Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 04 mei 2017
gepubliceerd op 15 mei 2017

Besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende de luchtkwaliteit

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2017012021
pub.
15/05/2017
prom.
04/05/2017
ELI
eli/besluit/2017/05/04/2017012021/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 2017. - Besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende de luchtkwaliteit


De Brusselse hoofdstedelijke regering, Gelet op het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing artikelen 3.2.1, § 1, en 3.2.7;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 juni 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 28/06/2001 pub. 26/07/2001 numac 2001031244 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht sluiten betreffende de bepaling van grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 05/07/2001 pub. 24/07/2001 numac 2001031266 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht sluiten betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 april 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 18/04/2002 pub. 11/06/2002 numac 2002031207 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de vaststelling van langetermijndoelstellingen, streefwaarden en een alarm- en informatiedrempel voor de ozonconcentraties in de lucht sluiten betreffende de vaststelling van langetermijndoelstellingen, streefwaarden, een alarmdrempel en een informatiedrempel voor de concentratie van ozon in de lucht;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 oktober 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 25/10/2007 pub. 07/11/2007 numac 2007031462 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 25/10/2007 pub. 14/11/2007 numac 2007031489 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht. - Addendum sluiten betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht;

Gelet op het advies van de Raad voor het leefmilieu, gegeven op 8 februari 2017;

Gelet op het advies van de economische en sociale raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 16 februari 2017;

Gelet op de gendertest, uitgevoerd op 27 oktober 2016;

Gelet op advies nr. 61.131/1 van de Raad van State, gegeven op 31 maart 2017., met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die bevoegd is voor Leefmilieu, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Dit besluit zet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de richtlijn 2015/1480/EU om van de Europese commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de Richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 juni 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 28/06/2001 pub. 26/07/2001 numac 2001031244 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht sluiten betreffende de grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht.

Art. 2.In bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 juni 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 28/06/2001 pub. 26/07/2001 numac 2001031244 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht sluiten betreffende de grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht, wordt afdeling C vervangen door volgende afdeling: "Afdeling C. Kwaliteitsborging voor de beoordeling van de luchtkwaliteit. Validatie van gegevens Om de nauwkeurigheid van de metingen en de naleving van de in afdeling A vastgestelde gegevenskwaliteitsdoelstellingen te garanderen, ziet het Instituut erop toe dat: - alle metingen die worden uitgevoerd in samenhang met de beoordeling van de luchtkwaliteit, traceerbaar zijn overeenkomstig de voorschriften van de geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria; - de instellingen die netwerken en individuele stations beheren, beschikken over een functionerend kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontrolesysteem dat voorziet in geregeld onderhoud om de voortdurende nauwkeurigheid van de meetapparaten te garanderen. Het kwaliteitssysteem wordt wanneer dat nodig is, maar ten minste om de vijf jaar geëvalueerd door het betrokken referentielaboratorium; - er een kwaliteitsborgings-en kwaliteitscontroleproces wordt ingevoerd voor de gegevensvergaring en -rapportage en dat de met die taak belaste instellingen actief deelnemen aan de desbetreffende EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's; - de referentielaboratoria geaccrediteerd zijn voor de in bijlage V bedoelde referentiemethoden, ten minste voor die verontreinigende stoffen waarvoor de concentraties boven de onderste beoordelingsdrempel liggen, overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht. Deze laboratoria zijn ook verantwoordelijk voor de coördinatie, op het gewestelijk grondgebied, van de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie zullen worden georganiseerd, en zij zijn tevens verantwoordelijk voor de coördinatie op gewestelijk niveau van de correcte toepassing van referentiemethoden en het bewijs van de gelijkwaardigheid van niet-referentiemethoden. Referentielaboratoria die vergelijkingen op gewestelijk niveau organiseren, moeten ook geaccrediteerd zijn overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor bekwaamheidstests; - de referentielaboratoria ten minste om de drie jaar deelnemen aan de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie worden georganiseerd. Indien deze deelname onbevredigende resultaten oplevert, moet het laboratorium bij zijn volgende deelname aan een ringonderzoek aantonen dat het bevredigende herstelmaatregelen heeft genomen en hierover aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek rapporteren; - de referentielaboratoria de werkzaamheden van het door de Commissie opgerichte Europese netwerk van nationale referentielaboratoria ondersteunen."

Art. 3.In bijlage 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° Afdeling C wordt vervangen door de volgende afdeling: "C.Situering van de bemonsteringspunten op microschaal Voor zover uitvoerbaar zijn de volgende overwegingen van toepassing : - de luchtstroom rond de inlaat van de bemonsteringsbuis dient onbelemmerd te zijn (in het algemeen binnen een hoek van ten minste 270° of 180° voor monsternemingspunten aan de rooilijn), zonder enige verstoring van de luchtstroom in de omgeving van de inlaat (er moet normaal gesproken enkele meters afstand worden gehouden van gebouwen, balkons, bomen en andere obstakels en monsternemingspunten die representatief zijn voor de luchtkwaliteit aan de rooilijn dienen zich minimaal op een afstand van 0,5 m van het dichtstbijzijnde gebouw te bevinden); - de hoogte van de inlaat boven de grond moet in het algemeen tussen 1,5 m (ademhalingshoogte) en 4 m liggen. Een grotere hoogte kan ook nuttig zijn als het station representatief voor een groot gebied moet zijn en elke afwijking moet volledig worden gedocumenteerd."; - de inlaat mag zich niet in de directe nabijheid van bronnen bevinden teneinde te voorkomen dat de uitstoot daarvan rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt; - de uitlaat van het bemonsteringsapparaat moet zich op een zodanige plaats bevinden dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis terecht kan komen; - voor alle verontreinigende stoffen moeten de verkeersgerichte bemonsteringsbuizen ten minste 25 m van de rand van grote kruispunten en niet meer dan 10 m van de wegrand verwijderd zijn. Een "groot kruispunt" moet hier worden opgevat als een kruispunt waardoor de verkeersstroom wordt onderbroken en de uitstoot verschilt (stop-and-goverkeer) ten opzichte van het overige gedeelte van de weg;

Ook met de volgende factoren kan rekening worden gehouden : - storende bronnen; - beveiliging; - toegankelijkheid; - beschikbaarheid van elektriciteit en telefoonlijnen; - zichtbaarheid ten opzichte van de omgeving; - veiligheid van publiek en bedieners; - de wenselijkheid om de bemonsteringspunten voor verschillende verontreinigende stoffen op dezelfde plaats onder te brengen; - eisen in verband met ruimtelijke ordening.

Elke afwijking van de in deze afdeling genoemde criteria wordt volledig gedocumenteerd overeenkomstig de in afdeling D beschreven procedures". 2° Afdeling D wordt vervangen door de volgende afdeling: "D.Documentatie en toetsing van de gekozen locaties Voor alle zones en de agglomeratie documenteert het Instituut de procedures voor de keuze van de locaties volledig en registreert het de informatie om het ontwerp van het netwerk en de keuze van de locaties voor alle meetpunten te ondersteunen. De documentatie omvat foto's in verschillende windrichtingen van de omgeving van de meetlocaties en gedetailleerde kaarten. Indien aanvullende methoden worden toegepast in een zone of agglomeratie, omvat de documentatie bijzonderheden van deze methoden en informatie over hoe aan de in artikel 9, § 2, genoemde criteria wordt voldaan. De documentatie wordt bijgewerkt wanneer dat nodig is en ten minste om de vijf jaar geëvalueerd om te garanderen dat de selectiecriteria, het ontwerp van het netwerk en de locaties van de meetpunten te allen tijde geldig en optimaal blijven. Indien de Commissie documentatie opvraagt, moet deze binnen drie maanden na indiening van het verzoek worden verstrekt."

Art. 4.In afdeling A van bijlage 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de punten 1 en 2 worden vervangen door de punten 1 en 2 luidend als volgt: « 1.Referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide De referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide is die welke beschreven staat in EN 14212:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of sulphur dioxide by ultraviolet fluorescence". 2. Referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden De referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden is die welke beschreven staat in EN 14211:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide by chemiluminescence".2° de punten 4 en 5 worden vervangen door de punten 4 en 5 luidend als volgt: « 4.Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM10 De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM10 is die welke beschreven staat in EN 12341:2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter". 5. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM2,5 De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM2,5 is die welke beschreven staat in EN 12341:2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter".». 3° Afdeling D wordt geschrapt.4° Afdeling E wordt vervangent door de afdeling luidend als volgt: "D.Wederzijdse erkenning van gegevens Om aan te tonen dat de uitrusting aan de in deel A van deze bijlage opgesomde prestatievereisten van de referentiemethoden voldoet, moet het Instituut de testverslagen aanvaarden die in andere lidstaten zijn opgesteld mits de beproevingslaboratoria overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd.

De gedetailleerde testverslagen en alle testresultaten worden ter beschikking gesteld van de andere bevoegde instanties of de aangewezen organen daarvan. Uit de testverslagen moet blijken dat de uitrusting aan alle prestatievereisen voldoet, ook indien bepaalde milieu- of plaatselijke omstandigheden specifiek zijn voor een lidstaat en niet overeenstemmen met de omstandigheden waarin de uitrusting reeds is getest en waarin reeds een typetest is uitgevoerd in een andere lidstaat." HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 05/07/2001 pub. 24/07/2001 numac 2001031266 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht sluiten betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht

Art. 5.In bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 05/07/2001 pub. 24/07/2001 numac 2001031266 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht sluiten betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht wordt de afdeling C vervangen door de volgende afdeling: "Adeling C. Kwaliteitsborging voor de beoordeling van de luchtkwaliteit. Validatie van gegevens Om de nauwkeurigheid van de metingen en de naleving van de in afdeling A vastgestelde gegevenskwaliteitsdoelstellingen te garanderen, ziet het Instituut erop toe dat: - alle metingen die worden uitgevoerd in samenhang met de beoordeling van de luchtkwaliteit, traceerbaar zijn overeenkomstig de voorschriften van de geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria; - de instellingen die netwerken en individuele stations beheren, beschikken over een functionerend kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontrolesysteem dat voorziet in geregeld onderhoud om de voortdurende nauwkeurigheid van de meetapparaten te garanderen. Het kwaliteitssysteem wordt wanneer dat nodig is, maar ten minste om de vijf jaar geëvalueerd door het betrokken referentielaboratorium; - er een kwaliteitsborgings-en kwaliteitscontroleproces wordt ingevoerd voor de gegevensvergaring en -rapportage en dat de met die taak belaste instellingen actief deelnemen aan de desbetreffende EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's; - de referentielaboratoria geaccrediteerd zijn voor de in bijlage V bedoelde referentiemethoden, ten minste voor die verontreinigende stoffen waarvoor de concentraties boven de onderste beoordelingsdrempel liggen, overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93. Deze laboratoria zijn ook verantwoordelijk voor de coördinatie, op het gewestelijk grondgebied, van de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie zullen worden georganiseerd, en zij zijn tevens verantwoordelijk voor de coördinatie op gewestelijk niveau van de correcte toepassing van referentiemethoden en het bewijs van de gelijkwaardigheid van niet-referentiemethoden. Referentielaboratoria die vergelijkingen op gewestelijk niveau organiseren, moeten ook geaccrediteerd zijn overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor bekwaamheidstests; - de referentielaboratoria ten minste om de drie jaar deelnemen aan de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie worden georganiseerd. Indien deze deelname onbevredigende resultaten oplevert, moet het laboratorium bij zijn volgende deelname aan een ringonderzoek aantonen dat het bevredigende herstelmaatregelen heeft genomen en hierover aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek rapporteren; - de referentielaboratoria de werkzaamheden van het door de Commissie opgerichte Europese netwerk van nationale referentielaboratoria ondersteunen."

Art. 6.In bijlage 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° Afdeling C wordt vervangen door de volgende afdeling: "C.Situering van de bemonsteringspunten op microschaal Voor zover uitvoerbaar zijn de volgende overwegingen van toepassing : - de luchtstroom rond de inlaat van de bemonsteringsbuis dient onbelemmerd te zijn (in het algemeen binnen een hoek van ten minste 270° of 180° voor monsternemingspunten aan de rooilijn), zonder enige verstoring van de luchtstroom in de omgeving van de inlaat (er moet normaal gesproken enkele meters afstand worden gehouden van gebouwen, balkons, bomen en andere obstakels en monsternemingspunten die representatief zijn voor de luchtkwaliteit aan de rooilijn dienen zich minimaal op een afstand van 0,5 m van het dichtstbijzijnde gebouw te bevinden); - de hoogte van de inlaat boven de grond moet in het algemeen tussen 1,5 m (ademhalingshoogte) en 4 m liggen. Een grotere hoogte kan ook nuttig zijn als het station representatief voor een groot gebied moet zijn en elke afwijking moet volledig worden gedocumenteerd."; - de inlaat mag zich niet in de directe nabijheid van bronnen bevinden teneinde te voorkomen dat de uitstoot daarvan rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt; - de uitlaat van het bemonsteringsapparaat moet zich op een zodanige plaats bevinden dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis terecht kan komen; - voor alle verontreinigende stoffen moeten de verkeersgerichte bemonsteringsbuizen ten minste 25 m van de rand van grote kruispunten en niet meer dan 10 m van de wegrand verwijderd zijn. Een "groot kruispunt" moet hier worden opgevat als een kruispunt waardoor de verkeersstroom wordt onderbroken en de uitstoot verschilt (stop-and-goverkeer) ten opzichte van het overige gedeelte van de weg;

Ook met de volgende factoren kan rekening worden gehouden : - storende bronnen; - beveiliging; - toegankelijkheid; - beschikbaarheid van elektriciteit en telefoonlijnen; - zichtbaarheid ten opzichte van de omgeving; - veiligheid van publiek en bedieners; - de wenselijkheid om de bemonsteringspunten voor verschillende verontreinigende stoffen op dezelfde plaats onder te brengen; - eisen in verband met ruimtelijke ordening.

Elke afwijking van de in deze afdeling genoemde criteria wordt volledig gedocumenteerd overeenkomstig de in afdeling D beschreven procedures". 2° Afdeling D wordt vervangen door de volgende afdeling: "D.Documentatie en toetsing van de gekozen locaties Voor alle zones en de agglomeratie documenteert het Instituut de procedures voor de keuze van de locaties volledig en registreert het de informatie om het ontwerp van het netwerk en de keuze van de locaties voor alle meetpunten te ondersteunen. De documentatie omvat foto's in verschillende windrichtingen van de omgeving van de meetlocaties en gedetailleerde kaarten. Indien aanvullende methoden worden toegepast in een zone of agglomeratie, omvat de documentatie bijzonderheden van deze methoden en informatie over hoe aan de in artikel 7, § 2, genoemde criteria wordt voldaan. De documentatie wordt bijgewerkt wanneer dat nodig is en ten minste om de vijf jaar geëvalueerd om te garanderen dat de selectiecriteria, het ontwerp van het netwerk en de locaties van de meetpunten te allen tijde geldig en optimaal blijven. Indien de Commissie documentatie opvraagt, moet deze binnen drie maanden na indiening van het verzoek worden verstrekt."

Art. 7.In bijlage 5 van hetzelde besluit, worden de volgende wijzingingen aangebracht: 1° In de afdeling A wordt punt 2 vervangen door punt 2 luidend als volgt: "2.Referentiemethode voor het meten van koolmonoxide De referentiemethode voor het meten van koolmonoxide is die welke beschreven staat in EN 14626:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of carbon monoxide by non- dispersive infrared spectroscopy". 3° Afdeling D wordt geschrapt.4° Afdeling E wordt vervangen door de afdeling luidend als volgt: "D.Wederzijdse erkenning van gegevens Om aan te tonen dat de uitrusting aan de in deel A van deze bijlage opgesomde prestatievereisten van de referentiemethoden voldoet, moet het Instituut de testverslagen aanvaarden die in andere lidstaten zijn opgesteld mits de beproevingslaboratoria overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd.

De gedetailleerde testverslagen en alle testresultaten worden ter beschikking gesteld van de andere bevoegde instanties of de aangewezen organen daarvan. Uit de testverslagen moet blijken dat de uitrusting aan alle prestatievereisen voldoet, ook indien bepaalde milieu- of plaatselijke omstandigheden specifiek zijn voor een lidstaat en niet overeenstemmen met de omstandigheden waarin de uitrusting reeds is getest en waarin reeds een typetest is uitgevoerd in een andere lidstaat." HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 april 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 18/04/2002 pub. 11/06/2002 numac 2002031207 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de vaststelling van langetermijndoelstellingen, streefwaarden en een alarm- en informatiedrempel voor de ozonconcentraties in de lucht sluiten betreffende de vaststelling van langetermijndoelstellingen, streefwaarden en een alarm- en informatiedrempel voor de ozonconcentraties in de lucht.

Art. 8.In bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 april 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 18/04/2002 pub. 11/06/2002 numac 2002031207 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de vaststelling van langetermijndoelstellingen, streefwaarden en een alarm- en informatiedrempel voor de ozonconcentraties in de lucht sluiten betreffende de vaststelling van langetermijndoelstellingen, streefwaarden en een alarm- en informatiedrempel voor de ozonconcentraties in de lucht, wordt de afdeling C vervangen door de volgende afdeling: "Adeling C. Kwaliteitsborging voor de beoordeling van de luchtkwaliteit. Validatie van gegevens Om de nauwkeurigheid van de metingen en de naleving van de in afdeling A vastgestelde gegevenskwaliteitsdoelstellingen te garanderen, ziet het Instituut erop toe dat: - alle metingen die worden uitgevoerd in samenhang met de beoordeling van de luchtkwaliteit, traceerbaar zijn overeenkomstig de voorschriften van de geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria; - de instellingen die netwerken en individuele stations beheren, beschikken over een functionerend kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontrolesysteem dat voorziet in geregeld onderhoud om de voortdurende nauwkeurigheid van de meetapparaten te garanderen. Het kwaliteitssysteem wordt wanneer dat nodig is, maar ten minste om de vijf jaar geëvalueerd door het betrokken referentielaboratorium; - er een kwaliteitsborgings-en kwaliteitscontroleproces wordt ingevoerd voor de gegevensvergaring en -rapportage en dat de met die taak belaste instellingen actief deelnemen aan de desbetreffende EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's; - de referentielaboratoria geaccrediteerd zijn voor de in bijlage V bedoelde referentiemethoden, ten minste voor die verontreinigende stoffen waarvoor de concentraties boven de onderste beoordelingsdrempel liggen, overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93. Deze laboratoria zijn ook verantwoordelijk voor de coördinatie, op het gewestelijk grondgebied, van de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie zullen worden georganiseerd, en zij zijn tevens verantwoordelijk voor de coördinatie op nationaal niveau van de correcte toepassing van referentiemethoden en het bewijs van de gelijkwaardigheid van niet-referentiemethoden. Referentielaboratoria die vergelijkingen op gewestelijk niveau organiseren, moeten ook geaccrediteerd zijn overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor bekwaamheidstests; - de referentielaboratoria ten minste om de drie jaar deelnemen aan de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie worden georganiseerd. Indien deze deelname onbevredigende resultaten oplevert, moet het laboratorium bij zijn volgende deelname aan een ringonderzoek aantonen dat het bevredigende herstelmaatregelen heeft genomen en hierover aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek rapporteren; - de referentielaboratoria de werkzaamheden van het door de Commissie opgerichte Europese netwerk van nationale referentielaboratoria ondersteunen.

Art. 9.In bijlage 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° Afdeling A wordt vervangen door de volgende afdeling: "A.Referentiemethode voor het meten van ozon De referentiemethode voor het meten van ozon is die welke beschreven staat in EN 14625:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of ozone by ultraviolet photometry"." 2° Afdeling D wordt geschrapt.3° Afdeling E wordt vervangen door de afdeling luidend als volgt: D.Wederzijdse erkenning van gegevens Om aan te tonen dat de uitrusting aan de in deel A van deze bijlage opgesomde prestatievereisten van de referentiemethoden voldoet, moet het Instituut de testverslagen aanvaarden die in andere lidstaten zijn opgesteld mits de beproevingslaboratoria overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd.

De gedetailleerde testverslagen en alle testresultaten worden ter beschikking gesteld van de andere bevoegde instanties of de aangewezen organen daarvan. Uit de testverslagen moet blijken dat de uitrusting aan alle prestatievereisen voldoet, ook indien bepaalde milieu- of plaatselijke omstandigheden specifiek zijn voor een lidstaat en niet overeenstemmen met de omstandigheden waarin de uitrusting reeds is getest en waarin reeds een typetest is uitgevoerd in een andere lidstaat."

Art. 10.In bijlage 5 van hetzelfde besluit wordt afdeling A vervangen door de bijlage 1. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 oktober 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 25/10/2007 pub. 07/11/2007 numac 2007031462 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 25/10/2007 pub. 14/11/2007 numac 2007031489 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht. - Addendum sluiten betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht

Art. 11.In Afdeling I van bijlage IV van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 oktober 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 25/10/2007 pub. 07/11/2007 numac 2007031462 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 25/10/2007 pub. 14/11/2007 numac 2007031489 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht. - Addendum sluiten betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de tabel wordt vervangen door de tabel in bijlage 2; 2° De volgende zin wordt geschrapt: "Bemonstering gedurende 24 uur is eveneens aan te bevelen voor het meten van arseen-, cadmium- en nikkelconcentraties."; 3° De volgende nieuwe alinea wordt ingevoegd na de zin: "Voor het meten van deposities worden maandelijkse of wekelijkse monsternemingen gedurende het hele jaar aanbevolen": "De bepalingen inzake individuele monsters van de vorige alinea gelden ook voor arseen, cadmium, nikkel en totaal gasvormig kwik.Bovendien is het toegestaan deelmonsters te nemen met behulp van PM10-filters voor de bemonstering en analyse van metalen, mits bewijs wordt geleverd dat het deelmonster representatief is voor het geheel en dat de detectiegevoeligheid in overeenstemming is met de relevante doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens. PM10-bemonstering mag per week in plaats van per dag plaatsvinden op voorwaarde dat de kenmerken van de verzameling hierdoor niet worden aangetast".

Art. 12.Bijlage V van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bijlage : "Bijlage V. - Referentiemethoden voor de beoordeling van concentraties in de lucht en deposities I. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium en nikkel in de lucht De referentiemethode voor de bemonstering van arseen, cadmium en nikkel in de lucht staat beschreven in EN 12341:2014. De referentiemethode voor het meten van arseen, cadmium en nikkel in de lucht is die welke beschreven staat in EN 14902:2005 "Ambient air quality - Standard method for the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter".

Het Instituut mag ook andere methoden toepassen waarvan het kan aantonen dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van bovengenoemde methode.

II. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht De referentiemethode voor de bemonstering van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht staat beschreven in EN 12341:2014. De referentiemethode voor de meting van benzo(a)pyreen in de lucht is die welke beschreven staat in EN 15549:2008 "Air quality - Standard method for the measurement of concentration of benzo[a]pyrene in ambient air". Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is voor de andere in artikel 4, lid 8, vermelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen, kan het Instituut nationale standaardmethoden of ISO-methoden zoals ISO-norm 12884 gebruiken.

Het Instituut mag ook andere methoden toepassen waarvan het kan aantonen dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van bovengenoemde methode.

III. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van kwik in de lucht De referentiemethode voor het meten van concentraties van totaal gasvormig kwik in de lucht is die welke beschreven staat in EN 15852:2010 "Ambient air quality - Standard method for the determination of total gaseous mercury".

Het Instituut mag ook andere methoden toepassen waarvan het kan aantonen dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van bovengenoemde methode.

IV. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen De referentiemethode voor de bepaling van de depositie van arseen, cadmium en nikkel is die welke beschreven staat in EN 15841:2009 "Ambient air quality - Standard method for determination of arsenic, cadmium, lead and nickel in atmospheric deposition". De referentiemethode voor de bepaling van de depositie van kwik is die welke beschreven staat in EN 15853:2010 "Ambient air quality - Standard method for determination of mercury deposition".

De referentiemethode voor de bepaling van de depositie van benzo(a)pyreen en de andere in artikel 4, lid 8, vermelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen is die welke beschreven staat in EN 15980:2011 "Air quality. Determination of the deposition of benz[a]anthracene, benzo[b]fluoranthene, benzo[j]fluoranthene, benzo[k]fluoranthene, benzo[a]pyrene, dibenz[a,h]anthracene and indeno[1,2,3-cd]pyrene". HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 13.De Minister tot wiens bevoegdheden het Leefmilieu behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 mei 2017.

De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Leefmilieu C. FREMAULT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^