gepubliceerd op 07 april 2021
Uittreksel uit arrest nr. 141/2020 van 22 oktober 2020 Rolnummer 7152 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 91, eerste lid, 1°, van de wet van 25 ventôse jaar XI « op het notarisambt », in samenhang gelezen met artikel 1727, &se Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter F. Daoût, de rechters T. Merckx-Van Goey, T.(...)
Uittreksel uit arrest nr. 141/2020 van 22 oktober 2020 Rolnummer 7152 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 91, eerste lid, 1°, van de wet van 25 ventôse jaar XI « op het notarisambt », in samenhang gelezen met artikel 1727, § 6, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Raad van State.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter F. Daoût, de rechters T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 244.057 van 28 maart 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 april 2019, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 91, eerste lid, 1°, van de wet van 25 ventôse jaar XI [op het notarisambt], in samenhang gelezen met artikel 1727, § 6, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van toepassing was bij de aanneming van het bestreden reglement, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het toelaat dat de notariële bemiddelaars onderworpen zijn aan deontologische regels of ' gedragsregels ' die gedeeltelijk verschillen van die welke gelden voor de andere erkende bemiddelaars, zonder dat dit verschil in behandeling op een objectief en pertinent criterium berust ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 91, eerste lid, 1°, van de wet van 25 ventôse jaar XI « op het notarisambt » (hierna : de wet van 25 ventôse jaar XI), in samenhang gelezen met artikel 1727, § 6, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de vervanging ervan bij artikel 216 van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten « houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing » (hierna : de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten).
B.2.1. Artikel 91 van de wet van 25 ventôse jaar XI, zoals ingevoegd bij artikel 41 van de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009663 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt type wet prom. 04/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999003343 bron ministerie van financien Wet houdende bepalingen inzake accijnzen type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021311 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming tot het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021298 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Waalse Gewest inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik sluiten « tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt » (hierna : de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009663 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt type wet prom. 04/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999003343 bron ministerie van financien Wet houdende bepalingen inzake accijnzen type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021311 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming tot het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021298 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Waalse Gewest inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik sluiten), bepaalt : « Naast de taken die haar door andere bepalingen van deze wet zijn opgedragen, heeft de Nationale Kamer van notarissen tot taak : 1° de algemene regels inzake deontologie vast te stellen en een algemeen reglementair kader vast te stellen waarbinnen de bevoegdheden van de genootschappen van notarissen, bedoeld in artikel 69, 2° en 5°, en van de kamers van notarissen, bedoeld in artikel 76, 3° en 5°, uitgeoefend worden; [...] Om bindend te zijn, moeten de regels bepaald in het eerste lid, 1° en 5°, en de maatregelen bedoeld in het eerste lid, 2°, door de Koning goedgekeurd worden. Hij kan in voorkomend geval aanpassingen aanbrengen. [...] ».
B.2.2. Artikel 1727 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de vervanging ervan bij artikel 216 van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, bepaalde : « § 1. Er wordt een federale bemiddelingscommissie ingesteld, bestaande uit een algemene commissie en bijzondere commissies. § 2. De algemene commissie bestaat uit zes in bemiddeling gespecialiseerde leden, namelijk : twee notarissen, twee advocaten en twee vertegenwoordigers van de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat, noch dat van notaris uitoefenen.
Bij de samenstelling van de algemene commissie wordt gezorgd voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de vakgebieden.
De algemene commissie telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
Voor elk vast lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
De nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen en voor de voordracht van de leden worden bepaald bij ministerieel besluit.
De vaste en plaatsvervangende leden worden door de Minister van Justitie aangewezen op de met redenen omklede voordracht : - van de Orde van Vlaamse balies voor de advocaat die tot die Orde behoort; - van de Ordre des barreaux francophones et germanophone voor de advocaat die tot die Orde behoort; - van de koninklijk [e] federatie van notarissen, voor de notarissen; - van de representatieve instanties voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat, noch dat van notaris uitoefenen.
Het mandaat van vast lid duurt vier jaar en is hernieuwbaar. De uittredende leden zetten hun mandaat voort tot de aanwijzing van de nieuwe leden. [...] § 6. De opdrachten van de algemene commissie zijn de volgende : 1° de instanties voor de vorming van bemiddelaars en de vormingen die zij organiseren, erkennen;2° de criteria voor de erkenning van de bemiddelaars per soort bemiddeling bepalen;3° de bemiddelaars erkennen;4° tijdelijk of definitief de erkenning intrekken van de bemiddelaars die niet meer zouden voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 1726;5° de procedure voor de erkenning en de tijdelijke of definitieve intrekking van de titel van bemiddelaar bepalen;6° de lijst van de bemiddelaars opstellen en verspreiden bij de hoven en rechtbanken;7° een gedragscode opstellen en de eruit voortvloeiende sancties bepalen. De beslissingen van de commissie zijn gemotiveerd. [...] ».
B.3. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 91, eerste lid, 1°, van de wet van 25 ventôse jaar XI, in samenhang gelezen met artikel 1727, § 6, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de vervanging ervan bij artikel 216 van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, in zoverre die bepaling toelaat dat de notariële bemiddelaars onderworpen zijn aan deontologische regels of « gedragsregels » die gedeeltelijk verschillen van die welke gelden voor de andere erkende bemiddelaars.
B.4.1. In het kader van het voor de verwijzende rechter gebrachte geschil werd een beroep tot nietigverklaring ingesteld tegen het koninklijk besluit van 18 april 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/04/2017 pub. 12/05/2017 numac 2017011987 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot goedkeuring van de deontologische code inzake notariële bemiddeling sluiten « tot goedkeuring van de deontologische code inzake notariële bemiddeling » (hierna : het koninklijk besluit van 18 april 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/04/2017 pub. 12/05/2017 numac 2017011987 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot goedkeuring van de deontologische code inzake notariële bemiddeling sluiten), dat overeenkomstig de in de in het geding zijnde bepaling vervatte machtiging is genomen, en dat bepaalt : «
Artikel 1.De deontologische code inzake notariële bemiddeling, aangenomen op 7 oktober 2003 en gewijzigd op 24 oktober 2006 en 22 oktober 2015 door de Nationale Kamer van notarissen en zoals als bijlage bij dit besluit gevoegd, wordt goedgekeurd.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit ».
Het beroep is ingesteld door de « Belgische Unie van Professionele Bemiddelaars », die met name de tegenstrijdigheden bekritiseert die zouden bestaan tussen de bij het bestreden koninklijk besluit goedgekeurde deontologische code en de gedragsregels die door de algemene commissie van de federale bemiddelingscommissie zijn vastgesteld. Een soortgelijk beroep, gericht tegen het koninklijk besluit van 18 april 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/04/2017 pub. 12/05/2017 numac 2017011987 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot goedkeuring van de deontologische code inzake notariële bemiddeling sluiten, werd verworpen bij het arrest van de Raad van State nr. 242.183 van 7 augustus 2018.
B.4.2. De deontologische code inzake notariële bemiddeling, bijgevoegd bij het koninklijk besluit van 18 april 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/04/2017 pub. 12/05/2017 numac 2017011987 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot goedkeuring van de deontologische code inzake notariële bemiddeling sluiten, bepaalt : «
Artikel 1.Voorwerp In deze deontologische code worden de beginselen bepaald die als richtlijn moeten dienen voor notariële bemiddelaars.
Onder notariële bemiddelaars worden verstaan de erkende notarissen-bemiddelaars en de notarissen onder wiens gezag en verantwoordelijkheid medewerkers-erkende bemiddelaars deze dienst verlenen.
De notariële bemiddelaars blijven onderworpen aan de regels van de notariële deontologie, die ook tijdens de bemiddelingsprocedure primeren.
Iedere bepaling moet geïnterpreteerd worden rekening houdend met de algemene strekking van deze code en van de notariële deontologie.
Art. 2.Definitie van bemiddeling Bemiddeling is een methode om conflicten op te lossen, waarbij de bemiddelaar de partijen deskundig bijstaat, opdat zij via overleg en onderhandeling zelf en gezamenlijk tot een wederzijds aanvaardbaar akkoord zouden komen ter beëindiging van hun conflict.
Art. 3.Opdracht van de notariële bemiddelaar De opdracht van de notariële bemiddelaar bestaat erin voorwaarden in te voeren en in stand te houden waardoor personen die zich in een conflictsituatie bevinden, in de mogelijkheid worden gesteld te onderhandelen en zelf oplossingen te vinden voor hun geschillen.
De notariële bemiddelaar dient de belangen van alle betrokken partijen.
De notariële bemiddelaar begeleidt het proces. De oplossing van het conflict blijft in handen van de betrokken partijen.
Art. 4.Aanstelling van de notariële bemiddelaar De notaris-bemiddelaar, alsmede de notariële medewerker, die bemiddeling aanbiedt onder het gezag en de verantwoordelijkheid van een notaris, moeten erkend zijn door de wettelijk bevoegde instantie.
Bij vrijwillige bemiddeling, wordt hij aangesteld door gezamenlijke en vrijwillige keuze van alle conflicterende partijen.
Bij proceduregebonden bemiddeling, wordt hij aangewezen door de rechter, op gezamenlijk verzoek van de partijen of op eigen initiatief van de rechter maar met instemming van de partijen.
Art. 5.Ethiek van de notariële bemiddelaar § 1. De notariële bemiddelaar blijft onderworpen aan de plicht om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid, die onlosmakelijk verbonden zijn met zijn ambt, in alle vormen te waarborgen.
De notariële bemiddelaar mag niet bemiddelen in een conflict waarin familieleden, medewerkers of geassocieerden betrokken zijn.
De notariële bemiddelaar mag niet bemiddelen in een conflict waarin hij of één van zijn medewerkers of één van zijn geassocieerden één van de partijen tevoren heeft geadviseerd.
In voorkomend geval zal de notariële bemiddelaar, zowel voorafgaandelijk als tijdens de bemiddeling, melding maken aan partijen van de elementen die kunnen worden geacht zijn onafhankelijkheid in het gedrang te brengen en ofwel zich terugtrekken uit de bemiddeling ofwel van de partijen een geschreven akkoord bekomen voor de voortzetting van de bemiddeling.
De notariële bemiddelaar mag tijdens de bemiddeling geen enkele andere opdracht van één of andere partij aanvaarden, behoudens afwijkend akkoord van alle partijen.
Indien de notariële bemiddelaar omwille van persoonlijke redenen oordeelt niet te kunnen voldoen aan zijn onafhankelijkheids- en onpartijdigheidsplicht, dan moet hij de bemiddeling weigeren of onderbreken. § 2. De notariële bemiddelaar blijft gebonden door het beroepsgeheim.
Hij waakt over de vertrouwelijkheid van het dossier.
De notariële bemiddelaar en de partijen ondertekenen een bemiddelingsprotocol (zie artikel 6, § 1) waarin zij zich tot volstrekte geheimhouding verbinden van al hetgeen tijdens de bemiddeling [s]sessies of anderszins naar voor wordt gebracht. § 3. De notariële bemiddelaar mag geen activiteiten uitoefenen die onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van zijn functie.
De notariële bemiddelaar mag niet tussenkomen wanneer hij, omwille van persoonlijke materiële of morele belangen, ervan verdacht zou kunnen worden zijn functie niet te vervullen in overeenstemming met de deontologische regels van onafhankelijkheid, onpartijdigheid of beroepsgeheim.
Art. 6.Organisatie van de notariële bemiddelingsprocedure § 1. Alvorens zijn opdracht te aanvaarden, legt de notariële bemiddelaar aan de partijen het proces van de bemiddeling uit en verstrekt alle nuttige informatie opdat de partijen met kennis van zaken voor bemiddeling kunnen kiezen.
De notariële bemiddelaar toetst of hij de opdracht kan aanvaarden, en of zijn aanstelling geschiedt op basis van de vrije keuze van alle partijen.
De notariële bemiddelaar en alle betrokken partijen ondertekenen een ' Bemiddelingsprotocol '.
In dit bemiddelingsprotocol zullen volgende verbodsbepalingen letterlijk worden opgenomen : ' Het is de partijen verboden : - documenten die worden opgemaakt en mededelingen die worden gedaan in de loop van een procedure voor bemiddeling, aan te voeren in een gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten. Zij zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis.
De geheimhoudingsplicht kan slechts worden opgeheven met instemming van de partijen en van de notariële bemiddelaar. - de notariële bemiddelaar op te roepen als getuige in een burgerrechtelijke of administratieve procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij in de loop van de bemiddeling kennis heeft genomen. '. § 2. In de loop van de bemiddeling zorgt de bemiddelaar voor de naleving van deze deontologische code.
De notariële bemiddelaar is verplicht de partijen in te lichten dat zij te allen tijde beroep mogen doen op een andere deskundige (advocaat, fiscalist, sociaal secretariaat, verzekeraar, psycholoog, gezinsconsulent enz.) op voorwaarde dat zij dit meedelen aan de notariële bemiddelaar en de andere partijen.
De notariële bemiddelaar moet de partijen aanmoedigen beslissingen te nemen op grond van voldoende relevante informatie en na pertinente adviezen te hebben ingewonnen.
De notariële bemiddelaar moet erop toezien dat de onderhandelingen evenwichtig, sereen en in het belang van alle partijen verlopen.
De notariële bemiddelaar moet zich ervan vergewissen dat iedere partij alle gevolgen van de voorgestelde oplossingen kent en begrijpt. § 3. De notariële bemiddelaar stelt een bemiddelingsakkoord op, zijnde een overeenkomst die de eindakkoorden omvat die over elk onderhandelingspunt werden bereikt.
Hij informeert de partijen over de gevolgen van de ondertekening van de overeenkomst.
Hij heeft geen oriënterende doch wel een normerende adviesplicht dit wil zeggen gericht op de regelmatigheid van de overeenkomst. De notariële bemiddelaar moet erop toezien dat de overeenkomst billijk, evenwichtig en eerlijk is, en niet strijdig is met de regels van openbare orde of dwingend recht.
Art. 7.Weigering en onderbreking van de bemiddeling De notariële bemiddelaar heeft het recht een vraag tot vrijwillige bemiddeling te weigeren.
In geval van aanwijzing door de rechter in een proceduregebonden bemiddeling, stelt hij de rechter en de partijen zonder verwijl in kennis van zijn met redenen omklede weigering.
De notariële bemiddelaar heeft de plicht de bemiddeling te schorsen of te beëindigen indien : - de bemiddeling aangewend wordt voor oneigenlijke of onaangepaste doeleinden; - het gedrag van partijen of van één van hen onverenigbaar is met het proces van bemiddeling; - de bemiddeling niet langer nuttig is; - de partijen of één van hen niet langer in staat is ernstig deel te nemen aan de bemiddeling of er geen enkele interesse meer voor vertoont; - de partijen weigeren hun overeenkomst in overeenstemming te brengen met de regels van openbare orde of dwingend recht.
Art. 8.Samenwerking Bemiddeling mag notarieel georganiseerd worden binnen een afzonderlijk notarieel centrum, voor zover dit centrum fungeert als ' middelenvennootschap ' als dusdanig erkend door de provinciale kamer van notarissen.
Bemiddeling mag interprofessioneel georganiseerd worden, voor zover deze samenwerking occasioneel gebeurt en mits voorafgaand akkoord van de provinciale kamer van notarissen, die er op zal toezien dat deze samenwerking geen permanent karakter heeft en dat de respectievelijke aansprakelijkheid voldoende is afgebakend.
Art. 9.Authentieke akte - Vrije keuze notaris Indien de partijen het bereikte bemiddelingsakkoord willen laten vastleggen in een authentieke akte, bijvoorbeeld met het oog op de tegenstelbaarheid en teneinde te beschikken over een uitvoerbare titel, dan is de notariële bemiddelaar gehouden hen de vraag te stellen of zij hiervoor beroep wensen te doen op een eigen notaris en hen op de hoogte te brengen van de mogelijkheid om het bemiddelingsakkoord voor te leggen aan de bevoegde rechter overeenkomstig artikel 1733 van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 10.Ereloon Bij de aanvang van de bemiddeling moet de notariële bemiddelaar de partijen inlichten over zijn ereloon en over alle andere kosten met betrekking tot de bemiddeling.
Art. 11.Titelvoering Teneinde kenbaar te maken dat de notaris of een medewerker beantwoordt aan de specifieke erkenningscriteria en hiertoe erkend is door de wettelijk bevoegde instantie, is het hem toegelaten op een discrete wijze melding te maken van de kwalificatie ' Erkend Bemiddelaar '.
Deze vermelding mag niet ten onrechte worden gebruikt, bijvoorbeeld na schrapping van de lijst van erkende bemiddelaars.
Art. 12.Toezicht De provinciale kamers van notarissen houden toezicht op de naleving van deze regels en op de sanctionering ervan ».
B.5.1. De prejudiciële vraag noopt tot het vergelijken van, enerzijds, de situatie van de notarissen die eveneens erkende bemiddelaars zijn, en die zouden worden onderworpen aan regels die gedeeltelijk verschillen van die welke gelden voor alle andere erkende bemiddelaars, met, anderzijds, de situatie van alle andere erkende bemiddelaars.
B.5.2. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de kritiek van de verzoekende partijen voor de verwijzende rechter betrekking heeft op de eventuele discriminatie die de in het geding zijnde bepaling zou teweegbrengen onder alle erkende bemiddelaars die aan de door de federale bemiddelingscommissie vastgestelde gedragsregels zijn onderworpen, in zoverre, in tegenstelling tot de andere bemiddelaars, enkel de notarissen die eveneens erkende bemiddelaars zijn, zouden worden onderworpen aan twee gehelen van regels, die in voorkomend geval tegenstrijdig zijn.
De prejudiciële vraag heeft bijgevolg geen betrekking op het beginsel zelf van een machtiging aan de Nationale Kamer van Notarissen om de « algemene regels inzake deontologie » van het notariaat vast te stellen, die door de Koning moeten worden goedgekeurd, maar enkel op de door die machtiging beoogde « algemene regels inzake deontologie ».
B.6. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.7.1. Bij de in het geding zijnde bepaling wordt aan de Nationale Kamer van Notarissen de taak toevertrouwd om de algemene regels inzake deontologie van het notariaat vast te stellen, waarbij die regels bij koninklijk besluit moeten worden goedgekeurd.
B.7.2. Zoals in B.2.1 is vermeld, werd die bepaling ingevoegd bij artikel 41 van de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009663 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt type wet prom. 04/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999003343 bron ministerie van financien Wet houdende bepalingen inzake accijnzen type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021311 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming tot het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021298 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Waalse Gewest inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik sluiten, dat met name beoogde « de notariële tucht te versterken » en « een betere ambtsbeoefening te verzekeren door de oprichting van een Nationale kamer van notarissen » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nrs. 1432/1 en 1433/1, p. 6).
De oprichting van een Nationale Kamer van Notarissen beantwoordde aan de vraag van de « Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat » die met name meende dat « beroepsregelen [dienden] uitgewerkt te worden die bindend moeten zijn in het hele land », « om een diversiteit te vermijden bij het toepassen van deontologische principes en van sommige procedures » (ibid., pp. 19-20). Het doel bestaat erin « steeds [...] te voorzien in een uniformisering van de door de genootschappen en kamers uit te oefenen bevoegdheden » (Parl.
St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-1276/3, p. 6).
De minister van Justitie heeft gepreciseerd dat « de woorden ' de algemene regels inzake deontologie ' ruim bedoeld zijn; zo geldt dat voorschrift ook voor de regels inzake de verplichtingen die voortvloeien uit de uitoefening van het beroep voor eigen rekening of in vennootschap », en dat de bevoegdheid van de Nationale Kamer van Notarissen « betrekking heeft op elke beroepsaangelegenheid van nationaal belang » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1432/19, p. 113).
B.7.3. Uit het voorgaande vloeit voort dat de bevoegdheid van de Nationale Kamer van Notarissen om de « algemene regels inzake deontologie » te bepalen ruim werd opgevat, doordat ze elke beroepsactiviteit omvat die de notaris kan verrichten, met inbegrip dus van de bemiddeling.
B.7.4. Het feit dat specifieke deontologische regels inzake bemiddeling van toepassing kunnen zijn op de notarissen, wordt trouwens bevestigd in artikel 37 van de Deontologische Code, zoals hij op 22 juni 2004 door de algemene vergadering van de Nationale Kamer van Notarissen is aangenomen en bij koninklijk besluit van 21 september 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2005 pub. 06/10/2005 numac 2005003714 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Koninklijk besluit houdende gedeeltelijke verdeling van het provisioneel krediet ingeschreven in het programma 03-41-1 van de Algemene Uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2005 en bestemd tot het dekken van allerhande uitgaven voortvloeiend uit de loopbaanhervorming, de financiering van het Belgisch aandeel in de nieuwe NAVO-zetel, de uitvoering van het plan inzake startbanen bij de FOD's en het BIRB, de wijziging van het indexcijfer van de consumptieprijzen, en andere diverse sluiten (Belgisch Staatsblad van 3 november 2005) is goedgekeurd.
Die bepaling vormt het enige artikel van hoofdstuk X, met als opschrift « Specifieke regels bij bemiddeling », en luidt : « De notaris die aan bemiddeling doet, respecteert strikt de deontologische regels ter zake uitgaande van de Nationale Kamer ».
In de toelichting met betrekking tot artikel 1 van de voormelde Deontologische Code wordt in dat verband eveneens gepreciseerd : « Het opstellen van de algemene regels in de deontologie behoort tot de bevoegdheden die door de wetgever worden toegekend aan de Nationale Kamer van notarissen. Dit is het voorwerp van deze code.
Deze code is evenwel niet exhaustief. Er bestaan immers nog deontologische regels die het voorwerp uitmaken van bijzondere reglementen uitgevaardigd of nog uit te vaardigen door de Nationale Kamer, op het vlak van publiciteit, vastgoedbemiddeling en bemiddeling (zie de artikelen 35, 36 en 37 hierna), alsook een Europese Code van notariële deontologie, aangenomen door de Conférence des Notariats de l'Union européenne ».
B.7.5. De notarissen zijn daarenboven niet de enige erkende bemiddelaars die aan twee gehelen van deontologische regels worden onderworpen. Aldus bevat de deontologische code van de advocaten, die bij het reglement van de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » van 12 november 2012 (Belgisch Staatsblad van 17 januari 2013) verplicht is gemaakt, in de artikelen 2.11 tot 2.19 ervan bepalingen die eveneens aan de specifieke activiteit van de bemiddeling zijn gewijd.
B.8.1. Het Gerechtelijk Wetboek voorziet in twee vormen van bemiddeling, namelijk de buitengerechtelijke bemiddeling (artikelen 1730 tot 1733) en de gerechtelijke bemiddeling (artikelen 1734 tot 1737).
Het optreden van een erkend bemiddelaar past in het kader van die twee vormen van bemiddeling.
B.8.2. De federale bemiddelingscommissie is als enige bevoegd om de bemiddelaars te erkennen. Bij artikel 1726 van het Gerechtelijk Wetboek worden de voorwaarden vastgesteld om als bemiddelaar te worden erkend door de in artikel 1727 van hetzelfde Wetboek bedoelde federale bemiddelingscommissie.
De federale bemiddelingscommissie is eveneens als enige bevoegd om de erkenning in te trekken van de bemiddelaars die niet meer voldoen aan de voorwaarden van artikel 1726 van het Gerechtelijk Wetboek (artikel 1727, § 6, 1° en 4°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de wijziging ervan bij de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten).
B.8.3. Artikel 1727 van het Gerechtelijk Wetboek is ingevoegd bij artikel 11 van de wet van 21 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/02/2005 pub. 22/03/2005 numac 2005009173 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling sluiten « tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling » (hierna : de wet van 21 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/02/2005 pub. 22/03/2005 numac 2005009173 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling sluiten). In de parlementaire voorbereiding van de wet van 21 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/02/2005 pub. 22/03/2005 numac 2005009173 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling sluiten werd gepreciseerd dat « het [...] vanzelfsprekend [kan] lijken dat de bemiddeling wordt toevertrouwd aan notarissen of advocaten, maar er [...] geen reden [is] waarom die [ter zake] het monopolie zouden moeten hebben. Wel moeten een aantal waarborgen worden geboden inzake rechtschapenheid, nauwgezetheid, bekwaamheid, ervaring, onafhankelijkheid en onpartijdigheid » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0327/001, p. 11).
Artikel 1727 van het Gerechtelijk Wetboek vindt zijn oorsprong in een amendement dat is ingediend door de Regering en dat ertoe strekt « een systeem voor erkenning en voor federale controle [in te voeren], opgedragen aan een gespecialiseerde commissie » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0327/003, p. 11) : « Indien een systeem voor erkenning wordt uitgewerkt, moet kunnen worden gecontroleerd of een erkend persoon in de loop der jaren over de vereiste kwaliteiten blijft beschikken. Na een overgangsperiode zal de federale bemiddelingscommissie belast worden met deze opdracht, bijgestaan door de organen die opleidingen voor bemiddelaars aanbieden en door de commissie zelf erkend zijn.
Naast de vaardigheden inzake bemiddeling moet ervoor worden gezorgd dat de wet wordt nageleefd. De commissie moet derhalve toezien op de goede toepassing ervan, en in voorkomend geval tijdelijk of definitief de erkenning intrekken ten aanzien van de bemiddelaars die de wet overtreden.
De oprichting van een federale commissie is vereist om te voorzien in eenvormige eisen om te worden erkend als bemiddelaar in het gerechtelijke kader » (ibid.).
De minister van Justitie heeft eveneens aangegeven dat de federale bemiddelingscommissie « zal instaan voor de erkenningen en toezicht zal houden op de toepassing van de wet » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0327/007, p. 27); de leden ervan « worden door de minister benoemd, op voordracht van de ordes van advocaten, de koninklijke federatie van notarissen en de representatieve instanties voor derden-bemiddelaars » (ibid.).
B.8.4. Ter uitvoering van artikel 1727, § 6, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek heeft de federale bemiddelingscommissie, bij beslissing van 18 oktober 2007, de Gedragscode van de erkende bemiddelaar aangenomen.
Overeenkomstig de voormelde parlementaire voorbereiding is die Gedragscode van toepassing op alle door de federale bemiddelingscommissie erkende bemiddelaars.
B.9.1. Met betrekking tot de Gedragscode van de erkende bemiddelaar wordt in de parlementaire voorbereiding van de wet van 21 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/02/2005 pub. 22/03/2005 numac 2005009173 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling sluiten vermeld : « De werkzaamheden van de commissie op dit vlak zullen daarnaast moeten worden geleid door de bestaande Europese instrumenten, met name de twee aanbevelingen van 1998 en 2001, evenals door de gedragscode voor bemiddelaars die momenteel wordt uitgewerkt op Europees niveau » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0327/007, p. 13).
B.9.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 21 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/02/2005 pub. 22/03/2005 numac 2005009173 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling sluiten blijkt daarenboven dat de wetgever de kwestie van de samenhang van de Gedragscode met het bestaan van andere wettelijke of deontologische regels die op de erkende bemiddelaars van toepassing zouden zijn, had overwogen.
De minister van Justitie had in dat verband gepreciseerd : « Eenzelfde probleem rijst bijvoorbeeld voor een advocaat die als curator van een gefailleerd bedrijf wordt aangesteld. In dat geval primeren de deontologische regels. Alle andere regels zijn daar dus ondergeschikt aan. Eenzelfde regeling zou bij bemiddeling gelden.
Voor het overige zou de bemiddelingscommissie - die weliswaar in alle onafhankelijkheid zou werken, maar technisch wel van de Federale Overheidsdienst Justitie zou afhangen - over precies dezelfde bevoegdheden als het Nederlandse Instituut beschikken, op dit verschil na dat de samenstelling van de Belgische commissie bij wet zou worden vastgesteld. De commissie zou geen deontologische regels, enkel een gedragscode uitwerken die bovenop de wettelijk vastgelegde regels (met name inzake het beroepsgeheim) zou gelden » (ibid., p. 15).
Alsook : « [Bij] bemiddeling in familiezaken [heeft] de ' Ordre des barreaux francophones et germanophone ' een speciaal reglement [...] opgesteld ten behoeve van de advocaten die als bemiddelaars optreden. De advocaat-bemiddelaar beschikt dus over regels die de deontologie aanpassen volgens de bijzondere functie die hij uitoefent » (ibid., p. 17).
B.9.3. Uit het voorgaande vloeit voort dat de in de Gedragscode van de erkende bemiddelaar vervatte regels in die zin waren opgevat dat zij boven op de wettelijke of deontologische regels kwamen die van toepassing zijn op de functies die in hoofdberoep door de als bemiddelaar erkende personen worden uitgeoefend.
B.10. Aangezien de notarissen die activiteiten als erkend bemiddelaar uitoefenen, twee activiteiten cumuleren die aan onderscheiden gehelen van regels zijn onderworpen, is het verantwoord dat zij worden onderworpen aan de gehelen van regels die van toepassing zijn op de verschillende functies die zij cumuleren. Het is bijgevolg verantwoord dat zij, enerzijds, aan de door de Nationale Kamer van Notarissen vastgestelde deontologische regels, ook in het kader van de bemiddeling, en, anderzijds, aan de door de federale bemiddelingscommissie vastgestelde Gedragscode van de erkende bemiddelaar worden onderworpen.
Het eventuele verschil in behandeling tussen de notarissen die ook erkende bemiddelaars zijn en de andere erkende bemiddelaars, die enkel aan de Gedragscode zouden zijn onderworpen, is bijgevolg verantwoord door de cumulatie van de activiteit van erkend bemiddelaar met een andere functie die aan deontologische regels is onderworpen.
B.11. Het feit dat de notarissen-erkende bemiddelaars aan twee gehelen van regels worden onderworpen, brengt geen onevenredige gevolgen met zich mee ten aanzien van de doelstellingen die met die twee gehelen van regels worden nagestreefd en die erin bestaan eenvormigheid in de respectieve plichten en vereisten van een gereglementeerde functie te verzekeren.
Die cumulatie van regels kan trouwens geen tegenstrijdigheden doen ontstaan voor de adressaten ervan, aangezien de deontologische code inzake notariële bemiddeling, zoals de verwijzende rechter in zijn verwijzingsarrest aangeeft en zoals hij in zijn arrest nr. 242.183 van 7 augustus 2018 reeds had geoordeeld, een lex specialis uitmaakt ten opzichte van de gedragsregels die op de bemiddeling in het algemeen van toepassing zijn.
B.12. In dat verband dient te worden vastgesteld dat de door de federale bemiddelingscommissie uitgevaardigde gedragsregels worden opgevat als een kader van eenvormige regels die gelden voor alle door de federale bemiddelingscommissie erkende bemiddelaars.
In die context kunnen de deontologische regels van het notariaat, die van toepassing zijn op de specifieke activiteit van de bemiddeling, de op de erkende bemiddelaars van toepassing zijnde gedragsregels aanvullen of preciseren, maar zouden zij evenwel niet de vereisten die zijn vervat in de door de federale bemiddelingscommissie vastgestelde Gedragscode, kunnen verminderen, op straffe van een inbreuk op de bevoegdheid van de federale bemiddelingscommissie, toegekend in artikel 1727, § 6, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de vervanging ervan bij artikel 216 van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, om gedragsregels aan te nemen die eenvormig van toepassing zijn op alle erkende bemiddelaars.
B.13.1. Die verdeling van de bevoegdheden om deontologische regels aan te nemen, tussen de federale bemiddelingscommissie en de Nationale Kamer van Notarissen, wordt trouwens bevestigd bij de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, die de bescherming van de uitoefening van het beroep van erkend bemiddelaar en van de titel ervan heeft versterkt, waarbij alternatieve wijzen van geschillenbeslechting, zoals bemiddeling, worden aangemoedigd « om de rechtbanken te ontlasten » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2919/001, p. 55).
Tot de voorwaarden om als bemiddelaar te worden erkend behoort voortaan die welke erin bestaat « schriftelijk [te] verklaren in te stemmen met de deontologische code opgesteld door de federale bemiddelingscommissie, en haar na te leven voor de hele duur van de erkenning » (artikel 1726, § 1, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij artikel 215, 4°, van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten). De federale bemiddelingscommissie krijgt daarenboven de bevoegdheid om een « deontologische code » vast te stellen (artikel 1727, § 2, 5°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 216 van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten). Ten slotte wordt bij artikel 227quater van het Strafwetboek, zoals ingevoegd bij artikel 238 van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, het feit dat iemand beroepsmatig « bemiddelt in de zin van het Gerechtelijk Wetboek », « zonder dat hij is opgenomen op de lijst van erkende bemiddelaars bedoeld in artikel 1727 », specifiek strafbaar gesteld.
B.13.2. In die context worden « ook de tuchtprocedure en de deontologie [...] versterkt » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2919/001, p. 56; zie ook Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2919/006, p. 76).
De minister van Justitie heeft eveneens gepreciseerd dat « het evident is dat de deontologische bepalingen opgesteld door de federale bemiddelingscommissie door elke erkende bemiddelaar nageleefd moeten worden en dit ongeacht de bijzondere deontologische regels waar de erkend bemiddelaar zou aan onderworpen zijn ingevolge zijn ander beroep » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2919/001, p. 248).
Hoewel de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten dateert van na het voor de verwijzende rechter hangende geschil, bevestigt zij dat de federale bemiddelingscommissie het orgaan is dat op eenvormige wijze de gedragsregels of de deontologische regels dient te bepalen die de activiteit van erkend bemiddelaar op algemene wijze omringen.
B.14. Onder voorbehoud van hetgeen in B.12 is vermeld, dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Onder voorbehoud van hetgeen in B.12 is vermeld, schendt artikel 91, eerste lid, 1°, van de wet van 25 ventôse jaar XI « op het notarisambt », in samenhang gelezen met artikel 1727, § 6, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de vervanging ervan bij artikel 216 van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten « houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenregeling », de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 oktober 2020.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût