkeurigheden en met name de omvang van een gebied of, indien relevant, de lengte van wegen binnen de zone waar de concentratie hoger ligt dan de grenswaarde(n) of, indien van toepassing, de grenswaarde(n) plus de overschrijdingsmarge(s) en waar de concentratie hoger ligt dan de bovenste beoordelingsdrempel of de onderste beoordelingsdrempel; - voor grenswaarden die gericht zijn op de bescherming van de gezondheid van de mens : de bevolkingsgroep die mogelijkerwijs aan hogere concentraties dan de grenswaarde wordt blootgesteld.
Indien mogelijk dient het Instituut kaarten samen te stellen met een concentratieverdeling binnen elke zone.
III. Normalisatie Voor benzeen en koolmonoxide moet het volume worden genormaliseerd op een temperatuur van 293 K en bij een druk van 101,3 kPa.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN _______ Nota (1) Voor benzeen mag het Instituut de continumetingen door steekproefsgewijze metingen vervangen voor zover hij aan de Commissie kan aantonen dat de nauwkeurigheid, met inbegrip van de steekproefsgewijze monsterneming, aan 25 percent van de kwaliteitsdoelstellingen voldoen.Teneinde de resultaten niet te vervalsen dient de steekproefsgewijze monsterneming gelijkmatig over het hele jaar te worden gespreid.
Bijlage VII Referentiemethoden voor de beoordeling van concentraties van benzeen en koolmonoxide I. Referentiemethode voor de monsterneming en analyse van benzeen De referentiemethode voor de meting van benzeen is de pomp-monsternemingsmethode op een absorptiepatroon, gevolgd door bepaling met behulp van gaschromatografie, die momenteel door de CEN wordt gestandaardiseerd. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kan het Instituut nationale standaardmethoden op basis van dezelfde meetmethode gebruiken.
Het Instituut mag andere methoden toepassen waarvan hij kan aantonen dat ze resultaten opleveren die gelijkwaardig zijn aan de met bovenstaande methode verkregen resultaten.
II. Referentiemethode voor de analyse van koolmonoxide De referentiemethode voor de meting van koolmonoxide is de methode met niet-dispersieve infrarood-spectrometrie (NDIR), die momenteel door de CEN wordt gestandaardiseerd. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kan het Instituut nationale standaardmethoden op basis van dezelfde meetmethode gebruiken.
Het Instituut mag andere methoden toepassen waarvan hij kan aantonen dat ze resultaten opleveren die gelijkwaardig zijn aan de met bovenstaande methode verkregen resultaten.
III. Referentiemethode voor modellen Er kunnen momenteel geen referentietechnieken voor modellen worden gespecificeerd. Elke wijziging met het oog op de aanpassing van dit punt aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang wordt overeenkomstig het bepaalde van richtlijn 96/62/EG, artikel 12, lid 2, aangenomen.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN