gepubliceerd op 18 juni 2008
Koninklijk besluit betreffende de planning van het medisch aanbod
12 JUNI 2008. - Koninklijk besluit betreffende de planning van het medisch aanbod
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, inzonderheid op artikel 35nonies, § 1, 1° en 3°, en § 5, ingevoegd bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1993, 8 november 1995, 12 maart 1997, 11 april 1999, 15 oktober 2001, 7 januari 2002, 17 februari 2002, 30 september 2002, 17 februari 2005, 10 augustus 2005 en 15 september 2006;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 mei 2002 betreffende de planning van het medisch aanbod, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 11 juli 2005 en 8 december 2006;
Gelet op de adviezen van de Planningscommissie-Medisch Aanbod, gegeven op 1 maart 2007, 22 maart 2007, 18 oktober 2007 en 6 maart 2008;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 april 2008;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 5 mei 2008;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de studenten en de universiteiten voor het einde van het academiejaar 2007-2008 op de hoogte moeten worden gebracht.
Dat de stageplannen bij het einde van het 7e jaar worden toegekend, op basis van de quota die bepaald zijn in de koninklijk besluiten over de planning, uiterlijk bij het einde van de maand juni en dat de selectie-examens van het begin van de cursus op hetzelfde tijdstip worden georganiseerd;
Dat dit besluit bijgevolg binnen de kortst mogelijke termijnen moet worden bekendgemaakt, en uiterlijk voor het einde van de maand juni;
Gelet op het advies nr. 44.450/3 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° Universitair Attest : het nominatief attest uitgereikt door de persoon die belast is met het bestuur van een faculteit geneeskunde van een Belgische universiteit, of een persoon daartoe door deze aangewezen, aan een kandidaat voor een opleiding leidend tot een van de beroepstitels, voorbehouden aan de houders van een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of van de academische graad van arts, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, die over een diploma van arts met een basisopleiding beschikt afgegeven door een Belgische universiteit; dat het bewijs levert dat in de loop van een bepaald jaar de betrokken kandidaat bij de Faculteit geneeskunde van die universiteit een volledige cursus kan beginnen leidend tot een van de voornoemde beroepstitels, en dat aantoont in hoever, indien dit het geval is, de betrokken kandidaat over een vrijstelling van contingentering beschikt. 2° de Geattesteerde Kandidaat : de kandidaat voor een opleiding leidend tot een van de voornoemde beroepstitels, aan wie een Universitair Attest wordt toegekend. HOOFDSTUK II. - Contingentering van de kandidaten met toegang tot de opleidingen leidende tot de bijzondere beroepstitels
Art. 2.De toegang tot de opleidingen leidend tot een van de voornoemde beroepstitels is beperkt tot het jaar waarop het Universitaire Attest slaat. Elke wijziging van opleiding moet door de betrokken decaan van de Faculteit geneeskunde geattesteerd worden.
Maximale aantallen
Art. 3.Het maximaal aantal Geattesteerde Kandidaten dat toegang heeft tot een opleiding leidend tot een van de voornoemde beroepstitels wordt vastgesteld op : - 757 per jaar voor de jaren 2008 tot 2011, - 890 voor het jaar 2012, 975 voor het jaar 2013, 1 025 voor het jaar 2014, 1 230 per jaar voor de jaren 2015 tot 2018.
Dit cijfer wordt per Gemeenschap als volgt opgesplitst : 1° Het maximaal aantal Kandidaten geattesteerd door de universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, wordt vastgesteld op : - 454 per jaar voor de jaren 2008 tot 2011, - 534 voor het jaar 2012, - 585 voor het jaar 2013, - 615 voor het jaar 2014, - 738 per jaar voor de jaren 2015 tot 2018.2° Het maximaal aantal Kandidaten geattesteerd door de universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap, wordt vastgesteld op : - 303 per jaar voor de jaren 2008 tot 2011, - 356 voor het jaar 2012, - 390 voor het jaar 2013, - 410 voor het jaar 2014, - 492 per jaar voor de jaren 2015 tot 2018. Minimale aantallen
Art. 4.Voor elk in artikel 3 bedoelde jaar, moet het aantal Geattesteerde Kandidaten dat toegang heeft tot een opleiding leidend tot een van de voornoemde beroepstitels omvatten : 1° voor de jaren 2008 tot 2014 minstens 300 Geattesteerde Kandidaten die toegang hebben tot een opleiding leidend tot de bijzondere beroepstitel van huisarts, waaronder minstens 180 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap en minstens 120 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap; voor de jaren 2015 tot 2018 minstens 360 Geattesteerde Kandidaten die toegang hebben tot een opleiding leidend tot de bijzondere beroepstitel van huisarts, waaronder minstens 216 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap en minstens 144 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap; 2° minstens 20 Geattesteerde Kandidaten die toegang hebben tot een opleiding leidend tot de bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in de kinder- en jeugdpsychiatrie, waaronder minstens 12 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap en minstens 8 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap;3° minstens 10 Geattesteerde Kandidaten die toegang hebben tot een opleiding leidend tot de bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in de acute geneeskunde, waaronder minstens 6 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap en minstens 4 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap;4° minstens 5 Geattesteerde Kandidaten die toegang hebben tot een opleiding leidend tot de bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in de urgentiegeneeskunde, waaronder minstens 3 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap en minstens 2 Kandidaten geattesteerd door universiteiten vallend onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - Vrijstellingen van contingentering
Art. 5.In de in artikel 3 bedoelde cijfers zijn de volgende kandidaten en bijzondere beroepstitels niet opgenomen : 1° De bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in het beheer van gezondheidsgegevens;2° De bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in de verzekeringsgeneeskunde en de medische expertise;3° De bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in de forensische geneeskunde;4° De bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in de arbeidsgeneeskunde;5° De kandidaten aangeworven door het Ministerie van Defensie en die gelijktijdig een opleiding volgen, die leidt tot een van de beroepstitels, voorbehouden aan de houders van een wettelijk diploma van dokter in de genees-, heel- en verloskunde of van de academische graad van arts, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;6° De bijzondere beroepstitels, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;7° De bijzondere beroepstitel van huisarts en de bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist voor de kandidaten met een diploma van middelbare studies, uitgereikt door een lidstaat van de Europese economische unie die geen volledige opleiding leidend tot het diploma van dokter in de heel-, genees- en verloskunde organiseert;8° De kandidaten met een einddiploma uitgereikt vóór het jaar 2004. HOOFDSTUK IV. - Sancties
Art. 6.§ 1. Elk jaar worden de stageplannen van de kandidaten aan wie een Universitair Attest wordt toegekend door een universiteit vallend onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap of de Franse Gemeenschap aan de bevoegde erkenningscomissies voorgelegd en komen enkel voor de duur van de opleiding in aanmerking als voor het bedoelde jaar de in de artikelen 3 en 4 vastgestelde maximale en minimale aantallen nageleefd worden. § 2. Echter : 1° Als voor een bepaald jaar, tussen 2008 en 2018, het aantal Universitaire Attesten afgeleverd door de universiteiten vallend onder een bepaalde Gemeenschap hoger is dan in de artikel 3 vastgestelde maximale aantallen, moet dit overschot in de loop van de volgende jaren, en dat uiterlijk tot 2018, uitgesplitst worden door deze universiteiten met aftrek van de maximale aantallen respectievelijk vastgesteld voor elk bedoelde jaar;2° Als voor een bepaald jaar, tussen 2008 en 2018, het aantal Universitaire Attesten afgeleverd door de universiteiten vallend onder een bepaalde Gemeenschap lager is dan in de artikel 3 vastgestelde maximale aantallen, kan dit tekort in de loop van de volgende jaren, en dat uiterlijk tot 2018, gecompenseerd worden door deze universiteiten met aanvulling van de maximale aantallen respectievelijk vastgesteld voor elk bedoelde jaar;3° Als voor een bepaald jaar, tussen 2008 en 2018, het aantal Universitaire Attesten afgeleverd door de universiteiten vallend onder een bepaalde Gemeenschap de in de artikel 4 vastgestelde minimale aantallen niet omvat, moet dit tekort in de loop van de volgende jaren, en dat uiterlijk tot 2018, gecompenseerd worden door deze universiteiten met aanvulling van de minimale aantallen respectievelijk vastgesteld voor elk bedoelde jaar. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen Plaatsvervanging van kandidaten
Art. 7.Een Geattesteerde Kandidaat kan in de volgende omstandigheden vervangen worden door een andere Geattesteerde Kandidaat : 1° Wanneer de Geattesteerde Kandidaat waarvan sprake zijn opleiding stopzet, 2° Wanneer de Geattesteerde Kandidaat waarvan sprake een opleiding voleindigt, die een voltijds of deeltijds wetenschappelijk onderzoeksmandaat bij een Belgische universiteit omvat dat leidt tot een doctoraat in het gebied van geneeskunde zoals gedefinieerd door de bevoegde autoriteiten.De zo vervangen Geattesteerde Kandidaat verliest het recht niet tot het behalen van een van de beroepstitels, voorbehouden aan de houders van een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of van de academische graad van arts, bedoeld in artikel 1 van het voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991.
Art. 8.Een Geattesteerde Kandidaat wordt beschouwd zijn opleiding stopgezet te hebben wanneer : 1° De administratie een attest ontvangt dat bevestigt dat er aan de opleiding een einde wordt gemaakt, ondertekend door de decaan van de faculteit van geneeskunde en de Geattesteerde Kandidaat;of, 2° De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, op advies van de bevoegde erkenningscommissie of de bevoegde kamer van de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en huisartsen, zetelend als beroepsinstantie, beslist heeft om aan de opleiding een einde te maken;of, 3° De Geattesteerde Kandidaat is overleden. Opvolging van de contingentering
Art. 9.De Federale Overheidsdienst voor Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu is ermee belast om een procedure voor de opvolging en de bekendmaking van de gegevens betreffende de planning van het medisch aanbod uit te werken.
Opheffende en Overgangsbepalingen
Art. 10.Het koninklijk besluit van 30 mei 2002 betreffende de planning van het medisch aanbod, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 11 juli 2005 en 8 december 2006 is opgeheven.
Art. 11.De overschotten opgestapeld in het kader van het voornoemd koninklijk besluit van 30 mei 2002 door de universiteiten vallend onder één van de Gemeenschappen moeten uitgesplitst worden door deze universiteiten met aftrek van de maximale aantallen vastgesteld in het huidig besluit voor elk bedoelde jaar en dat uiterlijk tot 2018.
Art. 12.De tekorten opgestapeld in het kader van het voornoemd koninklijk besluit van 30 mei 2002 door de universiteiten vallend onder één van de Gemeenschappen moeten gecompenseerd worden door deze universiteiten met aanvulling van de minimale aantallen vastgesteld in het huidig besluit voor elk bedoelde jaar en dat uiterlijk tot 2018.
Art. 13.De kandidaten voor een opleiding leidend tot een van de beroepstitels, voorbehouden aan de houders van een wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of van de academische graad van arts, bedoeld in artikel 1 van het voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991, die, in het kader van het voornoemd koninklijk besluit van 30 mei 2002, met een voltijds of deeltijds wetenschappelijk onderzoeksmandaat, dat kadert in een opleiding bij een Belgische universiteit leidend tot een doctoraat in het gebied van geneeskunde zoals gedefinieerd door de bevoegde autoriteiten, zijn begonnen, inbegrepen de kandidaten waarop de beperking van het aantal kandidaten niet van toepassing was in het kader van het voornoemd koninklijk besluit van 30 mei 2002, worden beschouwd als Geattesteerde Kandidaten voor de toepassing van artikel 7, 2°.
Slotbepalingen
Art. 14.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2008.
Art. 15.Onze minister van Volksgezondheid en van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 12 juni 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX