Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 27 februari 2014
gepubliceerd op 02 april 2014

Ordonnantie tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2014031207
pub.
02/04/2014
prom.
27/02/2014
ELI
eli/ordonnantie/2014/02/27/2014031207/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 FEBRUARI 2014. - Ordonnantie tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet (1)


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 9, derde lid, van de Nieuwe Gemeentewet, worden de woorden « artikel 75, tweede lid, van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932. » vervangen door de woorden « artikel 75, § 1, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek ».

Art. 3.In dezelfde wet, wordt een artikel 12ter ingevoegd dat luidt als volgt : «

Art. 12ter.Een gemeenteraadslid of een lid van het gemeentecollege mag niet meer dan drie mandaten van bestuurder bezitten in een intercommunale.

Het aantal van drie mandaten wordt berekend door optelling van de mandaten die binnen de intercommunales bekleed worden, vermeerderd, in voorkomend geval, met de mandaten waarover de verkozene in die instellingen zou beschikken in zijn hoedanigheid van raadslid voor maatschappelijk welzijn. ».

Art. 4.In artikel 26bis, § 1, van dezelfde wet, wordt de bepaling onder het 4° vervangen als volgt : « 4° het opstellen van de ontwerpen van personeelsformatie, van organigram, van opleidingsplannen en van arbeidsreglementen; ».

Art. 5.Het artikel 69 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 69.§ 1. De gemeenteraad kan het ambt van secretaris en van ontvanger toewijzen bij mandaat of bij vaste benoeming.

In beide gevallen legt hij de voorwaarden en de procedure voor de aanwerving vast. Indien het ambt begeven wordt bij mandaat, legt de gemeenteraad ook de algemene doelstellingen vast die tijdens het mandaat moeten worden bereikt. § 2. Om bij mandaat begeven te worden, moet het ambt van secretaris of ontvanger vooraf vacant worden verklaard.

De duur van het mandaat is vastgesteld op acht jaar en is verlengbaar.

De gemeenteraad verlengt het mandaat wanneer de mandaathouder op de twee laatste evaluaties van zijn mandaat minstens de vermelding « gunstig » heeft verkregen. § 3. De secretaris en de ontvanger worden onderworpen aan een evaluatie volgens de procedure waarin voorzien bij artikel 70.

In afwijking van artikel 70, § 3, vindt de laatste evaluatie voor de mandaathouders plaats zes maanden voor de beëindiging van het mandaat. ».

Art. 6.Het artikel 70 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 70.§ 1. De secretaris en de ontvanger worden geëvalueerd door een evaluatiecomité, aangesteld door het college van burgemeester en schepenen. Het comité is samengesteld uit drie leden van het college van burgemeester en schepenen.

Het college van burgemeester en schepenen kan externe deskundigen aanstellen die zonder stemrecht deelnemen aan de evaluatieprocedure.

De secretaris en de ontvanger mogen zich laten bijstaan door een persoon van hun keuze tijdens het verloop van de evaluatieprocedure. § 2. Indien de evaluatievermelding toegekend door het evaluatiecomité door de secretaris of de ontvanger niet wordt aanvaard, wordt de evaluatie overgedragen aan een beroepscommissie, bestaande uit drie leden van het college van burgemeester en schepenen die geen deel uitmaakten van het evaluatiecomité, drie leden van de gemeenteraad die geen lid zijn van het college van burgemeester en schepenen, waarvan ten minste één lid niet behoort tot de meerderheid in de raad en een externe evaluator, die voldoet aan de garantievoorwaarden vastgesteld door de Regering.

De externe evaluator dient te verschillen van de deskundige bedoeld in artikel 70, § 1, tweede lid. Hij zetelt met stemrecht. § 3. De evaluatie heeft om de drie jaar plaats. § 4. De evaluatie geeft een oordeel over de wijze van functioneren van de secretaris en de ontvanger aan de hand van de functiebeschrijving en de evaluatiecriteria vastgesteld overeenkomstig het derde en vierde lid.

De periode van drie jaar tussen twee evaluaties wordt de evaluatieperiode genoemd.

De functiebeschrijving bedoeld in artikel 123, 15°, alsmede de door de secretaris of de ontvanger te behalen operationele doelstellingen, worden door het college van burgemeester en schepenen vastgesteld in een doelstellingennota, opgesteld na een functiegesprek. Deze doelstellingennota bevat een gedetailleerde weergave van de criteria op basis waarvan de functiehouder geëvalueerd wordt.

De doelstellingennota kan binnen elke evaluatieperiode gewijzigd worden op voorstel van het evaluatiecomité of de functiehouder na onderling overleg. § 5. Minstens een jaar voor het einde van de evaluatieperiode, stelt het evaluatiecomité, na een functioneringsgesprek met de functiehouder, een rapport op over de wijze waarop de functiehouder zijn opdracht vervult, rekening houdend met de doelstellingennota.

De functiehouder kan op elk moment om een functioneringsgesprek verzoeken. § 6. Op het einde van elke evaluatieperiode, nodigt het evaluatiecomité de functiehouder uit voor een evaluatiegesprek.

Na dit gesprek, stelt het evaluatiecomité, of in voorkomend geval de beroepscommissie, een evaluatieverslag op, waarbij een van de volgende vermeldingen wordt toegekend : « zeer gunstig », « gunstig », « onder voorbehoud », « onvoldoende ». § 7. De vermelding « zeer gunstig » kan worden toegekend wanneer de prestaties van de functiehouder de inhoud van de doelstellingennota ver overschrijden.

Twee opeenvolgende vermeldingen « zeer gunstig » geven de functiehouder recht op een toelage waarvan de toekenningsvoorwaarden vastgesteld worden door de Regering. § 8. De toekenning van de vermelding « onvoldoende » voor de eerste keer of « onder voorbehoud », leidt tot het sluiten van een vooruitgangsakkoord. Dit akkoord vermeldt de te behalen doelstellingen. Het vormt de basis voor een bijkomende evaluatie na een jaar. Deze evaluatie dient de vermelding « gunstig » of « onvoldoende » op te leveren. Is de evaluatie « onvoldoende », dan verliest de functiehouder het recht op de tweejaarlijkse loonsverhoging bedoeld in artikel 30 en dit tot aan de volgende gunstige evaluatie. § 9. Na twee opeenvolgende vermeldingen « onvoldoende », beslist de gemeenteraad tot de verklaring van beroepsongeschiktheid.

De verklaring van beroepsongeschiktheid heeft de beëindiging, door de gemeenteraad, van het mandaat tot gevolg, zonder de mogelijkheid voor de mandaathouder om deel te nemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor het betrokken mandaat.

Voor de benoemde functiehouder, heeft de vaststelling van beroepsongeschiktheid het ontslag door de gemeenteraad of de terugplaatsing in een lagere graad tot gevolg.

De secretaris of de ontvanger die ontslagen wordt of wiens mandaat beëindigd wordt als gevolg van een verklaring van beroepsongeschiktheid, krijgt dezelfde bescherming in geval van ontslag als een contractueel personeelslid met dezelfde anciënniteit. § 10. In afwijking van § 8, heeft de vermelding « onder voorbehoud » of « onvoldoende » op de laatste evaluatie van het mandaat, zoals bepaald in artikel 69, § 3, de beëindiging, door de gemeenteraad, van het mandaat tot gevolg. Is de laatste vermelding « onvoldoende », dan kan de mandaathouder niet deelnemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor het betrokken mandaat. ».

Art. 7.In artikel 70bis van dezelfde wet, wordt het woord « humanresourcesmanager » vervangen door de woorden « directeur human resources ».

Art. 8.In artikel 70ter van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De directeur human resources is, onder het rechtstreekse hiërarchische gezag van de gemeentesecretaris, belast met het uitvoeren van het gemeentelijke beleid betreffende : - het personeelsmanagement; - de organisatie van de wervings- en de bevorderingsprocedures van het personeel alsmede van de examens; - het uitdenken en uitvoeren van omschrijvingen voor typefuncties en de coördinatie van het vaststellen van definities voor geïndividualiseerde functies; - het previsioneel beheer van het personeelsbestand en van de vaardigheden binnen de gemeente alsmede de uitwerking van een opleidingsbeleid voor het personeel; - de uitwerking van een ontwerp van reglement voor de evaluatie van het personeel, alsook het goed beheer van het evaluatieproces van ieder betrokken personeelslid; - het beheer van de interne mobiliteit binnen de gemeente; - het opstellen van jaarverslag ten behoeve van de gemeenteraad betreffende het humanresourcesmanagement in de gemeente. »; 2° in § 2 wordt het woord « humanresourcesmanager » vervangen door de woorden « directeur human resources ».

Art. 9.In artikel 70quater van dezelfde wet, wordt het woord « humanresourcesmanager » vervangen door de woorden « directeur human resources ».

Art. 10.Het artikel 70septies van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : «

Art. 70septies.Het directiecomité is belast met : 1° het bijstaan van de secretaris in zijn opdracht om de werkzaamheden van de verschillende gemeentediensten onderling te coördineren;2° het zorgen voor de transversale uitvoering van de beslissingen van de gemeenteraad en van het college door de betrokken gemeentediensten;3° het geven van advies over de ontwerpen van personeelsformatie en organigram opgesteld door de secretaris overeenkomstig artikel 26bis, § 1, 4°.».

Art. 11.Het artikel 72, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de bepalingen onder het 6°, 7° en 8°, luidende : « 6° de personen met een mandaatfunctie of leidende functie in het Brussels gewestelijk, gemeenschaps- of gemeenschappelijk gemeenschapsbestuur; 7° de personen met een mandaat of leidende functie in een Brusselse instelling van openbaar nut al dan niet onderworpen aan het statuut of in een intercommunale waarvan de betrokken gemeente deel uitmaakt;8° het vast lid van het directiecomité van een Brusselse instelling van openbaar nut al dan niet onderworpen aan het statuut of van een intercommunale waarvan de betrokken gemeente deel uitmaakt.».

Art. 12.In artikel 77, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden « overeenkomstig artikel 75, tweede lid, van de gemeentekieswet. » vervangen door de woorden « overeenkomstig artikel 75, § 1, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek. ».

Art. 13.In titel I van dezelfde wet, wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt : « De prerogatieven van de gemeenteraadsleden, de vergaderingen en de beraadslagingen van de gemeenteraad ».

Art. 14.In titel I, hoofdstuk II, van dezelfde wet, wordt afdeling 1 vervangen als volgt : « Afdeling 1. - De prerogatieven van de gemeenteraadsleden Onderafdeling 1. - Het recht tot het verkrijgen van een afschrift van de documenten

Art. 84.§ 1. Geen akte, geen stuk betreffende het bestuur mag aan het onderzoek van de raadsleden worden onttrokken. § 2. De gemeenteraadsleden kunnen een afschrift verkrijgen van de akten en stukken betreffende het bestuur van de gemeente onder de voorwaarden bepaald in het door de raad opgestelde huishoudelijk reglement. Het reglement bepaalt eveneens de voorwaarden waaronder de gemeentelijke instellingen en diensten toegankelijk zijn.

De vergoeding die eventueel wordt gevraagd voor het afschrift mag in geen geval meer bedragen dan de kostprijs.

Onderafdeling 2. - Het recht vragen te stellen

Art. 84bis.§ 1. De gemeenteraadsleden hebben het recht aan het college van burgemeester en schepenen mondelinge en schriftelijke vragen te stellen. § 2. De tekst van deze vragen kan aan de gemeente worden bezorgd per brief, per fax, per e-mail of kan worden afgegeven op het gemeentesecretariaat. De schriftelijke vragen worden op elk moment bezorgd. De mondelinge vragen worden uiterlijk twee werkdagen vóór de zitting van de gemeenteraad meegedeeld. Het huishoudelijk reglement bepaalt de voorwaarden waaronder dit recht wordt uitgeoefend. Het college van burgemeester en schepenen heeft de mogelijkheid af te wijken van de termijn die bepaald is voor het indienen van de mondelinge vragen voor vragen die actueel worden geacht. § 3. De mondelinge en schriftelijke vragen bedoeld in § 1 en de antwoorden daarop worden bekendgemaakt op de website van de gemeente.

Onderafdeling 3. - Het interpellatierecht

Art. 84ter.De gemeenteraadsleden hebben het recht om het college van burgemeester en schepenen te interpelleren over de manier waarop het zijn bevoegdheden uitoefent. De interpellaties worden ingeschreven op de agenda en worden ingediend overeenkomstig artikel 97, derde lid.

Het huishoudelijk reglement bepaalt de voorwaarden waaronder dit recht wordt uitgeoefend.

De interpellaties bedoeld in het eerste lid en de antwoorden daarop worden on line op de website van de gemeente geplaatst. ».

Art. 15.Het artikel 87 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 1. Behalve in spoedeisende gevallen, geschiedt de oproeping per brief, via een bezorger aan huis, per fax of per elektronische post, ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering; zij vermeldt de agenda. Deze termijn wordt evenwel tot twee vrije dagen teruggebracht voor de toepassing van artikel 90, derde lid.

De agendapunten dienen voldoende duidelijk omschreven te zijn en worden, voor de punten die dat vereisen, vergezeld van een verklarende synthesenota. § 2. Voor elk agendapunt, worden alle stukken die erop betrekking hebben ter plaatse ter inzage gelegd van de leden van de gemeenteraad vanaf het verzenden van de agenda.

Indien het raadslid daartoe schriftelijk heeft verzocht, worden voormelde stukken hem per elektronische post toegezonden. § 3. De gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaren verstrekken aan de raadsleden die erom verzoeken technische inlichtingen over in het dossier voorkomende stukken. Het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 91 bepaalt de nadere regels voor het verstrekken van die technische inlichtingen. § 4. Het college van burgemeester en schepenen stelt een persoonlijk elektronisch adres ter beschikking van elk lid van de gemeenteraad. ».

Art. 16.In titel I, hoofdstuk II, afdeling 4 van dezelfde wet, wordt een artikel 96bis ingevoegd, luidende : «

Art. 96bis.De vertegenwoordigers van de gemeenteraad in de intercommunales met een bestuurdersfunctie dienen bij de gemeenteraad jaarlijks verslag uit te brengen over het beheer van de betrokken intercommunale en over hun eigen activiteit binnen de intercommunale. ».

Art. 17.In dezelfde wet, wordt een artikel 106bis ingevoegd, luidende : «

Art. 106bis.Indien het college van burgemeester en schepenen afwijkt van een negatief advies over de wettelijkheid dat de gemeentesecretaris heeft uitgebracht op basis van artikel 26bis, § 1, 9°, vermeldt het dit in zijn beraadslaging en motiveert het zijn beslissing terzake. ».

Art. 18.Het artikel 109 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : « De briefwisseling die geen rechtsgevolgen teweegbrengt, kan ondertekend worden door een hiertoe door het college aangewezen ambtenaar. ».

Art. 19.In artikel 112 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vijfde en het zesde lid worden vervangen als volgt : « Vanaf hun goedkeuring door de gemeenteraad, worden volgende documenten bekendgemaakt op de website van de gemeente : de gemeentelijke ontwikkelingsplannen, de gemeentelijke bestemmingsplannen, de jaarlijkse begroting en de rekeningen.»; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid dat luidt als volgt : « Indien de gemeenteraad beslist een gemeentelijk informatieblad op papier of in elektronisch formaat te verspreiden waarin de leden van het college mededelingen kunnen doen met betrekking tot de uitoefening van hun ambt, wordt in elke uitgave van dat blad ruimte voorbehouden om de democratische politieke lijsten of fracties die vertegenwoordigd zijn in de gemeenteraad, maar geen deel uitmaken van de gemeentelijke meerderheid, de mogelijkheid te bieden zich uit te drukken.De toepassingsmodaliteiten van deze bepaling moeten vastgelegd worden in het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad of in een aparte gemeentelijke verordening. ».

Art. 20.Het artikel 123 van dezelfde wet wordt aangevuld met de bepalingen onder het 13°, 14°, 15° en 16°, luidende : « 13° het vaststellen van het organigram, vergezeld van een beschrijving van de opdrachten van de diensten, met inbegrip van de identificatie van resultaats- en realisatie-indicatoren van deze opdrachten; 14° de publicatie van het organigram op de website van de gemeente;15° de vaststelling van de type-functiebeschrijvingen van het personeel, met opgave van de opdracht alsmede de voornaamste activiteiten en vaardigheden per typefunctie;16° de aanstelling van de leden van de examen- en selectiecommissies. ».

Art. 21.Het artikel 131 van dezelfde wet wordt aangevuld met een § 5, luidende : « § 5. In de maand die volgt op het einde van elk trimester van het burgerlijk jaar, stelt het college van burgemeester en schepenen een verslag op dat de begrotings- en boekhoudkundige gegevens herneemt. De inhoud en de nadere regels voor het bezorgen van deze verslagen worden vastgesteld door de Regering. ».

Art. 22.Het artikel 136, § 1 van dezelfde wet wordt aangevuld met een bepaling onder het 9°, luidende : « 9° het uitbrengen van een jaarlijks verslag over de financiële toestand van de gemeente. Dit verslag wordt gevoegd bij het ontwerp van begroting zoals dit aan de gemeenteraad ter goedkeuring wordt voorgelegd. ».

Art. 23.In dezelfde wet, wordt een nieuw artikel 137bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 137bis.Met het oog op de invordering van onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen, kan de ontvanger een door het college van burgemeester en schepenen geviseerd en uitvoerbaar verklaard dwangbevel uitvaardigen. Een dergelijk dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot stuit de verjaring. Een dwangbevel mag door het college slechts geviseerd en uitvoerbaar verklaard worden als de schuld opeisbaar, definitief en zeker is. Bovendien moet de schuldenaar vooraf bij aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden. De gemeente kan administratieve kosten voor dat aangetekend schrijven aanrekenen. Die kosten komen voor rekening van de schuldenaar en kunnen eveneens bij dwangbevel ingevorderd worden. De schulden van publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen nooit bij dwangbevel ingevorderd worden.

Tegen het exploot kan bij verzoekschrift of door dagvaarding beroep ingesteld worden binnen de maand van de betekening.

Met betrekking tot de vervulling van de opdrachten, bedoeld in dit artikel, rapporteert de ontvanger op eigen verantwoordelijkheid aan het college van burgemeester en schepenen en aan de gemeenteraad. ».

Art. 24.Het artikel 145 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 145.§ 1. De gemeenteraad bepaalt : 1° de personeelsformatie, die een opsomming omvat van het aantal statutaire betrekkingen in vijf niveaus van A tot E, en per graad;2° het contingent van de contractuele betrekkingen, waarbij voor de gesubsidieerde betrekkingen de werkgelegenheidsmaatregel wordt vermeld ter uitvoering waarvan de betrekking wordt voorzien;3° de voorwaarden inzake werving en bevordering van het personeel;4° de bezoldigingsregeling en de weddeschalen van het gemeentepersoneel, met uitzondering van de personeelsleden wier bezoldigingsregeling wordt vastgesteld door deze wet of door de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;5° de regels inzake de evaluatie van het personeel;6° de regels inzake de interne mobiliteit van het personeel. § 2. Alle betrekkingen worden opengesteld voor aanwerving en bevordering, tenzij de gemeenteraad daar uitdrukkelijk van afwijkt.

De burgers met een andere dan de Belgische nationaliteit en die geen onderdaan zijn van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, komen in aanmerking voor de burgerlijke ambten die geen directe of indirecte deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag inhouden of geen werkzaamheden omvatten strekkende tot de bescherming van de algemene belangen van de Staat of andere openbare instanties. § 3. De gemeenteraad erkent de opleidingen van het lange type in gemeentelijk management, goedgekeurd door de Regering. Deze geven aan de diplomahouders toegang tot het examen van niveau A en geven hen recht op vrijstelling voor de gevolgde vakken.

De opleidingen, goedgekeurd door de Regering, dienen rechtstreeks verstrekt te zijn door een universiteit of in samenwerking met een of meerdere universiteiten. De cursussen moeten onder de academische verantwoordelijkheid van universiteitsprofessoren vallen, verstrekt worden op universitair niveau en de attesten of diploma's moeten uitgereikt worden door een universitaire of interuniversitaire jury. § 4. Alle personeelsleden, ongeacht hun arbeidsrelatie, worden geëvalueerd.

De gemeenteraad kan de contractuele personeelsleden aangeworven voor een beperkte duur hiervan vrijstellen. Het contractueel personeelslid aangeworven voor een beperkte duur wordt geëvalueerd wanneer het hierom verzoekt. § 5. De Regering kan algemene voorwaarden vaststellen voor : 1° de personeelsformatie;2° het contingent van de contractuele betrekkingen;3° de wervings- en bevorderingvoorwaarden;4° de bezoldigingsregeling en de weddeschalen;5° de evaluatie, met dien verstande dat de gemeentelijke ambtenaren op zijn minst dezelfde graad van bescherming tegen ontslag en bijstand bij de evaluatie genieten als de wettelijke graden;6° de interne mobiliteit.».

Art. 25.Het artikel 145bis van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 145bis.§ 1. De gemeenteraad bepaalt de regels inzake de opleiding van het personeel. § 2. Alle personeelsleden hebben recht op informatie, opleiding en de middelen die noodzakelijk zijn om de vaardigheden te ontwikkelen die dienstig zijn voor de uitoefening van hun functie en het verdere verloop van hun beroepsloopbaan.

Zij hebben de plicht om de daartoe voorziene opleidingen te volgen. § 3. De gemeenteraad verplicht alle personeelsleden die hij aanwerft binnen het jaar van hun aanstelling een opleiding te volgen over de werking van de lokale besturen, die de Regering in overleg met de gemeenten organiseert.

De verplichting bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing in geval van aanwerving van personeel tewerkgesteld op grond van een arbeidsovereenkomst voor een duur die minder dan 12 maanden bedraagt. § 4. De gemeentepersoneelsleden vanaf graad A5 moeten met vrucht een door de Regering erkende opleiding in overheidsmanagement volgen. § 5. De Regering kan algemene voorwaarden vaststellen voor de opleiding van het personeel. ».

Art. 26.Het artikel 158 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel 240 van dezelfde wet, wordt § 1 vervangen als volgt : « § 1. Elk jaar keurt de gemeenteraad de jaarrekeningen van het vorige dienstjaar goed en bezorgt ze uiterlijk op 30 juni aan de toezichthoudende overheid.

Geen enkele begrotingswijziging kan na 1 juni worden aangenomen door de gemeenteraad indien de rekeningen van het vorige dienstjaar nog niet door de gemeenteraad zijn goedgekeurd.

De jaarrekeningen bestaan uit de begrotingsrekening, de resultatenrekening, de balans en de bijlagen. Het in artikel 96 bedoelde rapport wordt bij de rekeningen gevoegd. ».

Art. 28.In artikel 241 van dezelfde wet, wordt § 1 vervangen als volgt : « § 1. Elk jaar, vóór 31 december, keurt de gemeenteraad de begroting van de uitgaven en inkomsten van de gemeente voor het volgende dienstjaar goed.

Er kan geen enkele begroting worden goedgekeurd door de gemeenteraad indien de rekeningen van het voorlaatste dienstjaar niet definitief door de toezichthoudende overheid zijn vastgesteld. ».

Art. 29.Het artikel 69 van dezelfde wet blijft van toepassing op de mandaten die vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie zijn verleend, tot ze worden vernieuwd.

Art. 30.Het artikel 70 van dezelfde wet blijft van toepassing op de evaluatieprocedures die op het moment van de inwerkingtreding van deze ordonnantie al zijn doorlopen of nog aan de gang zijn. De reeds toegekende evaluatievermeldingen hebben geen enkel gevolg in het bij deze ordonnantie ingevoerde nieuwe evaluatiereglement.

Art. 31.De mandaathouders die zich, met toepassing van artikel 11 van deze ordonnantie, op de datum van inwerkingtreding van deze ordonnantie in een situatie van onverenigbaarheid bevinden, moeten uiterlijk op 31 december 2018 een einde maken aan die situatie.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 27 februari 2014.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. C. FREMAULT _______ Nota (1) Gewone zitting 2013-2014. Documenten van het Parlement. - Voorstel van ordonnantie, A-467/1. - Verslag, A-467/2. - Amendementen na verslag, A-467/3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van vrijdag 21 februari 2014.

^