Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 21 december 1998
gepubliceerd op 23 maart 1999

Ordonnantie tot vaststelling van de regels voor de verdeling van de algemene dotatie aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf het jaar 1998

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031046
pub.
23/03/1999
prom.
21/12/1998
ELI
eli/ordonnantie/1998/12/21/1999031046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 1998. - Ordonnantie tot vaststelling van de regels voor de verdeling van de algemene dotatie aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf het jaar 1998 (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Elk jaar wordt binnen de perken van de daartoe beschikbare kredieten en overeenkomstig de bepalingen van deze ordonnantie, door de Regering de algemene dotatie aan de gemeenten toegekend en verdeeld om te zorgen voor de algemene financiering van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de Agglomeratie Brussel.

Art. 3.Vanaf het begrotingsjaar 1999 wordt de algemene dotatie aan de gemeenten jaarlijks met ten minste twee percent verhoogd.

Art. 4.Vijf percent van de algemene dotatie, bestemd om verdeeld te worden onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, worden afgehouden om daartoe toegekend te worden aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. HOOFDSTUK II. - De verdeling van de algemene dodatie Afdeling 1. - Inleidende bepaling

Art. 5.Na aftrek van het bedrag vermeld in artikel 4, wordt het saldo van de algemene dotatie aan de gemeenten in drie delen verdeeld van acht percent, tweeënveertig percent en vijftig percent, die respectievelijk « basisdotatie », « ontvangstendotatie » en « uitgavendotatie » genoemd worden. Afdeling 2. - De basisdotatie

Art. 6.De basisdotatie wordt als volgt verdeeld : 1° tachtig percent naar rata van het aantal inwoners van de gemeenten op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de verdeling;2° twintig percent naar rata van de totale oppervlakte van de gemeenten op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de verdeling. Afdeling 3. - De ontvangstendotatie

Art. 7.De ontvangstendotatie wordt opgesplitst in twee delen, het eerste is gelijk aan twee derde, het tweede aan één derde.

Art. 8.Het eerste deel wordt verdeeld onder de gemeenten waarvan de gemiddelde ontvangst per inwoner voortvloeiend uit de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting, berekend tegen het gemiddelde percentage van alle gemeenten samen, kleiner is dan een referentiebedrag gelijk aan honderd vijftig percent van de gemiddelde ontvangsten per inwoner voor alle gemeenten samen.

Dit eerste deel wordt verdeeld naar rata van het verschil tussen de gemiddelde ontvangst per inwoner van de gemeente en het referentiebedrag vermeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met het aantal inwoners.

De gemiddelde ontvangst per inwoner vermeld in het eerste en het tweede lid is gelijk aan de gemiddelde ontvangst van de aanvullende gemeentelijke belasting op de personenbelasting, berekend tegen het gemiddelde percentage van dezelfde belasting toegepast door alle gemeenten samen, in de loop van de vijf jaar die het jaar van de verdeling voorafgaan, gedeeld door het aantal inwoners van de gemeente.

Art. 9.Het tweede deel wordt verdeeld onder de gemeenten waarvan de gemiddelde ontvangst per inwoner van de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing, berekend op het gemiddelde aantal opcentiemen voor alle gemeenten samen, kleiner is dan een referentiebedrag gelijk aan honderd vijftig percent van de gemiddelde ontvangst per inwoner voor alle gemeenten samen.

Dit tweede deel wordt verdeeld naar rata van het verschil tussen de gemiddelde ontvangst per inwoner van de gemeente en het referentiebedrag vermeld in het eerste lid.

De gemiddelde ontvangst per inwoner vermeld in het eerste en het tweede lid is gelijk aan de gemiddelde ontvangst uit de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing, berekend op het gemiddelde aantal centiemen van dezelfde belasting toegepast door alle gemeenten samen, in de loop van de vijf jaar die het jaar van de verdeling voorafgaan, gedeeld door het aantal inwoners van de gemeente. Afdeling 4. - De uitgavendotatie

Art. 10.De uitgavendotatie wordt verdeeld in vijf delen.

Art. 11.Het eerste deel, gelijk aan tien percent, wordt als volgt verdeeld : 1° vijftig percent, naar rata van het aantal leerlingen ingeschreven in het kleuter-, basis-, secundair en hoger niet-universitair onderwijs georganiseerd door de gemeenten, met uitzondering van het onderwijs voor sociale promotie en van het kunstonderwijs met beperkt leerplan;2° vijfentwintig percent, naar rata van het aantal leerlingen ingeschreven in het onderwijs voor sociale promotie en in het kunstonderwijs met beperkt leerplan georganiseerd door de gemeenten;3° twaalf en een halve percent naar rata van het aantal leerlingen ingeschreven in het kleuter-, basis-, secundair en niet-universitair hoger onderwijs georganiseerd door de andere inrichtende machten en gevestigd op het grondgebied van de gemeente, met uitzondering van het onderwijs voor sociale promotie en van het kunstonderwijs met beperkt leerplan;4° twaalf en een halve percent, naar rata van de opvangcapaciteit van de gemeentelijke crèches. Het eerste lid, 1°, 2° en 3°, is van toepassing op de leerlingen die ingeschreven zijn op de datum vastgesteld voor de toekenning van subsidies voor het jaar dat aan dat van de verdeling voorafgaat.

Voor de toepassing van het eerste lid, 4°, wordt rekening gehouden met de opvangcapaciteit van de gemeentelijke crèches door de subsidiërende overheid die subsidies toekende op 1 januari van het jaar dat aan dat van de verdeling voorafgaat.

Art. 12.Het tweede deel, gelijk aan dertig percent, wordt verdeeld onder de gemeenten waarvan het aantal inwoners per hectare groter is dan het gemiddelde van deze bevolkingscijfers voor alle gemeenten samen, naar rata van de verhouding tussen deze twee cijfers vermenigvuldigd met een wegingscoëfficiënt gelijk aan : 1° 0,5 als de oppervlakte van de gemeente kleiner is dan honderd vijftig hectare;2° 0,8 als ze gelijk aan of groter is dan honderd vijftig, maar kleiner dan vijfhonderd vijftig hectare;3° 1,2 als ze gelijk aan of groter is dan vijfhonderd vijftig, maar kleiner dan duizend vijfhonderd hectare;4° 1,5 als ze gelijk aan of groter is dan duizend vijfhonderd hectare. Het aantal inwoners en de oppervlakte nodig voor de bepaling van het aantal inwoners per hectare zijn cijfers die opgenomen zijn in artikel 6.

Art. 13.Het derde deel, gelijk aan twintig percent, wordt verdeeld naar rata van het aantal werklozen die langer dan één jaar werkloos zijn, vastgesteld op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de verdeling.

Art. 14.Het vierde deel, gelijk aan twintig percent, wordt verdeeld naar rata van het aantal gerechtigden op het bestaansminimum en de begunstigden van de verplichte maatschappelijke bijstand ten laste genomen door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de verdeling.

Art. 15.Het vijfde deel, gelijk aan twintig percent, wordt verdeeld naar rata van de oppervlakte van het gemeentelijk grondgebied gelegen in de ruimte voor verhoogde ontwikkeling van de huisvesting zoals deze werd afgebakend door het Gewestelijk Ontwikkelingsplan vastgesteld ter uitvoering van de artikelen 16 tot 24 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw. Afdeling 5. - Gewaarborgde bedragen

Art. 16.Voor de jaren 1998, 1999, 2000 en 2002 mag de toepassing van de artikelen 5 tot 15 er niet toe leiden dat een gemeente een totaal aandeel ontvangt dat groter is dan respectievelijk honderd en vijf percent, honderd en tien percent, honderd vijftien percent, honderd twintig percent en honderd veertig percent van het bedrag van het totale aandeel dat zij bekomen heeft in de algemene dotatie voor 1997.

Vanaf het jaar 1999 wordt het bedrag bekomen voor 1997 echter verhoogd met het percentage vermeld in artikel 3.

De som van de bedragen afgetrokken met toepassing van het eerste lid wordt verdeeld onder de gemeenten waarvan het aandeel toegekend met toepassing van de artikelen 5 tot 15 kleiner is dan het bedrag bekomen voor 1997, geïndexeerd overeenkomstig het tweede lid, naar rata van het verschil tussen deze twee bedragen.

Art. 17.Zonder afbreuk te doen aan artikel 18, mag de toepassing van de artikelen 5 tot 16 er niet toe leiden, voor de jaren 1998, 1999, 2000, 2001 en 2002, dat de gemeente een totaal bedrag ontvangt dat kleiner is dan respectievelijk vijfennegentig percent, negentig percent, vijfentachtig percent, tachtig percent en zestig percent van het bedrag van het totale aandeel dat zij bekomen heeft in de algemene dotatie voor 1997.

Vanaf het jaar 1999 wordt het bedrag bekomen voor 1997 echter verhoogd met het percentage vermeld in artikel 3.

De bedragen toegekend overeenkomstig het eerste lid worden afgehouden van het bedrag van de algemene dotatie, na aftrek van het bedrag bedoeld in artikel 4.

Het saldo wordt verdeeld onder de gemeenten, waarvan het totaal van de aandelen toegekend overeenkomstig de artikelen 5 tot 16 groter is dan het aandeel vermeld in het eerste lid, naar rata van het totaal van hun aandelen toegekend overeenkomstig de artikelen 5 tot 16.

Art. 18.Het totale aandeel in de algemene dotatie bekomen door elke gemeente, na toepassing van de artikelen 5 tot 17, uitgedrukt in een bedrag per inwoner, mag niet kleiner zijn dan tweeduizend vierhonderd frank per inwoner.

De bedragen nodig voor de toepassing van het eerste lid worden afgehouden van het totale aandeel bekomen door de andere gemeenten naar rata van dit totaal. Afdeling 6. - De heffing ten voordele van de Agglomeratie

Art. 19.Drie percent van de totale som die elke gemeente toekomt krachtens deze ordonnantie, wordt afgehouden om toegekend te worden aan de Agglomeratie Brussel. Afdeling 7. - De statistische normen

Art. 20.De cijfergegevens nodig voor de uitvoering van deze ordonnantie worden verzameld bij : 1° het Nationaal Instituut voor Statistiek, voor wat het aantal inwoners en de oppervlakte betreft;2° het Ministerie van Financiën, voor wat de ontvangsten betreft uit de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing;3° de subsidiërende overheden, of, bij ontstentenis, de gemeenten voor wat het aantal leerlingen betreft in de verschillende onderwijsinstellingen en de opvangcapaciteit van de gemeentelijke crèches;4° de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, voor wat het aantal werklozen betreft die langer dan één jaar werkloos zijn;5° het Ministerie van Volksgezondheid voor de gerechtigden op het bstaansminimum en de begunstigden van de verplichte maatschappelijke bijstand. Wanneer de nodige gegevens niet beschikbaar zijn voor de jaren bedoeld in de artikelen 5 tot 16, worden de recentste beschikbare gegevens gebruikt. HOOFDSTUK III. - Uitvoering en uitbetaling

Art. 21.De algemene dotatie aan de gemeenten wordt verdeeld vóór de eerste november van het jaar waarin ze wordt toegekend.

Art. 22.Er worden aan de gemeente driemaandelijkse voorschotten toegekend op hun aandeel in de algemene dotatie. Die voorschotten worden gestort tijdens de tweede maand van de eerste drie trimesters.

Ze zijn gelijk aan vijfentwintig percent van het aandeel dat elke gemeente bekomen heeft in de algemene dotatie van het voorgaande jaar.

Het saldo van hun aandeel in de algemene dotatie wordt uiterlijk betaald op 31 december van het jaar waarop ze betrekking heeft.

Indien het aandeel van een gemeente kleiner is dan de som van de toegestane voorschotten, wordt het verschil afgetrokken van het eerstvolgende bedrag dat in uitvoering van het eerste of tweede lid uitbetaald wordt.

HOOFSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 23.De ordonanntie van 10 maart 1994 tot vaststelling van de regels voor de verdeling van de algemene dotatie aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgeheven.

Art. 24.Deze ordonnantie heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 december 1998.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN _______ Nota (1) Gewone zitting 1997-1998. Documenten van de Raad. - A-250/1 : Ontwerp van ordonnantie.

Gewone zitting 1998-1999.

Documenten van de Raad. - A-250/2 : Verslag. - A-250/3 : Amendementen na verslag.

Volledig verslag. - Bespreking : vergadering van 11 december 1998. - Aanneming : vergadering van 14 december 1998.

^