Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 26 april 2002

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 23 januari 2002 in zake J. Silva Salsinha tegen J. Vanden Driesch en anderen en inzake J. Silva Salsinha tegen E. Ruiz Loridan en a 1. « Roept artikel 11 van de wet van 10 juni 1998 [tot wijziging van sommige bepalingen betreffende(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021164
pub.
26/04/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 23 januari 2002 in zake J. Silva Salsinha tegen J. Vanden Driesch en anderen en inzake J. Silva Salsinha tegen E. Ruiz Loridan en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 31 januari 2002, heeft de Arbeidsrechtbank te Nijvel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Roept artikel 11 van de wet van 10 juni 1998 [tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring] een met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet strijdige discriminatie in het leven tussen de rechtsvorderingen die bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing verjaard zijn verklaard, en de rechtsvorderingen die volgens dezelfde criteria en onder dezelfde voorwaarden op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 10 juni 1998 zijn verjaard, doch die niet het onderwerp van een dergelijke beslissing zijn geweest ? » 2.« Zo ja, dient de rechtbank dan niet te beslissen dat voor de burgerlijke rechtsvorderingen tot vergoeding van de schade voortvloeiend uit een fout die een misdrijf vormt - die aan dezelfde criteria en aan dezelfde voorwaarden inzake de verjaring voldoen als de rechtsvorderingen die bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing verjaard zijn verklaard vóór de inwerkingtreding van de wet van 10 juni 1998 - de inwerkingtreding niet tot gevolg kan hebben dat een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2341 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^