Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 11 april 2018

Uittreksel uit arrest nr. 131/2017 van 23 november 2017 Rolnummer 6545 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 345 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Het Grondwetteli samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, T(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018201048
pub.
11/04/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 131/2017 van 23 november 2017 Rolnummer 6545 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 345 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, T. Merckx-Van Goey, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 14 november 2016 in zake N.L., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 november 2016, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 345 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het als voorwaarde voor de adoptie van het kind van de - zelfs overleden - echtgenoot of samenwonende van de adoptant een leeftijdsverschil van tien jaar bepaalt, en een leeftijdsverschil van vijftien jaar in de andere gevallen, en in zoverre het derhalve belet dat een rechtsgevolg wordt gegeven aan een duurzame affectieve relatie die identiek is aan die welke zou bestaan tussen een adoptant en het kind van zijn echtgenoot of samenwonende, om de enige reden dat er tussen hen geen leeftijdsverschil van vijftien jaar is ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Vóór de wijziging ervan bij artikel 4 van de wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 11/07/2017 numac 2017020469 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie. - Duitse vertaling sluiten tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie, bepaalde artikel 345 van het Burgerlijk Wetboek : « De adoptant of de adoptanten moeten de leeftijd van vijfentwintig jaar hebben bereikt en ten minste vijftien jaar ouder zijn dan de geadopteerde.

Het volstaat evenwel de leeftijd van achttien jaar te hebben bereikt en ten minste tien jaar ouder te zijn dan de geadopteerde wanneer het gaat om een afstammeling in de eerste graad of om een geadopteerde van de echtgenoot of van de samenwonende, zelfs overleden, van de adoptant.

Deze voorwaarden moeten vervuld zijn op het tijdstip van indiening van het verzoekschrift tot adoptie ».

B.1.2. Artikel 4 van de voormelde wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 11/07/2017 numac 2017020469 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie. - Duitse vertaling sluiten vervangt in het tweede lid van artikel 345 van het Burgerlijk Wetboek de woorden « of van de samenwonende » door de woorden « , van de samenwonende of van de voormalige partner ».

B.2. De verwijzende rechter vraagt het Hof of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij als voorwaarde voor de adoptie van het kind van de - zelfs overleden - echtgenoot of samenwonende van de adoptant een leeftijdsverschil van tien jaar bepaalt, en een leeftijdsverschil van vijftien jaar in de andere gevallen, en in zoverre zij derhalve belet dat een rechtsgevolg wordt gegeven aan een duurzame affectieve relatie die identiek is aan die welke zou bestaan tussen een adoptant en het kind van zijn echtgenoot of samenwonende, om de enige reden dat er tussen hen geen leeftijdsverschil van vijftien jaar is.

B.3. Uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag en de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat er een duurzame affectieve relatie bestaat tussen de kandidaat-adoptant en de kandidaat-geadopteerde en dat het leeftijdsverschil tussen die kandidaten voor de adoptie dertien en een half jaar is.

B.4. Door in het eerste lid ervan te voorzien in de voorwaarde van een leeftijdsverschil tussen de adoptant en de geadopteerde van minstens vijftien jaar, terwijl, in het tweede ervan, de in het geding zijnde bepaling de geadopteerde die een afstammeling in de eerste graad is of de geadopteerde van de echtgenoot, van de samenwonende of van de voormalige partner, zelfs overleden, van de adoptant is, toelaat te worden geadopteerd wanneer hij tien jaar jonger is dan de adoptant, voert de in het geding zijnde bepaling een verschil in behandeling in tussen de adoptanten en geadopteerden die vergelijkbare categorieën zijn.

B.5. Het in het geding zijnde verschil in behandeling steunt op een objectief criterium, namelijk een afstammeling in de eerste graad of een geadopteerde van de echtgenoot of van de samenwonende, of nog, sinds de wijziging bij artikel 4 van de in B.1.2 aangehaalde wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 11/07/2017 numac 2017020469 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie. - Duitse vertaling sluiten, van de voormalige partner, zelfs overleden, van de adoptant zijn.

Het Hof moet voorts nagaan of dat criterium redelijk verantwoord is.

B.6. Het in het geding zijnde verschil in behandeling vindt zijn oorsprong in de wet van 10 februari 1958 tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (boek I, titels VII en VIII), betreffende het vaderschap, de afstamming en de aanneming van kinderen. Vóór de inwerkingtreding van die wet stond artikel 344 van het Burgerlijk Wetboek de adoptie alleen toe indien de adoptant minstens vijftien jaar ouder was dan de persoon die hij wilde adopteren.

In de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de wetgever, in artikel 344 van het Burgerlijk Wetboek, de voorwaarde in het verband met het leeftijdsverschil tussen de adoptant en de geadopteerde heeft versoepeld teneinde een oplossing te bieden voor talrijke gevallen van adoptie van een kind van een van de echtgenoten door de andere echtgenoot, gevallen die hangende bleven omdat niet was voldaan aan de bij de wet vastgestelde leeftijdsvoorwaarden (Parl.

St., Senaat, 1956-1957, nr. 300 (verslag), p. 10). Volgens dat verslag « [is] dit [...] de kern van de hervorming. Deze zal de opneming in het wettige gezin bespoedigen van kinderen met een onregelmatige staat, die niet vallen onder de nieuwe bepalingen ten gunste van sommige overspelige kinderen » (ibid.).

Artikel 2 van de wet van 21 maart 1969 tot wijziging van artikel 45 van het Burgerlijk Wetboek, van de titels VIII en X van boek I van hetzelfde Wetboek, alsmede van de wetten op de verwerving, het verlies en de herkrijging van de nationaliteit, gecoördineerd op 14 december 1932, heeft met name die bepaling vervangen door artikel 345 van het Burgerlijk Wetboek, dat in § 2, 2, ervan de adoptie toestaat indien de geadopteerde een natuurlijk kind van de adoptant is of een wettig, natuurlijk of adoptief kind van diens echtgenoot, zelfs overleden, is, op voorwaarde dat de adoptant tien jaar ouder is dan de geadopteerde.

Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat, naar aanleiding van controverses in de rechtspraak, de wetgever heeft gewild dat de gunstigere voorwaarden die gelden voor de adoptie van het kind van een van de echtgenoten door de andere echtgenoot, van toepassing blijven na het overlijden of de verklaring van afwezigheid van de eerstgenoemde echtgenoot (Parl. St., Kamer, 1963-1964, nr. 436/2, pp. 13 en 14).

Artikel 345 van het Burgerlijk Wetboek is vervolgens vervangen en daarna aangepast bij artikel 2 van de wet van 24 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/04/2003 pub. 16/05/2003 numac 2003009435 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de adoptie sluiten tot hervorming van de adoptie en bij artikel 4 van de voormelde wet van 20 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/2017 pub. 22/03/2017 numac 2017011284 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie type wet prom. 20/02/2017 pub. 11/07/2017 numac 2017020469 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de adoptie. - Duitse vertaling sluiten om de samenwonende of de voormalige partner van de ouder van de geadopteerde gelijk te stellen met de echtgenoot.

B.7. Door de voorwaarde van een leeftijdsverschil tussen de adoptant en de geadopteerde in te voeren, wil de wetgever de plaats van elke generatie binnen de familie waarborgen, teneinde een parallelisme in te stellen tussen de biologische afstamming en de adoptieve afstamming. Een leeftijdsverschil van vijftien jaar tussen de adoptant en de geadopteerde is in beginsel relevant ten aanzien van dat doel.

Het is eveneens relevant ten aanzien van dat doel dat de wetgever een leeftijdsverschil van tien jaar voldoende heeft geacht wanneer de adoptant de echtgenoot, de samenwonende of de partner van de ouder van de geadopteerde is, aangezien de aldus vastgestelde band met de ouder van het kind de plaats van elke generatie binnen de familie waarborgt.

B.8. Voorts dient te worden nagegaan of het juridische gevolg van de voorwaarde verbonden aan het leeftijdsverschil van vijftien jaar in plaats van tien jaar tussen de kandidaten voor de adoptie, namelijk de absolute onmogelijkheid van een adoptie, geen onevenredige gevolgen heeft ten opzichte van het door de wetgever nagestreefde doel, gelet op de verplichting om rekening te houden met het privé- en gezinsleven van de kandidaten voor de adoptie.

B.9. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». Artikel 14 van hetzelde Verdrag bepaalt : « Het genot van de rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn vermeld, is verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status ».

B.10.1. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens waarborgt noch het recht om een gezin te stichten of om te adopteren (EHRM, grote kamer, 22 januari 2008, E.B. t. Frankrijk, § 41; 15 maart 2012, Gas en Dubois t. Frankrijk, § 37; 16 december 2014, Chbihi Loudoudi en anderen t. België, § 89), noch het recht om te worden geadopteerd.

Toch zijn de relaties tussen een geadopteerde en een adoptant in beginsel van dezelfde aard als de familiale relaties die door artikel 8 van het Verdrag worden beschermd (EHRM, 22 juni 2004, Pini en anderen t. Roemenië, § 140; 28 juni 2007, Wagner en J.M.W.L. t.

Luxemburg, § 121).

Het recht op eerbiediging van een « gezinsleven » in de zin van die bepaling veronderstelt het bestaan van een gezin (EHRM, 13 juni 1979, Marckx t. België, § 31) en zelfs, in uitzonderlijke omstandigheden, van een « gepland gezinsleven », met andere woorden een mogelijke relatie die zich had kunnen ontwikkelen (EHRM, 22 juni 2004, Pini en anderen t. Roemenië, § 143; grote kamer, 22 januari 2008, E.B. t.

Frankrijk, § 41; 5 juni 2014, I.S. t. Duitsland, § 69; beslissing, 8 juli 2014, D. en anderen t. België, § 49), met name wanneer het feit dat het gezinsleven nog niet volledig tot stand is gekomen, niet toe te rekenen is aan de persoon wiens inachtneming van het gezinsleven in het geding is (EHRM, 22 maart 2012, Kautzor t. Duitsland, § 61; 22 maart 2012, Ahrens t. Duitsland, § 58; 12 februari 2013, Krisztiàn Barnabàs Tóth t. Hongarije, § 27) of wanneer er, zoals in het gezinsleven (EHRM, beslissing, 31 augustus 2010, Gas en Dubois t.

Frankrijk, A.2), nauwe persoonlijke banden bestaan tussen die persoon en die met wie hij een relatie zou kunnen ontwikkelen (EHRM, 21 december 2010, Anayo t. Duitsland, §§ 57 en 61; 15 september 2011, Schneider t. Duitsland, §§ 81 en 88).

B.10.2. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens strekt in essentie ertoe het individu te beschermen tegen willekeurige inmengingen van de overheid. Die bepaling kan ook positieve verplichtingen met zich meebrengen die inherent zijn aan een daadwerkelijke « eerbiediging » van het gezinsleven (EHRM, grote kamer, 3 oktober 2014, Jeunesse t. Nederland, § 106).

De grens tussen de positieve verplichtingen en de negatieve verplichtingen die uit dat artikel 8 voortvloeien, leent zich echter niet voor een precieze definitie. De beginselen die op beide van toepassing zijn, zijn vergelijkbaar. In beide gevallen moet rekening worden gehouden met een billijk evenwicht tussen de tegenstrijdige belangen van het betrokken individu en die van de samenleving (EHRM, grote kamer, 16 juli 2014, Hämäläinen t. Finland, § 65; grote kamer, 3 oktober 2014, Jeunesse t. Nederland, § 106; 16 december 2014, Chbihi Loudoudi en anderen t. België, § 92).

In bepaalde omstandigheden legt artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens de verdragsluitende Staten de positieve verplichting op om de vorming en de ontwikkeling van familiale banden mogelijk te maken (EHRM, 4 oktober 2012, Harroudj t. Frankrijk, § 41; 16 december 2014, Chbihi Loudoudi en anderen t. België, § 89). Wanneer een familiale band met een kind vaststaat, dienen de Staten zodanig op te treden dat die band zich kan ontwikkelen en een juridische bescherming te verlenen die de integratie van het kind in zijn gezin mogelijk maakt (EHRM, 28 juni 2007, Wagner en J.M.W.L. t. Luxemburg, § 119; 4 oktober 2012, Harroudj t. Frankrijk, § 41; 16 december 2014, Chbihi Loudoudi en anderen t. België, § 89). Die positieve verplichtingen dienen in het licht van het Verdrag inzake de rechten van het kind te worden geïnterpreteerd (EHRM, 4 oktober 2012, Harroudj t. Frankrijk, § 42). B.10.3. Om bestaanbaar te zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dient in de inmenging van een overheid in de uitoefening van het recht op eerbiediging van het gezinsleven te worden voorzien bij een wetsbepaling die voldoende precies is, dient die inmenging een van de in lid 2 van die bepaling vervatte legitieme doelstellingen na te streven en « in een democratische samenleving nodig » te zijn om dat doel te verwezenlijken.

In die context wordt een inmenging beschouwd als « in een democratische samenleving nodig » indien zij beantwoordt aan een « dwingende maatschappelijke behoefte » en, in het bijzonder, indien zij evenredig is met het nagestreefde legitieme doel en indien de redenen die zijn aangevoerd om haar te verantwoorden, « relevant en toereikend » blijken te zijn (EHRM, grote kamer, 12 juni 2014, Fernàndez Martínez t. Spanje). Om evenredig te zijn met het nagestreefde doel, dient bij een inmenging niet alleen een afweging te worden gemaakt tussen de belangen van het individu tegenover die van de samenleving in haar geheel, maar ook tussen de tegenstrijdige belangen van de betrokken personen (EHRM, 6 juli 2010, Backlund t. Finland, § 46; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § 46; 29 januari 2013, Röman t. Finland, § 51).

B.11. Gelet op de nauwe persoonlijke banden die moeten worden beschermd en gewaarborgd wanneer daaruit het bestaan van een effectief gezinsleven blijkt, is het niet redelijk verantwoord dat de voorwaarde van een leeftijdsverschil van vijftien jaar waarin de in het geding zijnde bepaling voorziet, de adoptie van een kind wanneer een duurzame affectieve relatie bestaat tussen de kandidaten voor een adoptie en er een leeftijdsverschil is dat overeenstemt met datgene dat is bepaald in artikel 345, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, op absolute wijze belet zonder dat voor de rechter de mogelijkheid bestaat om rekening te houden met het gezinsleven dat tussen die kandidaten bestaat.

Artikel 345, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is dus niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 22 van de Grondwet en met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.12. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 345, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 22 van de Grondwet en met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de adoptie van een kind door een adoptant met wie er een leeftijdsverschil is dat overeenstemt met datgene dat is bepaald in artikel 345, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek en die met de geadopteerde een duurzame affectieve relatie heeft opgebouwd, niet toestaat.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 23 november 2017.

De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux J. Spreutels

^