gepubliceerd op 08 maart 2021
Uittreksel uit arrest nr. 134/2020 van 15 oktober 2020 Rolnummers 6971 en 6973 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met verschillende bepalingen betreffende de rechtspleging voor de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter F. Daoût, de rechters T. Merckx-Van Goey, T.(...)
Uittreksel uit arrest nr. 134/2020 van 15 oktober 2020 Rolnummers 6971 en 6973 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met verschillende bepalingen betreffende de rechtspleging voor de Raad van State en met de artikelen 17, 37 en 162quater van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/1991 pub. 09/01/2013 numac 2012000673 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 21/03/1991 pub. 18/01/2016 numac 2015000792 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven », gesteld door de Raad van State.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter F. Daoût, de rechters T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, M. Pâques en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging a. Bij arrest nr.241.883 van 22 juni 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 juli 2018, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, geschonden door artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 19 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 (vóór de wijziging ervan bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State) en met de artikelen 17, 37 en 162quater van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/1991 pub. 09/01/2013 numac 2012000673 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 21/03/1991 pub. 18/01/2016 numac 2015000792 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de hervorming van sommige autonome [lees : economische] overheidsbedrijven, in zoverre die artikelen door de Raad van State worden geïnterpreteerd in die zin dat : a) de ondertekening van een verzoekschrift tot nietigverklaring dat tijdig bij de Raad van State werd neergelegd door een advocaat die handelt voor rekening van een autonoom overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiekrecht, zoals de NMBS Holding, niet volstaat voor de ontvankelijkheid van het verzoekschrift indien niet het bewijs wordt geleverd van een beslissing die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd, met uitsluiting van de overlegging van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen, terwijl de ondertekening van een verzoekschrift tot nietigverklaring dat tijdig bij de Raad van State werd neergelegd door een advocaat die handelt voor rekening van een naamloze vennootschap van privaatrecht wel volstaat indien het bewijs wordt geleverd van een beslissing die is genomen door het orgaan of de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen;b) het beroep tot nietigverklaring dat tijdig bij de Raad van State werd neergelegd door een advocaat die handelt voor rekening van een autonoom overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiekrecht, zoals de NMBS Holding, niet volstaat voor de ontvankelijkheid van het verzoekschrift indien niet het bewijs wordt geleverd van een beslissing die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd, met uitsluiting van de overlegging van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen, terwijl de vordering die voor een gewoon rechtscollege werd ingesteld door een advocaat voor rekening van een autonoom overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiekrecht, zoals de NMBS Holding, wel volstaat voor de ontvankelijkheid van haar vordering indien het bewijs wordt geleverd van een beslissing die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd of van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen ? ».b. Bij arrest nr.241.884 van 22 juni 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 juli 2018, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, geschonden door artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 3, 4°, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en met de artikelen 17, 37 en 162quater van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/1991 pub. 09/01/2013 numac 2012000673 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 21/03/1991 pub. 18/01/2016 numac 2015000792 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de hervorming van sommige autonome [lees : economische] overheidsbedrijven, in zoverre die artikelen door de Raad van State worden geïnterpreteerd in die zin dat : a) de ondertekening van een verzoekschrift tot nietigverklaring dat tijdig bij de Raad van State werd neergelegd door een advocaat die handelt voor rekening van een autonoom overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiekrecht, zoals de NMBS Holding, niet volstaat voor de ontvankelijkheid van het verzoekschrift indien niet het bewijs wordt geleverd van een beslissing die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd, met uitsluiting van de overlegging van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen, terwijl de ondertekening van een verzoekschrift tot nietigverklaring dat tijdig bij de Raad van State werd neergelegd door een advocaat die handelt voor rekening van een naamloze vennootschap van privaatrecht wel volstaat indien het bewijs wordt geleverd van een beslissing die is genomen door het orgaan of de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen;b) het beroep tot nietigverklaring dat tijdig bij de Raad van State werd neergelegd door een advocaat die handelt voor rekening van een autonoom overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiekrecht, zoals de NMBS Holding, niet volstaat voor de ontvankelijkheid van het verzoekschrift indien niet het bewijs wordt geleverd van een beslissing die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd, met uitsluiting van de overlegging van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen, terwijl de vordering die voor een gewoon rechtscollege werd ingesteld door een advocaat voor rekening van een autonoom overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiekrecht, zoals de NMBS Holding, wel volstaat voor de ontvankelijkheid van haar vordering indien het bewijs wordt geleverd van een beslissing die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd of van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6971 en 6973 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen B.1.1. In de prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht de bestaanbaarheid te onderzoeken, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 19 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vóór de wijziging ervan bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten « houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State » (prejudiciële vraag gesteld in de zaak nr. 6971) of met artikel 3, 4°, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 « tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State » (prejudiciële vraag gesteld in de zaak nr. 6973) en met de artikelen 17, 37 en 162quater van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/1991 pub. 09/01/2013 numac 2012000673 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 21/03/1991 pub. 18/01/2016 numac 2015000792 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven » (hierna : de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/1991 pub. 09/01/2013 numac 2012000673 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 21/03/1991 pub. 18/01/2016 numac 2015000792 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten). B.1.2. Artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « Vóór alle gerechten, behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald, hebben alleen de advocaten het recht te pleiten.
De advocaat verschijnt als gevolmachtigde van de partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken, behalve indien de wet een bijzondere lastgeving eist ».
B.1.3. Artikel 19 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, bepaalde, vóór de wijziging ervan bij de voormelde wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten : « De aanvragen, moeilijkheden en beroepen tot nietigverklaring en cassatieberoepen bedoeld bij de artikelen 11, 12, 13, 14 en 16, 1° tot 6°, kunnen voor de afdeling bestuursrechtspraak worden gebracht door elke partij welke doet blijken van een benadeling of van een belang en worden schriftelijk ingediend bij de afdeling in de vormen en binnen de termijn door de Koning bepaald.
De verjaringstermijnen voor de beroepen bedoeld bij artikel 14, § 1, nemen alleen een aanvang op voorwaarde dat de betekening door de administratieve overheid van de akte of van de beslissing met individuele strekking het bestaan van die beroepen alsmede de in acht te nemen vormvoorschriften en termijnen vermeldt. Indien aan die verplichting niet wordt voldaan dan nemen de verjaringstermijnen een aanvang vier maanden nadat de betrokkene in kennis werd gesteld van de akte of van de beslissing met individuele strekking.
De partijen mogen zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door advocaten die ingeschreven zijn op de tabel van de Orde der Advocaten of op de lijst van de stagiairs alsook, volgens de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, door de onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie die gerechtigd zijn om het beroep van advocaat uit te oefenen. De advocaten hebben steeds het recht op de griffie kennis te nemen van het dossier en een toelichtende memorie in te dienen in de voorwaarden te bepalen bij de koninklijke besluiten bedoeld bij artikel 30.
Een cassatieberoep kan niet worden ingediend zonder de bijstand van een persoon bedoeld in het derde lid, die het verzoekschrift moet ondertekenen ».
Bij artikel 7, 5°, van de voormelde wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten is in die bepaling een laatste lid, in werking getreden op 3 februari 2014, ingevoegd, luidende als volgt : « Behoudens bewijs van het tegendeel, wordt de advocaat verondersteld gemandateerd te zijn door de handelingsbekwame persoon die hij beweert te vertegenwoordigen ».
In de prejudiciële vraag die in de zaak nr. 6971 is gesteld, wordt gepreciseerd dat het de versie vóór die wijziging is die door het Hof in aanmerking moet worden genomen.
B.1.4. Artikel 3, 4°, van het voormelde besluit van de Regent van 23 augustus 1948 bepaalde, vóór de wijziging ervan bij het koninklijk besluit van 28 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000083 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sluiten « tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State » : « De verzoekende partij voegt bij het verzoekschrift : [...] 4° indien zij een rechtspersoon is, een afschrift van haar geldende statuten en van de akte van aanstelling van haar organen, alsmede het bewijs dat het daartoe bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden ». Bij artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit van 28 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000083 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sluiten is artikel 3, 4°, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 vervangen door de volgende bepaling : « 4° indien zij een rechtspersoon is, een afschrift van haar gepubliceerde statuten en van haar gecoördineerde geldende statuten en, indien deze rechtspersoon niet door een advocaat wordt vertegenwoordigd, een afschrift van de akte van aanstelling van haar organen, alsmede het bewijs dat het daartoe bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden ».
Hoewel dat niet wordt gepreciseerd in de prejudiciële vraag die in de zaak nr. 6973 is gesteld, blijkt uit de motivering van het verwijzingsarrest dat het de versie vóór die wijziging is die door het Hof in aanmerking moet worden genomen.
B.1.5. De artikelen 17, 37 en 162quater van de voormelde wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/1991 pub. 09/01/2013 numac 2012000673 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 21/03/1991 pub. 18/01/2016 numac 2015000792 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten bepalen : «
Artikel 17.§ 1. De raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel van het overheidsbedrijf.
De raad van bestuur houdt toezicht op het beleid van het directiecomité. Het directiecomité doet op geregelde tijdstippen verslag aan de raad.
De raad, of zijn voorzitter, onverminderd de bevoegdheden van laatstgenoemde, hem toegekend krachtens artikel 18, § 5, kan op elk ogenblik van het directiecomité een verslag vragen betreffende de activiteiten van het bedrijf of sommige ervan. § 2. De raad van bestuur kan de in § 1 bedoelde bevoegdheden geheel of gedeeltelijk opdragen aan het directiecomité, met uitzondering van : 1° de goedkeuring van het beheerscontract, evenals van elke wijziging ervan;2° het vaststellen van het ondernemingsplan en het algemeen beleid;3° het toezicht op het directiecomité, inzonderheid wat de uitvoering van het beheerscontract betreft;4° de andere bevoegdheden die door deze titel en, ingeval het overheidsbedrijf de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft, door de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen uitdrukkelijk aan de raad van bestuur worden toegewezen. [...] ». «
Artikel 37.De autonome overheidsbedrijven kunnen de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht aannemen. In dat geval is het betrokken overheidsbedrijf, voor al wat niet uitdrukkelijk anders is geregeld door of krachtens deze titel of door of krachtens enige specifieke wet, onderworpen aan de wettelijke en reglementaire handelsrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen ». «
Artikel 162quater.Het directiecomité van de NMBS is samengesteld uit de gedelegeerd bestuurder en de leden van het directiecomité. Het aantal leden van het directiecomité wordt bepaald door de raad van bestuur. Dit aantal mag de helft van het aantal leden van de raad van bestuur niet overtreffen. Het directiecomité wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder.
De gedelegeerd bestuurder wordt benoemd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Hij wordt ontslagen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De algemeen directeur, die daartoe werd aangesteld door de raad van bestuur, en de gedelegeerd bestuurder vertegenwoordigen gezamenlijk de onderneming in al haar handelingen, met inbegrip van de vertegenwoordiging in rechte.
Alle akten van beheer of akten die de onderneming verbinden, worden gezamenlijk ondertekend door de gedelegeerd bestuurder en een algemeen directeur die daartoe werd aangesteld door de raad van bestuur. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de akten waarvan de goedkeuringswijze afwijkt van dit artikel.
De gedelegeerd bestuurder behoort tot een andere taalrol dan deze algemeen directeur.
De raad van bestuur benoemt de leden van het directiecomité, op voorstel van de gedelegeerd bestuurder en na het advies te hebben ingewonnen van het benoemings- en bezoldigingscomité.
Zij worden afgezet door de raad van bestuur. Zij mogen niet de hoedanigheid van bestuurder van de NMBS hebben.
Alle leden van het directiecomité vervullen een voltijdse functie binnen de NMBS of in het kader van de vertegenwoordiging van de NMBS ».
B.2.1. De verwijzende rechter interpreteert die bepalingen in die zin dat de ondertekening van een bij de Raad van State neergelegd verzoekschrift tot nietigverklaring door een advocaat voor rekening van een autonoom overheidsbedrijf dat de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiek recht, vergezeld van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de personen die bevoegd zijn om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen, namelijk de gedelegeerd bestuurder en de algemeen directeur, niet volstaat opdat het verzoekschrift ontvankelijk is. Met andere woorden, de verwijzende rechter interpreteert de in het geding zijnde bepalingen in die zin dat, om ontvankelijk te zijn, het verzoekschrift met de handtekening van een advocaat vergezeld moet gaan van het bewijs van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de raad van bestuur van de naamloze vennootschap van publiek recht of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd.
De Raad van State oordeelt voorts dat de bevoegdheid van vertegenwoordiging in rechte, zoals bedoeld in artikel 162quater van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/1991 pub. 09/01/2013 numac 2012000673 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 21/03/1991 pub. 18/01/2016 numac 2015000792 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, niet de bevoegdheid omvat om te beslissen in rechte te treden, wat de bevoegdheid van de raad van bestuur van de « N.M.B.S. » blijft.
B.2.2. Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepalingen in die interpretatie.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de prejudiciële vragen B.3.1. De naamloze vennootschap van publiek recht « N.M.B.S. » werpt een exceptie van onontvankelijkheid van de in de zaak nr. 6971 gestelde prejudiciële vraag op, in zoverre daarbij artikel 19 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, wordt beoogd, in de versie ervan vóór de wijziging ervan bij artikel 7, 5°, van de voormelde wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten.
B.3.2. Het komt niet het Hof, maar wel de verwijzende rechter toe te beslissen welke bepalingen van toepassing zijn op het geschil dat hem is voorgelegd. Slechts indien de in het geding zijnde bepalingen klaarblijkelijk niet van toepassing zouden zijn, zou het Hof kunnen oordelen dat de vraag geen antwoord behoeft. Zulks is te dezen niet het geval.
B.3.3. In de prejudiciële vraag die in de zaak nr. 6973 is gesteld, wordt, onder de in het geding zijnde normen, artikel 3, 4°, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 « tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State » beoogd. Het Hof vermag niet de grondwettigheid van een besluit van de Regent, noch de grondwettigheid van een bestuurshandeling te beoordelen. De prejudiciële vraag die in de zaak nr. 6973 is gesteld, is niet ontvankelijk in zoverre daarin die bepaling wordt beoogd.
Ten aanzien van het eerste onderdeel van de prejudiciële vragen B.4.1. In het eerste onderdeel van de prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht de situatie van de naamloze vennootschappen van publiek recht, waaronder de « N.M.B.S. », en de situatie van de naamloze vennootschappen van privaatrecht te vergelijken. Volgens de door de verwijzende rechter in aanmerking genomen en in B.2.1 in herinnering gebrachte interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen, is het verzoekschrift tot nietigverklaring dat door een advocaat is ingediend uit naam van een naamloze vennootschap van publiekrecht slechts ontvankelijk indien het vergezeld gaat van het bewijs van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd. Daarentegen is het verzoekschrift dat door een advocaat is ingediend uit naam van een naamloze vennootschap van privaatrecht ontvankelijk zelfs indien het slechts vergezeld gaat van het bewijs van de beslissing om in rechte te treden die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de organen die een algemene delegatie van bevoegdheid hebben ontvangen voor de vertegenwoordiging van de vennootschap. Daaruit zou een verschil in behandeling tussen de voormelde vennootschappen voortvloeien wat betreft de ontvankelijkheidsvoorwaarden waaraan een verzoekschrift tot nietigverklaring is onderworpen dat uit hun naam bij de Raad van State wordt ingediend.
B.4.2. Uit de verwijzingsarresten blijkt dat de Raad van State de prejudiciële vragen heeft gesteld op verzoek van de « N.M.B.S. » en in de redactie die hem door die partij was gesuggereerd. Uit de door die partij in haar proceduregeschriften voor het Hof uiteengezette argumentatie blijkt dat het in dat onderdeel van de prejudiciële vragen in het geding zijnde verschil in behandeling niet de door de Raad van State gemaakte interpretatie betreft van het mandaat ad litem van de advocaat, dat is ingesteld bij artikel 440, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. In de interpretatie die hij van het mandaat ad litem van de advocaat gaf vóór de wijziging van de in B.1.3 en B.1.4 aangehaalde bepalingen, maakte de Raad van State trouwens geen onderscheid naargelang de verzoekende rechtspersoon een vennootschap van publiek recht of een vennootschap van privaatrecht was.
De prejudiciële vragen hebben, in het eerste onderdeel ervan, veeleer betrekking op de bepaling van het orgaan van de vennootschap dat bevoegd is om in rechte te treden. Dat orgaan zou, volgens de verzoekende partij voor de verwijzende rechter, de raad van bestuur zijn, in het geval van de « N.M.B.S. », en de organen die een algemene delegatie van bevoegdheid voor het vertegenwoordigen van de vennootschap hebben ontvangen, in het geval van de naamloze vennootschappen van privaatrecht.
B.5.1. In dat onderdeel van de prejudiciële vragen wordt het Hof derhalve verzocht de artikelen 17 en 162quater van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/1991 pub. 09/01/2013 numac 2012000673 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 21/03/1991 pub. 18/01/2016 numac 2015000792 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, enerzijds, en de wetsbepalingen met betrekking tot de naamloze vennootschap van privaatrecht, anderzijds, te vergelijken.
Artikel 7:93 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt : « § 1. De raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het voorwerp van de vennootschap, behoudens die waarvoor volgens de wet de algemene vergadering bevoegd is. [...] § 2. De raad van bestuur vertegenwoordigt de vennootschap jegens derden, met inbegrip van de vertegenwoordiging in rechte. Onverminderd artikel 7:85, § 1, eerste lid, kunnen de statuten aan een of meer bestuurders de bevoegdheid verlenen om de vennootschap alleen of gezamenlijk te vertegenwoordigen. Zodanige vertegenwoordigingsclausule kan aan derden worden tegengeworpen onder de voorwaarden bepaald in artikel 2:18. [...] ».
Artikel 522 van het Wetboek van vennootschappen, dat bij die bepaling is vervangen, bepaalde : « § 1. De raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel van de vennootschap, behoudens die waarvoor volgens de wet alleen de algemene vergadering bevoegd is. [...]. § 2. De raad van bestuur vertegenwoordigt de vennootschap jegens derden en in rechte als eiser of als verweerder. De statuten kunnen echter aan een of meer bestuurders bevoegdheid verlenen om alleen of gezamenlijk de vennootschap te vertegenwoordigen. Zodanige bepaling kan aan derden worden tegengeworpen. [...] ».
B.5.2. In de door de Raad van State in aanmerking genomen interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen komt de bevoegdheid om bij hem een verzoekschrift tot nietigverklaring in te dienen toe aan de raad van bestuur van de « N.M.B.S. » of, in geval van delegatie, aan het directiecomité ervan. Bij de in B.5.1 aangehaalde bepalingen wordt ook aan de raad van bestuur van de naamloze vennootschap van privaatrecht de bevoegdheid om te beslissen een verzoekschrift tot nietigverklaring bij de Raad van State in te dienen, toevertrouwd. Zij laten ook aan een dergelijke vennootschap toe een delegatie te verlenen aan een of meer bestuurders.
B.5.3. Uit verscheidene arresten van de Raad van State blijkt dat, wanneer die, vóór de toepassing van de in B.1.3 aangehaalde wijzigingsbepalingen, de ontvankelijkheid onderzocht van een verzoekschrift tot nietigverklaring dat was ingediend uit naam van een naamloze vennootschap van privaatrecht, hij van oordeel was dat bij gebrek aan een delegatie die is opgenomen in de statuten van de vennootschap en expliciet betrekking heeft op de beslissing om in rechte te treden, de door de raad van bestuur van die vennootschap genomen beslissing om het beroep in te stellen diende te worden overgelegd, aangezien de beslissing om in rechte te treden niet onder het aan de gedelegeerd bestuurder toevertrouwde dagelijkse beheer van de vennootschap valt (zie inzonderheid RvS, 12 december 2005, nr. 152.522, nv « Esha België »; 17 mei 2011, nr. 213.266, nv « Belgium Télévision »; 17 juni 2013, nr. 223.932, nv « Randstad Belgium »; 30 oktober 2014, nr. 228.981, nv « Randstad Belgium »; 17 november 2014, nr. 229.177, nv « Minguet & Lejeune »).
B.6.1. Uit het voorgaande volgt dat de naamloze vennootschappen van publiek recht en de naamloze vennootschappen van privaatrecht niet verschillend worden behandeld wat de vereiste betreft het bewijs te leveren dat de beslissing om bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring in te stellen, genomen is door het bevoegde orgaan van de vennootschap, namelijk de raad van bestuur, of eventueel door een orgaan dat handelt op diens uitdrukkelijke delegatie overeenkomstig de relevante wetsbepalingen.
B.6.2. Aangezien het verschil in behandeling dat is vermeld in de prejudiciële vragen, in het eerste onderdeel ervan, onbestaande is, kunnen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, niet geschonden zijn.
Ten aanzien van het tweede onderdeel van de prejudiciële vragen B.7.1. In het tweede onderdeel van de prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht de situatie van de naamloze vennootschappen van publiek recht, waaronder de « N.M.B.S. », te vergelijken wanneer een advocaat uit hun naam bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring instelt en wanneer een advocaat uit hun naam voor de gewone rechtscolleges een vordering instelt. Volgens de door de verwijzende rechter in aanmerking genomen en in B.2.1 in herinnering gebrachte interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen, is het verzoekschrift tot nietigverklaring dat bij de Raad van State door een advocaat is ingediend uit naam van een naamloze vennootschap van publiek recht slechts ontvankelijk indien het vergezeld gaat van het bewijs van een beslissing om in rechte te treden die is genomen door de raad van bestuur van de vennootschap of van haar directiecomité dat daartoe is gemachtigd. Daarentegen is de vordering die door een advocaat bij een gewoon rechtscollege wordt ingesteld uit naam van een naamloze vennootschap van privaatrecht ontvankelijk zelfs indien zij slechts vergezeld gaat van het bewijs van de beslissing om in rechte te treden die is genomen door de vennootschap zoals vertegenwoordigd door de organen die een algemene delegatie van bevoegdheid hebben ontvangen voor de vertegenwoordiging van de vennootschap.
B.7.2. Het in B.7.1 beschreven verschil in behandeling vindt zijn oorsprong in een verschil in interpretatie, door de Raad van State en door het Hof van Cassatie, van het mandaat ad litem, dat is ingesteld bij artikel 440, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. In tegenstelling tot de Raad van State, interpreteert het Hof van Cassatie die bepaling immers in die zin dat het ervan uitgaat dat de advocaat de rechtspersoon vertegenwoordigt en dat het orgaan van die rechtspersoon regelmatig de beslissing heeft genomen om in rechte te treden.
B.8.1. Bij zijn arrest nr. 42/98 van 22 april 1998 heeft het Hof geoordeeld dat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet waren geschonden door het verschil in behandeling dat voortvloeit uit dat verschil van interpretatie, waarbij dat laatste een verklaring vindt « in de specifieke kenmerken van het objectieve contentieux dat aan de Raad van State is toevertrouwd ».
B.8.2. Weliswaar heeft de wetgever, bij het in B.1.3 aangehaalde artikel 7, 5°, van de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten, klaarblijkelijk geoordeeld dat de bijzondere aard van het aan de Raad van State toevertrouwde contentieux de toepassing van het mandaat ad litem, zoals geïnterpreteerd door het Hof van Cassatie, niet in de weg staat.
Het Hof heeft vervolgens, bij zijn arrest nr. 120/2014 van 17 september 2014, geoordeeld dat in het licht van de door de wetgever nagestreefde eenvormigheid inzake de draagwijdte van het mandaat ad litem van de advocaat er evenmin nog een reden was om voor het Hof minder soepele ontvankelijkheidsvoorwaarden te hanteren.
B.8.3. Uit die wetswijziging volgt echter niet dat de interpretatie van het mandaat ad litem die voordien door de Raad van State in aanmerking werd genomen, zonder redelijke verantwoording was. De invoeging van het laatste lid van artikel 19 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State heeft niet tot gevolg gehad dat die bepaling, in de voorgaande versie ervan zoals zij door de Raad van State werd geïnterpreteerd, onbestaanbaar wordt gemaakt met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
B.9. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 19 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vóór de wijziging ervan bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten « houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State » en met de artikelen 17, 37 en 162quater van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/1991 pub. 09/01/2013 numac 2012000673 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 21/03/1991 pub. 18/01/2016 numac 2015000792 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven », schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 15 oktober 2020.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût