gepubliceerd op 23 april 2019
Ordonnantie tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD
14 MAART 2019. - Ordonnantie tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
De Verenigde Vergadering heeft aangenomen en Wij, Verenigd College, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 135 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 6 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : « § 1. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bestuurd door een raad voor maatschappelijk welzijn bestaande uit : - 11 leden voor een bevolking tot en met 50.000 inwoners; - 13 leden voor een bevolking van 50.001 tot en met 150.000 inwoners; - 15 leden voor een bevolking van meer dan 150.000 inwoners.
Elk werkend lid heeft een of meer opvolgers. ».
Art. 3.In artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992 en bij de ordonnantie van 28 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « artikel 66 van de gemeentekieswet » vervangen door de woorden « artikel 65 van het Brussels gemeentelijk Kieswetboek »;2° het tweede en derde lid worden opgeheven.
Art. 4.In artikel 8 van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Werkende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn mogen geen bloed- of aanverwanten zijn tot en met de tweede graad, noch door de echt verbonden zijn of door een verklaring van wettelijke samenwoning zoals bedoeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek. ».
Art. 5.In artikel 9 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, a), worden de woorden « de gouverneur » opgeheven;2° in de Nederlandstalige tekst wordt het tweede lid vervangen als volgt : « De bepalingen van het eerste lid, a) tot d), zijn eveneens van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen.».
Art. 6.In artikel 11 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 26 oktober 2006, worden de paragrafen 1 tot 4 vervangen als volgt : « § 1. De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn worden gekozen door de gemeenteraad van de gemeente die de gebiedsomschrijving van het centrum vormt. Minstens één derde van de gekozen leden zijn van verschillend geslacht. De burgemeester kondigt onmiddellijk de verkiezingsuitslag af.
De kandidaat-werkende leden en de kandidaat-opvolgers worden schriftelijk voorgedragen door één of meer gemeenteraadsleden. De voorgedragen kandidaten stemmen in door een gedagtekende en ondertekende verklaring op de akte van voordracht. De burgemeester, bijgestaan door de gemeentesecretaris en in tegenwoordigheid van een gemeenteraadslid van elke politieke fractie die een kandidatenlijst indient, neemt de akten van voordracht in ontvangst de tiende dag voor de vergadering van de gemeenteraad waarin de verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn plaatsvindt. § 2. Het Verenigd College bepaalt de nadere regels en de procedure die in acht moeten worden genomen bij de voordracht van de kandidaten en bij de verkiezingen. § 3. Op straffe van niet-ontvankelijkheid van de akte van voordracht : 1° wordt de akte van voordracht ondertekend door ten minste de meerderheid van de verkozen gemeenteraadsleden van eenzelfde lijst. Als de lijst slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen. Geen van hen mag meer dan een akte van voordracht ondertekenen; 2° bevat de akte van voordracht kandidaat-werkende leden;3° worden de kandidaat-werkende leden genummerd op de akte van voordracht in de volgorde waarin ze worden voorgedragen;4° zijn twee kandidaat-werkende leden die opeenvolgend staan op de akte van voordracht, van verschillend geslacht;5° worden voor elk kandidaat-werkend lid eveneens kandidaat-opvolgers voorgedragen;6° worden de kandidaat-opvolgers eveneens genummerd op de akte van voordracht in de volgorde waarin ze worden opgeroepen om het werkend lid te vervangen;7° zijn twee kandidaat-opvolgers die opeenvolgend staan op de akte van voordracht, van verschillend geslacht.».
Art. 7.In artikel 12 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 26 oktober 2006, worden de woorden « een maandag, ten vroegste de tweede en uiterlijk de zevende » vervangen door de woorden « de derde maandag ».
Art. 8.In artikel 16, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 29 december 1988, worden de woorden « Evenzo kan elk werkend lid twee of meerdere opvolgers hebben » vervangen door de woorden « Evenzo heeft elk werkend lid meerdere opvolgers ».
Art. 9.In artikel 17 van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Wanneer een werkend lid voor het verstrijken van zijn mandaat ophoudt deel uit te maken van de raad voor maatschappelijk welzijn en hij geen opvolger meer heeft, kunnen alle nog in functie zijnde gemeenteraadsleden die de akte van voordracht van het te vervangen lid hadden ondertekend, gezamenlijk een nieuw kandidaat-werkend lid en tenminste twee kandidaat-opvolgers van verschillend geslacht voordragen. In dit geval zijn deze kandidaten gekozen verklaard, de kandidaat-opvolgers in de orde van hun nummering.
Twee kandidaat-opvolgers die opeenvolgend staan op de akte van voordracht, zijn van verschillend geslacht. ».
Art. 10.Artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 5 augustus 1992 en van 2 september 1992, wordt vervangen als volgt : «
Art. 19.§ 1. Het mandaat van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn vangt aan de eerste werkdag van de tweede maand die volgt op de datum van de installatie van de gemeenteraad verkozen na een volledige vernieuwing, of ten laatste de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin de uitslag van hun verkiezing definitief is geworden. § 2. De leden blijven hun mandaat uitoefenen tot de installatie van de leden die hen opvolgen. § 3. Het lid dat ontslag neemt, blijft het mandaat uitoefenen tot de opvolger of het ter plaatsvervanging verkozen lid is beëdigd. § 4. De opvolger of het ter plaatsvervanging verkozen lid voleindigt het mandaat van het lid dat deze opvolgt. § 5. Het lid dat om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn en tijdelijk vervangen wil worden, richt daartoe een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Bij het verzoek tot tijdelijke vervanging wegens verhindering om medische redenen zal een geneeskundig getuigschrift worden gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als het lid dat om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn te richten, wordt het lid van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang het lid afwezig blijft.
Bij het verzoek tot tijdelijke vervanging wegens verhindering om studieredenen of een verblijf in het buitenland wordt een attest gevoegd van de onderwijsinstelling of van de opdrachtgever. § 6. Het lid dat ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind zal op schriftelijk verzoek van het lid, gericht aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, worden vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week vóór de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaat. In geval van geboorte of adoptie van een meerling, kan op verzoek van het lid het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken. § 7. Het lid dat, omwille van palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid gedurende minimaal twaalf weken, niet aanwezig wenst te zijn op de vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn en vervangen wil worden, richt daartoe aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord waarin het raadslid zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld. § 8. Het lid dat verhinderd is, wordt vervangen door de eerste opvolger tijdens de volledige periode van verhindering.
De vervangingen bedoeld in de paragrafen 5, 6 en 7 zijn evenwel slechts mogelijk nadat het te vervangen lid beëdigd werd. § 9. Wanneer, op de dag van de installatie van de raad voor maatschappelijk welzijn, het ontslag, dat bij aangetekende brief is aangeboden door een verkozene waarvoor de in artikel 9, e) of f), bedoelde onverenigbaarheid geldt, nog niet werd aanvaard of wanneer dat ontslag het voorwerp uitmaakt van een beroep bij de toezichthoudende overheid, wordt de verkozene vervangen door de eerste opvolger tot de dag waarop het ontslag wordt aanvaard of het geschil is beslecht. Op dat ogenblik wordt de opvolger opnieuw eerste opvolger van het werkend lid dat in aanmerking komt voor de eedaflegging.
De eerste opvolger van een verkozen lid van wie betwist wordt dat deze de eed mag afleggen, moet, op straffe van nietigheid van de beraadslagingen, opgeroepen en geïnstalleerd worden op de installatievergadering, met dien verstande dat artikel 9 ook op hem van toepassing is. ».
Art. 11.In artikel 20 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992 en bij de ordonnantie van 18 januari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « of afgevaardigde schepen » opgeheven;2° in het tweede lid worden de woorden « artikel 19, eerste lid » vervangen door de woorden « artikel 19, paragraaf 1 »;3° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : « In afwachting van de verkiezing van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt de installatievergadering voorgezeten door de burgemeester.».
Art. 12.In artikel 20bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 5 augustus 1992 en gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, worden de woorden « of afgevaardigde schepen » opgeheven.
Art. 13.In artikel 20ter, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de ordonnantie van 18 januari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franstalige tekst wordt het woord « arrêté » vervangen door het woord « arrête » en wordt het woord « faction » vervangen door de woorden « l'action »;2° de woorden « artikel 20ter » worden vervangen door de woorden « artikel 20 ».
Art. 14.In artikel 25 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992 en gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Als verhinderd wordt beschouwd de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die het ambt van minister, lid van het College of staatssecretaris uitoefent, voor de periode waarin dat ambt wordt uitgeoefend.
De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die een ouderschapsverlof wenst te nemen wegens de geboorte of de adoptie van een kind wordt op schriftelijk verzoek, gericht aan de raad voor maatschappelijk welzijn, vervangen voor de periode zoals bepaald in artikel 19, § 6. »; 2° paragraaf 5 wordt aangevuld met de woorden « en van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn ».
Art. 15.In artikel 26 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992 en gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zin « Hij kan er zich laten vertegenwoordigen door een schepen aangewezen door het college van burgemeester en schepenen.» opgeheven; 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « of de schepen die de burgemeester aanwijst » opgeheven;3° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden « De secretarissen van de gemeente en » vervangen door de woorden « De secretaris-generaal » en het woord « nemen » wordt vervangen door het woord « neemt ».
Art. 16.In artikel 26bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 31 december 1983, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 8 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de paragrafen 1 en 2 worden de woorden « aan het overlegcomité » telkens vervangen door de woorden « aan het advies van het overlegcomité »;2° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Telkens wanneer een voorstel voor advies aan het overlegcomité werd voorgelegd, worden genoemd voorstel en de notulen van de overlegvergadering bij de beslissing gevoegd en verstuurd naar de toezichthoudende overheid. »; 3° in paragraaf 5 wordt de laatste zin aangevuld met de woorden « en aan die van de gemeente ».
Art. 17.In artikel 27 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van 24 september 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De raad voor maatschappelijk welzijn richt in zijn midden een vast bureau op dat belast is met het afhandelen van de zaken van dagelijks bestuur en waaraan hij bovendien andere welomschreven bevoegdheden kan overdragen. Het vast bureau vergadert ten minste twee keer per maand, op uitnodiging en onder het voorzitterschap van de voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Elk werkend lid van het vast bureau heeft een of meer opvolgers.
In elk geval zijn inbegrepen in de zaken van dagelijks bestuur : 1° de goedkeuring en de verzending van de driemaandelijkse financiële rapportering zoals bedoeld in artikel 93;2° de opvolging van de implementatie van het interne controlesysteem, voorzien in hoofdstuk VIIIbis;3° de opvolging van de ontwikkeling van het beheer van de human resources;4° de beslissingen betreffende de aanwerving van het contractueel personeel met uitzondering van het personeel van niveau A. Indien de raad voor maatschappelijk welzijn minstens twee keer per maand bijeenkomt, kunnen de hierboven genoemde opdrachten door deze worden uitgeoefend. » ; 2° er wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 1bis.Onverminderd de toepassing van artikel 94 kan de raad in zijn midden eveneens bijzondere comités oprichten waaraan hij welomschreven bevoegdheden kan overdragen. Evenwel is de oprichting van een bijzonder comité voor de sociale dienst verplicht. Bovendien kan de raad voor maatschappelijk welzijn in zijn huishoudelijk reglement bepalen dat plaatsvervangers worden aangewezen die de effectieve leden van de bijzondere comités mogen vervangen, wanneer zij belet zijn. » ; 3° er wordt een paragraaf 1ter ingevoegd, luidend als volgt : « § 1ter.Overdracht van bevoegdheden aan het vast bureau of aan de bijzondere comités is niet toegelaten voor de beslissingen die de wet uitdrukkelijk aan de raad voorbehoudt, alsook voor de beslissingen betreffende : 1° de vervreemding, de verdeling en de ruil van onroerende goederen of onroerende rechten;2° de dadingen, de verwerving van onroerende goederen of van onroerende rechten en de vaste beleggingen van kapitalen;3° het aanvaarden van schenkingen en legaten aan het centrum;4° de concessies van werken en diensten;5° de opdrachten van werken, leveringen en diensten waarvan de geraamde waarde, zonder belasting over de toegevoegde waarde, hoger is dan de bedragen vastgelegd door het Verenigd College; Voor de opdrachten van werken, leveringen en diensten die vastgesteld kunnen worden door een aangenomen factuur en binnen de limieten van de voor dit doel in de begroting voorziene kredieten, mogen de raad voor maatschappelijk welzijn en het vast bureau alle of een gedeelte van de bevoegdheden die hen werden toegekend of gedelegeerd in toepassing van de voormelde bepalingen, delegeren aan de secretaris-generaal van het centrum. De in toepassing van het huidige lid genomen beslissingen van de secretaris-generaal worden medegedeeld aan de raad voor maatschappelijk welzijn of aan het vast bureau die er akte van neemt gedurende zijn eerstvolgende zitting. » ; 4° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Het vast bureau blijft in functie tot de installatie van de nieuwe raad.
De bijzondere comités kunnen worden aangesteld voor een bepaalde of voor een onbepaalde duur, doch hun bestaansduur kan nooit verder reiken dan de installatie van de nieuwe raad.
De overdrachten van bevoegdheden kunnen echter te allen tijde herroepen worden. » ; 5° in paragraaf 3, eerste en tweede lid, wordt steeds de zin « 3 leden voor een raad van 9 leden;» opgeheven; 6° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 5, 6, 7, 8 en 9, luidend : « § 5.De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn is van rechtswege en met beraadslagende stem voorzitter van het vast bureau en van de bijzondere comités. § 6. Het vast bureau en de bijzondere comités bestaan voor een derde uit leden die tot een verschillend geslacht behoren dan de andere leden. § 7. De leden van het vast bureau en de leden van elk bijzonder comité worden, met uitzondering van de voorzitter, bij geheime stemming en in één enkele stemronde aangewezen, waarbij elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn over één stem beschikt. Bij staking van stemmen wordt de kandidaat verkozen die het mogelijk zou maken dat het gemengde karakter binnen het vast bureau of het bijzonder comité bereikt wordt, of, bij gebrek hieraan, de oudste kandidaat in jaren. § 8. Indien, na de stemming, het gemengd karakter binnen het vast bureau of een bijzonder comité niet gewaarborgd is, wordt de uitslag ongeldig verklaard. Er wordt voor het geheel van de zetels, behalve die van de voorzitter, een nieuwe geheime stemming gehouden in één enkele stemronde tot de vertegenwoordiging van beide geslachten binnen het vast bureau en de bijzondere comités gewaarborgd is.
In afwijking van het eerste lid wordt, als het resultaat reeds twee keer ongeldig werd verklaard, het resultaat van de derde stemming weerhouden, zelfs indien de vertegenwoordiging van beide geslachten niet werd verkregen binnen het vast bureau of de bijzondere comités. § 9. Behoudens in geval van ontslag of verlies van het mandaat van het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, zijn de leden van het vast bureau en de leden van de bijzondere comités aangewezen voor de bestaansduur van het bureau of het comité waarvan zij lid zijn.
Wanneer het mandaat van een lid van het vast bureau of van een bijzonder comité een einde neemt, wordt in de vervanging voorzien door de aanwijzing van een lid dat voorgesteld was op dezelfde akte van voordracht.
Er wordt van het tweede lid afgeweken wanneer geen enkel ander lid van de raad voor maatschappelijk welzijn werd verkozen op dezelfde akte van voordracht als die van het te vervangen lid of wanneer laatstgenoemd lid de verkiezing binnen het vast bureau slechts aan de leeftijd te danken heeft krachtens paragraaf 7. In beide gevallen kan elk raadslid verkozen worden.
Er wordt eveneens van het tweede lid afgeweken wanneer, na toepassing ervan, het vast bureau of een bijzonder comité uitsluitend leden van hetzelfde geslacht zou tellen. In dat geval wordt in de vervanging voorzien door een lid van het andere geslacht dat voorgesteld was op dezelfde akte van voordracht. ».
Art. 18.In artikel 28 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Nederlandstalige tekst van paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord « aktiviteiten » vervangen door het woord « activiteiten »;2° in paragraaf 1 wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, luidend : « Het beleidsprogramma, zoals bedoeld in artikel 72, wordt opgemaakt op initiatief van de voorzitter, die dit voorlegt aan de raad voor maatschappelijk welzijn.Na goedkeuring door de raad voor maatschappelijk welzijn, bezorgt hij het beleidsprogramma aan het directiecomité. »; 3° in de Franstalige tekst van paragraaf 1, wordt in het vroegere vijfde lid, dat het zesde lid wordt, het woord « il » vervangen door het woord « elle »;4° in paragraaf 2 wordt het woord « secretaris » telkens vervangen door de woorden « secretaris-generaal »;5° in paragraaf 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidend : « De briefwisseling die geen rechtsgevolgen teweegbrengt, kan ondertekend worden door een hiertoe door de raad voor maatschappelijk welzijn aangewezen ambtenaar.»; 6° in paragraaf 3 worden de woorden « of aan het orgaan aan wie deze bevoegdheid werd gedelegeerd » ingevoegd tussen de woorden « de raad » en de woorden « te onderwerpen »;7° paragraaf 4, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « De voorzitter kan zich laten vergezellen door de secretaris-generaal of een door de secretaris-generaal aangeduid personeelslid.».
Art. 19.In artikel 29 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, luidend : « De aanvraag bevat voor elk agendapunt een toegelicht voorstel van beslissing. ».
Art. 20.In artikel 30 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992 en bij de ordonnantie van 27 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt aangevuld met de woorden « betreffende het onderwerp van de beslissing »;2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « De oproeping en de verklarende synthesenota's kunnen met de post of per drager worden bezorgd.Zij kunnen ook langs elektronische weg worden bezorgd indien het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn daar schriftelijk bij de secretaris-generaal om verzocht heeft. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn stelt aan elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn een persoonlijk elektronisch adres ter beschikking. »; 3° het zesde lid wordt vervangen als volgt : « De volledige dossiers betreffende elk agendapunt op de dagorde worden ter beschikking van de leden van de raad gesteld ten zetel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, gedurende de in het eerste lid bepaalde termijn, tijdens de openingsuren van de diensten met uitzondering van de zaterdagen, de zondagen en de wettelijke feestdagen.»; 4° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidend : « De secretaris-generaal van het centrum voor maatschappelijk welzijn of de door deze aangewezen ambtenaar evenals de financieel directeur of de door deze aangewezen ambtenaar staan ter beschikking van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn om hen technische inlichtingen te verschaffen die nodig zijn voor het begrip van de dossiers. De dossiers kunnen eveneens ter beschikking worden gesteld aan de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn op een gedeelde en beschermde server, beheerd door het centrum voor maatschappelijk welzijn. Het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 40 bepaalt de nadere regels voor het verstrekken van deze technische inlichtingen. ».
Art. 21.Artikel 33 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992, wordt aangevuld met de paragrafen 5 en 6, luidend : « § 5. Indien de raad voor maatschappelijk welzijn afwijkt van een negatief advies over de wettelijkheid uitgebracht door de secretaris-generaal op basis van artikel 45, § 2, 10°, vermeldt hij dit in zijn beraadslaging en motiveert hij zijn beslissing ter zake. § 6. Indien het vast bureau afwijkt van een negatief advies over de wettelijkheid dat de secretaris-generaal heeft uitgebracht op basis van artikel 45, § 2, 10°, vermeldt het dit in de notulen en motiveert het zijn beslissing ter zake. ».
Art. 22.In artikel 34, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden « het laatste lid van artikel 30 » vervangen door de woorden « artikel 30, zesde lid » en wordt het woord « secretaris » vervangen door de woorden « secretaris-generaal ».
Art. 23.In artikel 36 van dezelfde wet wordt het eerste lid aangevuld met de woorden « behalve de persoonlijke documenten van de voorzitter en van het personeel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ».
Art. 24.In artikel 37, eerste lid, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1 wordt vervangen als volgt : « 1.Tegenwoordig te zijn bij de beraadslaging en de stemming over zaken waarbij zij, hetzij persoonlijk, hetzij als zaakgelastigde, rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun echtgenoot persoonlijk en rechtstreeks belang hebben.
Inzake benoemingen tot ambten en tuchtmaatregelen geldt dit verbod slechts ten aanzien van bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad.
Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning, als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld. »; 2° het lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 4 en 5, luidende : « 4.Tussen te komen als raadgever van een personeelslid op het gebied van tucht. 5. Tussen te komen als afgevaardigde of technicus van een vakbondsorganisatie.».
Art. 25.Artikel 40 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 40.§ 1. De huishoudelijke reglementen van de raad, het vast bureau, de bijzondere comités, alsmede van de diensten en instellingen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, worden vastgesteld door de raad. § 2. Aan het begin van elke nieuwe zittingsperiode neemt de raad voor maatschappelijk welzijn een reglement aan dat de procedure en richtlijnen bepaalt die te volgen zijn zowel door het personeel als door de mandatarissen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in geval van opheffing van het beroepsgeheim en van elke overmaking van informatie gedekt door dit beroepsgeheim. ».
Art. 26.Artikel 41 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 41.Elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn heeft een secretaris-generaal en een financieel directeur. ».
Art. 27.In artikel 42 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt de personeelsformatie, waarin, benevens de ambten bedoeld in het vorig artikel, ten minste een directeur maatschappelijk welzijn, een directeur human resources en een maatschappelijk werker is voorzien.»; 2° het vijfde lid wordt aangevuld met de woorden « met inbegrip van de regels inzake de opleiding »;3° het elfde lid wordt opgeheven.
Art. 28.In artikel 43 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnanties van 3 juni 2003 en van 1 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Behoudens de bepalingen van de artikelen 27 en 43bis worden alle personeelsleden aangeworven of benoemd door de raad voor maatschappelijk welzijn.»; 2° in de Nederlandstalige tekst van het derde lid, wordt het woord « hoofdstad » vervangen door het woord « hoofdstuk ».
Art. 29.In dezelfde wet wordt een artikel 43bis ingevoegd, luidend : «
Art. 43bis.§ 1. De raad voor maatschappelijk welzijn kan het ambt van secretaris-generaal en van financieel directeur toewijzen bij mandaat of bij vaste benoeming.
In beide gevallen legt hij de voorwaarden en de procedure voor de aanwerving vast. Indien het ambt begeven wordt bij mandaat, legt de raad voor maatschappelijk welzijn ook de algemene doelstellingen vast die tijdens het mandaat moeten worden bereikt. § 2. Om bij mandaat begeven te worden, moet de bediening van secretaris-generaal of financieel directeur vooraf vacant worden verklaard.
De duur van het mandaat is vastgesteld op acht jaar en is verlengbaar.
De raad voor maatschappelijk welzijn verlengt het mandaat wanneer de mandaathouder op de twee laatste evaluaties van zijn mandaat minstens de vermelding « gunstig » heeft verkregen. § 3. De secretaris-generaal en de financieel directeur worden onderworpen aan een evaluatie volgens de procedure voorzien bij artikel 43ter.
In afwijking van artikel 43ter, § 3, vindt de laatste evaluatie voor de mandaathouders plaats zes maanden voor de beëindiging van het mandaat. § 4. De raad voor maatschappelijk welzijn kan buiten kader een secretaris-generaal benoemen, ten vroegste zes maanden vóór de verwachte datum waarop de betrekking vacant zal worden. De buiten kader benoemde secretaris treedt in functie op de dag van de beëindiging van het ambt van de uittredende secretaris-generaal. In de tussentijd staat hij laatstgenoemde bij in zijn ambt. § 5. De bepalingen onder paragraaf 4 zijn mutatis mutandis van toepassing op de financieel directeur. ».
Art. 30.In dezelfde wet wordt een artikel 43ter ingevoegd, luidend : «
Art. 43ter.§ 1. De secretaris-generaal en de financieel directeur worden geëvalueerd door een evaluatiecomité, aangesteld door het vast bureau.
Dit comité is samengesteld uit twee leden van het vast bureau en een externe deskundige die zonder stemrecht deelneemt aan de evaluatieprocedure.
Deze externe deskundige, zijnde respectievelijk een secretaris-generaal of een financieel directeur werkende in een van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van tenminste dezelfde klasse, wordt aangesteld door het vast bureau.
De klasse van het openbare centrum voor maatschappelijk welzijn stemt overeen met de klasse van de gemeente waartoe deze behoort, zoals gedefinieerd in artikel 19, § 1, eerste lid, van de Nieuwe Gemeentewet.
Tijdens het verloop van de evaluatieperiode, mogen de secretaris-generaal en de financieel directeur zich laten bijstaan door een persoon van hun keuze. § 2. Indien de evaluatievermelding, toegekend door het evaluatiecomité, door de secretaris-generaal of de financieel directeur niet wordt aanvaard, wordt de evaluatie overgedragen aan een beroepscommissie, bestaande uit één lid van het vast bureau dat geen deel uitmaakte van het evaluatiecomité, twee leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die geen lid zijn van het vast bureau waarvan ten minste één lid niet behoort tot de meerderheid in de raad en wordt aangesteld door de leden van de oppositie en een externe evaluator, die voldoet aan de voorwaarden vastgesteld door het Verenigd College.
De externe evaluator dient te verschillen van de deskundige bedoeld in artikel 43ter, § 1, tweede lid. De externe evaluator zetelt met stemrecht. § 3. De evaluatie heeft om de drie jaar plaats. § 4. De evaluatie geeft een oordeel over de wijze van functioneren van de secretaris-generaal en de financieel directeur aan de hand van de functiebeschrijving en de evaluatiecriteria, vastgesteld overeenkomstig het derde en vierde lid.
De periode van drie jaar tussen twee evaluaties wordt de evaluatieperiode genoemd.
De functiebeschrijving, alsmede de door de secretaris-generaal of de financieel directeur te behalen operationele doelstellingen, die zowel meetbaar als realiseerbaar zijn, worden door het vast bureau vastgesteld in een doelstellingenovereenkomst, opgesteld na een functiegesprek.
Deze doelstellingenovereenkomst bevat een gedetailleerde weergave van de criteria op basis waarvan de functiehouder geëvalueerd wordt en de middelen waarover hij beschikt.
De doelstellingenovereenkomst kan binnen elke evaluatieperiode gewijzigd worden op voorstel van het evaluatiecomité of de functiehouder na onderling overleg. § 5. Minstens een jaar voor het einde van de evaluatieperiode stelt het evaluatiecomité, na een functioneringsgesprek met de functiehouder, een rapport op over de wijze waarop de functiehouder zijn opdracht vervult, rekening houdend met de doelstellingenovereenkomst.
De functiehouder kan op elk moment om een functioneringsgesprek verzoeken. § 6. Op het einde van elke evaluatieperiode nodigt het evaluatiecomité de functiehouder uit voor een evaluatiegesprek.
Na dit gesprek stelt het evaluatiecomité, of in voorkomend geval de beroepscommissie, een evaluatieverslag op, waarbij één van de volgende vermeldingen wordt toegekend : « zeer gunstig », « gunstig », « onder voorbehoud », « onvoldoende ». § 7. De vermelding « zeer gunstig » kan worden toegekend wanneer de prestaties van de functiehouder de inhoud van de doelstellingenovereenkomst ver overschrijden.
Twee opeenvolgende vermeldingen « zeer gunstig » geven de functiehouder recht op een toelage waarvan de toekenningsvoorwaarden vastgesteld worden door het Verenigd College. § 8. De toekenning van de vermelding « onvoldoende » voor de eerste keer of « onder voorbehoud », leidt tot het sluiten van een vooruitgangsakkoord. Dit akkoord vermeldt de te behalen doelstellingen. Het vormt de basis voor een bijkomende evaluatie na een jaar. Deze evaluatie dient de vermelding « gunstig » of « onvoldoende » op te leveren. Indien de evaluatie « onvoldoende » is, dan verliest de functiehouder het recht op de tweejaarlijkse loonsverhoging en dit tot aan de volgende gunstige evaluatie. § 9. Twee opeenvolgende vermeldingen « onvoldoende » leiden tot de verklaring van beroepsongeschiktheid, uitgesproken door de raad voor maatschappelijk welzijn.
De verklaring van beroepsongeschiktheid heeft de beëindiging van het mandaat tot gevolg, zonder de mogelijkheid voor de mandaathouder om deel te nemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor hetzelfde mandaat.
Voor de benoemde functiehouder heeft de vaststelling van beroepsongeschiktheid het ontslag door de raad voor maatschappelijk welzijn tot gevolg of de terugplaatsing in de vorige graad. § 10. In afwijking van paragraaf 8, heeft de vermelding « onder voorbehoud » of « onvoldoende » op de laatste evaluatie van het mandaat, zoals bepaald in artikel 43bis, § 3, de beëindiging door de raad voor maatschappelijk welzijn van het mandaat tot gevolg. Is de laatste vermelding « onvoldoende » dan kan de mandaathouder niet deelnemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor het betrokken mandaat. ».
Art. 31.In artikel 44, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 12 januari 1993, wordt het woord « secretaris » vervangen door de woorden « secretaris-generaal » en wordt het woord « ontvanger » vervangen door de woorden « financieel directeur ».
Art. 32.Artikel 45 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992 en de ordonnantie van 8 oktober 2015, wordt vervangen als volgt : «
Art. 45.§ 1. De secretaris-generaal gedraagt zich naar de onderrichtingen die worden gegeven door de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau en door de voorzitter, binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. § 2. De secretaris-generaal oefent in ieder geval de volgende opdrachten en bevoegdheden uit : 1° de algemene directie van de diensten van het centrum, waarvan hij voor de goede werking en de coördinatie zorgt;2° de leiding en het dagelijkse beheer van het personeel;3° het voorzitterschap van het directiecomité;4° het opstellen van de ontwerpen van personeelsformatie, van een organigram, van opleidingsplannen, van arbeidsreglementen en van het statuut.De secretaris-generaal wordt hierbij ondersteund door de directeur human resources; 5° het onderzoek en de uitvoering, onder meer in het directiecomité, van de beleidshoofdlijnen vervat in de oriëntatienota bedoeld in artikel 72;6° de voorbereiding van de dossiers die aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan het vast bureau worden voorgelegd.De secretaris-generaal heeft de verplichting met de voorzitter te overleggen teneinde de dossiers voor te bereiden die op de dagorde van de bovengenoemde politieke organen staan; 7° het bijwonen, zonder beraadslagende stem, van de vergaderingen van de raad en van het vast bureau.Tevens is de secretaris-generaal belast met het opmaken van de notulen van die vergaderingen en van de overschrijving ervan in daartoe bestemde registers; 8° het kunnen bijwonen van de vergaderingen van alle bijzondere comités;9° de medeondertekening van alle officiële stukken uitgaande van de raad voor maatschappelijke welzijn, onder meer van de briefwisseling;10° het in voorkomend geval herinneren aan de geldende rechtsregels, het vermelden van de feitelijke gegevens waarvan hij kennis heeft en ervoor zorgen dat de door de wet voorgeschreven vermeldingen in de beslissingen worden opgenomen;11° de verantwoordelijkheid voor de boeking van de erkende vorderingen en van de vastgelegde uitgaven en voor het opmaken van de bevelschriften tot betaling of tot invordering en de medeondertekening ervan;12° het opmaken van voorontwerpen van begroting op basis van de strategische doelstellingen van het beleidsprogramma.Hij brengt verslag uit aan de voorzitter over het voorontwerp van begroting, met inbegrip van het advies van het directiecomité. Het voorontwerp van begroting wordt bekrachtigd door de voorzitter; 13° de implementatie, organisatie, werking en opvolging van het interne controlesysteem, zoals bedoeld in de artikelen 107bis, 107ter en 107quater.Hierover rapporteert hij jaarlijks aan de raad voor maatschappelijk welzijn; 14° het bewaren van het archief. § 3. Ten minste na iedere goedkeuring van het driejarig plan bedoeld in artikel 72, stelt de secretaris-generaal een afsprakennota op met het vast bureau en de voorzitter over de wijze waarop de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau en de secretaris-generaal zelf zullen samenwerken om de beleidsdoelstellingen te realiseren, en over de omgangsvormen tussen het vast bureau en de administratie. § 4. Bij vacature van het ambt kan de raad voor maatschappelijk welzijn een personeelslid als tijdelijk secretaris-generaal aanstellen. § 5. In geval van gewettigde afwezigheid kan de secretaris-generaal binnen drie dagen, op eigen verantwoordelijkheid, voor een termijn van dertig dagen een plaatsvervanger aanwijzen die aanvaard wordt door de raad voor maatschappelijk welzijn. Deze aanwijzing kan voor dezelfde afwezigheid driemaal hernieuwd worden. Bij ontstentenis kan de raad voor maatschappelijk welzijn een waarnemend secretaris-generaal aanwijzen. Hij is daartoe verplicht indien de afwezigheid langer duurt dan vier maanden.
De bepalingen van artikel 44 zijn op hem van toepassing.
De waarnemend secretaris-generaal oefent alle bevoegdheden uit van de secretaris-generaal. ».
Art. 33.In dezelfde wet wordt een artikel 45bis ingevoegd, luidend : «
Art. 45bis.§ 1. De directeur human resources is belast, onder het rechtstreekse hiërarchische gezag van de secretaris-generaal, met : 1° de organisatie van de wervings- en de bevorderingsprocedures van het personeel alsook van de examens;2° het uitdenken en uitvoeren van omschrijvingen voor typefuncties en de coördinatie van het vaststellen van definities voor geïndividualiseerde functies;3° het previsioneel beheer van het personeelsbestand en van de vaardigheden binnen het centrum alsook de uitwerking van een opleidingsbeleid voor het personeel;4° de uitwerking van een ontwerp van reglement voor de evaluatie van het personeel, alsook het goed beheer van het evaluatieproces van ieder betrokken personeelslid;5° het beheer van de interne mobiliteit van het personeel;6° het opstellen van een jaarverslag ten behoeve van de secretaris-generaal betreffende het humanresourcesmanagement, die door de secretaris-generaal aan de voorzitter wordt overgemaakt. § 2. De secretaris-generaal is de enige evaluator van de directeur human resources. ».
Art. 34.In dezelfde wet wordt een artikel 45ter ingevoegd, luidend : «
Art. 45ter.De directeur maatschappelijk welzijn is belast, met het oog op het bereiken van de in artikel 1 vastgestelde doelstellingen, in overleg met de voorzitter en onder het rechtstreekse hiërarchische gezag van de secretaris-generaal, met : 1° het toepassen van het sociaal beleid van het centrum voor maatschappelijk welzijn.alsmede het verzorgen van de evaluatie van dit beleid; 2° het informeren van de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau, de secretaris-generaal en het bijzonder comité voor de sociale dienst over de behoeften die worden vastgesteld tijdens de uitoefening van de functie en tevens het voorstellen van maatregelen om hieraan tegemoet te komen;3° het deelnemen aan de vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst.Bovendien kan hij worden uitgenodigd om deel te nemen aan de besprekingen van de raad voor maatschappelijk welzijn of van het vast bureau telkens als over de problemen gehandeld wordt die de sociale dienst aanbelangen; 4° het verzekeren van de naleving van de toepassing van de strategische lijnen uitgezet door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn op het gebied van het sociaal beleid en het bewaken van de methodologische kwaliteit, de coherentie en de deontologie van het sociale werk, in naleving van het arbeidsreglement van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;5° het zorgen voor de totstandkoming van de sociale coördinatie bedoeld in artikel 62 alsook de ontwikkeling van elk nuttig partnerschap bij de ontplooiing van het sociaal beleid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;6° het bijdragen aan de ontwikkeling van statistische gegevens die nodig zijn voor de bepaling en de aanpassing van het sociaal beleid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.».
Art. 35.Artikel 46 van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 3 juni 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 46.§ 1. De financieel directeur is onder zijn eigen verantwoordelijkheid belast met : 1° het opmaken van de jaarrekeningen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de bijlagen die erbij behoren.De financieel directeur brengt er verslag van uit aan de secretaris-generaal, het directiecomité, de voorzitter en aan de raad voor maatschappelijk welzijn; 2° het innen van de regelmatige schuldvorderingen om zo de inkomstenbronnen te optimaliseren met het oog op rentabiliteit en risicobeheersing. De financieel directeur dient alle handelingen tot stuiting van verjaring en verval te verrichten, tot alle beslagleggingen te doen overgaan, de inschrijving, herinschrijving of vernieuwing van elke titel die daarvoor vatbaar is ten kantore der hypotheken te vorderen, aan de leden van de raad kennis te geven van het vervallen van de huurovereenkomsten, van de achterstallige betalingen en van elk feit dat de rechten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn schaadt.
Met het oog op de invordering van zekere en opeisbare schuldvorderingen kan de financieel directeur een door de raad voor maatschappelijk welzijn getekend en voor uitvoerbaar verklaard dwangbevel toesturen. Een dergelijk dwangbevel wordt bij deurwaardersexploot betekend. Dat exploot onderbreekt de verjaring.
Een dwangbevel mag door de raad voor maatschappelijk welzijn slechts getekend en voor uitvoerbaar verklaard worden als de schuld opeisbaar, vlottend en zeker is. Bovendien moet de schuldenaar vooraf bij aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan administratieve kosten voor dat aangetekend schrijven aanrekenen. Die kosten zijn voor rekening van de schuldenaar en kunnen bij dwangbevel ingevorderd worden. De schulden van publiekrechtelijke personen kunnen nooit bij dwangbevel ingevorderd worden. Tegen dat exploot kan bij verzoekschrift of door dagvaarding beroep ingesteld worden binnen de maand van de betekening; 3° tegen regelmatige bevelschriften de betaalbaar gestelde uitgaven te doen ten belope hetzij van het bedrag bepaald in elk artikel van de begroting, hetzij van een bijzonder krediet of een voorlopig krediet of van het bedrag van de overeenkomstig artikel 91 overgedragen kredieten. Indien de financieel directeur een door het bevoegde orgaan betaalbaar gestelde uitgave weigert te betalen of zulks uitstelt, wordt de betaling ervan vervolgd, zoals inzake directe belastingen, nadat het bevelschrift op verzoek van dit orgaan door het Verenigd College uitvoerbaar is verklaard, na de financieel directeur vooraf gehoord te hebben. De beslissing van het Verenigd College geldt als een regelmatig bevelschrift dat de financieel directeur ambtshalve moet uitvoeren; 4° het dynamisch beheer van de schuld en de algemene thesaurie van het centrum. De financieel directeur staat voor deze opdrachten onder het gezag van de voorzitter. § 2. De financieel directeur staat onder het functioneel gezag van de secretaris-generaal voor de volgende opdrachten : 1° het opstellen van de financiële nota ter begeleiding van het voorontwerp van begroting voor de secretaris-generaal en de voorzitter en bevat minstens : a) de evolutie van de vastgestelde rechten;b) een vergelijkingstabel;c) de evolutie van de exploitatiebegroting;d) de evolutie van de financiële lasten;e) de resultaten van de vorige rekeningen;f) de financieringstabel;g) het reservefonds;h) het kasgeldfonds;i) de thesaurie;j) de schuldbeheer op de korte, middellange en lange termijn;k) de indicatoren en de ratio's;2° de presentatie aan de bevoegde organen, met de secretaris-generaal, van de in punt 1° van dit artikel beschreven documenten;3° het regelmatig communiceren van financiële boordtabellen en financiële analyses aan de secretaris-generaal, het directiecomité, de voorzitter en de organen van het centrum;4° de financieel directeur is in het bijzonder belast met de organisatie en de supervisie van de overheidsopdrachten voor financiering. § 3. In het kader van het interne controlesysteem wordt de financieel directeur belast met : 1° het doeltreffend en economisch gebruik van de middelen;2° de bescherming van de activa;3° het verstrekken van betrouwbare financiële informatie aan de secretaris-generaal. § 4. De financieel directeur rapporteert op eigen initiatief elke vastgestelde onregelmatigheid of onwettigheid bij de uitvoering van een uitgave, met inbegrip van de naleving van de voorschriften van artikel 91, aan het bevoegde orgaan. Als het beoogde orgaan toch zijn beslissing handhaaft, dragen de raadsleden van voormeld orgaan de persoonlijke verantwoordelijkheid daarvoor. § 5. De raad voor maatschappelijk welzijn stelt alle nodige middelen voor de uitoefening van diens bevoegdheden ter beschikking van de financieel directeur. § 6. De financieel directeur is verplicht tot waarborg van diens beheer, een zekerheid in geld, in effecten of in de vorm van hypotheken, een bankwaarborg of een verzekering te stellen.
Het Verenigd College bepaalt het minimum- en het maximumbedrag van de zekerheid, volgens de categorie van gemeenten bedoeld in artikel 28, § 1, van de Nieuwe Gemeentewet, evenals de voorwaarden en de nadere regels voor erkenning van de zekerheid.
De raad voor maatschappelijk welzijn stelt, op de eerste vergadering na de eedaflegging en binnen de grenzen bepaald met toepassing van vorig lid, het bedrag vast van de zekerheid die de financieel directeur moet stellen, alsmede de termijn waarover deze daartoe beschikt, met een maximum van negentig dagen.
De zekerheid wordt bij een financiële instelling naar keuze van de financieel directeur gedeponeerd, de rente die ze opbrengt komt aan de financieel directeur toe.
De akten van zekerheidsstelling worden, zonder kosten voor het centrum voor maatschappelijk welzijn, verleden voor de burgemeester van de gemeente waar het centrum is gelegen.
Wanneer de door de raad voor maatschappelijk welzijn bepaalde zekerheid wegens toeneming van de jaarlijkse ontvangsten of om enige andere reden ontoereikend wordt geacht, verschaft de financieel directeur, binnen een termijn van 120 dagen vanaf de ontvangst van de kennisgeving door de raad voor maatschappelijk welzijn, een aanvullende zekerheid naar eigen keuze ten aanzien waarvan dezelfde regels gelden als voor de oorspronkelijke zekerheid. De voorzitter zorgt dat de zekerheid van de financieel directeur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn werkelijk gesteld en te bekwame tijd hernieuwd wordt.
De financieel directeur die de zekerheid of aanvullende zekerheid niet binnen de voorgeschreven termijn verschaft en dit verzuim niet voldoende verantwoordt ten aanzien van de raad voor maatschappelijk welzijn, wordt geacht ontslag te nemen en wordt vervangen.
Alle kosten betreffende de vestiging van de zekerheid vallen ten laste van de financieel directeur.
Is er een tekort in de kas van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, dan heeft deze een voorrecht op de zekerheid van de financieel directeur. § 7. In geval van gewettigde afwezigheid kan de financieel directeur binnen drie dagen, op eigen verantwoordelijkheid, voor een termijn van dertig dagen een plaatsvervanger aanwijzen die aanvaard wordt door de raad voor maatschappelijk welzijn. Deze aanwijzing kan voor dezelfde afwezigheid driemaal hernieuwd worden Bij ontstentenis kan de raad voor maatschappelijk welzijn een waarnemend financieel directeur aanwijzen. Hij is daartoe verplicht indien de afwezigheid langer duurt dan vier maanden.
De waarnemend financieel directeur moet voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden om het ambt van financieel directeur uit te oefenen. De bepalingen van artikel 44 en van paragraaf 6 van dit artikel zijn op hem van toepassing.
De waarnemend financieel directeur oefent alle bevoegdheden uit van de financieel directeur. Bij diens ambtsaanvaarding en -neerlegging wordt een eindrekening opgemaakt en worden de kas en de boeken onder het toezicht van de raad voor maatschappelijk welzijn overgedragen. ».
Art. 36.In de artikelen 46bis en 46ter, van dezelfde wet, beiden ingevoegd bij de wet van 3 juni 2003, wordt het woord « ontvanger » telkens vervangen door de woorden « financieel directeur ».
Art. 37.In artikel 46quater, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de paragrafen 1, 2 en 4, wordt het woord « ontvanger » steeds vervangen door de woorden « financieel directeur »;2° in paragraaf 2 worden de tweede zin, die aanvangt met de woorden « De eindrekening wordt binnen de vijftien dagen » en eindigt met de woorden « op de definitieve vaststelling ervan » en de derde zin, die aanvangt met de woorden « De procedure bedoeld » en eindigt met de woorden « van toepassing » opgeheven;3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De teruggave van de zekerheid gebeurt van rechtswege bij het verstrijken van de toezichtstermijnen bepaald krachtens artikel 112quater. ».
Art. 38.In artikel 47 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het woord « secretaris » vervangen door het woord « secretaris-generaal »;2° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art. 39.In dezelfde wet wordt een artikel 50bis ingevoegd, luidend : «
Art. 50bis.§ 1. Elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn heeft een directiecomité, dat tenminste samengesteld is uit de secretaris-generaal, de financieel directeur, de directeur human resources en de directeur maatschappelijk welzijn. § 2. Het directiecomité vergadert ten minste eenmaal per maand, op uitnodiging en onder het voorzitterschap van de secretaris-generaal die er de agenda van vaststelt. Van elke vergadering van het directiecomité wordt een verslag opgemaakt.
Het directiecomité stelt zijn huishoudelijk reglement vast. § 3. Na elke vergadering van het directiecomité deelt de secretaris-generaal de agenda en het verslag ervan mee aan het vast bureau en aan de voorzitter. § 4. Het directiecomité : 1° staat de secretaris-generaal bij in diens opdracht om de werkzaamheden van de verschillende diensten te coördineren;2° zorgt voor de transversale uitvoering van de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn en van het vast bureau door de betrokken diensten;3° geeft advies over de ontwerpen van personeelsformatie, organigram en het statuut, opgesteld door de secretaris-generaal overeenkomstig artikel 45, § 2, 4° ;4° zorgt voor de eenheid van het beheer van de diensten, de kwaliteit van de organisatie en het interne communicatiebeleid;5° geeft een advies over het voorontwerp van begroting;6° is verantwoordelijk voor het beheer, het systeem van de beheerscontrole, de uitvoering van de algemene beleidsnota en het interne controlesysteem.Te dien einde wordt een lid van het directiecomité aangeduid voor de interne controle. Hij rapporteert direct, middels een jaarlijks rapport, aan de voorzitter en aan de secretaris-generaal. Hij stelt dit jaarlijks rapport voor aan het vast bureau en aan de raad voor maatschappelijk welzijn. ».
Art. 40.In artikel 52 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden «, uitgezonderd de artikelen 287, § 2, en 289 tot 296, » worden opgeheven;2° het woord « secretaris » wordt vervangen door de woorden « secretaris-generaal ».
Art. 41.Artikel 53 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, en artikel 54 van dezelfde wet, worden opgeheven.
Art. 42.In artikel 55 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « De Minister die het maatschappelijk welzijn in zijn bevoegdheid heeft » vervangen door de woorden « Het Verenigd College »;2° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art. 43.Artikel 62 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 12 januari 1993, wordt aangevuld door volgend lid : « Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de federale overheid en de andere gefedereerde entiteiten, heeft het, om mee te werken aan de armoedebestrijding, en in coördinatie van voornoemde diensten en instellingen met name de mogelijkheid : 1° te zorgen voor het bestrijden van het gebrek aan sociale bescherming en het niet-gebruik van rechten;2° benaderingen door « peers », collectieve en gemeenschappelijke werkprocessen uit te bouwen teneinde de participatie van de OCMW-gebruikers te versterken;3° in samenwerking met de structuur ter ondersteuning van de eerstelijnszorg, een welzijns- en gezondheidsplan voor zijn territoriaal bevoegdheidsgebied op te stellen op grond van een gedeelde diagnose van de middelen en de noden voor zijn grondgebied. Dit plan wordt aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeenteraad voorgesteld en aan het Verenigd College bezorgd; 4° een begeleidingsdienst voor het zoeken naar een woning en een dienst voor begeleid wonen en uitzettingspreventie op te richten;5° specifieke acties te voeren in het kader van de bestrijding van dakloosheid;6° zijn dienst schuldbemiddeling uit te breiden met een specifiek deel voor begeleiding inzake energieverbruik.».
Art. 44.Artikel 74 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 12 januari 1993, wordt hersteld als volgt : «
Art. 74.Vanaf de goedkeuring van de betreffende begroting door het Verenigd College, worden de driejaarlijkse plannen en het algemeen beleidsprogramma, zoals bedoeld in artikel 72, bekendgemaakt op de website van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. ».
Art. 45.Artikel 88 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 8 oktober 2015, wordt vervangen als volgt : «
Art. 88.§ 1. De raad voor maatschappelijk welzijn stelt ieder jaar, voor het volgende dienstjaar, de begroting van ontvangsten en uitgaven vast van het centrum en van elk ziekenhuis dat onder zijn beheer staat. Aan deze begrotingen wordt een algemene beleidsnota gehecht evenals het verslag bedoeld in artikel 26bis, § 5.
Er kan geen enkele begroting worden vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn indien de rekeningen van het voorlaatste dienstjaar niet definitief door de toezichthoudende overheden zijn vastgesteld.
Op de vergadering van de gemeenteraad waar de goedkeuring van de begrotingen op de agenda staat, worden deze toegelicht door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. § 2. Indien na goedkeuring van de begroting kredieten moeten worden uitgetrokken of vermeerderd om het hoofd te bieden aan onvoorziene omstandigheden, gaat de raad voor maatschappelijk welzijn over tot wijziging van de begroting.
In de gevallen waar de geringste vertraging onbetwistbaar schade zou berokkenen, kan de raad voor maatschappelijk welzijn, met toestemming van het college van burgemeester en schepenen, in de uitgave voorzien, onder verplichting om zonder verwijl de nodige kredieten door een begrotingswijziging in te schrijven. In dat geval zal de financieel directeur de betaling doen zonder de goedkeuring van de begrotingswijziging af te wachten.
Geen enkele begrotingswijziging kan na 1 juli worden vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn indien de rekeningen van het vorige dienstjaar nog niet aan de toezichthoudende overheden werden overgemaakt. § 3. Het ontwerp van begroting evenals de bijbehorende algemene beleidsnota of het ontwerp van begrotingswijziging en de daarbij behorende verklarende en stavende nota, opgemaakt door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, worden aan ieder lid van de raad voor maatschappelijk welzijn overgemaakt tenminste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering waarop deze zullen worden besproken. § 4. Blijft de raad voor maatschappelijk welzijn in gebreke de begroting vast te stellen of te voorzien in een begrotingswijziging die nodig blijkt hetzij om het hoofd te bieden aan onvoorziene omstandigheden, hetzij tot betaling van een schuld van het centrum die erkend en opeisbaar is, dan zal worden gehandeld overeenkomstig artikel 113.
Laat de raad voor maatschappelijk welzijn na om de begroting van het centrum binnen de wettelijke bepaalde termijn vast te stellen, dan kan het college van burgemeester en schepenen het centrum in gebreke stellen. Indien de raad voor maatschappelijk welzijn nalaat om de begroting vast te stellen binnen de twee maanden na de ingebrekestelling, kan de gemeenteraad zich in de plaats stellen van de raad voor maatschappelijk welzijn en de begroting van het centrum vaststellen in de plaats van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Deze begroting wordt door de gemeenteraad betekend aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan het Verenigd College. § 5. Bij gebrek aan een uitvoerbare begroting op 1 januari van het dienstjaar in kwestie, kunnen uitgaven vastgelegd worden op voorlopige kredieten, waarvan de modaliteiten en grenzen worden bepaald door het Verenigd College. ».
Art. 46.Artikel 89 van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 3 juni 2003 en gewijzigd bij de ordonnantie van 8 oktober 2015, wordt vervangen als volgt : «
Art. 89.§ 1. De raad voor maatschappelijk welzijn stelt elk jaar vóór 15 juni de rekening vast van het voorgaande dienstjaar van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en van elk ziekenhuis dat onder zijn beheer staat.
Tijdens de vergadering waarop de raad voor maatschappelijk welzijn deze rekeningen vaststelt, brengt de voorzitter verslag uit over de financiële toestand van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en over het gevoerde beheer tijdens het voorafgaande dienstjaar, inzake de uitvoering van de begrotingsvooruitzichten, evenals wat betreft de ontvangst en het gebruik van de toelagen toegekend door de Staat krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Het jaarverslag wordt samen met de rekeningen doch met uitsluiting van de verantwoordingsstukken, ten minste zeven vrije dagen voor de vergadering, aan elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn meegedeeld. § 2. De raad voor maatschappelijk welzijn verleent tijdens de eerstvolgende vergadering na de kennisgeving van de goedkeuring van de rekeningen, krachtens artikel 112ter, kwijting aan de financieel directeur. De kwijting is slechts rechtsgeldig voor zover de ware toestand niet vrijwillig werd verborgen door weglatingen of onjuiste opgaven in de jaarrekeningen. § 3. De beslissing van het niet verlenen van kwijting aan de financieel directeur wordt zonder verwijl aan de financieel directeur, de gemeenteraad en het Verenigd College betekend. Is er bij een definitieve beslissing over de kwijting een tekort vastgesteld, dan verzoekt de raad voor maatschappelijk welzijn de financieel directeur, bij aangetekende brief, een gelijk bedrag in de kas van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te storten; in dat geval is artikel 93, § 4, van toepassing, onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde procedure. ».
Art. 47.Artikel 90 van dezelfde wet, opgeheven bij de ordonnantie van 3 juni 2003, wordt hersteld als volgt : «
Art. 90.Vanaf de goedkeuring door het Verenigd College, worden de volgende documenten bekend gemaakt op de website van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn : 1° de jaarlijkse begroting van het centrum voor maatschappelijk welzijn, met inbegrip van de algemene beleidsnota evenals het verslag bedoeld in artikel 26bis, § 5;2° de jaarlijkse begroting van elk ziekenhuis dat onder zijn beheer staat;3° de jaarrekeningen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en van elk ziekenhuis dat onder zijn beheer staat, met inbegrip van het jaarverslag bedoeld in artikel 89.».
Art. 48.In artikel 92 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, wordt het woord « ontvanger » vervangen door de woorden « financieel directeur » en worden de woorden « artikel 46, § 1, laatste lid » vervangen door de woorden « artikel 46, § 1, 3°, tweede lid ».
Art. 49.In artikel 93 van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 3 juni 2003 en gewijzigd bij de ordonnantie van 8 oktober 2015, wordt het woord « ontvanger » telkens vervangen door de woorden « financieel directeur ».
Art. 50.In artikel 94 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Het beheerscomité dient evenwel dusdanig te worden samengesteld dat de meerderheid van de stemgerechtigde leden tot de raad voor maatschappelijk welzijn behoort;deze leden worden bij geheime stemming en in één enkele stemronde aangewezen, waarbij elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn over één stem beschikt. Bij staking van stemmen is de jongste kandidaat in jaren verkozen. »; 2° in paragraaf 3, c), worden de woorden « 5.000.000 frank » vervangen door de woorden « 125.000 euro »; 3° in paragraaf 9 wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Onverminderd de verkiezingsmodaliteiten voor de samenstelling van het beheerscomité van het ziekenhuis, zoals voorzien in paragraaf 2, tweede lid, is dit inzake de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn niet van toepassing ingeval van aanwijzing van de in het eerste lid bedoelde deskundigen.».
Art. 51.In artikel 96 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992 en gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003,worden de woorden « bijzondere ontvanger » en « ontvanger » telkens vervangen door de woorden « financieel directeur ».
Art. 52.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk VIIIbis ingevoegd met als opschrift « Interne controle », dat voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van de voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten.
Art. 53.In hoofdstuk VIIIbis, ingevoegd bij artikel 52 van de huidige ordonnantie, wordt artikel 107 van dezelfde wet, opgeheven bij de ordonnantie van 3 juni 2003, hersteld als volgt : «
Art. 107.De openbare centra voor maatschappelijk welzijn staan in voor de interne controle op hun activiteiten.
Interne controle is het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen over onder andere : 1° het bereiken van doelstellingen;2° het naleven van wetten en procedures;3° de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en beheersinformatie;4° het efficiënt en economisch gebruik van middelen;5° de bescherming van de activa;6° het voorkomen van fraude.».
Art. 54.In hetzelfde hoofdstuk VIIIbis wordt er een nieuw artikel 107bis ingevoegd, luidend : «
Art. 107bis.§ 1. Het interne controlesysteem bepaalt op welke wijze de interne controle wordt georganiseerd, met inbegrip van de te nemen controlemaatregelen en procedures en de aanwijzing van de personeelsleden die ervoor verantwoordelijk zijn, alsook de rapporteringsverplichtingen van de personeelsleden die bij het interne controlesysteem betrokken zijn. § 2. Het interne controlesysteem beantwoordt minstens aan het principe van de scheiding van de functies van de secretaris-generaal en de financieel directeur en is verenigbaar met de continuïteit van de werking van de verschillende diensten. § 3. Het Verenigd College is gemachtigd om de vereisten te wijzigen waaraan het interne controlesysteem dient te voldoen. ».
Art. 55.In hetzelfde hoofdstuk VIIIbis wordt er een nieuw artikel 107ter ingevoegd, luidend : «
Art. 107ter.§ 1. De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt eerst het algemeen kader van het interne controlesysteem. § 2. Binnen de door de raad voor maatschappelijk welzijn toegestane termijn, die niet minder dan vier maanden mag zijn, stellen het vast bureau en de secretaris-generaal, op basis van het algemeen kader, een gedetailleerd ontwerp op van het interne controlesysteem, dat wordt onderworpen aan het advies van het directiecomité.
Indien het advies van het directiecomité niet wordt gegeven binnen de door het vast bureau en de secretaris-generaal toegestane termijn, die niet minder mag zijn dan 45 dagen, gaat men hieraan voorbij en wordt de procedure voortgezet. § 3. Het ontwerp van het interne controlesysteem, opgesteld door het vast bureau en de secretaris-generaal, wordt overgemaakt aan de raad voor maatschappelijk welzijn die deze kan weigeren, wijzigen of definitief kan aannemen.
Indien de secretaris-generaal en het vast bureau nalaten om een intern controlesysteem voor te leggen binnen de bepaalde termijnen, kan de raad voor maatschappelijk welzijn hieraan voorbij gaan en ze ambtshalve aannemen. § 4. Wijzigingen aan het interne controlesysteem worden volgens dezelfde procedure aangenomen. De raad voor maatschappelijk welzijn kan echter de termijnen bedoeld in paragraaf 2 inkorten. ».
Art. 56.In hetzelfde hoofdstuk VIIIbis wordt er een nieuw artikel 107quater ingevoegd, luidend : «
Art. 107quater.Onverminderd de opdrachten inzake interne controle die krachtens deze wet of door de raad voor maatschappelijk welzijn aan andere organen of personeelsleden worden opgedragen, staat de secretaris-generaal in voor de implementatie, de organisatie en de werking van het interne controlesysteem, onder het gezag van de raad voor maatschappelijk welzijn, zoals bedoeld in artikel 45, § 2, 13°.
De secretaris-generaal brengt het personeel op de hoogte van het interne controlesysteem, alsook van de wijzigingen ervan. ».
Art. 57.Artikel 108 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 108.§ 1. In het kader van de uitoefening van het administratief toezicht, gebeurt de verzending van de akten van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van de lijst bedoeld in artikel 112quinquies, § 1, en van de besluiten van het Verenigd College, alsook van de opgevraagde akten van de lijst bedoeld in artikel 112quinquies, § 2, hetzij bij ter post aangetekende brief met ontvangstbevestiging, hetzij per bode, tegen afgifte van een ontvangstbewijs.
De verzending kan eveneens gebeuren via elektronische post, geauthentiseerd door een geavanceerde elektronische handtekening. De ontvangst van de akte, die wordt verzonden via elektronische post, wordt bevestigd met een ontvangstmelding.
Het Verenigd College bepaalt de praktische modaliteiten van deze verzendingen. § 2. Inzake de hen toebedeelde termijnen in het kader van de uitoefening van het administratief toezicht, zijn het Verenigd College alsook de gemeenteraad aan de volgende regels gehouden : 1° de termijn gaat in de dag na die waarop de akte van het centrum voor maatschappelijk welzijn in zijn authentieke vorm ontvangen is, of, in geval van een elektronische verzending, de dag na het ontvangen van de akte die identiek is aan de authentieke akte;2° de vervaldag wordt gerekend tot de termijn;3° van elk besluit van het Verenigd College of van elke beslissing van de gemeenteraad moet schriftelijk kennis gegeven worden aan het centrum voor maatschappelijk welzijn, en, op straffe van nietigheid van dit besluit of deze beslissing, moet het verzonden worden uiterlijk de dag waarop de termijn verstrijkt. Wanneer de vervaldag een zaterdag, een zondag of een feestdag is, wordt de vervaldag tot de volgende werkdag uitgesteld. Onder feestdagen worden de volgende dagen verstaan : 1 januari, paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1, 2, 11 en 15 november, 25 en 26 december, alsmede de bij ordonnantie of bij besluit van het Verenigd College bepaalde dagen. ».
Art. 58.Artikel 109 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 109.§ 1. Het Verenigd College is belast met het toezicht en de controle op de werking van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Dit toezicht brengt het recht mede, voor de afgevaardigde ambtenaren van het Verenigd College, alle inrichtingen te bezoeken, kennis te nemen, ter plaatse zelf, van alle stukken en bescheiden, met uitzondering van de dossiers van individuele hulpverlening en verhaal, en erover te waken dat de centra voor maatschappelijk welzijn de wet naleven en niet afwijken van de wilsbeschikking van de schenkers en erflaters betreffende de wettelijk gevestigde lasten.
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt hiervan vooraf op de hoogte gesteld.
De door het Verenigd College afgevaardigde ambtenaren zijn tot geheimhouding verplicht. § 2. Het Verenigd College kan aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vragen om hem alle informatie, elk gegeven of elke inlichting toe te sturen die nuttig is voor de uitoefening van het toezicht of het opstellen van statistieken op gewestelijk niveau, of deze ter plaatse verzamelen. Het Verenigd College bepaalt op welke manier de gevraagde gegevens worden verzonden. ».
Art. 59.Artikel 110 van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 3 juni 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 110.§ 1. De akten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn betreffende de volgende onderwerpen worden, binnen twintig dagen nadat ze werden aangenomen, verzonden naar het Verenigd College en het college van burgemeester en schepenen : 1° de akten die aan het goedkeuringstoezicht onderworpen zijn krachtens artikel 112;2° de akten houdende intrekking of rechtvaardiging van een geschorste akte;3° de personeelsformatie en het contingent van de contractuele betrekkingen;4° de reglementen betreffende de voorwaarden inzake werving en bevordering van het personeel;5° de bezoldigingsregeling en de weddeschalen van het personeel;6° de reglementen betreffende de vorming, de evaluatie en de interne mobiliteit van het personeel;7° de reglementen betreffende het pensioen van het personeel, alsook de financieringswijze van deze pensioenen;8° de ontslagen van ambtswege en de afzettingen van het personeel; 9° de keuze van de plaatsingsprocedure en de vaststelling van de voorwaarden van overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten, waarvan het bedrag, zonder belasting over de toegevoegde waarde, 144.000 euro overschrijdt, alsook de selectie van de inschrijvers, kandidaten of deelnemers en de gunning van deze overheidsopdrachten. Het Verenigd College kan dit bedrag wijzigen om het aan te passen in functie van herzieningen van de vastgelegde bedragen in toepassing van het artikel 42, § 1, 1°, a), van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten; 10° de vaststelling van de voorwaarden van concessies van werken en diensten, alsook de selectie van de inschrijvers of de kandidaten en de gunning van deze concessies;11° het aangaan van saneringsleningen;12° het verkrijgen of vervreemden van eigendom of zakelijke rechten met betrekking tot onroerende goederen. § 2. Het college van burgemeester en schepenen kan binnen de twintig dagen zijn advies uitbrengen over de in § 1 bedoelde akten aan het Verenigd College en aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. ».
Art. 60.Artikel 111 van dezelfde wet, vervangen bij de ordonnantie van 3 juni 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 111.§ 1. Het Verenigd College kan bij besluit de uitvoering schorsen van elke akte waarbij een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de wet schendt of het algemeen belang schaadt.
De schorsingstermijn bedraagt dertig dagen, te rekenen vanaf de dag volgend op de ontvangst van de akte. Voor de begrotingen, begrotingswijzigingen, de rekeningen en de akten betreffende de in artikel 112, § 1, bedoelde onderwerpen, bedraagt de termijn zestig dagen.
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan de geschorste akte intrekken of rechtvaardigen.
Op straffe van nietigheid van de geschorste akte, zendt het centrum voor maatschappelijk welzijn de akte waarbij het de geschorste akte rechtvaardigt naar het Verenigd College binnen een termijn van veertig dagen vanaf de ontvangst van het schorsingsbesluit.
De schorsing wordt opgeheven na het verstrijken van een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de ontvangst van de akte waarbij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de geschorste akte rechtvaardigt, behalve voor de begrotingen, de begrotingswijzigingen en de rekeningen, waarvoor de termijn zestig dagen bedraagt.
De termijn van dertig dagen bedoeld in het tweede en het vijfde lid, kan eenmalig door het Verenigd College verlengd worden met een termijn van vijftien dagen. De beslissing tot verlenging van de termijn moet ter kennis worden gebracht van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor het verstrijken van de oorspronkelijke termijn. § 2. Het Verenigd College kan bij besluit elke akte vernietigen waarbij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de wet schendt of het algemeen belang schaadt.
De vernietigingstermijn bedraagt dertig dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de ontvangst van de akte of, in voorkomend geval, van de akte waarbij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een geschorste akte rechtvaardigt. Voor de begrotingen, begrotingswijzigingen, rekeningen en, in voorkomend geval, de akte waarbij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een geschorste begroting, begrotingswijziging of rekeningen rechtvaardigt, bedraagt de termijn zestig dagen.
De termijn van dertig dagen bedoeld in tweede lid kan eenmalig door het Verenigd College verlengd worden met een termijn van vijftien dagen. De beslissing tot verlenging van de termijn moet ter kennis worden gebracht van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor het verstrijken van de oorspronkelijke termijn. ».
Art. 61.Artikel 112 van dezelfde wet, opgeheven bij ordonnantie van 3 juni 2003, wordt hersteld als volgt : «
Art. 112.§ 1. De akten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn betreffende de volgende onderwerpen, worden, binnen twintig dagen nadat ze werden aangenomen, tezelfdertijd toegezonden aan het Verenigd College en aan de gemeenteraad : 1° de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn tot oprichting van of tot toetreding tot een vereniging bedoeld in Hoofdstuk XII;2° de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn betreffende de statuten en de statutenwijzigingen van de vereniging;3° de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn tot verlenging van de duur of de vrijwillige ontbinding van de vereniging. De verzendingen gebeuren in overeenstemming met artikel 108. § 2. De gemeenteraad heeft veertig dagen vanaf de ontvangst van de akte om de beslissing goed te keuren of niet goed te keuren. Als de beslissing van de gemeenteraad niet binnen deze termijn ter kennis wordt gebracht aan het centrum voor maatschappelijk welzijn, wordt de beslissing geacht te zijn goedgekeurd.
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn stuurt de beslissing van de gemeenteraad tot goedkeuring van de beslissing binnen vijftien dagen na de ontvangst ervan aan het Verenigd College.
In het geval van de afwezigheid van een beslissing van de gemeenteraad, na het verstrijken van de termijn van veertig dagen, betekent het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zonder uitstel aan het Verenigd College dat de beslissing stilzwijgend werd goedgekeurd door het verstrijken van de termijn.
In geval van uitdrukkelijke of stilzwijgende goedkeuring van de beslissing van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn door de gemeenteraad, oefent het Verenigd College een algemeen schorsings- of vernietigingstoezicht uit op deze beslissing overeenkomstig artikel 111, met voorbehoud dat de schorsings- of vernietigingstermijnen voor het toezicht hier zestig dagen bedragen en niet verlengbaar zijn. § 3. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn stuurt de beslissing van de gemeenteraad, die de beslissing niet goedkeurt, binnen veertig dagen na de ontvangst ervan aan het Verenigd College.
De beslissing van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, die niet werd goedgekeurd, is onderworpen aan de goedkeuring van het Verenigd College, die haar besluit dient te betekenen aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeenteraad binnen een termijn van veertig dagen die niet verlengbaar is, te rekenen vanaf de ontvangst van het niet-goedkeuringsbesluit.
Als deze termijn niet wordt nageleefd, wordt de akte geacht te zijn goedgekeurd zoals deze door de raad voor maatschappelijk welzijn werd aangenomen. ».
Art. 62.In dezelfde wet wordt een artikel 112bis ingevoegd, luidend : «
Art. 112bis.§ 1. Binnen twintig dagen na het vaststellen van de begroting door de raad voor maatschappelijk welzijn en, in elk geval, voor 1 november van het jaar dat aan het dienstjaar voorafgaat, wordt de begroting tezelfdertijd toegezonden aan de gemeenteraad en aan het Verenigd College. De twee verzendingen gebeuren in overeenstemming met artikel 108.
De gemeenteraad heeft veertig dagen vanaf de ontvangst van de akte om de begroting goed te keuren, niet goed te keuren of te hervormen. Als de beslissing van de gemeenteraad niet binnen deze termijn ter kennis wordt gebracht aan het centrum voor maatschappelijk welzijn, wordt de begroting geacht te zijn goedgekeurd. § 2. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn stuurt de beslissing van de gemeenteraad tot goedkeuring van de begroting binnen vijftien dagen na de ontvangst ervan aan het Verenigd College.
In het geval van de afwezigheid van een beslissing van de gemeenteraad, na het verstrijken van de termijn van veertig dagen, betekent het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zonder uitstel aan het Verenigd College dat de begroting stilzwijgend werd goedgekeurd door het verstrijken van de termijn.
In geval van uitdrukkelijke of stilzwijgende goedkeuring van de begroting van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn door de gemeenteraad, oefent het Verenigd College een algemeen schorsings- of vernietigingstoezicht uit op deze begroting overeenkomstig artikel 111.
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn stuurt de beslissing van de gemeenteraad, die de begroting niet goedkeurt of hervormt, binnen veertig dagen na de ontvangst ervan aan het Verenigd College.
De begroting van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, die niet werd goedgekeurd of werd hervormd, is onderworpen aan de goedkeuring van het Verenigd College, die haar besluit dient te betekenen aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeenteraad binnen een termijn van veertig dagen die niet verlengbaar is, te rekenen vanaf de ontvangst van de hervormde of niet-goedgekeurde begroting. Als deze termijn niet wordt nageleefd, wordt de begroting geacht te zijn goedgekeurd zoals zij door de raad voor maatschappelijk welzijn werd vastgesteld. § 3. Binnen het kader van de uitoefening van zijn toezichtsbevoegdheid, kan de gemeenteraad op de begroting van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en van de ziekenhuizen die van dit centrum afhangen, ontvangstenramingen en uitgavenposten brengen; hij kan deze verminderen, vermeerderen of schrappen en materiële vergissingen rechtzetten.
Het Verenigd College heeft dezelfde bevoegdheid. § 4. De begrotingswijzigingen worden binnen twintig dagen nadat ze werden aangenomen, tegelijkertijd verzonden aan de gemeenteraad en aan het Verenigd College en worden onderworpen aan de regels betreffende het goedkeuringstoezicht zoals voorzien in paragrafen 1, tweede lid, en 2.
Indien de begrotingswijzigingen goedgekeurd werden door de gemeenteraad, zij het op uitdrukkelijke of impliciete wijze, oefent het Verenigd College een algemeen toezicht tot schorsing of vernietiging uit op deze begrotingswijzigingen, overeenkomstig artikel 111. § 5. Binnen twintig dagen na de vaststelling van de begroting door de gemeenteraad die zich in de plaats stelt van de raad voor maatschappelijk welzijn overeenkomstig artikel 88, § 4, tweede lid, wordt de begroting door de gemeenteraad aan het Verenigd College verzonden om te worden onderworpen aan diens goedkeuring. Zij wordt tegelijkertijd verzonden aan de raad voor maatschappelijk welzijn.
Het Verenigd College beschikt over een termijn van veertig dagen die niet verlengbaar is, vanaf de ontvangst van de begroting om zijn beslissing van goedkeuring, van niet-goedkeuring of van hervorming aan het centrum voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeenteraad te betekenen.
Indien deze termijn niet wordt nageleefd, wordt de begroting, vastgesteld door de gemeenteraad die zich in de plaats stelt van de raad voor maatschappelijk welzijn, geacht te zijn goedgekeurd. ».
Art. 63.In dezelfde wet wordt een artikel 112ter ingevoegd, luidend : «
Art. 112ter.§ 1. Binnen twintig dagen na het vaststellen van de jaarrekeningen door de raad voor maatschappelijk welzijn en, in elk geval, vóór 30 juni volgend op het afsluiten van het dienstjaar, worden deze verzonden aan de gemeenteraad om definitief te worden vastgesteld. De jaarrekeningen worden tegelijkertijd verzonden aan het Verenigd College.
De rekeningen worden aangevuld met het in artikel 89, § 1, bedoelde jaarverslag. § 2. De gemeenteraad heeft veertig dagen vanaf de ontvangst om de rekeningen goed te keuren of niet goed te keuren. Indien de beslissing van de gemeenteraad niet binnen deze termijn aan de raad voor maatschappelijk welzijn wordt betekend, worden de rekeningen geacht te zijn goedgekeurd.
Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn stuurt de beslissing van de gemeenteraad tot goedkeuring van de rekeningen binnen vijftien dagen na de ontvangst ervan aan het Verenigd College.
In het geval van de afwezigheid van een beslissing van de gemeenteraad, na het verstrijken van de termijn van veertig dagen, betekent het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zonder uitstel aan het Verenigd College dat de rekeningen stilzwijgend werden goedgekeurd door het verstrijken van de termijn. § 3. In geval van uitdrukkelijke of stilzwijgende goedkeuring van de rekeningen door de gemeenteraad, oefent het Verenigd College een algemeen toezicht tot schorsing of vernietiging uit op deze rekeningen, overeenkomstig artikel 111. § 4. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn verstuurt de beslissing van de gemeenteraad tot niet-goedkeuring van de rekeningen aan het Verenigd College binnen veertig dagen na de ontvangst ervan.
De rekeningen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn die niet werden goedgekeurd, worden onderworpen aan de goedkeuring van het Verenigd College die haar besluit moet betekenen aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeenteraad binnen een termijn van veertig dagen die niet verlengbaar is, te rekenen vanaf de ontvangst van de beslissing van de gemeenteraad die de rekeningen niet goedkeurt.
In geval van goedkeuring van de rekeningen door het Verenigd College worden de rekeningen geacht definitief te zijn vastgesteld.
Als er geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht binnen deze termijn, dan worden de rekeningen geacht te zijn goedgekeurd zoals de raad voor maatschappelijk welzijn deze heeft vastgesteld en worden ze geacht definitief te zijn vastgesteld. ».
Art. 64.In dezelfde wet wordt een artikel 112quater ingevoegd, luidend : «
Art. 112quater.De eindrekening van de financieel directeur, vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn overeenkomstig artikel 46quater, § 2, wordt binnen vijftien dagen overgezonden aan het Verenigd College met het oog op de definitieve vaststelling ervan.
De procedure bedoeld in artikel 112ter, § 4, met betrekking tot de goedkeuring van de rekening en de procedure voor het verlenen van de kwijting aan de financieel directeur bedoeld in artikel 89, § 2, is, behoudens de nodige aanpassingen, van toepassing. ».
Art. 65.In dezelfde wet wordt een artikel 112quinquies ingevoegd, luidend : «
Art. 112quinquies.§ 1. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zendt een lijst aan het Verenigd College met een beknopte omschrijving van de akten betreffende de volgende onderwerpen binnen twintig dagen nadat zij werden aangenomen : 1° de akten van de raad voor maatschappelijk welzijn anders dan degenen die in extenso doorgestuurd werden krachtens de artikelen 110, § 1, 112, § 1, 112bis, 112ter en 112quater;2° de akten genomen door het vast bureau betreffende : a) de tuchtstraffen bestaande uit een inhouding van loon of een schorsing;b) de krachtens artikel 61 gesloten overeenkomsten;c) de keuze van de plaatsingsprocedure en de vaststelling van de voorwaarden van overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten die niet kunnen worden gedelegeerd aan de secretaris-generaal van het centrum, alsook de selectie van de inschrijvers, kandidaten of deelnemers en de gunning van deze overheidsopdrachten. § 2. De akten verzonden in de vorm van een beknopte omschrijving zijn niet meer vatbaar voor schorsing of vernietiging indien het Verenigd College deze akten niet opgevraagd heeft binnen twintig dagen te rekenen vanaf de dag na de ontvangst van de lijst.
De termijn voor de schorsing of de vernietiging van de akte, die het Verenigd College binnen de in het eerste lid gestelde termijn opgevraagd heeft, bedraagt twintig dagen te rekenen vanaf de dag na de ontvangst van de akte. ».
Art. 66.In dezelfde wet wordt een artikel 112sexies ingevoegd, luidend : «
Art. 112sexies.De overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, alsook de concessies van werken en diensten, die gegund worden door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, kunnen slechts met de inschrijver wiens offerte werd weerhouden worden gesloten vanaf de dag waarop de akten waarmee het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de overheidsopdrachten of concessies gunt, niet meer vatbaar zijn voor schorsing of vernietiging of, in voorkomend geval, vanaf de dag waarop het Verenigd College het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in kennis stelt dat de akte onmiddellijk mag worden uitgevoerd.
Het eerste lid is niet van toepassing op : 1° de akten die de overheidsopdrachten gunnen bedoeld in het artikel 42, § 1, 1°, b), van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten;2° de akten die de overheidsopdrachten gunnen die niet aan het Verenigd College moeten worden gestuurd.».
Art. 67.In dezelfde wet wordt een artikel 112septies ingevoegd, luidend : «
Art. 112septies.Elk besluit tot vernietiging, schorsing, niet-goedkeuring, dat een vervangend optreden inhoudt, of dat een termijn verlengt, moet formeel met redenen omkleed zijn. ».
Art. 68.In dezelfde wet wordt een artikel 112octies ingevoegd, luidend : «
Art. 112octies.De verzending van elke akte genomen door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn anders dan deze die in extenso worden doorgestuurd of in de vorm van een beknopte omschrijving in toepassing van de bepalingen die voorafgaan kan op elk ogenblik gevraagd worden door het Verenigd College of door de hiertoe gedelegeerde ambtenaren. ».
Art. 69.In artikel 115 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, worden de woorden « artikel 28, vierde lid » vervangen door de woorden « artikel 28, § 1, vierde lid. ».
Art. 70.Artikel 118 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 118.Een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan : 1° om een van de taken uit te voeren die bij deze wet aan de centra zijn toevertrouwd, zich verenigen met een of meer andere openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met andere overheidsinstanties en/of met rechtspersonen anders dan die met een winstoogmerk;2° in het kader van het beheer van een of meer bij deze wet aan de centra toevertrouwde opdrachten, een vereniging oprichten waarvan hij het enige lid is;3° een vereniging met verschillende openbare centra voor maatschappelijk welzijn oprichten, allen gevestigd in het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die als opdracht heeft hen in een federatie te verenigen, met name om hen te vertegenwoordigen of hun belangen te behartigen.».
Art. 71.Artikel 119 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992 en gewijzigd bij de ordonnantie van 3 juni 2003, wordt opgeheven.
Art. 72.In artikel 120, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, wordt de bepaling onder 3° aangevuld met de woorden « met dien verstande dat een in artikel 118, 3°, bedoelde vereniging wordt beheerd door organen waarin elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn één enkele stem heeft. ».
Art. 73.In artikel 122 van dezelfde wet, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De bepalingen van de artikelen 120 en 134 zijn van toepassing op de wijzigingen van de statuten. ».
Art. 74.In artikel 124 van dezelfde wet, wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling : « Deze leden worden bij geheime stemming en in één enkele stemronde aangewezen, waarbij elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn over één stem beschikt. Bij staking van stemmen wordt de oudste kandidaat in jaren verkozen. ».
Art. 75.In artikel 125 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 1986, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Zonder afbreuk te doen aan het derde lid, en ongeacht de verhouding van de inbreng van de verschillende deelgenoten, kunnen de publiekrechtelijke rechtspersonen over de meerderheid van de stemmen beschikken in de verschillende bestuurs- en beheersorganen van de vereniging.»; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : « Alle activiteiten van de vereniging moeten worden uitgeoefend met inachtneming van het beginsel van eerbiediging van de inbreng van de deelgenoten, zonder dat hun verplichtingen worden versterkt of hun rechten verzwakt, met inbegrip van de geïmmobiliseerde activa en de resultaten.Het aandeel van elk lid van de vereniging, zowel in termen van risico's als in termen van voordelen, ongeacht of dit van financiële of patrimoniale aard is, evenals hun aandeel in het aantal vertegenwoordigers in de beheersorganen, moet evenredig zijn met het aandeel van hun inbreng. ».
Art. 76.In dezelfde wet wordt een artikel 125bis ingevoegd, luidend : «
Art. 125bis.§ 1. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn sluit een beheersovereenkomst ingeval het een vereniging tot stand brengt in de zin van artikel 118, 1° en 2°, van voornoemde wet wanneer ten minste 50 % van de middelen wordt gedekt door een subsidie die afkomstig is van openbare rechtspersonen of wanneer de raad van bestuur van de vereniging voor de helft bestaat uit openbare rechtspersonen. § 2. De beheersovereenkomst bevat ten minste de volgende vermeldingen : 1° de aard en de omvang van de taken die de vereniging moet vervullen, en voor elk daarvan, de criteria en de kwantitatieve en/of kwalitatieve indicatoren aan de hand waarvan de verwezenlijking ervan kan geëvalueerd worden;2° het orgaan belast met de verwezenlijking van het evaluatieverslag en de wijze van overzending van dit verslag naar het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;3° de controlemiddelen op de financiële situatie van de vereniging waarover het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn beschikt en de concrete wijze waarop het effectieve controle kan uitoefenen op het gebruik van de toegekende subsidies;4° de middelen die door de openbare rechtspersonen ter beschikking van de vereniging worden gesteld;5° de duur. § 3. De beheersovereenkomst en de uitvoering ervan worden jaarlijks geëvalueerd op grond van een schriftelijk verslag door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, in aanwezigheid van de voorzitter van de raad van bestuur van de vereniging. ».
Art. 77.In artikel 126, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 1986, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 78.In artikel 131 van dezelfde wet, wordt het derde lid opgeheven.
Art. 79.In artikel 132 van dezelfde wet, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 80.In artikel 135 van dezelfde wet, worden de woorden « de Minister tot wiens bevoegdheid het maatschappelijk welzijn behoort » vervangen door de woorden « het Verenigd College ».
Art. 81.De bepalingen van de huidige ordonnantie, betreffende de uitoefening van het administratief toezicht, zijn niet van toepassing op de akten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, genomen vóór de in artikel 82 bepaalde datum van inwerkingtreding.
Art. 82.Deze ordonnantie treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op die van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van het eerste lid, treden de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, de bepaling van artikel 10, dat artikel 19, § 1, van dezelfde wet vervangt, alsook de bepalingen van artikel 17, 6°, tot invoeging van de paragrafen 6 en 9, derde en vierde lid, in artikel 27 van dezelfde wet, in werking na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 14 maart 2019.
Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, het Openbaar Ambt, de Financiën, de Begroting en de Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, het Openbaar Ambt, de Financiën, de Begroting en de Externe Betrekkingen, D. GOSUIN Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, het Gezinsbeleid en de Filmkeuring, P. SMET Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, het Gezinsbeleid en de Filmkeuring, C. FREMAULT _______ Nota Documenten van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : Gewone zitting 2018-2019 B-136/1 Ontwerp van ordonnantie B-136/2 Verslag B-136/3 Amendementen na verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 15 februari 2019.