13 MEI 2004. - Ordonnantie houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de instelling van het systeem van de éénmalige bevrijdende aangifte (1)

De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de grondwet.

Art. 2.Het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de instelling van het systeem van de eenmalige bevrijdende aangifte, hierbij als bijlage opgenomen, wordt goedgekeurd.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad , zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 mai 2004.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, J. SIMONET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN _______ Nota (1) Documenten van de Raad : Gewone zitting 2003-2004. A-547/1. Ontwerp van ordonnantie.

A-547/2. Verslag.

Volledig verslag.

Vergadering van donderdag 6 mei 2004.

Aanneming. - Vergadering van vrijdag 7 mei 2004.

Bijlage Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de instelling van het systeem van de eenmalige bevrijdende aangifte Gelet op de artikelen 1, 33, 35, 39 en 134 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, inzonderheid artikel 92bis, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd door de bijzondere wet van 16 januari 1989, de bijzondere wet van 16 juli 1993 en de bijzondere wetten van 13 juli 2001;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, inzonderheid artikel 3, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 en de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoedgdheden van de gewesten;

De Federale Staat vertegenwoordigd door de heer Didier Reynders, Minister van Financiën;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de heer Daniel Ducarme, Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de heer Guy Vanhengel, Minister van Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, zijn het volgende overeengekomen : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Ten einde bij te dragen tot het succes van het systeem van de eenmalige bevrijdende aangifte overeenkomstig Titel II van dit samenwerkingsakkoord, komen de federale overheid en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de nodige wettelijke bepalingen zal treffen om het bevrijdend karakter van de eenmalige aangifte vanaf 1 januari 2004 uit te breiden tot de gewestelijke belastingen.

TITEL II. - De eenmalige bevrijdende aangifte

Art. 2.De eenmalige bevrijdende aangifte is een maatregel van de federale overheid waardoor natuurlijke personen die sommen, kapitalen of roerende waarden hebben genoten die niet, of die voortspruiten uit inkomsten die evenmin, in een België wettelijk verplichte boekhouding of aangifte werden vermeld of waarop de in België verschuldigde belasting niet werd voldaan, vanaf 1 januari tot 31 december 2004 onder bepaalde voorwaarden een aangifte kunnen doen van die sommen, kapitalen of roerende waarden.

Art. 3.Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verbindt er zich toe om in zijn wetgeving te voorien dat de aangifte en de betaling van de bijdrage geen bevrijdend effect hebben ten aanzien van het successierecht verschuldigd op sommen, kapitalen of roerende waarden die behoren tot de nalatenschap van een Rijksinwoner of die geacht worden er deel van uit te maken, indien de nalatenschap is opengevallen na 31 december 2002 of indien de nalatenschap is opengevallen vóór 1 januari 2003 en waarvoor geen aangifte van nalatenschap werd ingediend vóór 1 juni 2003 of waarvoor geen schriftelijk uitstel voor het indienen van zulke aangifte werd bekomen vóór die datum.

Art. 4.Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verbindt er zich toe om in zijn wetgeving te voorzien dat de aangifte en de betaling van de bijdrage geen bevrijdend effect hebben ten aanzien van de registratierechten verschuldigd op akten die aangeboden worden na 1 juni 2003.

TITEL III. - Verdelingsmachanisme van de opbrengst van de eenmalige bijdrage

Art. 5.Aangezien het systeem van de eenmalige bevrijdende aangifte een operatie is die strikt beperkt blijft tot het jaar 2004, komen de federale overheid en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, ten titel van verdelingsmachanisme van de opbrengst van de eenmalige bevrijdende bijdragen, overeen hetgeen volgt : 1. voor het begrotingsjaar 2004 wordt een bedrag van 75 miljoen euro uit de opbrengst van de eenmalige bijdragen ten gevolge eenmalige bevrijdende aangiften, toegekend aan de gewesten;2. het bedrag bedoeld in 1.wordt verdeeld op basis van de opbrengst van de successierechten gedurende de tienjarige periode 1993-2002.

Voor de Federale Staat : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-Voorzitter, D. DUCARME De Minister van Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL