Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 12 juli 2021

Uittreksel uit arrest nr. 84/2021 van 10 juni 2021 Rolnummer 7194 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 2 tot 6, 8 en 9 van de wet van 14 oktober 2018 « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffiere Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021203013
pub.
12/07/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 84/2021 van 10 juni 2021 Rolnummer 7194 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 2 tot 6, 8 en 9 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen », en van artikel 2, a) en b), van dezelfde wet, respectievelijk ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » en door de vzw « Syndicat des Avocats pour la Démocratie » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 mei 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 3 juni 2019, heeft de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.P. Herman, advocaat bij de balie te Charleroi, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2 tot 6, 8 en 9 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 december 2018, tweede editie). b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 juni 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 juni 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2, a) en b), van dezelfde wet door de vzw « Syndicat des Avocats pour la Démocratie », de vzw « L'Atelier des Droits Sociaux », de vzw « Belgisch Netwerk Armoedebestrijding », de vzw « Réseau wallon de lutte contre la pauvreté », de vzw « Ligue des droits humains » en de vzw « Association Syndicale des Magistrats », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.P. Robert en Mr. L. Laperche, advocaten bij de balie te Brussel.

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7194 en 7215 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de context van de wetgeving B.1.1. De bestreden artikelen 2 tot 6, 8 en 9 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen » (hierna : de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten) wijzigen het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en strekken ertoe de rolrechten te hervormen. Een rolrecht is een belasting die wordt gevorderd van de rechtzoekende die een vordering voor een rechtscollege instelt. Het rolrecht is een bijzonder recht dat verschuldigd is als bijdrage in de kosten van de rechtspleging.

B.1.2. De wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten is aangenomen ingevolge het arrest van het Hof nr. 13/2017 van 9 februari 2017, waarbij het Hof de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de wet van 28 april 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2015 pub. 26/05/2015 numac 2015003178 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 28/04/2015 pub. 11/06/2015 numac 2015003220 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen. - Addendum sluiten « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen » heeft vernietigd en, tot het optreden van de wetgever en uiterlijk tot 31 augustus 2017, de gevolgen van de vernietigde bepalingen ten aanzien van de vorderingen die bij een rechtscollege zijn ingesteld tot die datum heeft gehandhaafd.

B.1.3. Voortaan zijn de rolrechten opnieuw gekoppeld aan de aard van het rechtscollege waarbij het geschil aanhangig is gemaakt maar hangen zij niet meer af van de waarde van het geschil. De wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten voorziet in hoofdzaak in een verhoging van de bedragen ervan ten opzichte van die welke golden vóór de voormelde wet van 28 april 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2015 pub. 26/05/2015 numac 2015003178 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 28/04/2015 pub. 11/06/2015 numac 2015003220 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen. - Addendum sluiten, alsook in een verplaatsing van het ogenblik waarop die rechten invorderbaar zijn, niet langer bij het begin maar op het einde van het geding.

De bestreden bepalingen zijn van toepassing op de zaken waarvan de in artikel 2691, eerste lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten bedoelde inschrijving of herinschrijving wordt verzocht vanaf 1 februari 2019.

B.1.4. De parlementaire voorbereiding vermeldt : « Gelet op de door het Grondwettelijk Hof gestelde deadline stelt de Regering voor om bij het huidige ontwerp van wet de bepalingen inzake rolrechten in het W. Reg. zoals die bestonden voor de wijziging ervan bij de door het Grondwettelijk Hof vernietigde wetsbepalingen, derwijze aan te passen dat : - de overeengekomen begrotingsdoelstellingen op het vlak van griffierechten (meeropbrengst van recurrent 20 miljoen euro) wordt gerealiseerd; - de in de wet van 28 april 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2015 pub. 26/05/2015 numac 2015003178 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 28/04/2015 pub. 11/06/2015 numac 2015003220 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen. - Addendum sluiten al doorgevoerde vereenvoudiging, waardoor er geen onderscheiden tarieven meer worden bepaald naargelang de rol waarop de inleidende akte moet worden ingeschreven, wordt behouden; - het principe wordt behouden van de voortdurende aanhangigheid voor de familierechtbanken wat betreft de dringende zaken [...]; - de vrijstellingen in sociale zaken wordt uitgebreid tot alle zaken die onder de materiele bevoegdheid van het arbeidsgerecht vallen; - een nieuwe vrijstelling in faillissement zaken wordt voorzien; - de uitzonderingen in fiscale zaken behouden blijven; - het verlaagd tarief bij de vredegerechten en de rechtbanken van koophandel wordt afgeschaft maar het bedrag van het rolrecht voor de vredegerechten en de politierechtbanken wordt verhoudingsgewijs minder verhoogd dan bij de hogere rechtbanken om de toegang tot deze ' nabijheidsrechters ' zo laagdrempelig als mogelijk te houden » (Parl.

St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2569/001, pp. 5-6).

In de memorie van toelichting wordt daarnaast aangegeven : « Even belangrijk is echter de vraag van een redelijke bijdrage van de rechtzoekende in de kosten van de procedure. De werking van het gerechtsapparaat wordt voor het overgrote deel uit de algemene middelen en dus door de algemeenheid van de belastingbetalers betaald, hoewel maar een klein deel van de burgers tijdens hun leven een beroep doet op dat apparaat om zijn aanspraken te doen erkennen. Het is dus niet onlogisch dat van de gebruiker een - in eerste aanleg nog altijd zeer geringe - bijdrage in de kosten wordt gevraagd » (ibid., p. 8).

En : « Naast een ' updating ' van de bijdrage van de rechtzoekende aan de kosten van het gerechtsapparaat beoogt de regering met de verhoging van de rolrechten ook een verhoogde financiële ontrading van het ondoordacht beroep op de rechterlijke macht, vaak tot volledige uitputting van de keten van instanties waaraan de eis kan worden onderworpen (van eerste aanleg, over beroep, tot cassatie). Uit de praktijk blijkt dat heel wat advocaten na het verlies van de zaak op verzoek van hun cliënt in beroep gaan om de uitvoering uit te stellen, terwijl de kans vaak gering is dat ze de zaak in tweede orde wel zullen winnen. Dat kost de FOD Justitie te veel tijd en moeite terwijl in deze voor de overheid krappe budgettaire tijden ook van dit departement gevraagd wordt om de werkingskosten strikt in de hand te houden.

Bedoeling van het heffen van een hoger rolrecht is ook de burger ervan bij de start van het geding (de belangrijkste kosten met name de advocatenkosten en de eventuele rechtsplegingsvergoeding worden pas na afloop van het geding betaald) op te attenderen dat procederen voor een rechtbank niet gratis is en dat de kostprijs stijgt naargelang men meer rechtsmiddelen aanwendt tegen een rechterlijke uitspraak. De totale kost van het trachten op te lossen van een geschil via een gerechtelijke instantie is vaak duurder dan het daarvoor beroep doen op een alternatieve vorm van geschillenoplossing. Bij een aantal types van geschillen (familiaal, burgerlijk, commercieel en sociaal) kan sedert de wet van 21 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/02/2005 pub. 22/03/2005 numac 2005009173 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling sluiten beroep gedaan worden op een formeel in het Gerechtelijk Wetboek (zie Zevende Deel : bemiddeling - art. 1724 tot 1737) georganiseerde bemiddelingsprocedure. Bovendien bestaat er nog de rechtsfiguur van de arbitrage : krachtens artikel 1676 van het Gerechtelijk Wetboek kan elk geschil dat reeds ontstaan is of nog kan ontstaan uit een bepaalde rechtsbetrekking, waarover een dading mag worden aangegaan, bij overeenkomst aan arbitrage worden onderworpen. Eén van de doelstellingen van de verhoging van het rolrecht is dus de rechtszoekende aan te sporen meer gebruik te gaan maken van de alternatieve vormen van geschillenbeslechting waarin in het rechtsbestel is voorzien » (ibid., p. 10).

B.1.5. In zijn advies van 19 juni 2017 heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State opgemerkt : « Daarbij moet [...] rekening worden gehouden met de totale financiële last verbonden aan het voeren van een gerechtelijke procedure.

Bijgevolg moeten niet alleen de rolrechten, maar alle van overheidswege aan een gerechtelijke procedure verbonden kosten, zoals de andere griffierechten, de rechtsplegingsvergoeding die desgevallend verschuldigd is, de bijdrage aan het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand en de (niet-recupereerbare) btw op de erelonen van advocaten - in alle fasen van het geding - in rekening worden gebracht » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2569/001, p. 32).

Uitgaande van die vaststelling merkt de Raad van State op : « [de stellers van het ontwerp kunnen] daarbij niet [ermee] volstaan, zoals thans in de memorie van toelichting het geval is, voorop te stellen dat ' de verhoging van de rolrechten de toegang tot de rechter zoals vereist door onder meer het Europees verdrag van de rechten van de mens, niet in het gedrang brengt '. Uit die overweging blijkt immers geenszins dat de wetgever rekening heeft gehouden met alle van overheidswege aan het voeren van een gerechtelijke procedure verbonden kosten. [...] Het voorgaande geldt inzonderheid voor de personen waarvan het inkomen de inkomensgrens om de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand te genieten, amper te boven gaat » (ibid., p. 33).

B.1.6. De Hoge Raad voor de Justitie heeft eveneens advies uitgebracht over het voorontwerp van wet. Daarin onderstreept hij dat « zeker sinds de verhoging van de rechtsplegingsvergoedingen in 2008 [...] de financiële last van het voeren van gerechtelijke procedures stelselmatig [is] toegenomen » en dat « het helemaal niet bewezen is dat de huidige bijdrage in de kosten van de procedure onvoldoende zou zijn ». De Hoge Raad voor de Justitie besluit, enerzijds, dat het « niet in te zien [valt] dat de voorgenomen regeling gebaseerd is op een pertinent criterium, en dat dit criterium proportioneel is met de beoogde maar moeilijk verenigbare doelstellingen » en, anderzijds, dat de nieuwe bepalingen « afbreuk [doen] aan het beginsel van de toegang tot de rechter zonder dat zij daar een valabele rechtvaardiging voor zijn » (advies over het voorontwerp van wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen, goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie van 19 juni 2017).

B.1.7. Na de indiening van de beroepen heeft de federale wetgever de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten « tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen » (hierna : de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten) aangenomen, die in werking is getreden op 1 september 2020. De grenzen voor de toegang tot de bijstand zijn verhoogd met 200 euro voor de volledig kosteloze juridische bijstand en de gedeeltelijk kosteloze juridische bijstand (nieuwe artikelen 508/13/1 en 508/13/2 van het Gerechtelijk Wetboek).

De wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten voorziet eveneens in extra verhogingen met 100 euro op 1 september van elk jaar tot en met 2023, gevolgd door een jaarlijkse indexering op basis van het indexcijfer voor de consumptieprijzen vanaf 1 september 2024 (nieuw artikel 508/13/4 van het Gerechtelijk Wetboek), alsook in een aantal nieuwe criteria voor de berekening van de bestaansmiddelen, waaronder de vaststelling van categorieën van personen die worden geacht niet te beschikken over toereikende bestaansmiddelen of de wijziging van het stelsel van de aftrek per persoon ten laste.

B.1.8. Wegens dat nieuw element heeft het Hof ambtshalve bevolen de debatten te heropenen teneinde de partijen toe te laten uitleg te geven bij de mogelijke gevolgen van die bepalingen voor de beroepen.

Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.2.1. Artikel 2 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten brengt wijzigingen aan in artikel 2691 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, dat dientengevolge bepaalt : «

Art. 2691.Voor elke zaak die op de algemene rol, in het register van de verzoekschriften of in het register van de vorderingen in kort geding wordt ingeschreven of terug ingeschreven, is er verschuldigd : 1° in de vredegerechten en de politierechtbanken, een recht van 50 euro;2° in de rechtbanken van eerste aanleg en de ondernemingsrechtbanken, een recht van 165 euro;3° in de hoven van beroep een recht van 400 euro;4° in het Hof van Cassatie een recht van 650 euro. Geen enkel recht wordt geïnd bij de rechtsgedingen voor de beslagrechter of de vrederechter in het kader van de toepassing van artikel 1409, § 1, vierde lid, en 1409, § 1bis, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

De zaken die worden geacht spoedeisend te zijn zoals bedoeld in artikel 1253ter/7 van het Gerechtelijk Wetboek zijn onderworpen aan een eenmalig recht wanneer de nieuwe aanhangigmaking bij de familierechtbank het wijzigen van een vordering waarover deze zich al heeft uitgesproken, tot doel heeft. Dit stelsel wordt uitgebreid tot de maatregelen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag uitgesproken door de jeugdrechtbank, waarvan de wijziging wordt gevraagd voor de familierechtbank ».

B.2.2. Artikel 3 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten vervangt artikel 2692 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten als volgt : «

Art. 2692.§ 1. De rechter veroordeelt in zijn eindbeslissing de partij of de partijen die het recht verschuldigd zijn tot de betaling ervan of tot betaling van hun deel erin. Tegen de beslissing van de rechter kan geen rechtsmiddel worden aangewend.

Het recht is volledig verschuldigd door de partij die de zaak op de rol heeft doen stellen, behalve indien : 1° de verweerder in het ongelijk wordt gesteld, in welk geval het recht volledig verschuldigd is door de verweerder;2° de partijen onderscheidenlijk omtrent enig geschilpunt in het ongelijk zijn gesteld, in welk geval het recht ten dele door de eiser en ten dele door de verweerder verschuldigd is, volgens de beslissing van de rechter. Het recht wordt opeisbaar op de datum van de veroordeling. § 2. In geval de zaak op de rol wordt doorgehaald of van de rol wordt weggelaten bij toepassing van artikel 730 van het Gerechtelijk Wetboek, is het recht vanaf de datum van de doorhaling of van de weglating opeisbaar ten laste van de partij die de zaak op de rol heeft doen stellen ».

B.2.3. De artikelen 4 en 5 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten bepalen : «

Art. 4.Artikel 2693 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 december 1993, opgeheven bij de wet van 28 april 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2015 pub. 26/05/2015 numac 2015003178 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 28/04/2015 pub. 11/06/2015 numac 2015003220 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen. - Addendum sluiten, vernietigd bij het arrest nr. 13/2017 van het Grondwettelijk Hof, wordt opgeheven.

Art. 5.Artikel 2694 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 mei 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/05/2013 pub. 22/07/2013 numac 2013009257 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen sluiten, wordt opgeheven ».

B.2.4. Artikel 6 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten vult artikel 2791 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten aan met 3° en 4°, dat dientengevolge bepaalt : «

Art. 2791.Zijn vrijgesteld van het rolrecht : 1° De inschrijving van zaken waarvan de vonnissen en arresten, krachtens artikelen 161 en 162, vrijstelling genieten van het recht of van de formaliteit der registratie. Het recht is echter verschuldigd voor de onder artikel 162, 13°, bedoelde procedures; 2° De inschrijving van een zaak door de griffier van het gerecht waarnaar de zaak verwezen werd overeenkomstig de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken of ingevolge een rechterlijke beslissing van onttrekking.3° de inschrijving van zaken die worden gebracht voor de arbeidsgerechten;4° de inschrijving van zaken die ingeleid worden in het kader van het boek XX van het Wetboek van economisch recht ». B.2.5. Artikel 8 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten bepaalt : « Artikel 281 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 27 mei 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/05/2013 pub. 22/07/2013 numac 2013009257 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen sluiten, wordt opgeheven ».

B.2.6. Artikel 9 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten bepaalt : « Artikel 288 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 19 december 2006, wordt hersteld als volgt : '

Art. 288.De Koning kan wat de rolrechten betreft bij een in Ministerraad overlegd besluit de regels bepalen inzake de inning, de verjaringstermijnen, de wijzen waarop de verjaring wordt gestuit of geschorst, de vervolgingen en gedingen en de moratoire interesten en daarbij afwijken van de in artikelen 286 en 287 bepaalde regels. De besluiten die genomen worden in toepassing van dit artikel, worden bekrachtigd door de wet binnen de 12 maanden volgend op de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad ' ».

Ten aanzien van het enige middel B.3. De verzoekende partijen in beide zaken voeren een middel aan waarvan de inhoud zeer vergelijkbaar is. Het enige middel is afgeleid uit de schending, door de bestreden bepalingen, van de artikelen 10, 11, 13 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met het algemeen beginsel van het recht op toegang tot een rechter.

De verhoging van de rolrechten zou het recht op toegang tot de rechter op onevenredige wijze beperken, inzonderheid voor de rechtzoekenden die beschikken over bestaansmiddelen die amper hoger liggen dan het plafond dat is vastgesteld om de juridische bijstand volledig of gedeeltelijk te kunnen genieten, temeer daar die verhoging bovenop alle kosten komt die de overheid aan een gerechtelijke procedure verbindt, zoals de andere griffierechten, de eventueel verschuldigde rechtsplegingsvergoeding, de bijdrage aan het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand en de (niet recupereerbare) btw op de erelonen van de advocaten, en dit in alle fases van de rechtspleging.

B.4.1. Artikel 13 van de Grondwet bepaalt : « Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van de rechter die de wet hem toekent ».

B.4.2. Artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging heeft eenieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie welke bij de wet is ingesteld. Het vonnis moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd gedurende het gehele proces of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of 's lands veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van partijen bij het proces dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer openbaarmaking de belangen van de rechtspraak zou schaden ».

Artikel 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Eenieder wiens rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op daadwerkelijke rechtshulp voor een nationale instantie, zelfs indien deze schending zou zijn begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie ».

B.4.3. Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt : « Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, heeft recht op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden.

Eenieder heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. Eenieder heeft de mogelijkheid zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen.

Rechtsbijstand wordt verleend aan degenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen ».

B.5.1. Het recht op toegang tot een rechter is een algemeen rechtsbeginsel dat met inachtneming van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, van de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aan eenieder moet worden gewaarborgd. Het vormt een wezenlijk aspect van het recht op een eerlijk proces en is fundamenteel in een rechtsstaat. Het recht om zich tot een rechter te wenden, heeft bovendien zowel betrekking op de vrijheid om in rechte op te treden als op de vrijheid om zich te verdedigen.

B.5.2. Het recht op toegang tot een rechter is evenwel niet absoluut.

Het kan het voorwerp uitmaken van beperkingen, voor zover die beperkingen geen afbreuk doen aan de essentie zelf van dat recht. De beperkingen van dat recht moeten redelijk evenredig zijn met het gewettigde doel dat zij nastreven (EHRM, 7 juli 2009, Stagno t.

België, § 25). De reglementering dienaangaande moet de rechtszekerheid en de goede rechtsbedeling nastreven en mag dusdanig geen beperkingen opleveren die de rechtzoekende verhinderen de inhoud van zijn geschil voor de bevoegde rechter te brengen (EHRM, Stagno t. België, voormeld; 29 maart 2011, RTBF t. België, § 69).

Die beperkingen kunnen een financieel karakter hebben (EHRM, 19 juni 2001, Kreuz t. Polen, § 54; 18 november 2014, Elinç t. Turkije, § 71).

Het bedrag van de kosten dient evenwel te worden beoordeeld in het licht van de bijzondere omstandigheden van een gegeven zaak, met inbegrip van de solvabiliteit van de eiser en de fase van de procedure waarin de beperking in kwestie wordt opgelegd. Met al die factoren dient te worden rekening gehouden om te bepalen of de betrokkene zijn recht op toegang heeft genoten en of zijn zaak door een rechtbank is gehoord (EHRM, Kreuz t. Polen, voormeld, § 60; Elinç t. Turkije, voormeld, § 72). Aldus kan het bedrag van de procedurekosten dat op het eerste gezicht niet groot blijkt, een aanzienlijke som uitmaken voor de betrokkene en voor hem een overdreven last vormen, zodat hij niet langer een concreet en daadwerkelijk recht op toegang tot een rechtbank geniet (EHRM, 18 november 2008, Serin t. Turkije, § 31; 2 februari 2010, Eyüp Akdeniz t. Turkije, § 25).

B.6. Met de bestreden bepalingen heeft de wetgever de wetgeving willen aanpassen aan het arrest van het Hof nr. 13/2017 van 9 februari 2017, alsook budgettaire besparingen willen realiseren en het systeem van de rolrechten willen vereenvoudigen (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2569/001, p. 5). Naast die doelstellingen vermeldt de memorie van toelichting eveneens de bedoeling om de redelijke bijdrage van de rechtzoekende in de procedurekosten te versterken (ibid., p. 8).

Daarnaast kunnen twee andere doelstellingen worden onderscheiden.

Enerzijds beoogt de wetgever « een verhoogde financiële ontrading van het ondoordacht beroep op de rechterlijke macht », ingegeven door de vaststelling dat « uit de praktijk blijkt dat heel wat advocaten na het verlies van de zaak op verzoek van hun cliënt in beroep gaan om de uitvoering uit te stellen, terwijl de kans vaak gering is dat ze de zaak in tweede orde wel zullen winnen » (ibid., p. 10). Anderzijds gaat het erom « de rechtzoekende aan te sporen meer gebruik te gaan maken van de alternatieve vormen van geschillenbeslechting » teneinde de burger erop te attenderen dat procederen voor een rechtbank niet gratis is; als voorbeelden van alternatieve vormen worden met name de gerechtelijke bemiddeling en de arbitrage genoemd (ibid., p. 10).

B.7. De doelstellingen om het systeem van de rolrechten te vereenvoudigen, budgettaire besparingen te verwezenlijken, de redelijke bijdrage van de rechtzoekende in de procedurekosten te versterken en alternatieve vormen van geschillenbeslechting te bevorderen, hebben een wettig karakter. Bijgevolg blijkt dat de bestreden bepalingen wettige doelstellingen nastreven die vallen onder het algemeen belang.

B.8. De bestreden bepalingen voorzien in vier bedragen van rolrechten, die variëren tussen 50 euro en 675 euro en die verhogen naargelang de aard van het rechtscollege waarbij de vordering wordt ingesteld.

Hierdoor is die hervorming een maatregel die relevant is om het algemeen systeem van de rolrechten, alsook de werklast die op de diensten van de griffies van de beoogde rechtscolleges weegt te vereenvoudigen. Evenzo is de algemene verhoging van de bedragen relevant in het licht van de budgettaire doelstelling die wordt nagestreefd door de wetgever, die deze raamt op een recurrente meeropbrengst van 20 miljoen euro per jaar (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2569/001, p. 5). Ten slotte kan de bijdrage van de rechtzoekende in de procedurekosten ook een ontradende werking hebben ten aanzien van het instellen van nutteloze procedures.

B.9. Het Hof dient voorts na te gaan of de bestreden bepalingen geen onevenredige gevolgen met zich meebrengen, inzonderheid voor de in het middel beoogde categorie van rechtzoekenden.

De bestreden bepalingen verhogen de rolrechten in de procedures voor alle gewone rechtscolleges, respectievelijk van 30, 31 of 40 euro naar 50 euro (een verhoging met 25 tot 66,6 % ) in geval van de vredegerechten en de politierechtbanken, van 30, 60 of 100 euro naar 165 euro (een verhoging met 65 tot 450 %) in geval van de rechtbanken van eerste aanleg en de ondernemingsrechtbanken, van 210 euro naar 400 euro (een verhoging met 90,5 %) in geval van de hoven van beroep en van 375 euro naar 650 euro (een verhoging met 73,3 %) in geval van het Hof van Cassatie. Zij hebben dus kennelijk tot gevolg de kostprijs van een gerechtelijke procedure aanzienlijk te verhogen.

B.10. De kosten van de rechtspleging die voortvloeien uit de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen zijn op zich niet noodzakelijk de oorzaak van een schending van het recht op een daadwerkelijk beroep. Zij hebben niettemin tot gevolg de aan de uitoefening van dat recht verbonden financiële last te verzwaren, last die verschilt naar gelang van het niveau van de bestaansmiddelen van de rechtzoekenden. De wetgever dient daarmee rekening te houden wanneer hij maatregelen neemt die de kosten van de gerechtelijke procedures kunnen verzwaren. Hij dient immers erover te waken het recht op toegang tot de rechtscolleges voor bepaalde rechtzoekenden niet op zodanige wijze te beperken dat dat recht daardoor in zijn essentie zou worden aangetast. Hij dient ook rekening te houden met de relatieve wapenongelijkheid die het gevolg zou zijn van een toegenomen beperking van het recht op toegang tot de rechter voor sommige categorieën van personen, teneinde in voorkomend geval de regels met betrekking tot de rechtsbijstand aan te passen, gelet op de reële kosten van de procedure.

B.11. Zoals is vermeld in B.1.5, heeft de Raad van State in zijn advies opgemerkt dat moet worden rekening gehouden met de totale financiële last die verbonden is aan het instellen van een gerechtelijke procedure, in het bijzonder voor de personen wier bestaansmiddelen de inkomensgrens om de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand te genieten, amper te boven gaat.

B.12.1. Uit de verschillende cijfermatige simulaties die de verzoekende partijen, alsook de Raad van State, vóór de inwerkingtreding van de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten, hebben uitgevoerd ten aanzien van de gevolgen van de bestreden bepalingen voor de concrete situatie van een gezin waarvan de bestaansmiddelen amper hoger liggen dan het plafond dat is vastgesteld om de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te genieten, blijkt dat het deel van het maandinkomen dat noodzakelijk is om een gerechtelijke procedure in te stellen, voortaan 20 % kan bedragen zonder advocatenkosten (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2569/001, p. 9). Indien die laatste kosten worden toegevoegd, kosten die worden geraamd tegen een gemiddeld uurloon van 100 euro zonder btw, vloeit hieruit voort dat een rechtzoekende wiens bestaansmiddelen niet meer bedragen dan het plafond dat is vastgesteld om de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te genieten, ertoe zou kunnen worden gebracht, met inbegrip van de mogelijkheid van een beroep, meer dan 220 % van het maandinkomen van zijn gezin vóór belasting te moeten betalen. De categorie van de aldus beoogde rechtzoekenden is niet onaanzienlijk, gelet op het maandelijks mediaaninkomen dat op iets minder dan 2 000 euro wordt geraamd.

B.12.2. Hieruit vloeit voort dat de kostprijs verbonden aan de uitoefening van het recht op toegang tot de rechter, die verhoogd wordt door de bestreden bepalingen, een aanzienlijke last kan betekenen voor de in het middel beoogde categorie van rechtzoekenden en voor hen een overdreven last kan vormen, ongeacht overigens de fase van de procedure waarin die kosten verschuldigd zijn.

B.13. Evenwel, vanaf 1 september 2020, datum van inwerkingtreding van de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten, blijkt dat de voormelde categorie van rechtzoekenden kleiner is geworden. Die wet verhoogt immers op duurzame wijze de plafonds die zijn vastgesteld om de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te genieten, zodat het aantal personen dat voortaan aanspraak kan maken op die bijstand, volgens het Rekenhof, in de eerste fase zou stijgen van 1 520 000 tot 2 136 000 (Parl. St., Kamer, 2019-2020, DOC 55-0175/002, pp. 12 en 16).

Bovendien heeft de wetgever categorieën van personen vastgesteld die worden geacht niet te beschikken over toereikende bestaansmiddelen, waaronder met name de minderjarigen, de begunstigden van uitkeringen van het OCMW, de inkomensgarantie voor ouderen, de gedetineerden, de geesteszieken, de vreemdelingen, enz. (nieuw artikel 508/13/1 van het Gerechtelijk Wetboek), alsook voorzien in een wijziging van de regeling van de aftrek per persoon ten laste van 15 % naar 20 % van het leefloon (nieuwe artikelen 508/13/1 en 508/13/2 van het Gerechtelijk Wetboek). De voormelde bepalingen verminderen ook de omvang van de categorieën van rechtzoekenden die door de bestreden wet worden geraakt.

B.14. Bijgevolg dient te worden vastgesteld dat de situatie van de categorie van rechtzoekenden die in het middel wordt beoogd, sinds de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen op 1 februari 2019, door de wetgever in aanmerking is genomen vanaf 1 september 2020, datum van inwerkingtreding van de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten. De verhoging zonder onderscheid van de rolrechten wordt immers sinds 1 september 2020 voldoende en proportioneel gecompenseerd door de verhoging van de plafonds die zijn vastgesteld om de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te genieten, alsook door de andere maatregelen die zijn bepaald in de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten. De in het middel beoogde categorie van rechtzoekenden moet bijgevolg in die zin worden begrepen dat zij de rechtzoekenden beoogt van wie de bestaansmiddelen lager zijn dan de door de artikelen 3 en 4 van de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten vastgestelde plafonds om juridische tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand te genieten, maar hoger dan de plafonds die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van die bepalingen.

B.15. Het enige middel is alleen gegrond ten aanzien van de rechtzoekenden van wie de zaak op de rol is ingeschreven tussen 1 februari 2019 en 31 augustus 2020, die uiterlijk op 31 augustus 2020 zijn veroordeeld tot betaling van de rolrechten, en van wie de bestaansmiddelen lager zijn dan de krachtens de artikelen 3 en 4 van de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten vastgestelde plafonds om juridische tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand te genieten, maar hoger dan de plafonds die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van die bepalingen.

Om die redenen, het Hof - vernietigt de artikelen 2 en 3 van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 21/12/2018 numac 2018012962 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen type wet prom. 14/10/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015308 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen sluiten « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen » in zoverre zij van toepassing zijn op de rechtzoekenden van wie de zaak op de rol is ingeschreven tussen 1 februari 2019 en 31 augustus 2020, die uiterlijk op 31 augustus 2020 zijn veroordeeld tot betaling van de rolrechten, en van wie de bestaansmiddelen lager zijn dan de plafonds om juridische tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand te genieten, zoals vastgesteld krachtens de artikelen 3 en 4 van de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2020 pub. 06/08/2020 numac 2020042506 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen type wet prom. 31/07/2020 pub. 07/08/2020 numac 2020015282 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie type wet prom. 31/07/2020 pub. 28/08/2020 numac 2020031279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft sluiten « tot wijziging van het gerechtelijk wetboek teneinde de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand te verbeteren, door de ter zake geldende inkomensmaxima te verhogen », maar hoger dan de plafonds die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van die bepalingen; - verwerpt de beroepen voor het overige.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 10 juni 2021.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^