Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 19 mei 2021

Uittreksel uit arrest nr. 13/2021 van 28 januari 2021 Rolnummer 7200 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40bis, § 2, 2°, en 40ter, § 2, van de wet van 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het grondgebied, het Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021202072
pub.
19/05/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 13/2021 van 28 januari 2021 Rolnummer 7200 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40bis, § 2, 2°, en 40ter, § 2, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen », gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, R. Leysen, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 244.636 van 28 mei 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 juni 2019, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 40bis, § 2, 2°, en 40ter, § 2, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, afzonderlijk gelezen en in samenhang met de artikelen 8 en 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre zij de personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd overeenkomstig het voorschrift van artikel 1476, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en die personen zijn die worden beoogd in de artikelen 161 tot 163 van het Burgerlijk Wetboek, automatisch uitsluiten van het recht op gezinshereniging, terwijl dat niet het geval is voor de personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd maar die niet worden beoogd in de artikelen 161 tot 163 van het Burgerlijk Wetboek ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag betreft de artikelen 40bis, § 2, 2°, en 40ter, § 2, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » (hierna : de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten), die betrekking hebben op de gezinshereniging van de familieleden van een burger van de Unie en van de familieleden van een Belg, die bepalen : « Art. 40bis. [...] § 2. Als familielid van de burger van de Unie worden beschouwd : [...] 2° de partner, die hem begeleidt of zich bij hem voegt, met wie de burger van de Unie overeenkomstig een wet een geregistreerd partnerschap heeft gesloten. De partners moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : a) bewijzen een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie te onderhouden. Het duurzaam en stabiel karakter van deze relatie is aangetoond : - indien de partners bewijzen gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of een ander land te hebben samengewoond; - ofwel indien de partners bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling of elektronische berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; - ofwel indien de partners een gemeenschappelijk kind hebben; b) met elkaar komen samenleven;c) beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar.De minimumleeftijd van de partners wordt teruggebracht tot achttien jaar wanneer zij het bewijs leveren van een samenwoning van ten minste een jaar voordat de vreemdeling bij wie men zich voegt, in het Rijk aankwam; d) ongehuwd zijn en geen duurzame en stabiele partnerrelatie hebben met een andere persoon;e) geen personen zijn bedoeld in artikelen 161 tot 163 van het Burgerlijk Wetboek;f) ten aanzien van geen van beiden is een definitieve beslissing genomen tot weigering van de voltrekking van het huwelijk op basis van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek. [...] ». « Art. 40ter. [...] § 2. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de volgende familieleden van een Belg die niet zijn recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft uitgeoefend krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie : 1° de familieleden bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° tot 3°, mits zij de Belg die het recht op gezinshereniging opent vergezellen of zich bij hem voegen;2° de familieleden bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 4°, mits het de vader en moeder van een minderjarige Belg betreft die hun identiteit bewijzen door middel van een geldig identiteitsdocument en zij de Belg die het recht op gezinshereniging opent vergezellen of zich bij hem voegen. De familieleden bedoeld in het eerste lid, 1°, moeten bewijzen dat de Belg : 1° beschikt over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen.Aan die voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan indien de bestaansmiddelen ten minste gelijk zijn aan honderdtwintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3°, van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie en zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van voormelde wet. Bij het beoordelen van deze bestaansmiddelen wordt rekening gehouden met hun aard en regelmatigheid. Er wordt daarentegen geen rekening gehouden met de middelen verkregen uit het leefloon, de financiële maatschappelijke dienstverlening, de kinderbijslagen en toeslagen, de inschakelingsuitkeringen en de overbruggingsuitkering. De werkloosheidsuitkering komt alleen in aanmerking indien de Belg bewijst dat hij actief werk zoekt.

Deze voorwaarde is niet van toepassing indien alleen zijn minderjarige familieleden bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 3°, de Belg vergezellen of zich bij hem voegen. 2° beschikt over voldoende huisvesting die hem in staat stelt zijn familielid of familieleden die hem vergezellen of zich bij hem voegen te herbergen en die voldoet aan de voorwaarden opgelegd aan een onroerend goed dat als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd zoals bepaald in artikel 2 van Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de Belg bewijst dat het onroerend goed aan de opgelegde voorwaarden voldoet. 3° beschikt over een ziektekostenverzekering die de risico's in België voor hem en zijn familieleden dekt. Als een attest van geen huwelijksbeletsel is afgegeven, wordt er naar aanleiding van het onderzoek van een aanvraag tot gezinshereniging gebaseerd op het voltrokken huwelijk, waarvoor het attest is afgegeven, geen nieuw onderzoek uitgevoerd, tenzij er nieuwe gegevens zijn.

Wat de personen betreft bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° en 2°, moeten de echtgenoten of de partners beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar. Deze minimumleeftijd wordt echter teruggebracht tot achttien jaar indien de echtelijke band of het geregistreerd partnerschap dat als gelijkwaardig wordt beschouwd met het huwelijk reeds vóór de indiening van het verzoek tot gezinshereniging bestond of indien ze, in het geval van een wettelijk geregistreerd partnerschap, bewijzen dat ze vóór de indiening van het verzoek tot gezinshereniging minstens één jaar hebben samengewoond.

Onverminderd de artikelen 42ter en 42quater, kan aan het verblijf van een familielid van een Belg ook een einde worden gemaakt wanneer de voorwaarden van het tweede lid niet meer zijn vervuld ».

B.1.2. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de prejudiciële vraag meer bepaald betrekking heeft op artikel 40ter, § 2, 1°, in samenhang gelezen met artikel 40bis, § 2, 2°, e), van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, in zoverre die bepalingen de meerderjarige Belgische onderdanen die een geregistreerd partnerschap, namelijk een verklaring van wettelijke samenwoning, hebben gesloten, verhinderen een gezinshereniging met hun partner te verkrijgen wanneer zij zich bevinden in de situatie van een huwelijksbeletsel bedoeld in artikel 161 van het Burgerlijk Wetboek.

Het Hof beperkt zijn onderzoekt tot die hypothese.

B.1.3. Het begrip « geregistreerd partnerschap » werd in artikel 40bis van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten ingevoerd bij de wet van 25 april 2007 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen ». In de parlementaire voorbereiding van die wet wordt die toevoeging als volgt verantwoord : « Het geregistreerd partnerschap is een nieuw begrip in het vreemdelingenrecht. Hiervoor kan worden verwezen naar de definitie van de relatie van samenleven in de voornoemde omzendbrief van de minister van Justitie van 23 september 2004 (punt M.1) : het gaat om een relatie van samenleven tussen personen van een verschillend of van hetzelfde geslacht die in toepassing van de Belgische wet of een buitenlandse wet formeel werd geregistreerd door een overheid. In ons land gaat het om de wettelijke samenwoning die wordt voorzien in artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek.

Het begrip van een duurzame en stabiele relatie wordt momenteel reeds gebruikt in het kader van de voornoemde omzendbrief van 30 september 1997. Het kan gaan om een relatie die begon op het moment dat beide partners nog in het buitenland verbleven, om een in België bestaande relatie of een combinatie van beide. Naar analogie met de voorziene regel wordt voorzien dat de twee partners ouder moeten zijn dan 21 jaar om van het recht op gezinshereniging te kunnen genieten. Deze leeftijd wordt teruggebracht tot 18 jaar indien ze het bewijs leveren dat ze minstens één jaar vóór de komst van de vreemdeling bij wie men zich in België komt voegen, hebben samengewoond.

De situatie van de partners van een burger van de Unie die niet voldoen aan de voorwaarden die vastgelegd zijn om het recht op gezinshereniging, op basis van ontwerpartikel 40bis, te kunnen genieten wordt, zoals in het verleden, geregeld op basis van artikel 9 van de wet. Overeenkomstig artikel 3.2, laatste lid, van de richtlijn houdt het onderzoek van de aanvraag voor een machtiging tot verblijf op deze basis een nauwkeurig onderzoek van de persoonlijke situatie van de betrokken personen in. De eventuele beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed (cf. art. 62 van de wet) » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2845/001, p. 41).

B.1.4. De specifieke voorwaarde met betrekking tot het huwelijksbeletsel werd op haar beurt ingevoegd bij de wet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/2011 pub. 12/09/2011 numac 2011000547 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging sluiten « tot wijziging van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging ». Zij werd als volgt verantwoord in de parlementaire voorbereiding : « Het samenlevingscontract wordt steeds vaker misbruikt sinds het een verblijfsrechterlijk voordeel kan opleveren. Na het verschijnsel van de schijnhuwelijken worden we steeds vaker geconfronteerd met de schijnsamenwoonst, louter voor het verblijfsrechterlijk voordeel.

Dit amendement legt strengere voorwaarden op voor het gebruik van het kanaal van de samenwoonst in het verkrijgen van een verblijfsvergunning ». (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/002, p. 5). « In de context van de verblijfsregelgeving kunnen enkel de partnerrelaties - dit zijn de seksuele relaties waarin er een wens bestaat als koppel samen te leven - in overweging worden genomen voor gezinshereniging. Immers kan worden opgemerkt dat, door het recht op gezinshereniging te openen voor vreemdelingen met een wettelijk geregistreerd partnerschap er een bescherming werd beoogd voor de personen die een samenlevingsproject hebben dat lijkt op dat van echtgenoten maar voor wie het huwelijk niet mogelijk is, omdat ze dat niet wensen of omdat hun nationaal recht dat niet toestaat. Zij dienen in aanmerking te kunnen komen voor een gelijkaardige bescherming als die verleend wordt aan de personen die met elkaar zijn gehuwd.

Dergelijke toepassing bleek reeds uit de aanvullende vereisten die werden gesteld : het niet-gehuwd zijn, het hebben van een duurzame en stabiele partnerrelatie en de afwezigheid van een duurzame en stabiele partnerrelatie met een andere persoon dan de persoon met wie hij een partnerschap heeft gesloten. Bedoeling van deze wetswijziging is om dit duidelijker weer te geven en toepassingsproblemen in de praktijk verder uit te sluiten. Bijgevolg worden daarnaast ook de situaties van huwelijksbeletselen (vb. uitsluiting huwelijk tussen broer en zus) voortaan ook uitdrukkelijk uitgesloten » (ibid., DOC 53-0443/004, p. 9). « Dit artikel preciseert daarenboven het kader van de wettelijke samenwoning. De verblijfsregelgeving bepaalt dat gezinshereniging alleen in aanmerking komt wanneer sprake is van een partnerrelatie (dit is een relatie waarbinnen de partners als paar wensen samen te leven).

Er is alleen sprake van een partnerrelatie wanneer die relatie niet louter tot doel heeft een verblijfsrechtelijk voordeel te verwerven.

Tevens wordt opgemerkt dat, door het recht op gezinshereniging te openen voor vreemdelingen die een wettelijk geregistreerd partnerschap hebben gesloten, wordt beoogd de personen te beschermen die een gemeenschappelijk levensproject hebben aangegaan dat vergelijkbaar is met dat van echtgenoten, maar voor wie een huwelijk uitgesloten is, omdat zij niet willen huwen, of omdat hun nationaal recht dat niet toestaat. Zij moeten in aanmerking kunnen komen voor een gelijkwaardige bescherming als die welke verleend wordt aan gehuwde personen. Een dergelijke toepassing bleek al uit de bijkomende vereisten die werden gesteld, met name niet gehuwd zijn, een duurzame en stabiele partnerrelatie hebben en er geen duurzame en stabiele partnerrelatie op nahouden met een andere persoon dan de persoon met wie een partnerschap werd gesloten. Met deze wetswijziging wordt beoogd die aspecten duidelijker in de verf te zetten en toepassingsproblemen in de praktijk uit te sluiten.

Bijgevolg worden de situaties als een huwelijk tussen broer en zus voortaan ook uitdrukkelijk uitgesloten » (ibid., DOC 53-0443/007, pp. 4-5). « Voorts worden, overeenkomstig de vigerende huwelijksbeletselen, de partnerrelaties tussen de in de artikelen 161 en 162 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde personen van deze regeling uitgesloten (bijvoorbeeld de band tussen broer en zus). Door die beperking wordt de gezinshereniging afgebakend, met name met betrekking tot de bepalingen inzake schijnsamenwoning » (ibid., DOC 53-0443/018, p. 16).

B.2. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het verschil in behandeling tussen, enerzijds, de vreemdelingen die een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen met een persoon van Belgische nationaliteit met wie zij wettelijk gezien niet kunnen huwen wegens het bestaan van een huwelijksbeletsel en, anderzijds, de vreemdelingen die een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen met een persoon van Belgische nationaliteit met wie er geen huwelijksbeletsel bestaat.

In zoverre die twee categorieën van personen een verklaring van wettelijke samenwoning kunnen afleggen, zijn zij voldoende vergelijkbaar.

B.3. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.4. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk de situatie van een huwelijksbeletsel bedoeld in artikel 161 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt : « Het huwelijk is verboden tussen alle bloedverwanten in de rechte opgaande en nederdalende lijn en de aanverwanten in dezelfde lijn ».

B.5. Uit de in B.1.4 geciteerde parlementaire voorbereiding blijkt dat het doel dat met de in het geding zijnde bepalingen wordt nagestreefd, in zoverre zij een gezinshereniging toestaan met de persoon die gebonden is door een geregistreerd partnerschap, erin bestond de personen te beschermen die niet gehuwd zijn, hetzij omdat zij dat niet wensen, hetzij omdat hun nationaal recht dat niet toestaat, maar die een samenlevingsproject hebben aangegaan dat vergelijkbaar is met dat van echtgenoten, door hun een bescherming te bieden die vergelijkbaar is met die welke aan gehuwden wordt verleend. Het doel om die paren een ruimere bescherming te verlenen, vloeit voort uit de wil om zich te conformeren aan de wens van de Europese wetgever om « de binnenkomst en het verblijf van de partner waarmee de burger van de Unie een naar behoren gestaafde duurzame relatie heeft, [te begunstigen] » (Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht van de burgers van de Unie en hun familieleden om zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven, SEC/2003/1293), vanuit de vaststelling dat de lidstaten niet konden voorbijgaan aan het groeiende fenomeen van ongehuwd samenwonen en « feitelijke » paren (voorstel van richtlijn van het Europees Parlement en de Raad « betreffende het recht van de burgers van de Unie en hun familieleden zich op het grondgebied van de lidstaten vrij te verplaatsen en er vrij te verblijven », COM(2001)0257). Hoewel artikel 40ter van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten de familieleden beoogt van een Belg die niet zijn recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft uitgeoefend, wordt de voormelde legitieme doelstelling eveneens te hunnen aanzien nagestreefd.

B.6. De in het geding zijnde artikelen hebben tot doel de situatie van personen die een samenlevingsproject hebben dat lijkt op dat van echtgenoten, te beschermen. De voorwaarde dat men geen van de personen bedoeld in artikel 161 van het Burgerlijk Wetboek mag zijn, is bijgevolg pertinent ten opzichte van het doel van bescherming van de feitelijke paren, omdat zulk een relatie niet kan bestaan tussen personen voor wie een huwelijksbeletsel geldt. Die voorwaarde is overigens pertinent ten opzichte van het doel dat erin bestaat te vermijden dat personen het burgerrechtelijk instituut van de verklaring van wettelijke samenwoning instrumentaliseren om leden van hun familie een verblijfsrecht te laten genieten dat zij niet zouden kunnen verkrijgen op grond van de bepalingen inzake gezinshereniging.

Het in het geding zijnde verschil in behandeling berust bijgevolg op een objectief en pertinent criterium en is redelijk verantwoord.

B.7.1. Zoals het Hof heeft geoordeeld bij het arrest nr. 121/2013 van 26 september 2013, houdt het ontbreken van de mogelijkheid, voor meerderjarige Belgen, om een gezinshereniging met hun bloedverwanten in opgaande lijn aan te gaan, geen onevenredige aantasting in van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, noch van het recht op bescherming van het gezinsleven : « Door in artikel 40ter van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten de gezinshereniging van minderjarige Belgen met hun beide ouders toe te laten zonder bijkomende voorwaarden, houdt de wetgever rekening met de bijzondere band van afhankelijkheid tussen jonge kinderen en hun ouders. Daarentegen is het feit dat de meerderjarige Belg gescheiden leeft van zijn ouders in de regel het gevolg van een persoonlijke keuze. Bovendien heeft de meerderjarige Belg, op het nationale grondgebied een affectief netwerk kunnen opbouwen. Ook al kunnen die banden niet worden gelijkgesteld met de verwantschapsbanden die hem met zijn rechtstreekse bloedverwanten in de opgaande lijn verbinden, blijft het niettemin een feit dat de integratie van de meerderjarige Belg wiens ouders geen burgers van de Unie zijn, de permanente aanwezigheid op het nationale grondgebied van zijn ouders voor hem minder noodzakelijk maakt. Bovendien kunnen die laatsten, zowel met het oog op een kort verblijf, als met het oog op een langdurig verblijf, een toelating tot verblijf vragen op grond van de bepalingen vervat in titel I van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, die in beginsel op algemene wijze voor alle vreemdelingen gelden. Er is derhalve geen onevenredige aantasting van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie noch van het recht op de bescherming van het gezinsleven doordat aan de ouders van een meerderjarige Belg geen verblijfstitel in het kader van gezinshereniging kan worden verleend » (arrest nr. 121/2013 van 26 september 2013, B.54.2).

Het feit dat er een verklaring van wettelijke samenwoning bestaat tussen de meerderjarige Belg en zijn ouders die geen Europese burger zijn, kan die conclusie niet wijzigen.

B.7.2. Ten slotte heeft de voorwaarde dat men geen van de personen bedoeld in artikel 161 van het Burgerlijk Wetboek mag zijn, geen onevenredige gevolgen, aangezien er, voor een bloedverwant in opgaande lijn van een meerderjarige Belg, die geen Europese burger is, andere wettelijke gronden bestaan om tot verblijf te worden toegelaten. Er is bijgevolg geen onevenredige aantasting van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, noch van het recht op bescherming van het gezinsleven.

B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 40bis, § 2, 2°, en 40ter, § 2, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » schenden de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 28 januari 2021.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût

^