Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 februari 1998
gepubliceerd op 27 maart 1998

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende organisatie van de vernieuwing of de sloop gevolgd door de heropbouw van onroerende goederen van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1998031125
pub.
27/03/1998
prom.
12/02/1998
ELI
eli/besluit/1998/02/12/1998031125/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 FEBRUARI 1998. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende organisatie van de vernieuwing of de sloop gevolgd door de heropbouw van onroerende goederen van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de Huisvestingscode, inzonderheid op artikel 114, ingevoegd bij de wet van 25 maart 1981;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 juli 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de stadsvernieuwing behoort, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Binnen de grenzen van de kredieten die daartoe op de gewestbegroting zijn ingeschreven, kan de Regering, volgens de voorwaarden en volgens de bij dit besluit bepaalde regels, subsidies verlenen aan de gemeenten en OCMW's voor : 1° de vernieuwing van afzonderlijke, ongezonde of functioneel onaangepaste onroerende goederen;2° de sloop gevolgd door de onmiddellijke heropbouw van afzonderlijke onroerende goederen die ongezond of bouwvallig zijn;

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit moet men verstaan onder : a) afzonderlijk onroerend goed : het geheel van gebouwen, binnenplaatsen en tuinen, gelegen op één enkel kadastraal perceel of een geheel van aanpalende onroerende goederen;b) vernieuwing : de studies en werken die noodzakelijk zijn om aan een afzonderlijk onroerend goed de normale karakteristieken van bewoning te geven, met behoud van de belangrijkste bouwkundige elementen ervan; HOOFDSTUK II. - Toekenning van de subsidies

Art. 3.De aanvraag om een subsidie wordt schriftelijk door de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bij de minister of zijn gemachtigde ingediend, samen met een ontwerp betreffende het of de betrokken onroerende goederen.

Art. 4.Een subsidie kan alleen worden toegekend wanneer tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een overeenkomst voor een maximumduur van vijf jaar is gesloten.

In de overeenkomst wordt de grootte van de tegemoetkoming van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vastgesteld. De overeenkomst bevat inzonderheid de voorwaarden voor de toekenning van de subsidie, de nadere regels voor de uitbetaling ervan en de bijzondere regels voor de uitvoering van het ontwerp. Ze bevat tevens elke andere voorwaarde die de minister dienstig acht.

In geval van overmacht mag de minister de looptijd van de overeenkomst met maximaal vijf jaar verlengen.

Art. 5.De in artikel 4 bedoelde overeenkomst kan betrekking hebben op bewarende maatregelen die reeds getroffen zijn, op voorwaarde dat de minister of zijn gemachtigde daarmee vooraf uitdrukkelijk hebben ingestemd.

Onder bewarende maatregelen dient te worden verstaan alle werken om het gebouw te stutten, of ervoor te zorgen dat de buitenzijde van het gebouw en de afvoer van het regenwater waterdicht zijn, of om elke soort woekerzwam te bestrijden.

Art. 6.Om in aanmerking te kunnen komen voor de subsidie voor de vernieuwing van afzonderlijke onroerende goederen, moet de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn : 1° alle bewarende maatregelen nemen of genomen hebben die nodig zijn voor waterdichtheid, stabiliteit, afsluiting der gebouwen en behandeling tegen zwammen;2° de onroerende goederen vernieuwen volgens het voorschrift van het ontwerp dat de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zal hebben opgesteld;3° op de datum van de vereffening van de subsidie, eigenaar zijn van het betrokken onroerend goed of de betrokken onroerende goederen. Om in aanmerking te kunnen komen voor de subsidie voor de sloop gevolgd door de onmiddellijke heropbouw van onroerende goederen die ongezond of bouwvallig zijn, moet de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn : 1° eigenaar zijn van het of de betrokken onroerende goederen sedert minder dan één jaar met ingang op de indiening van de subsidieaanvraag;2° het onroerend goed of de onroerende goederen in kwestie hebben verkregen : a) met toepassing van het besluit van de Executieve van 19 juli 1990 betreffende de verkrijging door de gemeenten van verlaten gebouwen;b) door de overdracht van gewestelijke goederen aan de gemeenten;c) door schenking of legatering van onroerende goederen aan de gemeenten of openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Om een van de subsidies bedoeld in het eerste en het tweede lid te kunnen genieten moet de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn tevens : 1° het onroerend goed of de onroerende goederen in kwestie, volgens de voorwaarden gesteld in 3° en 5°, hoofdzakelijk bestemmen voor bewoning die met sociale huisvesting is gelijkgesteld;2° de vernieuwde of heropgebouwde woningen of lokalen bij voorrang laten betrekken door de personen die ze vóór de vernieuwing of de sloop, gevolgd door de heropbouw bewoonden, ofwel aan deze personen een andere woning ter vervanging verschaffen die voldoet aan de normen inzake gezondheid, vastgesteld krachtens boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling II, artikel 2, van het Burgerlijk Wetboek;3° buiten de gevallen bedoeld in 2°, vernieuwde of heropgebouwde woningen of lokalen verhuren aan personen die beantwoorden aan de voorwaarden inzake inkomen in het kader van de sociale huisvesting, vastgesteld krachtens artikel 4 van de ordonnantie van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting;4° noch de gronden noch de gebouwen op enigerlei wijze overdragen;5° de woningen verhuren tegen een jaarlijkse initiële huurprijs die begrepen ligt tussen de 2 en 5 pct.van de totale kostprijs van de uitgevoerde werken bedoeld in artikel 7, eerste lid; 6° wanneer het project inzake vernieuwing of sloop gevolgd door onmiddellijke heropbouw op meer dan honderd miljoen frank wordt geraamd, samenwerken met een adviesbureau gespecialiseerd in prijsbewaking;7° de ontvangsten en de huurgelden die voortkomen uit de vernieuwing gebruiken voor verrichtingen van dezelfde aard, voor het terugbetalen van leningen aangegaan met het oog op de vernieuwing of de heropbouw of voor het onderhoud van de vernieuwde of heropgebouwde onroerende goederen;8° de gemeenten of de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die dat willen, kunnen, op eigen kosten, de opvolging van de opdracht delegeren aan de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Brussel of een openbare vastgoedmaatschappij.

Art. 7.Komen in aanmerking voor de verlening van subsidies : 1° de studies van het ontwerp, de leiding en het toezicht op de werken, de bijstand aan de bewoners van de te vernieuwen of te slopen en te heropbouwen woningen gedurende een door de Minister vast te stellen tijdspanne;2° de vernieuwingswerken;3° de sloop- en heropbouwwerken. Het gedeelte of de gedeelten van onroerende goederen die niet bestemd zijn voor huisvesting kunnen niet worden gesubsidieerd.

Art. 8.Het bedrag van de toelage wordt vastgesteld op 65 p.c. van de in artikel 7 bedoelde kosten voor de bouwwerken vermeerderd met een vast bedrag ten belope van veertig p.c. bestemd om de studiekosten te dekken, evenals de mogelijke prijsherziening, de BTW en de te rechtvaardigen kostenoverschrijdingen. HOOFDSTUK III. - Boekhouding

Art. 9.Onverminderd de wetgeving op de boekhouding van de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, houdt de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn welke subsidies verkrijgt, er voor iedere operatie een afzonderlijke boekhouding op na. Deze boekhouding omvat minstens : 1° een specifiek dagboek waarin, bij hun ontvangst, alle boekhoudkundige stukken met betrekking tot de uitgaven voor de operatie worden ingeschreven;2° een kasboek waarin de uitgaven en de na de vernieuwing ontvangen huurgelden ingeschreven worden. Op het einde van ieder boekjaar wordt een voorlopige afrekening gemaakt waarvan een afschrift aan de Minister wordt gestuurd. HOOFDSTUK IV. - Vereffening

Art. 10.De vereffening van de subsidies aan gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die door de minister toegekend zijn krachtens artikel 8 gebeurt als volgt : A. voor de studies : 1° de eerste schijf van de subsidie wordt bij de goedkeuring van het ontwerp, uitgaande van de bijgevoegde raming van de bouwkosten uitgekeerd;2° de subsidie wordt gestort in schijven waarvan het bedrag en de termijn worden vastgelegd bij de overeenkomst bedoeld in artikel 4;3° het saldo van de subsidie wordt gestort bij overlegging van de definitieve verrekening van de door de Minister goedgekeurde werken. B. Voor de werken : 1° de eerste schijf van de subsidie wordt bij ontvangst van een afschrift van bevel van aanvatting der werken gestort en op grond van het bedrag voor de aanbestede werken; 2° de subsidie wordt op grond van de naar behoren goedgekeurde vorderingsstaten, ten bedrage van 95 p.c. van de tussenkomst van het Gewest vereffend; 3° het saldo van de subsidie wordt gestort bij overlegging van de definitieve verrekening van de door de Minister goedgekeurde werken. C. De stortingen die bij overlegging van de definitieve verrekeningen gebeuren, worden gedaan na aftrek van de andere subsidies of vrijwillige of verplichte tussenkomsten van natuurlijke of rechtspersonen, andere dan de bouwheer, waarbij de huuropbrengsten niet in aanmerking worden genomen.

Art. 11.De toekenning van de subsidie wordt beperkt tot de geldigheidsduur van de overeenkomst. HOOFDSTUK V. - Toezicht

Art. 12.De overeenkomsten betreffende de vernieuwde of heropgebouwde goederen die de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met derden moet sluiten, moeten aan de minister ter zijner informatie worden toegestuurd, binnen tien dagen na de beslissing van de gemeenteraad of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, om hem in staat te stellen na te gaan of aan de voorwaarden voor de toekenning van de subsidie is voldaan. Daartoe beschikt hij over een maand.

Art. 13.Jaarlijks, op 31 december, wordt door de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een verslag opgemaakt dat vóór de daaropvolgende 28 februari aan het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting wordt toegestuurd.

Dit verslag vermeldt de genomen beslissingen inzake huurbeheer alsmede het programma voor de drie komende jaren. HOOFDSTUK VI. - Straffen

Art. 14.Wanneer de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de in artikel 6, derde lid, 1° tot 3° en 5°, verplichtingen niet nakomt, vordert het Gewest ambtshalve de toegekende subsidies terug, aangepast aan de index der bouwprijzen vanaf de datum van het toekenningsbesluit van de Regering.

Dit bedrag moet onder Titel II van de Middelenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden gestort.

Art. 15.Bij niet-naleving van artikel 6, derde lid, 4°, vordert het Gewest ambtshalve de opbrengst van de verkoop van de grond en de gebouwen terug, ten belope van het totaal bedrag van de subsidies toegekend voor de vernieuwing of de sloop gevolgd door heropbouw van het betrokken onroerend goed, heraangepast op grond van de index der bouwprijzen. De verkoopprijs wordt altijd minstens even hoog geacht als de geactualiseerde schatting van de bevoegde ontvanger van de registratie.

De voormelde opbrengst van de verkoop moet bij het Fonds voor Stedebouw en Grondbeheer worden gestort, onder Titel III, afdeling 16 van de Middelenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 16.Het koninklijk besluit van 8 februari 1980 houdende organisatie van de vernieuwing van afzonderlijke onroerende goederen van de gemeenten en OCMW's wordt opgeheven.

Art. 17.De bepalingen van het koninklijk besluit vermeld in artikel 16 blijven van toepassing op de aanvragen om subsidie ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 18.De Minister van Stadsvernieuwing is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 februari 1998.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Stadsvernieuwing, D. GOSUIN

^