gepubliceerd op 09 april 2019
Uittreksel uit arrest nr. 157/2018 van 22 november 2018 Rolnummers 6689, 6692, 6694 en 6695 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen II.285, tweede lid, en I.3, 69°, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit va Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 157/2018 van 22 november 2018 Rolnummers 6689, 6692, 6694 en 6695 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen II.285, tweede lid, en I.3, 69°, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij
besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013Relevante gevonden documenten
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
11/10/2013
pub.
05/12/2013
numac
2013036100
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende het woonbeleid
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
11/10/2013
pub.
21/10/2013
numac
2013035995
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van artikel 4 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 tot instelling van een bedrijfsadviessysteem voor land- en tuinbouwers
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
11/10/2013
pub.
12/11/2013
numac
2013036037
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toevoeging van een bijkomende salarisschaal voor het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
11/10/2013
pub.
04/11/2013
numac
2013036030
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit
sluiten tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, gesteld door de Raad van State.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging a. Bij arrest nr.238.537 van 15 juni 2017 in zake de « Vrije Universiteit Brussel » tegen S.M., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 juni 2017, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen II.285, tweede lid, en I.3, 69°, van de Codex Hoger Onderwijs de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, en 13 EVRM, doordat de beoordelingsbeslissing waarbij een student niet geschikt wordt bevonden en zo geen ' universitair attest ' (in de zin van artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 12 juni 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/06/2008 pub. 18/06/2008 numac 2008024242 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de planning van het medisch aanbod sluiten ' betreffende de planning van het medisch aanbod ') kan verkrijgen, hetgeen nodig is om een master-na-masteropleiding specialistische geneeskunde aan te vatten, geen voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen aanvechtbare studievoortgangsbeslissing is, terwijl andere studenten [die] studievoortgangsbeslissingen die evenzeer een beoordeling van competenties en bereikte resultaten in het kader van hun opleiding in het hoger onderwijs [vormen] willen betwisten, wel voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen kunnen opkomen in rechte ? ». b. Bij arrest nr.238.532 van 15 juni 2017 in zake de « Katholieke Universiteit Leuven » tegen A.-S. N., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 juni 2017, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen II.285, tweede lid en I.3, 69° Codex Hoger Onderwijs de art. 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 EVRM doordat de beslissing van een universiteit, om aan een student geen aanvaardingsattest af te leveren, dat die student volgens diezelfde universiteit nodig heeft om de master-na-master opleiding specialistische geneeskunde aan te vatten, geen voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen aanvechtbare studievoortgangsbeslissing zou zijn, terwijl deze master-na-master in casu de loutere voortzetting van de basisopleiding ' master in de geneeskunde ' betreft en de beslissing de student aldus evenzeer in zijn studievoortgang raakt als iedere andere examenbeslissing ? ». c. Bij arrest nr.238.531 van 15 juni 2017 in zake A.-S. N. tegen de « Katholieke Universiteit Leuven », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 juni 2017, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « (1) Schenden de artikelen II.285, tweede lid, en I.3, 69°, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, op zich genomen en/of in samenlezing met artikel 6.1 en 13 EVRM, in de lezing dat de beslissing van een universiteit, om aan een student geneeskunde ingevolge een evaluatie tijdens een vergelijkende selectie georganiseerd tijdens het laatste jaar van de mastercyclus en culminerende in de al dan niet aflevering van een aanvaardingsattest, geen aanvaardingsattest toe te kennen dienstig om deze student toe te laten de vervolgopleiding te weten de manama in de specialistische geneeskunde aan te vatten binnen de geneeskunde-opleiding, geen voor de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen aanvechtbare studievoortgangsbeslissing zou zijn, terwijl andere studenten die studievoortgangsbeslissingen in het kader van hun (normale) studievoortgang willen betwisten wel voor de Raad voor Betwistingen inzake studievoortgangsbeslissing als extern administratief rechter kunnen opkomen in rechte ? (2) Schendt artikel I.3, 69° g Codex Hoger Onderwijs de artikelen 10 en 11 van de grondwet op zich genomen en/of in samenlezing met artikel 6 en 13 EVRM, doordat toegang tot de door de decreetgever noodzakelijk geachte procedure voor de Raad voor betwistingen inzake Studievoortgangsbetwistingen die betrekking heeft op een weigering tot inschrijving (en/of de voorbeslissing daartoe), voor opleidingsonderdelen voorbehouden wordt enkel tot de student die een geïndividualiseerd traject volgt middels een diplomacontract en niet voor studenten die een diplomacontract via een modeltraject beogen hetzij zoals ten deze een student die een opleiding in casu de manama specialistische geneeskunde beoogt waarvoor de student zich niet eerder heeft ingeschreven en die trouwens een positief leerkrediet heeft en bovendien bekwaam werd bevonden ? (3) Schendt artikel I.3, 69° c Codex Hoger Onderwijs de artikelen 10 en 11 van de grondwet op zich genomen en/of in samenlezing met artikel 6 en 13 EVRM, doordat de beslissingen omtrent de bekwaamheidstoetsing die kunnen voorgelegd worden via de door de decreetgever noodzakelijk geachte procedure voor de Raad voor betwistingen inzake Studievoortgangsbetwistingen voorbehouden worden enkel tot de student voorwerp van dergelijke bekwaamheidstoetsing inzoverre de formele voorwaarden van het bekwaamheidsonderzoek zoals vervat in de Codex Hoger Onderwijs (artikelen II 232 tot II 237) worden toegepast door de instelling terwijl een gelijkaardige toegang tot de raad niet zou openstaan voor gelijkaardige beslissingen ingevolge de toetsing naar bekwaamheden volgens een door de instelling ingevoerde procedure zoals uiteengezet in Leidraad Heelkunde doch die niet correleert met de voornoemde formele bepalingen van de CHO en alzo wordt toegepast binnen de faculteit geneeskunde ? ». d. Bij arrest nr.238.538 van 15 juni 2017 in zake de « Vrije Universiteit Brussel » tegen S.M., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 juni 2017, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen II.285, tweede lid, en I.3, 69°, van de Codex Hoger Onderwijs de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, en 13 EVRM, doordat de beoordelingsbeslissing, waarbij een student niet geschikt wordt bevonden en zo geen ' universitair attest ' (in de zin van artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 12 juni 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/06/2008 pub. 18/06/2008 numac 2008024242 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de planning van het medisch aanbod sluiten ' betreffende de planning van het medisch aanbod ') kan verkrijgen, hetgeen nodig is om een master-na-masteropleiding specialistische geneeskunde aan te vatten, geen voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen aanvechtbare studievoortgangsbeslissing is, terwijl andere studenten [die] studievoortgangsbeslissingen die evenzeer een beoordeling van competenties en bereikte resultaten in het kader van hun opleiding in het hoger onderwijs [vormen] willen betwisten, wel voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen kunnen opkomen in rechte ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6689, 6692, 6694 en 6695 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) B.1. De Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen doet, na uitputting van de interne beroepsprocedure, « als administratief rechtscollege uitspraak over de beroepen die door studenten of personen op wie de beslissing betrekking heeft, worden ingesteld tegen studievoortgangsbeslissingen » (artikel II.285 van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 05/12/2013 numac 2013036100 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende het woonbeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 21/10/2013 numac 2013035995 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van artikel 4 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 tot instelling van een bedrijfsadviessysteem voor land- en tuinbouwers type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 12/11/2013 numac 2013036037 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toevoeging van een bijkomende salarisschaal voor het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 04/11/2013 numac 2013036030 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit sluiten tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs).
B.2. Artikel I.3, 69°, van dezelfde Codex, zoals van toepassing voor de verwijzende rechter, bepaalt op limitatieve wijze wat onder een studievoortgangsbeslissing wordt verstaan : « a) een examenbeslissing, zijnde elke beslissing die, al dan niet op grond van een deliberatie, een eindoordeel inhoudt over het voldoen voor een opleidingsonderdeel, meer opleidingsonderdelen van een opleiding, of een opleiding als geheel; b) een examentuchtbeslissing, zijnde een sanctie opgelegd naar aanleiding van examenfeiten;c) de toekenning van een bewijs van bekwaamheid, dat aangeeft dat een student op grond van eerder verworven competenties of eerder verworven kwalificaties bepaalde competenties heeft verworven;d) de toekenning van een vrijstelling, zijnde de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel, of een deel ervan, examen af te leggen;e) een beslissing waarbij het volgen van een schakel- en/of voorbereidingsprogramma wordt opgelegd en waarbij de studieomvang van dergelijk programma wordt vastgesteld; f) het opleggen van een maatregel van studievoortgangsbewaking, bedoeld in artikel II.245 [lees : II.246]; g) het weigeren van het opnemen van een bepaald opleidingsonderdeel in het diplomacontract waarvoor de student die een geïndividualiseerd traject volgt, zich nog niet eerder heeft ingeschreven; h) een beslissing inzake gelijkwaardigheid van een buitenlands diploma van hoger onderwijs met een Vlaams diploma van hoger onderwijs genomen krachtens artikel II.256 ».
B.3. Het koninklijk besluit van 12 juni 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/06/2008 pub. 18/06/2008 numac 2008024242 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de planning van het medisch aanbod sluiten betreffende de planning van het medisch aanbod bepaalt hoeveel studenten een universitair attest kunnen ontvangen om een opleiding aan te vangen tot geneesheer-specialist. Artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit definieert de « geattesteerde kandidaat » als « de kandidaat voor een opleiding leidend tot een van de voornoemde beroepstitels, aan wie een Universitair Attest wordt toegekend ».
Artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit omschrijft het universitair attest als : « het nominatief attest uitgereikt door de persoon die belast is met het bestuur van een faculteit geneeskunde van een Belgische universiteit, of een persoon daartoe door deze aangewezen, aan een kandidaat voor een opleiding leidend tot een van de beroepstitels, voorbehouden aan de houders van een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of van de academische graad van arts, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012363 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel IV sluiten houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, die over een diploma van arts met een basisopleiding beschikt afgegeven door een Belgische universiteit; dat het bewijs levert dat in de loop van een bepaald jaar de betrokken kandidaat bij de Faculteit geneeskunde van die universiteit een volledige cursus kan beginnen leidend tot een van de voornoemde beroepstitels, en dat aantoont in hoever, indien dit het geval is, de betrokken kandidaat over een vrijstelling van contingentering beschikt ».
Een dergelijk universitair « aanvaardingsattest » is geen studievoortgangsbeslissing in de zin van voormeld artikel I.3, 69°, en valt niet onder de bevoegdheid van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.
B.4. De prejudiciële vragen in de vier verwijzingsarresten komen in wezen neer op de vraag of de in het geding zijnde bepalingen, doordat zij de studenten die de beslissing tot weigering van een aanvaardingsattest wensen aan te vechten het recht op toegang tot de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen ontzeggen, strijdig zijn met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6, lid 1, en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
B.5. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Artikel 13 van de Grondwet houdt een recht in op toegang tot de bevoegde rechter. Dat recht wordt eveneens gewaarborgd bij artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Artikel 13 van hetzelfde Verdrag waarborgt voor personen van wie de rechten en vrijheden vermeld in dat Verdrag zijn geschonden, een recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie.
B.6. Artikel 13 van de Grondwet waarborgt niet alleen het recht op toegang tot de bevoegde rechter. Het waarborgt eveneens aan alle personen die zich in dezelfde toestand bevinden het recht om volgens dezelfde regels inzake bevoegdheid en rechtspleging te worden berecht.
B.7. De oprichting van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen komt voort uit de bezorgdheid van de decreetgever om voor het geflexibiliseerde hoger onderwijs te voorzien in een uniforme rechtsbescherming, los van de aard van de onderwijsinstelling, tegen eenzijdige en bindende onderwijsbeslissingen waarbij de (verdere) voortgang van een (kandidaat-)student in het hoger onderwijs ongunstig wordt geraakt. De decreetgever heeft immers geoordeeld dat de juridische verhouding tussen, enerzijds, een student en, anderzijds, een beoordelingsinstantie of elk onder de verantwoordelijkheid van het bestuur handelend orgaan steeds van publiekrechtelijke aard is wegens het eenzijdige en bindende karakter van de beslissingen die aan de studievoortgang raken (Parl. St., Vlaams Parlement, 2003-2004, nr. 1960/1, p. 4).
De decreetgever streefde daarbij naar een coherente, snelle en transparante rechtsbescherming met betrekking tot studievoortgangsbetwistingen bij een gespecialiseerd administratief rechtscollege, waardoor de verzoeker op een nuttig tijdstip te weten kan komen of zijn recht op onderwijs onrechtmatig wordt belemmerd.
Aldus wordt een einde gemaakt aan de juridische discussies over de aard van de relatie tussen een student en een beoordelingsinstantie en de daarmee samenhangende bevoegdheid van de administratieve rechter.
Die rechtsbescherming dient ook het recht op onderwijs voor de (kandidaat-)student te vrijwaren door aan de Raad de bevoegdheid te verlenen om bepaalde maatregelen te bevelen (zie Parl. St., Vlaams Parlement, 2003-2004, nr. 1960/1, pp. 5 tot 17).
B.8. Bij zijn arrest nr. 26/2017 van 16 februari 2017 heeft het Hof geoordeeld dat artikel I.3, 69°, g), van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, in samenhang gelezen met artikel II.285 van die Codex, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het niet voorziet in een beroepsmogelijkheid bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen ten behoeve van (kandidaat-)studenten die zijn ingeschreven met een credit- of examencontract, terwijl het wel in die beroepsmogelijkheid voorziet ten behoeve van studenten die zijn ingeschreven met een diplomacontract.
Het Hof was van oordeel dat noch het verschil in de financiering, noch het contracttype van de student redelijkerwijs het bekritiseerde verschil in behandeling kan verantwoorden. Het gaat in het ene en het andere geval om beslissingen die « qua aard en juridische natuur nauw aansluiten » en die van dien aard zijn dat zij het door de (kandidaat-)student beoogde flexibele studietraject en de daarmee gepaard gaande studieduur kunnen belemmeren (B.9.1).
B.9. De thans in het geding zijnde beslissingen vertonen evenwel niet dezelfde finaliteit als de beslissingen die in het voormelde arrest worden vergeleken.
In het geding is meer bepaald de beslissing om geen aanvaardingsattest af te geven, dat vereist is om de opleiding tot geneesheer-specialist te mogen aanvatten. Die beslissing wordt inzonderheid vergeleken met de beslissingen bedoeld in artikel I.3, 69°, a), c) en g), van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, namelijk de examenbeslissing, de beslissing tot toekenning van een bewijs van bekwaamheid en de beslissing tot weigering van het opnemen van een bepaald opleidingsonderdeel in het diplomacontract waarvoor de student die een geïndividualiseerd traject volgt zich nog niet eerder heeft ingeschreven.
De in het geding zijnde beslissing is bepalend voor de toegang tot een beroepsopleiding, na een vergelijkende selectie, rekening houdend met het beperkte aantal beschikbare plaatsen. De andere beslissingen houden verband met de voortgang van een doorgaans reeds aangevatte opleiding, zonder dat er sprake is van enige vorm van concurrentie met andere studenten.
B.10. De in het geding zijnde beslissing heeft ook een andere grondslag dan de beslissingen waarmee zij wordt vergeleken. De toekenning of weigering van een aanvaardingsattest betreft de federale bevoegdheid inzake de toegang tot de gezondheidszorgberoepen, zoals geregeld in het reeds vermelde koninklijk besluit van 12 juni 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/06/2008 pub. 18/06/2008 numac 2008024242 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de planning van het medisch aanbod sluiten betreffende de planning van het medisch aanbod, ter uitvoering van artikel 35novies, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (thans artikel 92, § 1, van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen), en betreft dus niet louter de uitoefening van een bevoegdheid inzake onderwijs, zoals de beslissingen waarmee zij wordt vergeleken.
B.11. De studenten die het voorwerp zijn van een beslissing om geen aanvaardingsattest af te geven, bevinden zich bijgevolg niet in dezelfde toestand, bedoeld in B.6, als de studenten met wie zij worden vergeleken.
B.12.1. Het Hof dient nog na te gaan of het recht op toegang tot de rechter niet op onevenredige wijze wordt beperkt.
B.12.2. Bij zijn voormelde arrest nr. 26/2017 merkte het Hof op dat een (kandidaat-)student die ongunstig wordt geraakt door een eenzijdige en bindende beslissing die raakt aan zijn studievoortgang en die niet is vermeld in artikel I.3, 69°, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, zich weliswaar zou kunnen wenden tot de hoven en rechtbanken om een wettigheidscontrole uit te oefenen op beslissingen genomen door onderwijsinstellingen, maar dat die vorderingen niet kosteloos zijn, in tegenstelling tot de procedure bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, en dat zij aanleiding kunnen geven tot een rechtsplegingsvergoeding. Bovendien leiden zij enkel tot beslissingen die, anders dan de beslissingen van de vermelde Raad, slechts een relatief gezag van gewijsde hebben en die de beslissing van de onderwijsinstelling niet uit het rechtsverkeer wegnemen.
Die verschillen leiden tot de vaststelling van een discriminatie wanneer de betrokken studenten zich in dezelfde toestand bevinden.
Zoals in B.11 is vastgesteld, bevinden de studenten die het voorwerp zijn van een beslissing om geen aanvaardingsattest af te geven, zich evenwel niet in dezelfde toestand als de studenten met wie zij worden vergeleken.
B.12.3. Bij een arrest van dezelfde datum als de verwijzingsarresten heeft de Raad van State zich bevoegd verklaard om kennis te nemen van een beroep tot nietigverklaring van een beslissing om geen aanvaardingsattest af te geven : « Conclusie is, dat een decaan van een Vlaamse geneeskundefaculteit die het universitair attest toekent, dan wel het weigert, bij het nemen van die beslissing daartoe gemachtigd door het koninklijk besluit van 12 juni 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/06/2008 pub. 18/06/2008 numac 2008024242 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de planning van het medisch aanbod sluiten ' betreffende de planning van het medisch aanbod ', deelt in de uitoefening van het openbaar gezag wanneer hij zich van de hem aldus door de federale overheid opgedragen taken kwijt en optreedt zoals een administratieve overheid zodat die beslissing een voor de Raad van State aanvechtbare rechtshandeling is » (RvSt, 15 juni 2017, nr. 238.530, punt 20).
De Raad van State voert een wettigheidscontrole uit die in geen enkel opzicht als minderwaardig ten opzichte van de wettigheidscontrole door de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen kan worden beschouwd. De procedure voor de Raad van State is weliswaar niet volstrekt kosteloos, maar een beperkte financiële drempel doet niet op onevenredige wijze afbreuk aan het recht op toegang tot de rechter (zie o.a. arrest nr. 17/2015 van 12 februari 2015, arrest nr. 48/2015 van 30 april 2015 en arrest nr. 103/2015 van 16 juli 2015).
B.12.4. Hetzelfde besluit geldt voor de toetsing door de hoven en rechtbanken, in zoverre zij bevoegd zijn voor de geschillen inzake de contractuele rechtsverhouding tussen de onderwijsinstelling en de student. De loutere vaststelling dat de betrokken student de mogelijkheid wordt ontzegd om de vernietiging erga omnes te verkrijgen van de handeling die hem nadeel berokkent, kan niet volstaan om tot een onevenredige beperking van het recht op toegang tot de rechter te besluiten.
B.12.5. Het staat niet aan het Hof te bepalen of de Raad van State dan wel de gewone rechter te dezen bevoegd is. In geen van beide gevallen wordt het recht op toegang tot de rechter op onevenredige wijze beperkt.
B.13. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen II.285, tweede lid, en I.3, 69°, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 05/12/2013 numac 2013036100 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende het woonbeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 21/10/2013 numac 2013035995 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van artikel 4 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 tot instelling van een bedrijfsadviessysteem voor land- en tuinbouwers type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 12/11/2013 numac 2013036037 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toevoeging van een bijkomende salarisschaal voor het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 04/11/2013 numac 2013036030 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit sluiten tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, schenden niet de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6, lid 1, en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 november 2018.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen