gepubliceerd op 21 februari 2022
Uittreksel uit arrest nr. 173/2021 van 2 december 2021 Rolnummer 7345 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 344-3 van het oud Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Familierechtbank te Eupen. Het Grondwettelijk Hof, samenges wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Uittreksel uit arrest nr. 173/2021 van 2 december 2021 Rolnummer 7345 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 344-3 van het oud Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Familierechtbank te Eupen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, M. Pâques, Y. Kherbache en D. Pieters, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 8 januari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 januari 2020, heeft de Familierechtbank te Eupen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 344-3, 1°, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet alsmede de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre een kind door de voormalige partner van zijn wettelijke ouder mag worden geadopteerd wanneer zijn afstammingsband ten aanzien van de wettelijke ouder werd vastgesteld tijdens het samenleven of het huwelijk met de voormalige partner, hoewel dat kind niet door de voormalige partner zou mogen worden geadopteerd wanneer de afstammingsband ten aanzien van de wettelijke ouder reeds vóór het samenleven of het huwelijk werd vastgesteld ? 2. Schendt artikel 344-3, 2°, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet alsmede de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre een kind door de voormalige partner van zijn wettelijke ouder mag worden geadopteerd wanneer het kind slechts één vastgestelde afstammingsband heeft, terwijl dat kind niet door de voormalige partner zou mogen worden geadopteerd wanneer het meer dan één vastgestelde afstammingsband zou hebben, en dit ongeacht het feit of de tweede ouder zich daadwerkelijk om het kind heeft bekommerd of zich voor het kind heeft geïnteresseerd ? 3.Schendt artikel 344-3 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet alsmede de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre de in dat artikel vervatte restrictieve voorwaarden gelden voor alle vormen van adoptie, ongeacht of het om een gewone of om een volle adoptie gaat ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling en de context ervan B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 344-3 van het oud Burgerlijk Wetboek, dat werd ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011074 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft type wet prom. 20/02/2017 pub. 09/06/2017 numac 2017012457 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie » (hierna : de wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011074 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft type wet prom. 20/02/2017 pub. 09/06/2017 numac 2017012457 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft. - Duitse vertaling sluiten) en dat bepaalt : « Een persoon kan het kind van zijn voormalige partner adopteren voor zover de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° het kind werd geadopteerd door de voormalige partner tijdens het huwelijk of een, adoptieve of andere, afstammingsband werd vastgesteld tussen het kind en de voormalige partner tijdens de wettelijke samenwoning of tijdens het samenleven bedoeld in artikel 343, § 1, b/1);2° het kind heeft slechts één vastgestelde afstammingsband;en 3° die persoon onderhoudt met het kind een duurzame feitelijke relatie, zowel op affectief als op materieel vlak ». B.1.2. De wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011074 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft type wet prom. 20/02/2017 pub. 09/06/2017 numac 2017012457 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft. - Duitse vertaling sluiten strekte er onder meer toe de bepalingen in het oud Burgerlijk Wetboek inzake adoptie aan te passen aan de arresten van het Hof nr. 94/2012 van 12 juli 2012 en nr. 94/2015 van 25 juni 2015.
Het eerstgenoemde arrest nr. 94/2012 had onder meer betrekking op de artikelen 343, § 1, b), 356-1 en 356-2 van het oud Burgerlijk Wetboek, die in de versie ervan vóór de wijziging bij de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 19/02/2015 numac 2015000081 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde » en bij de wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011074 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft type wet prom. 20/02/2017 pub. 09/06/2017 numac 2017012457 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft. - Duitse vertaling sluiten bepaalden : «
Art. 343.§ 1. Er wordt verstaan onder : a) adoptant : een persoon, echtgenoten, of samenwonenden;b) samenwonenden : twee personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd of twee personen die op een permanente en affectieve wijze samenwonen sedert ten minste drie jaar op het tijdstip van de indiening van het verzoek om adoptie, voor zover zij niet door een band van bloedverwantschap zijn verbonden die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;c) kind : een persoon van minder dan achttien jaar. § 2. Er bestaan twee vormen van adoptie : de gewone adoptie en de volle adoptie ». « Art. 356-1. De volle adoptie verleent aan het kind en zijn afstammelingen een statuut met dezelfde rechten en verplichtingen, als ware het kind geboren uit de adoptant of uit de adoptanten.
Onder voorbehoud van de huwelijksbeletsels omschreven in de artikelen 161 tot 164, houdt het kind dat ten volle is geadopteerd, op tot zijn oorspronkelijke familie te behoren.
Kinderen of adoptieve kinderen van de echtgenoot van de adoptant of van de persoon met wie hij samenwoont, zelfs overleden, houden evenwel niet op te behoren tot de familie van die echtgenoot of van de persoon met wie wordt samengewoond. Indien deze nog in leven is, wordt het ouderlijk gezag over de geadopteerde gezamenlijk uitgeoefend door de adoptant en die echtgenoot of persoon met wie wordt samengewoond.
Art. 356-2. § 1. Door de volle adoptie verkrijgt het kind in plaats van zijn naam die van de adoptant of van de adopterende man.
Volle adoptie door een vrouw van het kind of van het adoptief kind van haar echtgenoot of van de persoon met wie zij samenwoont brengt evenwel geen wijziging mee in de naam van het kind. § 2. In geval van gelijktijdige volle adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht, verklaren die personen, in onderlinge overeenstemming, voor de rechtbank wie van beiden zijn naam zal geven aan de geadopteerde. Van die verklaring wordt melding gemaakt in het vonnis.
In geval van volle adoptie door een persoon van het kind of het adoptiekind van zijn echtgenoot van hetzelfde geslacht of van de persoon van hetzelfde geslacht met wie hij samenleeft, verklaren de adoptant en laatstgenoemde, in onderlinge overeenstemming, voor de rechtbank wie van beiden zijn naam aan de geadopteerde zal geven. Van die verklaring wordt melding gemaakt in het vonnis.
De door de adoptanten overeenkomstig het eerste en tweede lid gekozen naam geldt ook voor de later door hen geadopteerde kinderen ».
Bij zijn arrest nr. 94/2012 van 12 juli 2012 heeft het Hof zich uitgesproken over prejudiciële vragen die door de verwijzende rechter inzake die bepalingen werden gesteld in het kader van een verzoek tot volle adoptie, uitgaande van de voormalige partner van de wettelijke moeder van de desbetreffende minderjarige kinderen. De feiten van die zaak deden ervan blijken dat de kinderen geen wettelijke vader hadden, dat de biologische vader niet bekend was, dat de kandidaat-adoptante en de wettelijke moeder in het verleden een affectieve relatie hadden die meer dan drie jaar duurde, tijdens welke de desbetreffende minderjarige kinderen zijn geboren, dat er zowel op moreel als op materieel vlak een duurzame feitelijke ouder-kindrelatie bestond tussen de kandidaat-adoptante en de kinderen, en dat zowel de wettelijke moeder als de desbetreffende kinderen zich uitdrukkelijk akkoord verklaarden met de adoptie (B.4). Het Hof beperkte zijn onderzoek van de gestelde prejudiciële vragen tot de door die elementen bepaalde situatie, en oordeelde : « B.12.2. In zoverre de [artikelen 343, § 1, b), 356-1 en 356-2 van het oud Burgerlijk Wetboek], zoals gewijzigd bij de wet van 18 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/05/2006 pub. 20/06/2006 numac 2006009465 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, teneinde de adoptie door personen van hetzelfde geslacht mogelijk te maken sluiten, de volle ' stiefouderadoptie ' van een kind, met behoud van de juridische banden tussen dat kind en zijn oorspronkelijke familie, uitsluitend mogelijk maken indien de kandidaat-adoptant gehuwd is met de wettelijke ouder van het desbetreffende kind, met die ouder een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd, of op permanente en affectieve wijze met die laatste samenwoont sedert ten minste drie jaar op het ogenblik van het indienen van het verzoek tot adoptie, verhinderen zij de voormalige partner van de wettelijke ouder van het kind om aan de duurzame feitelijke ouder-kindrelatie die in voorkomend geval bestaat tussen die persoon en het kind, gevolgen te verbinden die de verbintenissen die die persoon bereid is aan te gaan ten aanzien van dat kind, juridisch verankeren, en dit zolang de wetgever niet voorziet in andere procedures.
B.12.3. In die mate hebben de in het geding zijnde bepalingen gevolgen die onevenredig zijn ten aanzien van het door de wetgever nagestreefde doel, dat, zoals in herinnering is gebracht in B.7.2, mede is ingegeven door de overweging dat het in het belang is van het kind - dat ' reeds uit zijn omgeving is weggehaald ' - dat het wordt opgevangen in een ' stabiel milieu '. In de gevallen waarin de feitelijke ouder-kindrelatie tussen een kind en de voormalige partner van zijn wettelijke ouder duurzaam vaststaat, zou de adoptie van dat kind door de voormalige partner, in zoverre de juridische banden tussen het kind en zijn oorspronkelijke familie behouden blijven, noch met zich meebrengen dat het kind uit zijn omgeving wordt weggehaald, noch dat het zou worden opgevoed in een milieu dat per definitie dient te worden beschouwd als instabiel. Zulk een adoptie zou integendeel doorgaans kunnen bijdragen tot de stabiliteit van het milieu waarin het kind opgroeit en de bestaande feitelijke verhoudingen binnen dat milieu juridisch kunnen bekrachtigen.
B.13.1. In zoverre de in het geding zijnde bepalingen niet erin voorzien dat een minderjarig kind, in de in B.4 omschreven omstandigheden, ten volle kan worden geadopteerd door de voormalige partner van de wettelijke ouder van dat kind, met behoud van de juridische banden tussen het kind en zijn oorspronkelijke familie en met toepassing van de in artikel 356-2, § 2, tweede en derde lid, van het Burgerlijk Wetboek vervatte bepalingen betreffende de naam van het kind, zijn zij niet bestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind ».
Bij zijn arrest nr. 94/2015 van 25 juni 2015 heeft het Hof zich uitgesproken over een prejudiciële vraag die door de verwijzende rechter inzake artikel 343, § 1, b), van het oud Burgerlijk Wetboek werd gesteld in het kader van een verzoek tot gewone adoptie dat was ingediend door een man die met de adoptiemoeder van een kind een paar vormde gedurende bijna tien jaar, periode waarin het kind is geboren.
Het bleek ook dat dat kind, dat in het buitenland was geboren, wiens vader onbekend was en dat door zijn biologische moeder was verlaten, geen wettelijke vader had en dat het, vanaf zijn aankomst op het grondgebied van het Koninkrijk, enkele maanden na zijn geboorte, binnen het door zijn adoptiemoeder en de verzoeker tot adoptie gevormde gezin heeft geleefd, ook al is de officiële samenwoning van die laatstgenoemden pas bijna twee maanden na die aankomst en meer dan zes maanden na het opmaken van de adoptieakte begonnen. Bovendien bleek dat er tussen de verzoeker tot adoptie en het kind een duurzame feitelijke relatie vanuit zowel moreel als materieel oogpunt bestond, dat de keuze voor de gewone adoptie werd ingegeven door de wens om de naam van de adoptiemoeder niet te vervangen door de naam van de verzoeker tot adoptie, en dat de adoptiemoeder instemde met de adoptie voor zover de adoptie haar band met het kind niet wijzigde (B.4.2).
Het Hof oordeelde, rekening houdende met die bijzondere situatie : « B.9.1. [Artikel 343, § 1, b), van het oud Burgerlijk Wetboek] verhindert de voormalige partner van de moeder van het kind om aan de in B.6 beschreven duurzame feitelijke relatie gevolgen te verlenen die de verbintenissen die die man ten aanzien van dat kind wenst aan te gaan, officieel verankeren.
B.9.2. In die mate heeft die bepaling gevolgen die onevenredig zijn ten aanzien van het door de wetgever nagestreefde doel, dat, zoals is vermeld in B.7.2, mede is ingegeven door de overweging dat het in het belang is van het kind - dat ' reeds uit zijn omgeving is weggehaald ' - dat het wordt opgevangen in een ' stabiel milieu '.
In het geval van een duurzame feitelijke relatie tussen een kind en de voormalige partner van zijn moeder, zou de adoptie van dat kind door die man, in zoverre de juridische banden tussen het kind en zijn oorspronkelijke familie behouden blijven, noch met zich meebrengen dat het kind uit zijn omgeving wordt weggehaald, noch dat het zou worden opgevoed in een milieu dat per definitie dient te worden beschouwd als instabiel. Een dergelijke adoptie zou integendeel doorgaans kunnen bijdragen tot de stabiliteit van het milieu waarin het kind opgroeit en de bestaande feitelijke verhoudingen binnen dat milieu juridisch kunnen bekrachtigen.
B.10.1. In zoverre de in het geding zijnde bepaling de adoptie van een kind in de in B.4.2 omschreven omstandigheden niet mogelijk maakt, is zij niet bestaanbaar met artikel 22bis, vierde lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind ».
B.1.3. Teneinde de in die arresten vastgestelde ongrondwettigheden te verhelpen, heeft de wetgever bij artikel 2 van de wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011074 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft type wet prom. 20/02/2017 pub. 09/06/2017 numac 2017012457 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft. - Duitse vertaling sluiten een definitie van het begrip « voormalige partner » ingevoegd in artikel 343, § 1, b/1), van het oud Burgerlijk Wetboek. Sinds de wijziging ervan bij artikel 119 van de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2018 pub. 31/12/2018 numac 2018015683 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten « houdende diverse bepalingen betreffende justitie », luidt die definitie : « voormalige partner : de voormalige echtgenoot of de voormalige wettelijk samenwonende, of een van de gescheiden personen die op een permanente en affectieve wijze hebben samengewoond gedurende ten minste drie jaar, voor zover zij niet door een band van bloedverwantschap zijn verbonden die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de familierechtbank geen ontheffing kan verlenen ».
Voorts heeft de wetgever bij artikel 3 van de wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011074 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft type wet prom. 20/02/2017 pub. 09/06/2017 numac 2017012457 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft. - Duitse vertaling sluiten het in het geding zijnde artikel 344-3 ingevoegd in punt A (« Grondvoorwaarden ») van paragraaf 1 (« Voorwaarden voor adoptie ») van afdeling 2 (« Bepalingen gemeenschappelijk aan beide vormen van adoptie ») van hoofdstuk I (« Intern recht ») van titel VIII (« Adoptie ») van boek I (« Personen ») van het oud Burgerlijk Wetboek.
Dat artikel 344-3 van het oud Burgerlijk Wetboek bepaalt onder welke voorwaarden een persoon het kind van zijn voormalige partner kan adopteren, namelijk wanneer het kind werd geadopteerd door de voormalige partner tijdens het huwelijk of een adoptieve of andere afstammingsband werd vastgesteld tussen het kind en de voormalige partner tijdens de wettelijke samenwoning of tijdens het samenleven bedoeld in artikel 343, § 1, b/1) (1°), wanneer het kind slechts één vastgestelde afstammingsband heeft (2°) en wanneer die persoon met het kind een duurzame feitelijke relatie onderhoudt, zowel op affectief als op materieel vlak (3°).
Tijdens de parlementaire voorbereiding werden die voorwaarden als volgt verantwoord : « De drie voorgestelde voorwaarden (geboorte of adoptie van het kind tijdens de partnerrelatie; slechts één vastgestelde afstammingsband en het bestaan van een duurzame relatie tussen het kind en de kandidaat-adoptant) zijn gebaseerd op de feitelijke elementen aangehaald door het Hof in de [arresten nrs. 94/2012 en 94/2015], met name : ? permanente en affectieve relatie van meer dan drie jaar tussen de voormalige partner en de moeder, al dan niet adoptiemoeder, van het kind; ? kind geboren tijdens de relatie; ? biologische vader onbekend, geen wettelijke vader; ? duurzame feitelijke relatie, zowel vanuit moreel als vanuit materieel oogpunt, tussen de persoon die om adoptie verzoekt en het kind; ? akkoord van de moeder (en van de kinderen).
De bewoordingen '... het kind werd geadopteerd door de voormalige partner tijdens het huwelijk of een, adoptieve of andere, afstammingsband werd vastgesteld tussen het kind en de voormalige partner tijdens de wettelijke samenwoning of tijdens het samenleven bedoeld in artikel 343, § 1, b/1)... ' zijn gericht op de volgende gevallen : geboorte van het kind tijdens het samenleven (arrest 94/2012); geboorte van het kind verlaten door zijn biologische moeder en adoptie door zijn adoptiemoeder tijdens de samenwoning (arrest 94/2015); geboorte van het kind vóór het samenleven, maar geadopteerd door een van de partners tijdens het samenleven (door het Grondwettelijk Hof niet beoogd geval, maar niet echt verschillend van arrest 94/2015) » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-1152/005, pp. 6-7).
Tot slot heeft de wetgever verscheidene andere bepalingen van het oud Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de intrafamiliale adoptie gewijzigd in zoverre zij getroffen werden door de voormelde wijzigingen. Aldus werden bij de artikelen 13 en 14 van de wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011074 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft type wet prom. 20/02/2017 pub. 09/06/2017 numac 2017012457 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft. - Duitse vertaling sluiten de artikelen 356-1, derde lid, en 356-2, derde lid, van het oud Burgerlijk Wetboek gewijzigd, teneinde in die bepalingen uitdrukkelijk de voormalige partner te beogen. Die wijzigingen hebben tot gevolg dat kinderen, in geval van een volle adoptie door de voormalige partner van de wettelijke ouder, niet ophouden te behoren tot de familie van die ouder en dat het ouderlijk gezag over het kind gezamenlijk wordt uitgeoefend door die ouder en de voormalige partner, evenals dat de in artikel 356-2, derde lid, vervatte bepalingen betreffende de naam van het kind thans ook gelden bij een volle adoptie van het kind door de voormalige partner van de wettelijke ouder.
Ten gronde Ten aanzien van de eerste en de tweede prejudiciële vraag B.2. Met de eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 344-3, 1°, van het oud Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet alsmede de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind schendt, in zoverre een kind krachtens die bepaling slechts door de voormalige partner van zijn wettelijke ouder mag worden geadopteerd wanneer de afstammingsband ten aanzien van de wettelijke ouder tijdens het samenleven of het huwelijk met de voormalige partner werd vastgesteld, waardoor dat kind niet door de voormalige partner zou mogen worden geadopteerd wanneer zijn afstammingsband ten aanzien van de wettelijke ouder reeds vóór het samenleven of het huwelijk werd vastgesteld.
Met de tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 344-3, 2°, van het oud Burgerlijk Wetboek diezelfde grondwets- en verdragsbepalingen schendt, in zoverre een kind krachtens die bepaling slechts door de voormalige partner van zijn wettelijke ouder mag worden geadopteerd wanneer het kind slechts één vastgestelde afstammingsband heeft, terwijl dat kind niet door de voormalige partner zou mogen worden geadopteerd wanneer het meer dan één vastgestelde afstammingsband heeft, en dit ongeacht het feit of de tweede ouder zich daadwerkelijk om het kind heeft bekommerd of zich voor het kind heeft geïnteresseerd.
Het Hof beantwoordt de beide prejudiciële vragen samen.
B.3.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit internationale verdragen die België binden.
Artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens waarborgt eveneens het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in het genot van de rechten en vrijheden welke in dat Verdrag en zijn aanvullende protocollen zijn vermeld.
B.3.2. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht ».
Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». De Grondwetgever heeft een zo groot mogelijke concordantie tussen artikel 22 van de Grondwet en die internationale bepaling nagestreefd (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 997/5, p. 2).
De draagwijdte ervan is analoog aan die van de voormelde grondwetsbepaling, zodat de waarborgen die die twee bepalingen bieden, een onlosmakelijk geheel vormen.
B.3.3. Artikel 22bis van de Grondwet bepaalt : « Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit.
Elk kind heeft het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het aangaan; met die mening wordt rekening gehouden in overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen.
Elk kind heeft recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen.
Het belang van het kind is de eerste overweging bij elke beslissing die het kind aangaat.
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen deze rechten van het kind ».
Artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind bepaalt : « De Staten die partij zijn en die de methode van adoptie erkennen en/of toestaan, waarborgen dat het belang van het kind daarbij de voornaamste overweging is, en : a) waarborgen dat de adoptie van een kind slechts wordt toegestaan mits daartoe bevoegde autoriteiten, in overeenstemming met de van toepassing zijnde wetten en procedures en op grond van alle van belang zijnde en betrouwbare gegevens, bepalen dat de adoptie kan worden toegestaan gelet op de verhoudingen van het kind met zijn of haar ouders, familieleden en wettige voogden, en mits, indien vereist, de betrokkenen, na volledig te zijn ingelicht, op grond van de adviezen die noodzakelijk worden geacht, daarmee hebben ingestemd;b) erkennen dat interlandelijke adoptie kan worden overwogen als andere oplossing voor de zorg voor het kind, indien het kind niet in een pleeg- of adoptiegezin kan worden geplaatst en op geen enkele andere passende wijze kan worden verzorgd in het land van zijn of haar herkomst;c) verzekeren dat voor het kind dat bij een interlandelijke adoptie is betrokken waarborgen en normen gelden die gelijkwaardig zijn aan die welke bestaan bij adoptie in het eigen land;d) nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat, in het geval van interlandelijke adoptie, de plaatsing niet leidt tot ongepast geldelijk voordeel voor de betrokkenen;e) bevorderen, wanneer passend, de verwezenlijking van de doeleinden van dit artikel door het aangaan van bilaterale of multilaterale regelingen of overeenkomsten, en spannen zich in om, in het kader daarvan, te waarborgen dat de plaatsing van het kind in een ander land wordt uitgevoerd door bevoegde autoriteiten of instellingen ». B.4. Uit de feiten van de zaak die hangende is voor de verwijzende rechter blijkt dat die rechter zich dient uit te spreken over een verzoek tot volle adoptie, uitgaande van de voormalige echtgenoot van de wettelijke moeder van het kind dat op het ogenblik van het verzoek minderjarig was, met behoud van de juridische banden tussen het kind en de familie van de wettelijke moeder.
Die feiten doen er eveneens van blijken dat het kind een wettelijke vader heeft, met wie het nooit bewust heeft samengeleefd en geen contact meer heeft sedert de leeftijd van drie jaar, en die sinds enkele jaren geen onderhoudsbijdragen meer betaalt. Bovendien blijkt dat de verzoeker tot adoptie en de wettelijke moeder een affectieve relatie hebben gehad die is begonnen toen het kind de leeftijd van dertien maanden had en die dertien jaar heeft geduurd, dat er zowel op moreel als op materieel vlak een duurzame feitelijke ouder-kindrelatie bestaat tussen de verzoeker tot adoptie en het kind en dat zowel de wettelijke moeder en de wettelijke vader als het kind zelf zich uitdrukkelijk akkoord verklaren met de adoptie.
Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situatie.
B.5.1. Uit het in samenhang lezen van de artikelen 343, § 1, b), 356-1 en 356-2 van het oud Burgerlijk Wetboek, waarover het Hof uitspraak heeft gedaan bij het voormelde arrest nr. 94/2012 van 12 juli 2012, volgt dat een zogeheten volle « stiefouderadoptie » met behoud van de juridische banden tussen het desbetreffende kind en zijn oorspronkelijke familie, mogelijk is wanneer de kandidaat-adoptant gehuwd is met de wettelijke ouder, wanneer de kandidaat-adoptant en die ouder een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd, of wanneer de kandidaat-adoptant en die ouder op een permanente en affectieve wijze samenwonen sedert ten minste drie jaar op het tijdstip van de indiening van het verzoek tot adoptie, voor zover zij niet door een band van bloedverwantschap zijn verbonden die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de familierechtbank geen ontheffing kan verlenen.
De voorwaarde betreffende het samenwonen van de kandidaat-adoptant en de wettelijke ouder gaat terug op de wet van 24 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/04/2003 pub. 16/05/2003 numac 2003009435 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de adoptie sluiten « tot hervorming van de adoptie ». Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de wetgever de gezamenlijke adoptie door twee niet-gehuwde personen - die ten tijde van de inwerkingtreding van de wet van 24 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/04/2003 pub. 16/05/2003 numac 2003009435 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de adoptie sluiten nog van ongelijk geslacht dienden te zijn, wat niet meer het geval is sinds de inwerkingtreding van de wet van 18 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/05/2006 pub. 20/06/2006 numac 2006009465 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, teneinde de adoptie door personen van hetzelfde geslacht mogelijk te maken sluiten - mogelijk heeft willen maken, alsmede de adoptie van het kind van de persoon met wie de kandidaat-adoptant samenwoont (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1366/001 en 50-1367/001, pp. 11-12).
De voorwaarde betreffende het permanente en affectieve samenwonen sedert ten minste drie jaar op het ogenblik van het indienen van het verzoek tot adoptie werd gerechtvaardigd met verwijzing naar het belang van het kind. Volgens de parlementaire voorbereiding is het in het belang van de geadopteerde, die « reeds uit zijn omgeving is weggehaald », dat hij terechtkomt in « een familie, in de algemene betekenis van het woord », die, volgens die voorbereiding, dient te worden beschouwd als een « stabiel milieu » voor het kind (ibid.).
B.5.2. Zoals vermeld in B.1.2, heeft het Hof bij zijn arrest nr. 94/2012 van 12 juli 2012 uitspraak gedaan over het feit dat een dergelijke volle « stiefouderadoptie » niet mogelijk was wanneer de kandidaat-adoptant en de wettelijke ouder niet gehuwd waren, noch een verklaring van wettelijke samenwoning hadden afgelegd, en op het tijdstip van het indienen van het verzoek tot adoptie niet langer op affectieve wijze samenwoonden. Het Hof heeft bij dat arrest geoordeeld : « De artikelen 343, § 1, b), 356-1 en 356-2 van het Burgerlijk Wetboek schenden de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre zij niet erin voorzien dat een minderjarig kind, in de in B.4 omschreven omstandigheden, ten volle kan worden geadopteerd door de voormalige partner van de wettelijke ouder van dat kind, met behoud van de juridische banden tussen het kind en zijn oorspronkelijke familie overeenkomstig artikel 356-1, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek en met toepassing van de in artikel 356-2, § 2, tweede en derde lid, van hetzelfde Wetboek vervatte bepalingen betreffende de naam van het kind ».
B.5.3. Mede naar aanleiding van dat arrest heeft de wetgever bij de wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011074 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft type wet prom. 20/02/2017 pub. 09/06/2017 numac 2017012457 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft. - Duitse vertaling sluiten voorzien in de mogelijkheid van de volle adoptie van een minderjarig kind door de voormalige partner van de wettelijke ouder van dat kind, met behoud van de juridische banden tussen het kind en de familie van die wettelijke ouder. In het in het geding zijnde artikel 344-3 van het oud Burgerlijk Wetboek wordt die adoptie door de voormalige partner evenwel aan drie voorwaarden onderworpen, namelijk dat het kind werd geadopteerd door de wettelijke ouder tijdens het huwelijk met de kandidaat-adoptant of dat een adoptieve of andere afstammingsband werd vastgesteld tussen het kind en de wettelijke ouder tijdens de wettelijke samenwoning of tijdens het samenleven bedoeld in artikel 343, § 1, b/1) met de kandidaat-adoptant (1°), dat het kind slechts één vastgestelde afstammingsband heeft (2°) en dat die persoon met het kind een duurzame feitelijke relatie onderhoudt, zowel op affectief als op materieel vlak (3°).
Wanneer de afstammingsband tussen het kind en de wettelijke ouder werd vastgesteld vóór het huwelijk, de wettelijke samenwoning of het samenleven met de kandidaat-adoptant, of wanneer het kind twee vastgestelde afstammingsbanden heeft, is een dergelijke adoptie door de voormalige partner van de wettelijke ouder met behoud van de juridische banden tussen het kind en de familie van die wettelijke ouder niet mogelijk. In die omstandigheden is het, krachtens de in het geding zijnde bepaling, niet relevant dat er vanaf zeer jonge leeftijd een feitelijke ouder-kindrelatie heeft bestaan tussen het kind en de voormalige partner van de wettelijke ouder, noch dat het kind sinds jonge leeftijd geen contact meer heeft met de andere wettelijke ouder en deze laatste met de adoptie instemt.
B.6.1. De in het geding zijnde verschillen in behandelingen steunen op objectieve criteria, namelijk het ogenblik van de vaststelling van de afstemmingsband tussen het kind en de wettelijke ouder, dan wel het aantal afstammingsbanden dat het kind heeft.
B.6.2. In zoverre het in het geding zijnde artikel 344-3, 1° en 2°, van het oud Burgerlijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011074 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft type wet prom. 20/02/2017 pub. 09/06/2017 numac 2017012457 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de prenatale erkenning van een kind door een niet-gehuwde ouder betreft. - Duitse vertaling sluiten, de adoptie van een kind door de voormalige partner van de wettelijke ouder, met behoud van de juridische banden tussen dat kind en de familie van die wettelijke ouder, uitsluitend mogelijk maakt indien de afstammingsband tussen die wettelijke ouder en het kind werd vastgesteld tijdens het huwelijk, de wettelijke samenwoning of het samenleven van de wettelijke ouder en de voormalige partner en indien het kind slechts één vastgestelde afstammingsband heeft, verhindert die bepaling de voormalige partner van de wettelijke ouder van het kind van wie de afstammingsband met die wettelijke ouder werd vastgesteld vóór het huwelijk, de wettelijke samenwoning of het samenleven of van het kind dat twee vastgestelde afstammingsbanden heeft, om aan de duurzame feitelijke ouder-kindrelatie die in voorkomend geval bestaat tussen die voormalige partner en het kind, gevolgen te verbinden die de verbintenissen die die persoon bereid is aan te gaan ten aanzien van dat kind, juridisch verankeren, en dit zolang de wetgever niet voorziet in andere procedures.
B.6.3. In die mate hebben de in het geding zijnde bepalingen gevolgen die onevenredig zijn ten aanzien van het door de wetgever nagestreefde doel, dat, zoals is vermeld in B.5.1, mede is ingegeven door de overweging dat het in het belang is van het kind - dat « reeds uit zijn omgeving is weggehaald » - dat het wordt opgevangen in een « stabiel milieu ». In de gevallen waarin de feitelijke ouder-kindrelatie tussen een kind en de voormalige partner van zijn wettelijke ouder duurzaam vaststaat, zou de adoptie van dat kind door de voormalige partner, in zoverre de juridische banden tussen het kind en de familie van die wettelijke ouder behouden blijven, noch met zich meebrengen dat het kind uit zijn omgeving wordt weggehaald, noch dat het zou worden opgevoed in een milieu dat per definitie dient te worden beschouwd als instabiel. Zulk een adoptie zou integendeel doorgaans kunnen bijdragen tot de stabiliteit van het milieu waarin het kind opgroeit en de bestaande feitelijke verhoudingen binnen dat milieu juridisch kunnen bekrachtigen.
B.7.1. In zoverre de in het geding zijnde bepaling erin voorziet dat een minderjarig kind van wie de afstammingsband met de wettelijke ouder werd vastgesteld vóór het huwelijk, de wettelijke samenwoning of het samenleven van die wettelijke ouder met de voormalige partner of een minderjarig kind dat twee vastgestelde afstammingsbanden heeft, niet ten volle kan worden geadopteerd door de voormalige partner van de wettelijke ouder van dat kind, met behoud van de juridische banden tussen het kind en de familie van die wettelijke ouder en met toepassing van de in artikel 356-2, § 2, tweede en derde lid, van het oud Burgerlijk Wetboek vervatte bepalingen betreffende de naam van het kind, is die bepaling niet bestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind.
B.7.2. Het onderzoek van de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen met artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, kan niet tot een ruimere vaststelling van schending leiden.
B.8. De eerste en de tweede prejudiciële vraag dienen bevestigend te worden beantwoord.
Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag B.9. Met de derde prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 344-3 van het oud Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet alsmede de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind schendt, in zoverre de in die bepaling vermelde voorwaarden niet enkel gelden bij een verzoek tot volle adoptie doch ook bij een verzoek tot gewone adoptie.
B.10. Gelet op het antwoord op de eerste en de tweede vraag, dient de derde prejudiciële vraag niet te worden onderzocht, zodat zij geen antwoord behoeft.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 344-3, 1° en 2°, van het oud Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 21 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre die bepaling erin voorziet dat een minderjarig kind van wie de afstammingsband met de wettelijke ouder werd vastgesteld vóór het huwelijk, de wettelijke samenwoning of het samenleven van die wettelijke ouder met de voormalige partner of een minderjarig kind dat twee vastgestelde afstammingsbanden heeft, niet ten volle kan worden geadopteerd door de voormalige partner van de wettelijke ouder van dat kind, met behoud van de juridische banden tussen het kind en de familie van die wettelijke ouder overeenkomstig artikel 356-1, derde lid, van het oud Burgerlijk Wetboek en met toepassing van de in artikel 356-2, § 2, tweede en derde lid, van hetzelfde Wetboek vervatte bepalingen betreffende de naam van het kind. - De derde prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 2 december 2021.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, P. Nihoul