gepubliceerd op 26 januari 2017
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het Stadsbeleid
19 JANUARI 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het Stadsbeleid
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 6 oktober 2016 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering, artikel 2, 11° en 12°, artikel 9, §§ 1 en 2, artikel 11, § 2, artikel 17, artikel 53, artikel 54, derde en vierde lid, artikel 56, tweede lid, 2°, c) en vierde lid, artikel 58, § 5, tweede lid, artikel 59, § 1 en § 2, vierde en vijfde lid, artikel 60, eerste lid, 5°, en tweede lid, artikel 63, § 1, eerste lid, 6°, artikel 65, § 5, artikel 66, tweede lid, artikel 67, § 1, vijfde lid, en artikel 68, § 1.
Gelet op de Huisvestingscode, artikelen 177, 178 en 180;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 19 juli 1990 betreffende de verkrijging door de gemeenten van verlaten gebouwen;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 februari 1998 houdende organisatie van de vernieuwing of de sloop gevolgd door de heropbouw van onroerende goederen van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 februari 1999 betreffende de verkoop van sommige onroerende goederen door de gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting gegeven op 21 oktober 2016;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 september 2016;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 28 september 2016;
Gelet op het evaluatieverslag van de impact van het ontwerpbesluit op de respectievelijke toestand van de vrouwen en de mannen, aangehecht aan de beslissing van de Regering van 22 september 2016;
Gelet op het advies nr. 60.491/4 van de Raad van State, gegeven op 19 december 2016, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Minister-President, bevoegd voor territoriale ontwikkeling, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities en in aanmerking komende bedragen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de ordonnantie : de ordonnantie van 6 oktober 2016 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering;2° de minister : de minister die bevoegd is voor stadsvernieuwing;3° het bestuur : de directie van de Gewestelijke Overheidsdienst belast met stadsvernieuwing;4° de Nieuwe Gemeentewet : de nieuwe gemeentewet, gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 24 juni 1988, bekrachtigd door de wet van 26 mei 1989;5° transitwoning : de woning bedoeld in artikel 2, 22° van de Brusselse Huisvestingscode;6° solidaire woning : de woning bedoeld in artikel 2, 25° van de Brusselse Huisvestingscode;7° intergenerationele woning : het gebouw bedoeld in artikel 2, 26° van de Brusselse Huisvestingscode;8° CAOG : Comité tot aankoop van onroerende goederen, de personeelsleden van Brussel Fiscaliteit bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 23 juni 2016 betreffende de overname van de activiteiten van de Comités tot aankoop van onroerende goederen door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die de opdrachten uitvoeren bedoeld in artikelen 3 en 5 van deze ordonnantie;
Art. 2.In de zin van artikel 54, eerste lid, 1° van de ordonnantie, moet worden verstaan onder : a) een verwaarloosd onroerend goed : een bebouwd onroerend goed dat klaarblijkelijk door de eigenaar verlaten is en dat aanzienlijk verval vertoont of dreigt bouwvallig te worden, zoals vastgesteld bij besluit van de Burgemeester dat de nodige saneringsmaatregelen of reparaties oplegt om de gezondheid of de openbare veiligheid te herstellen;b) een leegstaand onroerend goed : een onroerend goed dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet : 1° de leegstand van het onroerend goed maakt het voorwerp uit van een vaststelling van een overheidsinstantie, inzonderheid een vaststelling van leegstand na politieonderzoek of een onbewoonbaarheidsbesluit van de burgemeester ter uitvoering van artikel 133, lid 2 en artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet;2° het goed is opgenomen in de gewestelijke inventaris van de leegstaande woningen, zoals vastgesteld door de gewestelijke dienst belast met de bestrijding van de leegstand, in toepassing van artikel 15, § 6, van de Brusselse Huisvestingscode. In de zin van artikel 54, eerste lid, 2° moet worden verstaan onder een ongezond onroerend goed : een bebouwd onroerend goed dat niet voldoet aan de vereisten inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting voor woningen, zoals bepaald in Hoofdstuk I van Titel III van de Brusselse Huisvestingscode en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Art. 3.Het bedrag van de in aanmerking komende handelingen en operaties bedoeld in artikel 54, eerste lid, 2° en artikel 60, eerste lid, 5° van de ordonnantie mag in geen geval, krachtens de artikelen 59, § 2, vierde lid en 67, § 1, zesde lid van de ordonnantie, hoger zijn dan : a) voor de totale oppervlakte van de woning, met inbegrip van de muren en de quotiteiten in de gemeenschappelijke delen van het gebouw : 1° In geval van zware werkzaamheden, 1.850 euro exclusief belastingen per bruto bebouwde of gerenoveerde vierkante meter; 2° In geval van lichte werkzaamheden, 925 euro exclusief belastingen per bruto bebouwde of gerenoveerde vierkante meter.b) voor de overdekte parkeerplaatsen buiten de openbare weg, die horen bij de met sociale huisvesting gelijkgestelde woningen en opgelegd zijn door de gewestelijke stedenbouwkundige verordening, alsook voor de kelders : 1° in geval van zware werkzaamheden, 925 euro exclusief belastingen per bruto bebouwde of gerenoveerde vierkante meter;2° in geval van lichte werkzaamheden, 460 euro exclusief belastingen per bruto bebouwde of gerenoveerde vierkante meter.c) voor de niet-overdekte parkeerplaatsen buiten de openbare weg, die horen bij de met sociale huisvesting gelijkgestelde woningen en opgelegd zijn door de gewestelijke stedenbouwkundige verordening, alsook voor de terrassen : 1° in geval van zware werkzaamheden, 460 euro exclusief belastingen per bruto bebouwde of gerenoveerde vierkante meter;2° in geval van lichte werkzaamheden, 230 euro exclusief belastingen per bruto bebouwde of gerenoveerde vierkante meter. De bedragen bedoeld in het eerste lid omvatten benevens de prijs van de werken de studiekosten en de erelonen van architecten.
Bovenop de bedragen bedoeld in het eerste lid worden de bedragen van de belasting op de toegevoegde waarde meegerekend ten belope van het percentage dat geldt voor de werken, ongeacht het percentage dat van toepassing is op de studiekosten en de erelonen van architecten.
De bedragen bedoeld in het eerste lid worden op één januari van elk jaar aangepast aan de ABEX-index, waarbij die van november 2016 de basisindex is.
De quotiteiten van de gezinnen in de gemeenschappelijke delen van het gebouw worden bepaald op basis van het reglement van mede-eigendom.
Indien dit reglement niet bestaat, worden de quotiteiten van de gemeenschappelijke delen die bij elke woning horen, berekend in verhouding tot de bruto-oppervlakte van deze woning ten opzichte van de andere oppervlakten van de privatieve kavels. Afdeling 2. - Aan het bestuur te bezorgen documenten
Art. 4.§ 1. De begunstigde bezorgt het bestuur een volledig dossier, de ontwerpen tot verwerving of vestiging van zakelijke rechten op de onroerende goederen van alle stadsbeleidsoperaties.
Tenzij de begunstigde deze documenten in toepassing van de ordonnantie, inzonderheid artikel 56 ervan, reeds bezorgd heeft aan het bestuur, bevat dit dossier : 1° de beraadslaging van de bevoegde overheden tot goedkeuring van het ontwerp tot verwerving of vestiging van zakelijke rechten en tot vaststelling van de verwervingsvoorwaarden;2° een kopie van de raming van het CAOG of, bij het uitblijven van een antwoord van deze laatste binnen zestig werkdagen na de aanvraag, minstens een raming opgesteld door een notaris, een landmeter-deskundige opgenomen in de tabel opgesteld door de Federale Raad van landmeters-experten of bij een vastgoedmakelaar ingeschreven in de tabel bedoeld in de wet van 11 februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar;3° in voorkomend geval, een kopie van het ontwerp van onderhandse akte. De minister of zijn gemachtigde controleert de conformiteit van het dossier ten opzichte van de operatie of het goedgekeurde - in voorkomend geval gewijzigde of aangevulde - programma, evenals ten opzichte van de verplichtingen opgenomen in de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De minister of zijn gemachtigde beschikt over een verificatietermijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van het dossier door het bestuur.
Deze termijn kan met dertig dagen worden verlengd. Als de minister of zijn gemachtigde tijdens deze - eventueel verlengde - termijn van dertig dagen een of meer niet-conformiteiten vaststelt in het dossier, brengt hij de begunstigde hiervan op de hoogte en maakt, in voorkomend geval, een voorbehoud betreffende het voor subsidies in aanmerking komen van de uitgave.
Het uitblijven van een reactie binnen de in lid 4 bedoelde en eventueel verlengde termijn, brengt geen beslissing met zich mee over het in aanmerking komen van de voorziene uitgaven. § 2. De begunstigde bezorgt het bestuur een dossier betreffende de verwerving of vestiging van zakelijke rechten voor elk van de verwervingen of vestigingen van zakelijke rechten bedoeld in § 1.
Dit dossier bevat : 1° een kopie van de akte tot verwerving of vestiging van zakelijke rechten of van de in het kader van een onteigening uitgesproken vonnissen;2° in voorkomend geval, de afrekening van de registratie- en notariskosten;3° in voorkomend geval, de afrekening van de afbakenings- en verkavelingskosten;4° in voorkomend geval, de afrekening van de wederbeleggingsvergoedingen in het kader van een onderhandse verwerving en alle door de rechter opgelegde vergoedingen en kosten in het geval van een verwerving via onteigening;5° in voorkomend geval, de andere door de minister of zijn gemachtigde vereiste documenten.
Art. 5.§ 1. De begunstigde bezorgt het bestuur een dossier met de documenten van de opdrachten voor aanneming van diensten en leveringen van alle stadsbeleidsoperaties of -acties.
Tenzij de begunstigde deze documenten in toepassing van de ordonnantie, inzonderheid artikel 56 ervan, reeds bezorgd heeft aan het bestuur, bevat dit dossier : 1° de beraadslaging van de bevoegde overheden tot goedkeuring van het ontwerp van bestek en tot vaststelling van de voorwaarden en van de gunningswijze van de opdrachten;2° het bestek;3° de lijst van de te raadplegen inschrijvers bij een beperkte procedure of onderhandelingsprocedure. De minister of zijn gemachtigde controleert de conformiteit van het dossier ten opzichte van de operatie of het goedgekeurde - in voorkomend geval gewijzigde of aangevulde - programma, evenals ten opzichte van de verplichtingen opgenomen in de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De minister of zijn gemachtigde beschikt over een verificatietermijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van het dossier door het bestuur.
Deze termijn kan met dertig dagen worden verlengd. Als de minister of zijn gemachtigde tijdens deze - eventueel verlengde - termijn van dertig dagen een of meer niet-conformiteiten vaststelt in het dossier, brengt hij de begunstigde hiervan op de hoogte en maakt, in voorkomend geval, een voorbehoud betreffende het voor subsidie in aanmerking komen van de uitgaven.
Het uitblijven van een reactie binnen de in lid 4 bedoelde en eventueel verlengde termijn, brengt geen beslissing met zich mee over het in aanmerking komen van de voorziene uitgaven. § 2. De begunstigde bezorgt het bestuur een gunningsdossier voor elk van de in § 1 bedoelde opdrachten.
Dit dossier bevat : 1° het proces-verbaal van de opening van de offertes;2° de ingediende offertes;3° het analyseverslag van de offertes;4° de met redenen omklede beslissing van de bevoegde overheid houdende de aanstelling van de opdrachtnemer. De minister of zijn gemachtigde controleert de conformiteit van het dossier ten opzichte van de operatie of het goedgekeurde - in voorkomend geval gewijzigde of aangevulde - programma, evenals ten opzichte van de verplichtingen opgenomen in de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De minister of zijn gemachtigde beschikt over een verificatietermijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van het dossier door het bestuur.
Deze termijn kan met dertig dagen worden verlengd. Als de minister of zijn gemachtigde tijdens deze - eventueel verlengde - termijn van dertig dagen een of meer niet-conformiteiten vaststelt in het dossier, brengt hij de begunstigde hiervan op de hoogte en maakt, in voorkomend geval, een voorbehoud betreffende het voor subsidie in aanmerking komen van de uitgaven.
Het uitblijven van een reactie binnen de in lid 4 bedoelde en eventueel verlengde termijn, brengt geen beslissing met zich mee over het in aanmerking komen van de voorziene uitgaven.
Art. 6.De begunstigde bezorgt het bestuur een dossier betreffende het voorontwerp van werken voor alle stadsbeleidsoperaties.
Tenzij de begunstigde deze documenten in toepassing van de ordonnantie, inzonderheid artikel 56 ervan, reeds bezorgd heeft aan het bestuur, bevat dit dossier : 1° het voorontwerpdossier;2° een overzicht van de bestaande toestand;3° een technische beschrijving van de bestaande toestand van elk betrokken goed;4° een beschrijving van de geplande werken en projecten;5° een raming van de kosten van de werken; De minister of zijn gemachtigde controleert de conformiteit van het dossier ten opzichte van de operatie of het goedgekeurde - in voorkomend geval gewijzigde of aangevulde - programma, evenals ten opzichte van de verplichtingen opgenomen in de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De minister of zijn gemachtigde beschikt over een verificatietermijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van het dossier door het bestuur.
Deze termijn kan met dertig dagen worden verlengd. Als de minister of zijn gemachtigde tijdens deze - eventueel verlengde - termijn van dertig dagen een of meer niet-conformiteiten vaststelt in het dossier, brengt hij de begunstigde hiervan op de hoogte en maakt, in voorkomend geval, een voorbehoud betreffende het voor subsidie in aanmerking komen van de uitgaven.
Het uitblijven van een reactie binnen de in lid 4 bedoelde en eventueel verlengde termijn, brengt geen beslissing met zich mee over het in aanmerking komen van de voorziene uitgaven.
Art. 7.De begunstigde bezorgt het bestuur een dossier betreffende de handelingen en werken van alle stadsbeleidsoperaties.
Tenzij de begunstigde deze documenten in toepassing van de ordonnantie, inzonderheid artikel 56 ervan, reeds bezorgd heeft aan het bestuur, bevat dit dossier : 1° de beraadslaging van de bevoegde overheden tot goedkeuring van het ontwerp en tot vaststelling van de voorwaarden en van de gunningswijze van de opdrachten;2° de kostenraming;3° de plannen;4° het bestek;5° de beschrijvende en samenvattende opmetingsstaat; 6° het EPB-voorstel, de haalbaarheidsstudie of de geïntegreerde haalbaarheidsstudie zoals bedoeld in de artikelen 2.2.5 en 2.2.7 van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing; 7° de lijst van de te raadplegen inschrijvers bij een beperkte of onderhandelingsprocedure. De minister of zijn gemachtigde controleert de conformiteit van het dossier ten opzichte van de operatie of het goedgekeurde - in voorkomend geval gewijzigde of aangevulde - programma, evenals ten opzichte van de verplichtingen opgenomen in de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De minister of zijn gemachtigde beschikt over een verificatietermijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van het dossier door het bestuur.
Deze termijn kan met dertig dagen worden verlengd. Als de minister of zijn gemachtigde tijdens deze - eventueel verlengde - termijn van dertig dagen een of meer niet-conformiteiten vaststelt in het dossier, brengt hij de begunstigde hiervan op de hoogte en maakt, in voorkomend geval, een voorbehoud betreffende het voor subsidie in aanmerking komen van de uitgaven.
Het uitblijven van een reactie binnen de in lid 4 bedoelde en eventueel verlengde termijn, brengt geen beslissing met zich mee over het in aanmerking komen van de voorziene uitgaven.
Art. 8.De begunstigde bezorgt het bestuur een gunningsdossier voor elk van de overheidsopdrachten van werken, bedoeld in artikel 7, die hij gegund heeft.
Dit dossier bevat : 1° het verslag van de opening van de offertes;2° de ingediende offertes;3° het analyseverslag van de offertes;4° de met redenen omklede beslissing van de bevoegde overheid houdende de aanstelling van de opdrachtnemer. De minister of zijn gemachtigde controleert de conformiteit van het dossier ten opzichte van de operatie of het goedgekeurde - in voorkomend geval gewijzigde of aangevulde - programma, evenals ten opzichte van de verplichtingen opgenomen in de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De minister of zijn gemachtigde beschikt over een verificatietermijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van het dossier door het bestuur.
Deze termijn kan met dertig dagen worden verlengd. Als de minister of zijn gemachtigde tijdens deze - eventueel verlengde - termijn van dertig dagen een of meer niet-conformiteiten vaststelt in het dossier, brengt hij de begunstigde hiervan op de hoogte en maakt, in voorkomend geval, een voorbehoud betreffende het voor subsidie in aanmerking komen van de uitgaven.
Het uitblijven van een reactie binnen de in lid 4 bedoelde en eventueel verlengde termijn, brengt geen beslissing met zich mee over het in aanmerking komen van de voorziene uitgaven.
Art. 9.§ 1 De begunstigde levert aan het bestuur voor elk van de gegunde overheidsopdrachten : 1° de kennisgeving van afsluiting van de opdracht of van de concessie van werken;2° voor de opdrachten voor aanneming van werken of de concessies van werken, het bevel om de werken aan te vatten. § 2. Wanneer de begunstigde een overheidsopdracht organiseert waarin zowel het ontwerp als de uitvoering van de werken zitten vervat, zijn artikelen 5 en 6 niet van toepassing.
Art. 10.§ 1. De begunstigde bezorgt het bestuur een dossier betreffende de opleveringen van de verschillende opdrachten voor elke stadbeleidsoperatie- of actie.
Dit dossier bevat : 1° het proces-verbaal van voorlopige oplevering of van weigering van voorlopige oplevering, zoals bepaald in de wet en de koninklijke besluiten betreffende de overheidsopdrachten;2° de beraadslaging van de bevoegde overheden tot goedkeuring van het proces-verbaal van voorlopige oplevering of van weigering van voorlopige oplevering;3° in voorkomend geval, de plaatsbeschrijving zoals bepaald in de wet en de koninklijke besluiten betreffende de overheidsopdrachten voor de volledige of gedeeltelijke inbezitneming van het bouwwerk door de aanbestedende overheid;4° het proces-verbaal van definitieve oplevering of van weigering van definitieve oplevering, zoals bepaald in de wet en de koninklijke besluiten betreffende de overheidsopdrachten;5° de beraadslaging van de bevoegde overheden tot goedkeuring van het proces-verbaal van definitieve oplevering of van weigering van definitieve oplevering;6° de eindafrekening van de opdracht;7° de afrekening van de boetes, ambtshalve maatregelen en inhoudingen die van toepassing zijn op de opdracht. § 2. De begunstigde bezorgt het bestuur eveneens de globale eindafrekening van de operatie of actie, met inbegrip van de kosten die overeenstemmen met de financieringen afkomstig van andere overheidssubsidies of aanvullende private financiering.
Art. 11.Wanneer het voorwerp van een overheidsopdracht of concessie voor werken of diensten gegund door de begunstigde strekt tot het delegeren van de gunning van de opdrachten voor aanneming van werken aan de ondernemers waaraan de opdracht wordt gegund, dan neemt de begunstigde in de documenten van de opdracht of de concessie die hij opstelt de verplichting op voor de ondernemers waaraan de opdracht wordt gegund om de door artikelen 6 tot 10 bedoelde informatie aan het bestuur te bezorgen, onverminderd artikel 9, § 2.
Art. 12.In toepassing van artikel 17 van de ordonnantie, bezorgt de begunstigde van de programma's bedoeld in artikel 51, eerste lid b) van de ordonnantie, aan het bestuur : 1° binnen de zes maanden na het einde van de eventueel verlengde uitvoeringstermijn van het programma, een tussentijds verslag waarin de evolutie van elke operatie en actie, alsook het deel van de bereikte doelstellingen en resultaten voor elk van deze operaties omstandig worden beschreven.2° binnen de zes maanden na het einde van de implementatie van het programma, een eindverslag waarin voor elke operatie en actie van het programma de uitvoering en de implementatie, het deel van de bereikte doelstellingen en resultaten en de perspectieven van voortzetting omstandig worden beschreven. Binnen zes maanden na de ontvangst van elk van de verslagen bedoeld in het vorige lid bezorgt het bestuur aan de Regering een samenvattend verslag van de verslagen bedoeld in het eerste lid. Afdeling 3; - Overdracht van beheer van de gesubsidieerde goederen
Art. 13.Wanneer de begunstigde overweegt een overeenkomst te sluiten voor het beheer van de commerciële en productieve ruimten of van de buurtinfrastructuur, legt hij een ontwerp van overeenkomst voor aan de minister of zijn gemachtigde waarin de aan de specifieke kenmerken van die ruimten of infrastructuur aangepaste voorwaarden betreffende het beheer ervan, overeenkomstig artikel 11, § 2 van de ordonnantie, zijn vastgelegd.
De minister of zijn gemachtigde controleert de conformiteit van de ontwerpovereenkomsten ten opzichte van de operatie of het goedgekeurde - in voorkomend geval gewijzigde of aangevulde - programma, evenals ten opzichte van de verplichtingen opgenomen in de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De begunstigde bezorgt de overdrachtsovereenkomsten aan het bestuur. HOOFDSTUK 2. - Het stadsbeleid via ruimtelijke ordening Afdeling 1. - In aanmerking komende operatiesf en handelingen
Art. 14.De operatie om leegstaande of verwaarloosde gebouwen te bestrijden zoals bedoeld in artikel 54, eerste lid, 1° van de ordonnantie, wordt uitgevoerd door de vrijwillige of gedwongen verwerving of vestiging, door de begunstigden, van zakelijke rechten op voornoemde onroerende goederen.
De handelingen die in aanmerking komen in het kader van een operatie om verwaarloosde of leegstaande onroerende goederen te bestrijden, zijn de kosten voor de verwerving of vestiging van zakelijke rechten op de onroerende goederen, met inbegrip van de prijs van de verwerving, de wederbeleggingsvergoedingen in het kader van een onderhandse verwerving en alle door de rechter opgelegde vergoedingen en kosten in het geval van een verwerving via onteigening.
Art. 15.De handelingen die kaderen in de operatie voor de renovatie, de restauratie of de afbraak gevolgd door de heropbouw van ongezonde of onaangepaste onroerende goederen, bedoeld in artikel 54, eerste lid, 2° van de ordonnantie, zijn : 1° de studies en de technische proeven;2° de bewarende of dringende handelingen en werken;3° het bouwrijp maken, waaronder de sanering, met inbegrip van de afbraak, de behandeling van de verontreinigde bodems en de asbestverwijdering;4° de werken voor de verbouwing, de renovatie, de restauratie, de bouw en de heropbouw van gebouwen en hun directe omgeving;5° de kosten voor de herhuisvesting van de bewoners van de gebouwen bedoeld in artikel 9, § 3, van de ordonnantie;
Art. 16.§ 1. De operaties bedoeld in artikel 54, eerste lid, 3° van de ordonnantie betreffende snelle interventiemiddelen tegen de achteruitgang van de openbare ruimte zijn alle maatregelen ter voorkoming of vermindering van toekomstige verloedering van de openbare ruimte of het uitvoeren van specifieke reparaties van beschadigingen aan de openbare ruimten of het stadsmeubilair. § 2. De handelingen die kaderen in de snelle interventiemiddelen tegen de achteruitgang van de openbare ruimte, zijn : 1° de studies en de technische proeven;2° de prijzen en kosten die verband houden met de verwerving of het gebruik van instrumenten, materialen en voorzieningen die nodig zijn voor de in § 1 bedoelde operaties;3° de bewarende of dringende handelingen en werken aan de openbare ruimte;4° de restauratie- of herinrichtingswerken aan de openbare ruimte;5° de kosten van het technisch personeel van de begunstigde of van diens gemachtigde dat belast is met de in § 1 bedoelde operaties, maar niet meer dan vijftig procent van de in aanmerking komende totale kostprijs van die operaties. Afdeling 2. - Subsidiëring en plafonnering van de in aanmerking
komende kosten
Art. 17.In geval van onderhandse verwerving of vestiging van zakelijke rechten wordt het bedrag van de subsidie berekend op basis van de prijs van de transactie. Het bedrag van de subsidie mag in geen geval hoger zijn dan de raming van het CAOG of, desgevallend, bij het uitblijven van een antwoord van deze laatste binnen zestig werkdagen na de aanvraag, minstens een raming opgesteld door een notaris, een landmeter-deskundige opgenomen in de tabel opgesteld door de Federale Raad van landmeters-experten, of bij een vastgoedmakelaar ingeschreven in de tabel bedoeld in de wet van 11 februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar, vermeerderd met de registratiekosten, en desgevallend, met het ereloon van de notaris en de wederbeleggingsvergoedingen.
In geval van een onteigening wordt het bedrag van de subsidie berekend op basis van de kostprijs ervan, vermeerderd met de kosten van de gerechtelijke procedure, evenals met de door de rechter opgelegde vergoedingen en kosten in geval van een verwerving via onteigening.
Art. 18.Het toelagebedrag dat aan de begunstigde wordt toegekend voor de operaties met als voorwerp de uitvoering van werken beschreven in artikel 15, bedraagt vijfentachtig procent van het door de Regering op grond van artikel 57 van de ordonnantie goedgekeurde totaalbedrag van de kostenraming van de in aanmerking komende handelingen of, indien dat bedrag kleiner is, van het uiteindelijke totaalbedrag van de in aanmerking komende handelingen bij de eindverrekening. Het bedrag van de in aanmerking komende handelingen mag niet hoger zijn dan de in artikel 3 vastgestelde maximumbedragen.
Art. 19.Het toelagebedrag dat aan de begunstigde wordt toegekend voor de snelle interventiemiddelen tegen de achteruitgang van de openbare ruimte zoals bedoeld in artikel 16, bedraagt vijfentachtig procent van het door de Regering krachtens artikel 57 van de ordonnantie goedgekeurde totaalbedrag van de kostenraming van de in aanmerking komende handelingen of, indien dat bedrag kleiner is, van het uiteindelijke totaalbedrag van de eindfactuur van de operatie.
In toepassing van artikel 59, § 2, lid 5 van de ordonnantie mag het bedrag van de in aanmerking komende kosten van de in lid 1 bedoelde operaties in geen geval hoger zijn dan 25.000 euro per statistische sector en per jaar.
Dit bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan de ABEX-index, waarbij die van november 2016 de basisindex is. Afdeling 3. - Vereffening van de toelage
Art. 20.Wanneer een stadsbeleidsoperatie goedgekeurd is, wordt de subsidie als volgt uitgekeerd : 1° Voor operaties bedoeld in artikel 54, eerste lid, 1° van de ordonnantie : a) zeventig procent van het subsidiebedrag bij ondertekening van de overeenkomst voor verwerving of vestiging van zakelijke rechten of de uitspraak van het provisionele vonnis waarbij wordt gemachtigd tot de onteigening;b) vijfentwintig procent van het subsidiebedrag bij ondertekening van de authentieke acte van verwerving of vestiging van zakelijke rechten of de uitspraak van het vonnis tot onteigening;c) het saldo van het subsidiebedrag bij goedkeuring van de eindverrekening, op basis van de in artikel 4 bedoelde documenten.2° Voor operaties bedoeld in artikel 54, eerste lid, 2° van de ordonnantie : a) vijf procent van het subsidiebedrag bij de beslissing tot goedkeuring van de operatie door de Regering;b) vijfentwintig procent van het subsidiebedrag bij de betekening van de opdracht van werken en het bevel tot de start van de werken aan de ondernemer waaraan de opdracht wordt gegund;c) vereffening van de toelage ten belope van zestig procent van het subsidiebedrag op de door de begunstigde goedgekeurde vorderingsstaten tijdens de uitvoering van de overheidsopdracht voor aanneming van werken;d) het saldo van tien procent van het subsidiebedrag wordt uitgekeerd na voltooiing van de uitvoering of de implementatie van de stadsbeleidsoperatie, op basis van de finale verantwoordingsstukken.3° Voor operaties bedoeld in artikel 54, eerste lid, 3° van de ordonnantie : a) Vijftig procent van het subsidiebedrag bij de beslissing tot goedkeuring van de operatie door de Regering;b) het saldo van vijftig procent van het subsidiebedrag wordt uitgekeerd na voltooiing van de uitvoering of de implementatie van de stadsbeleidsoperatie, op basis van de finale verantwoordingsstukken. Afdeling 4. - Verplichtingen van de begunstigden
Onderafdeling 1. - Voorwaarden betreffende de toegang tot en het beheer van de woningen
Art. 21.§ 1. Wanneer de operaties bedoeld in artikel 54, eerste lid, 1° of 2° van de ordonnantie de realisatie van met sociale huisvesting gelijkgestelde woningen beogen, zijn de volgende toegangsvoorwaarden van toepassing : a) Met betrekking tot de toekenningsregels voor woningen : 1° op de dag van de toekenning van de woning, mag het gezamenlijk belastbaar inkomen van het gezin niet hoger zijn dan de bedragen bedoeld in artikel 4, § 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, verhoogd met twintig procent. Deze bedragen worden geïndexeerd op de verjaardag van de inwerkingtreding van dit besluit, op basis van de index van de consumptieprijzen die van kracht is in de maand voorafgaand aan de maand van de inwerkingtreding van dit besluit. 2° de gerenoveerde of heropbouwde woningen worden bij voorkeur toegekend aan de personen die er vóór de uitvoering van de werken woonden, op voorwaarde dat zij aan de in 1° bepaalde inkomensvoorwaarden voldoen;3° de verplichtingen die zijn opgenomen in de artikelen 25 tot 32 van de Brusselse Huisvestingscode, zijn van toepassing.b) Wat de berekening van de huurprijzen betreft, wordt de maximale huurprijs vastgelegd conform de tabel in artikel 16 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2015 houdende organisatie van de sociale verhuurkantoren, waarbij de bedragen geïndexeerd worden overeenkomstig artikel 20 van hetzelfde besluit.c) Met betrekking tot de duur van de ingebruikneming : 1.de huurovereenkomst wordt gesloten voor een duur van negen jaar en bevat de voorwaarde bedoeld punt a), 1° ; 2. in de loop van het eerste halfjaar van het derde en het zesde jaar van de huurovereenkomst wordt onderzocht of de huurder nog steeds voldoet aan de toegangsvoorwaarden bedoeld in punt a), 1°.Indien dit niet het geval is, kan de begunstigde de huurovereenkomst voortijdig beëindigen na het zesde jaar, mits hij een opzeggingstermijn van zes maanden naleeft. d) Wat het toezicht op het beheer betreft, bezorgt de begunstigde de minister of zijn gemachtigde uiterlijk op 31 maart van elk jaar een verslag over de bewegingen van het voorgaande jaar met betrekking tot het kandidatenregister, de toewijzing van woningen, de gesloten huurovereenkomsten en de vastgelegde huurprijzen. § 2. Bij wijze van uitzondering en op met redenen omklede vraag van de begunstigde kan de minister, overeenkomstig artikel 9, § 2, lid 7 van de ordonnantie, een afwijking toestaan van de toekenningsregels bedoeld in § 1, om in de behoefte aan een dienst-, conciërge- of transitwoning te voorzien.
Onderafdeling 2. - Beheermaatregelen voor de buurtinfrastructuur en de commerciële en productieve ruimten
Art. 22.In de overeenkomsten betreffende de commerciële- en productieve ruimten zijn minstens de verplichtingen in termen van toegankelijkheid en de financiële voorwaarden van de ingebruikneming vastgelegd.
In de overeenkomsten betreffende de buurtinfrastructuur zijn minstens de toegankelijkheidsregels vastgelegd. HOOFDSTUK 3. - Het stadsbeleid via de ontwikkeling van de wijken Afdeling 1. - In aanmerking komende operaties en handelingen
Art. 23.§ 1. De in artikel 60, eerste lid, 1° van de Ordonnantie bedoelde operaties en acties die de levenskwaliteit van de wijken waarborgen en het leefkader verbeteren via openbare ruimten en via de ontwikkeling van wijkvoorzieningen met het oog op de versterking van cultuur en sport als haard van sociale cohesie, worden op een of meerdere van de volgende wijzen uitgevoerd : 1° acties en operaties die het mogelijk maken de openbare ruimte om te vormen tot drager van de sociale en maatschappelijke band en van culturele uitwisselingen en die de leefomgeving verbeteren door groene ruimten, parken, binnenterreinen van huizenblokken of speel- en ontspanningsruimten te activeren, herin te richten of aan te leggen, de inrichtingen die de leefbaarheid van de openbare ruimte bevorderen, de totstandbrenging van stedelijke salons en parklets of de operaties die verband houden met een lichtplan;2° acties of operaties voor de financiering en subsidiëring van sport- en culturele wijkinfrastructuren, zo ook in de openbare ruimten, inzonderheid door het verwezenlijken van openbare buitenvoorzieningen. § 2. De in artikel 60, eerste lid, 2° van de Ordonnantie bedoelde acties of operaties die een beter samenleven garanderen, een maatschappelijke en ruimtelijke dualisering in de wijken bestrijden en het imago en de uitstraling van Brussel verbeteren, worden uitgevoerd op een of meerdere van de volgende wijzen : 1° de acties of operaties ter bestrijding van de maatschappelijke en ruimtelijke dualisering in de wijken, inzonderheid de acties en operaties die het mogelijk maken wijken met elkaar te verweven en collectieve burgerprojecten te ontwikkelen;2° de acties of operaties ter verbetering van het imago en de uitstraling van Brussel;3° de acties of operaties die zorgen voor animatie en een beter samenleven in de wijken. § 3. De in artikel 60, eerste lid, 3° van de ordonnantie bedoelde acties of operaties ter bevordering van de strijd tegen de bestaansonzekerheid in de wijken, de opvang en begeleiding van de meest kwetsbare doelgroepen en de socioprofessionele inschakeling in sectoren waar werkgelegenheid is, in het bijzonder sectoren in samenhang met ruimtelijke ordening en huisvesting, worden uitgevoerd op een of meerdere van de volgende wijzen : 1° acties of operaties gericht op een vermindering van het energieverbruik bij de gezinnen, en in het bijzonder bij de kwetsbaarsten onder hen;2° acties of operaties ter financiering en subsidiëring van voorzieningen ter bestrijding van de bestaansonzekerheid;3° interventies of maatregelen voor een betere opvang van nieuwkomers en van een zwervend publiek, alsook ter bestrijding van dakloosheid;4° acties of operaties voor socioprofessionele inschakeling, in het bijzonder in samenhang met huisvesting en ruimtelijke ordening. § 4. De in artikel 60, eerste lid, 4° van de ordonnantie bedoelde operaties en acties om de ontwikkeling van specifieke openbare woningen voor bepaalde segmenten van de bevolking te bevorderen, zijn alle middelen om openbare huisvesting te creëren die bestemd is voor verhuring aan bepaalde segmenten van de bevolking, en meer bepaald ouderen, mensen met een handicap, personen in nood en studenten. Het creëren van openbare woningen gebeurt met name door de renovatie, de bouw, de afbraak gevolgd door de heropbouw of de reconversie van onroerende goederen.
Deze woningen kunnen ook met sociale woningen gelijkgestelde woningen of geconventioneerde woningen zijn. Het kunnen onder meer solidaire woningen, intergenerationele woningen of transitwoningen zijn. § 5. In het kader van de in artikel 60, eerste lid, 6° van de ordonnantie bedoelde coördinatie- en communicatieacties, stelt de begunstigde ten minste een projectleider aan die belast wordt met de coördinatie en de communicatie van het stadsbeleidsprogramma.
Art. 24.De handelingen die kaderen in de in artikel 60 van de ordonnantie en artikel 23 bedoelde stadsbeleids-operaties en -acties via de ontwikkeling van de wijken, zijn : 1° de investeringskosten, namelijk : a) In geval van verwerving of vestiging van zakelijke rechten op de onroerende goederen, de kosten voor de verwerving of vestiging van zakelijke rechten op de onroerende goederen, met inbegrip van de prijs van de verwerving of vestiging, de wederbeleggingsvergoedingen in het kader van een onderhandse verwerving of vestiging en alle door de rechter opgelegde vergoedingen en kosten in het geval van een verwerving via onteigening;b) In geval van renovatie, opwaardering of sloop gevolgd door de heropbouw van onroerende goederen : i.de kostprijs van de studies en de technische proeven; ii. de kostprijs van bewarende of dringende handelingen en werken; iii. de kostprijs van het bouwrijp maken en de renovatie, waaronder de sanering, met inbegrip van de afbraak, de behandeling van de verontreinigde bodems en de asbestverwijdering; iv. de kostprijs van de werken voor de verbouwing, de renovatie, de nieuwbouw en de heropbouw van gebouwen en hun directe omgeving; v. de kostprijs voor de herhuisvesting van de bewoners van de gebouwen bedoeld in artikel 9, § 3 van de ordonnantie.c) de verwerving van roerende goederen met een afschrijvingsduur van meer dan één jaar, in verhouding tot de duur van het stadsbeleidsprogramma dat nog loopt op de datum van de verwerving, ten opzichte van de afschrijvingstermijn die goedgekeurd is op grond van de fiscale wetgeving;2° de personeels-, werkings-, activiteits- of leveringskosten die nodig zijn voor de verwezenlijking van de in § 1 beschreven acties; Afdeling 2. - Subsidiëring en plafonnering van de in aanmerking
komende kosten
Art. 25.In geval van onderhandse verwerving of vestiging van zakelijke rechten wordt het bedrag van de subsidie berekend op basis van de prijs van de transactie. Het bedrag van de subsidie mag in geen geval hoger zijn dan de raming van het CAOG of, desgevallend, bij het uitblijven van een antwoord van deze laatste binnen zestig werkdagen na de aanvraag, minstens een raming opgesteld door een notaris, een landmeter-deskundige opgenomen in de tabel opgesteld door de Federale Raad van landmeters-experten, of bij een vastgoedmakelaar ingeschreven in de tabel bedoeld in de wet van 11 februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar, vermeerderd met de registratiekosten, en desgevallend, met het ereloon van de notaris en de wederbeleggingsvergoedingen.
In geval van een onteigening wordt het bedrag van de subsidie berekend op basis van de kostprijs ervan, vermeerderd met de kosten van de gerechtelijke procedure, evenals met het geheel van de door de rechter opgelegde vergoedingen en kosten in geval van een verwerving via onteigening.
Art. 26.Afgezien van de maximumplafonds van de in aanmerking komende kosten ingevoerd door artikel 65, § 4, vierde lid van de ordonnantie en door artikel 3 : 1° mogen alle kosten van de coördinatie- en communicatieacties bedoeld in artikel 60, eerste lid, 6° van de ordonnantie niet meer dan tien procent van het totaalbedrag van de toegekende subsidies per stadsbeleidsprogramma uitmaken.2° mogen de in artikel 60, eerste lid, 5° van de ordonnantie bedoelde operaties niet meer dan dertig procent uitmaken van het totaalbedrag van de toegekende subsidies per stadsbeleidsprogramma.De Regering kan echter, indien zij het belang daarvan vaststelt, van die drempel afwijken, wanneer die ontoereikend is om het geheel van een in artikel 60, eerste lid, 5° van de ordonnantie bedoelde en subsidieerbaar verklaarde operatie te financieren.
Voor de berekening van het in het eerste lid, 1° en 2° bedoelde totaalbedrag wordt geen rekening gehouden met de bedragen die het voorwerp uitmaken van andere overheidssubsidies of aanvullende private financiering bedoeld in artikel 67, § 1, derde lid van de ordonnantie. Afdeling 3. - Uitwerking, verlenging van de termijnen en wijzigingen
of aanvullingen van het programma
Art. 27.§ 1. Overeenkomstig artikel 63, § 1, eerste lid, 6° van de ordonnantie bevat het ontwerp van stadsbeleidsprogramma via de ontwikkeling van de wijken een ontwerp van beheersplan voor iedere voorgestelde buurtinfrastructuur. § 2. De minister oordeelt over de aanvragen tot verlenging van de uitwerkings- of uitvoeringstermijn van het stadsbeleidsprogramma, respectievelijk ingediend door de begunstigde overeenkomstig de artikelen 63, § 1, derde lid en 65, § 1, tweede lid van de ordonnantie. § 3. De procedure voor de wijziging of aanvulling van dit programma is dezelfde als de procedure voor de uitbreiding van het programma, behalve wat betreft de volgende punten : 1. De begunstigde vraagt aan de minister de toelating om het stadsbeleidsprogramma via de ontwikkeling van de wijken te wijzigen of aan te vullen. Het aan de minister voor te leggen dossier bevat enkel de beoogde wijzigingen of aanvullingen en de documenten bedoeld in artikel 63 § 1, eerste lid van de ordonnantie worden gewijzigd en desgevallend geconsolideerd voor zover zij betrekking hebben op de beoogde wijzigingen of aanvullingen; 2. De minister spreekt zich uit over de aanvragen tot wijziging of aanvulling van het stadsbeleidsprogramma via de ontwikkeling van de wijken, binnen de 45 dagen volgend op de datum van ontvangst van het dossier;deze termijn wordt opgeschort tijdens de parlementaire vakantie in toepassing van artikel 26 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. Afdeling 4. - Vereffening van de toelage
Art. 28.§ 1. Wanneer de begunstigde een in artikel 68 § 1 tweede lid van de ordonnantie bepaalde betaling ontvangt, kan de begunstigde maximaal twee keer per jaar, uiterlijk op 31 mei en 15 september van elk jaar, de betaling van bijkomende schijven vragen.
De aanvraag tot betaling van een bijkomende schijf wordt vergezeld van een volledige afrekening die in één keer wordt ingediend en waarin een overzicht wordt gegeven van de in aanmerking komende uitgavenstaten van de projecten waarop de betalingsaanvraag betrekking heeft, evenals van alle verantwoordingsstukken betreffende de gesubsidieerde operaties en acties. Deze verantwoordingsstukken worden ter controle voorgelegd aan het bestuur.
De betalingen van de als in aanmerking komend geachte kosten worden verricht na goedkeuring van de Minister of zijn gemachtigde, op basis van een schuldvorderingsaangifte opgesteld door de begunstigde waarin het bedrag van de als in aanmerking komend geachte kosten is opgenomen.
De betaling van bijkomende schijven houdt geen rekening met de betaling bedoeld in artikel 68, § 1 tweede lid van de ordonnantie, totdat de begunstigde de betaling van zeventig procent van de in aanmerking komende totale kostprijs heeft ontvangen.
Wanneer de begunstigde in toepassing van het vierde lid de betaling van zeventig procent van de in aanmerking komende totale kostprijs heeft ontvangen : 1° bezorgt de begunstigde aan het bestuur een tussentijds activiteitenverslag, dat aantoont dat de uitvoering van het programma is gevorderd overeenkomstig de reeds uitbetaalde subsidies;2° De bijkomende schijven worden betaald volgens de procedure bedoeld in het tweede en het derde lid.Er wordt evenwel rekening gehouden met de vrijgave van de betaling bedoeld in het eerste lid. Bovendien worden de bedragen die aan de begunstigde worden betaald, verlaagd met het bedrag dat wordt betaald in uitvoering van artikel 68 § 1 tweede lid van de ordonnantie. § 2. Bij het uitblijven van de uitbetaling bedoeld in artikel 68 § 1 tweede lid van de ordonnantie kan de begunstigde de betaling van een voorschot van twintig procent van de voor de operatie vastgelegde subsidie vragen vanaf de ondertekening van de overeenkomst van verwerving of vestiging van zakelijke rechten, de voorlopige uitspraak in geval van een onteigening of de ondertekening van de bestelbon van de opdracht voor architectuurdiensten of de opdracht van werken.
In dat geval bezorgt de begunstigde het bestuur een kopie van de overeenkomst van verwerving of vestiging van zakelijke rechten, het vonnis tot vastlegging van het bedrag van de provisionele en voorlopige vergoeding in geval van een onteigening of de bestelbon van de opdracht voor architectuurdiensten of de opdracht van werken.
De betalingen worden uitgevoerd na goedkeuring van het bedrag van de in aanmerking komende kosten door de minister of zijn gemachtigde, op basis van een schuldvorderingsaangifte die is opgesteld door de begunstigde en waarin het bedrag van de als in aanmerking komend geachte kosten is opgenomen.
De begunstigde kan maximaal twee keer per jaar, uiterlijk op 31 mei en 15 september van elk jaar, de betaling van bijkomende schijven vragen voor de operatie die het voorwerp heeft uitgemaakt van de betaling bedoeld in het eerste lid.
De aanvraag tot betaling van een bijkomende schijf wordt vergezeld van een volledige afrekening die in één keer wordt ingediend en waarin een overzicht wordt gegeven van de in aanmerking komende uitgavenstaten van de operatie waarop de betalingsaanvraag betrekking heeft, evenals van alle verantwoordingsstukken betreffende de gesubsidieerde operaties. Deze verantwoordingsstukken worden ter controle voorgelegd aan het bestuur.
De uitbetalingen van de als in aanmerking komende geachte kosten worden gedaan na goedkeuring van de minister of zijn gemachtigde, op basis van een schuldvorderingsaangifte die is opgesteld door de begunstigde en waarin het bedrag van de als in aanmerking komend geachte kosten is opgenomen. De uitbetaling van bijkomende schijven houdt geen rekening met de betaling, bedoeld in het eerste lid, totdat de begunstigde de betaling van zeventig procent van de subsidie heeft ontvangen die kan worden toegekend voor de operatie.
Wanneer de begunstigde in toepassing van het zesde lid zeventig procent van het totaalbedrag van de subsidies voor de operatie heeft ontvangen : 1° bezorgt de begunstigde aan het bestuur een tussentijds activiteitenverslag, dat aantoont dat de uitvoering van de operatie is gevorderd overeenkomstig de reeds uitbetaalde subsidies;2° De bijkomende schijven worden betaald volgens de procedure bedoeld in het vierde tot het zesde lid.Er wordt evenwel rekening gehouden met de vrijgave van de betaling bedoeld in het eerste lid. Bovendien worden de bedragen die aan de begunstigde worden betaald, verlaagd met het bedrag bedoeld in het eerste lid. § 3 Het saldo van de subsidie wordt uitgekeerd na voltooiing van de uitvoering of de implementatie van het stadsbeleidsprogramma, op basis van de analyse van de finale verantwoordingsstukken. Afdeling 5. - Weigering van de subsidiëring, herbestemming en
herinvestering
Art. 29.§ 1. De Minister weigert de uitbetaling van de volledige subsidies of van een deel hiervan wanneer een begunstigde beslist om zonder geldige reden een operatie of actie van het programma voor Stadsbeleid door wijkontwikkeling voor een deel of in haar geheel niet uit te voeren of ten uitvoer te brengen, in de zin van artikel 13 § 1 van de ordonnantie.
Daartoe bezorgt het bestuur de Minister vooraf een verslag waarin het de delen van de operatie of de actie identificeert die door de begunstigde niet ten uitvoer zijn gebracht, alsmede de redenen die hieraan ten grondslag liggen. § 2. Wanneer een begunstigde niet alle bedragen van de subsidie van het Stadsbeleidsprogramma gebruikt heeft, kan de Minister toestaan dat deze volledig of voor een deel herbestemd worden voor andere operaties of programma's van het Stadsbeleidsprogramma overeenkomstig artikel 68 § 2 van de ordonnantie. § 3. Als de begunstigde van een stadsbeleidsoperatie door de Regering overeenkomstig artikel 14, § 1, 2° van de ordonnantie wordt gemachtigd om zakelijke rechten hierop over te dragen, deze aan haar bestemming te onttrekken of de aard hiervan te wijzigen, stelt de Minister de begunstigde in kennis van de herinvestering van de gedeeltelijke of gehele opbrengst van deze bestemmingswijzigingen of vervreemdingen in een stadsbeleidsoperatie. De beslissing van de Minister maakt melding van het bedrag dat de begunstigde dient te herinvesteren, alsook van het soort stadsbeleidsoperatie of -actie waarin het bedrag opnieuw geïnvesteerd dient te worden. Afdeling 6. - Verplichtingen van de begunstigden
Onderafdeling 1. - Voorwaarden betreffende de toegang tot en het beheer van de met sociale huisvesting gelijkgestelde woningen
Art. 30.§ 1. Wanneer de operaties bedoeld in artikel 60, eerste lid van de ordonnantie de productie van met sociale huisvesting gelijkgestelde woningen beogen, zijn de volgende toegangsvoorwaarden van toepassing : a) Met betrekking tot de toekenningsregels voor woningen : 1° op de dag van de toekenning van de woning, mag het gezamenlijk belastbaar inkomen van het gezin niet hoger zijn dan de bedragen bedoeld in artikel 4, § 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, verhoogd met twintig procent. Deze bedragen worden geïndexeerd op de verjaardag van de inwerkingtreding van dit besluit, op basis van de index van de consumptieprijzen die van kracht is op de maand voorafgaand aan de maand van de inwerkingtreding van dit besluit. 2° de gerenoveerde of heropgebouwde woningen worden bij voorkeur toegekend aan de personen die er vóór de uitvoering van de werken woonden, op voorwaarde dat zij aan de in 1° bepaalde inkomensvoorwaarden voldoen;3° de verplichtingen die zijn opgenomen in de artikelen 25 tot 32 van de Brusselse Huisvestingscode, zijn van toepassing.b) Wat de berekening van de huurprijzen betreft, wordt de maximale huurprijs vastgelegd conform de tabel in artikel 16 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2015 houdende organisatie van de sociale verhuurkantoren, waarbij de bedragen geïndexeerd worden overeenkomstig artikel 20 van hetzelfde besluit.c) Met betrekking tot de duur van de ingebruikneming : 1° de huurovereenkomst wordt gesloten voor een bepaalde duur van negen jaar en bevat de voorwaarde bedoeld in punt a), 1° ;2° in de loop van het eerste halfjaar van het derde en het zesde jaar van de huurovereenkomst wordt onderzocht of de huurder nog steeds voldoet aan de toegangsvoorwaarden bedoeld in a), 1°.Indien dit niet het geval is, kan de begunstigde de huurovereenkomst voortijdig beëindigen na het derde of zesde jaar, mits hij een opzeggingstermijn van zes maanden naleeft. d) Wat het toezicht op het beheer betreft, bezorgt de begunstigde aan de minister of zijn gemachtigde uiterlijk op 31 maart van elk jaar een verslag over de bewegingen van het voorgaande jaar met het kandidatenregister, de toewijzing van woningen, de gesloten huurovereenkomsten en de vastgelegde huurprijzen. § 2. Bij wijze van uitzondering en op met redenen omklede vraag van de begunstigde kan de minister, overeenkomstig artikel 9, § 2, lid 7 van de ordonnantie, een afwijking toestaan van de toekenningsregels bedoeld in § 1, om in de behoefte aan een dienst-, conciërge- of transitwoning te voorzien.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden betreffende de toegang tot en het beheer van geconventioneerde woningen
Art. 31.Wanneer de operaties bedoeld in artikel 60, eerste lid van de ordonnantie de productie van geconventioneerde woningen beogen, zijn de volgende huurvoorwaarden van toepassing : a) Met betrekking tot de toekenningsregels voor woningen : 1° de woning mag enkel toegewezen worden aan huishoudens die in het referentiejaar geen gezamenlijk belastbaar inkomen genoten hebben dat hoger ligt dan de bedragen bedoeld in artikel 8, § 1, 4° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2013 betreffende de uitvoering van de stadsvernieuwingsopdrachten van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals het in toepassing van artikel 8 § 2 van hetzelfde besluit bepaald is.2° de gerenoveerde of heropgebouwde woningen worden bij voorkeur toegekend aan de personen die er vóór de uitvoering van de werken woonden, op voorwaarde dat zij aan de in 1° bepaalde inkomensvoorwaarden voldoen;b) de aanvankelijke jaarlijkse huurprijs mag niet hoger zijn dan 6,5 procent van de kostprijs, zoals bepaald in uitvoering van artikel 97 § 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 tot organisatie van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, zonder evenwel lager te mogen zijn dan de huurprijs voor de bescheiden huurwoningen, zoals die door de Regering is vastgesteld in uitvoering van artikel 122 van de Brusselse Huisvestingscode;c) met betrekking tot de duur van de ingebruikneming : 1° de huurovereenkomst wordt gesloten voor een bepaalde duur van negen jaar en bevat de voorwaarde bedoeld in punt a);2° in de loop van het eerste halfjaar van het derde en het zesde jaar van de huurovereenkomst wordt onderzocht of de huurder nog steeds voldoet aan de toegangsvoorwaarden bedoeld in punt a).Indien dit niet het geval is, kan de begunstigde de huurovereenkomst voortijdig beëindigen na het zesde jaar, mits hij een opzeggingstermijn van zes maanden naleeft. d) wat het toezicht op het beheer betreft, bezorgt de begunstigde aan de Regering uiterlijk op 31 maart van elk jaar een verslag over de bewegingen van het voorgaande jaar, met het kandidatenregister, de toewijzing van woningen, de gesloten huurovereenkomsten en de vastgelegde huurprijzen. De begunstigde bewaart een kopie van de huurovereenkomsten en van de bewijsstukken inzake de naleving van de voorwaarden van het eerste lid gedurende de ganse geldigheidsduur van de huurovereenkomsten en tot drie jaar na hun einde, met het oog op de uitoefening van de in artikelen 13 en 14 van de ordonnantie voorziene controlemodaliteiten.
Onderafdeling 3. - Beheermaatregelen voor de buurtinfrastructuur en de commerciële en productieve ruimten
Art. 32.De begunstigde legt een ontwerp van overeenkomst voor aan de minister of zijn gemachtigde waarin de aan de specifieke kenmerken van de commerciële en productieve ruimten of buurtinfrastructuur aangepaste voorwaarden betreffende het beheer ervan, overeenkomstig artikel 11, § 2 van de ordonnantie, zijn vastgelegd.
In de overeenkomsten betreffende de commerciële- en productieve ruimten zijn minstens de verplichtingen in termen van toegankelijkheid en de financiële voorwaarden van de ingebruikneming vastgelegd.
In de overeenkomsten betreffende de buurtinfrastructuur zijn minstens de toegankelijkheidsregels vastgelegd. HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 33.Worden opgeheven : 1. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 19 juli 1990 betreffende de verkrijging door de gemeenten van verlaten gebouwen;2. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 februari 1998 houdende organisatie van de vernieuwing of de sloop gevolgd door de heropbouw van onroerende goederen van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;3. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 februari 1999 betreffende de verkoop van sommige onroerende goederen door de gemeenten en OCMW's. Overeenkomstig artikel 71 van de ordonnantie zijn de stadsbeleidsoperaties en -programma's die goedgekeurd zijn op grond van de artikelen 176 tot 181 van de Brusselse Huisvestingscode onderworpen aan de artikelen 21, 22 en 30 tot 32 van dit besluit.
Art. 34.De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 januari 2017.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT