gepubliceerd op 28 juni 2018
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij vonnis van 6 maart 2018 in zake X.V. tegen S.M., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 mei 2018, heeft de familierechtbank van de Fra « Schendt artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, (...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    a. Bij vonnis van 6 maart 2018 in zake X.V. tegen S.M., waarvan de    expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 mei 2018, heeft    de familierechtbank van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te    Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Schendt artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10    en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2,    lid 2, van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind,    en voert het een discriminatie in, in zoverre het bij ontstentenis van    een overeenkomst tussen de ouders een gedifferentieerde regel inzake    de familienaam instelt naargelang beide afstammingsbanden al dan niet    gelijktijdig zijn vastgesteld, en in zoverre, indien beide    afstammingsbanden niet gelijktijdig zijn vastgesteld, de ouder wiens    band eerst is erkend, beschikt over een soevereine bevoegdheid om de    naamswijziging te weigeren, waardoor aldus een onderscheid tot stand    wordt gebracht dat uitsluitend is gegrond op het ogenblik van de    vaststelling van de tweede afstamming en terwijl de 
wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					08/05/2014
				
				
					pub. 
					26/05/2014
				
				
					numac 
					2014009293
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst justitie 
					
				
				
					Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde 
				
			
		
	
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					08/05/2014
				
				
					pub. 
					19/02/2015
				
				
					numac 
					2015000081
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde. - Duitse vertaling 
				
			
		
	sluiten    in het opschrift ervan ' de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de    wijze van naamsoverdracht ' beoogde ? ».    b. Bij vonnis van 27 februari 2018 in zake K.R. tegen A. A.M., waarvan    de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 mei 2018,    heeft de familierechtbank van de Franstalige Rechtbank van eerste    aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld :    « - Schendt artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen    10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de    artikelen 8 en 14 van het EVRM, artikel 5 van het Protocol nr. 7 bij    dat Verdrag, de artikelen 7, 20, 21 en 23 van het Handvest van de    grondrechten van de Europese Unie en artikel 7 van het Verdrag inzake    de rechten van het kind, in zoverre het de naamswijziging van het kind    alleen toestaat indien beide ouders het met die wijziging eens zijn,    behoudens overlijden van een van beide ouders, en in zoverre het niet    voorziet in dezelfde regel als die welke wordt voorgestaan in artikel    335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, in geval van onenigheid,    waardoor aldus een onderscheid tot stand wordt gebracht dat alleen is    gegrond op het criterium van het ogenblik waarop beide afstammingen    zijn vastgesteld ?    - Schendt artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek niet de    artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in    samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het EVRM, artikel 5 van    het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de    mens, de artikelen 7, 20, 21 en 23 van het Handvest van de    grondrechten van de Europese Unie en artikel 7 van het Verdrag inzake    de rechten van het kind, in zoverre het de ouder die beschikt over het    exclusief ouderlijk gezag, niet toestaat de naam van het kind te    wijzigen na de vaststelling van de tweede afstamming, terwijl dat    recht hem wordt toegekend bij overlijden van de andere ouder ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6925 en 6926 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux