gepubliceerd op 20 oktober 2017
Uittreksel uit arrest nr. 102/2017 van 26 juli 2017 Rolnummer : 6663 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 102/2017 van 26 juli 2017 Rolnummer : 6663 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 25, § 2, b), van de
wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
17/05/2006
pub.
15/06/2006
numac
2006009456
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2)
sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, gesteld door het Hof van Cassatie.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters A. Alen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 10 mei 2017 in zake de procureur des Konings van Brussel tegen O.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 mei 2017, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden [tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten], in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten op de verzachtende omstandigheden, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die zich in staat van wettelijke herhaling bevindt in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek en die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd, pas aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derden van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die wegens dezelfde misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen en die tot een criminele straf wordt veroordeeld, reeds aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan ? ».
Op 7 juni 2017 hebben de rechters-verslaggevers T. Giet en R. Leysen, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging. (...) III. In rechte (...) B.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (hierna : de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten), in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten op de verzachtende omstandigheden.
B.2. Artikel 25, § 2, van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten bepaalt : « De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt toegekend aan elke veroordeelde tot één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt voor zover de veroordeelde : a) hetzij één derde van deze straffen heeft ondergaan;b) hetzij, indien in het vonnis of in het arrest van veroordeling is vastgesteld dat de veroordeelde zich in staat van herhaling bevond, twee derden van die straffen heeft ondergaan, zonder dat de duur van de reeds ondergane straffen meer dan veertien jaar bedraagt; [...] ».
Bij artikel 25 van het Strafwetboek wordt de duur van de correctionele gevangenisstraf vastgesteld, met name voor gecorrectionaliseerde misdaden. Hij is ten hoogste vijftien jaar voor een met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar strafbare misdaad die gecorrectionaliseerd is.
Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek bepaalt dat de correctionele rechtbank een zwaardere straf kan uitspreken wanneer zij vaststelt dat de veroordeelde zich in staat van wettelijke herhaling bevindt doordat hij een nieuw wanbedrijf heeft gepleegd voordat vijf jaren zijn verlopen sinds hij een gevangenisstraf van ten minste één jaar heeft ondergaan of sinds die straf verjaard is.
Artikel 80 van het Strafwetboek bepaalt hoe de criminele straffen kunnen worden verminderd indien er verzachtende omstandigheden aanwezig zijn. Zoals gewijzigd bij artikel 17 van de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009064 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten « tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie », bepaalt artikel 80, vierde lid, van het Strafwetboek dat, indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar wordt vervangen door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, respectievelijk gedurende vijf jaar tot tien jaar of door gevangenisstraf van ten minste één jaar en van ten hoogste vijftien jaar.
Artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten op de verzachtende omstandigheden maakt het mogelijk misdaden te correctionaliseren wegens verzachtende omstandigheden of om reden van verschoning.
B.3. De verwijzende rechter vraagt of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij « tot gevolg heeft dat een persoon die zich in staat van wettelijke herhaling bevindt in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek en die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd, pas aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derden van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die wegens dezelfde misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen en die tot een criminele straf wordt veroordeeld, reeds aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan ».
B.4. In zijn verwijzingsbeslissing stelt de verwijzende rechter vast dat uit de in het geding zijnde bepaling voortvloeit dat « de verweerder, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gepleegd in staat van herhaling en die is gecorrectionaliseerd, voor de voorwaardelijke invrijheidstelling [...] in aanmerking komt nadat hij twee derden van die gevangenisstraf heeft ondergaan », terwijl « de persoon die door het hof van assisen tot een straf van opsluiting van vijf jaar wordt veroordeeld wegens een dergelijke misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, nadat dat hof verzachtende omstandigheden heeft aanvaard, voor de voorwaardelijke invrijheidstelling [...] in aanmerking komt nadat hij één derde van die straf van opsluiting heeft ondergaan ».
De verwijzende rechter leidt daaruit af dat « de verweerder, indien hij door het hof van assisen was berecht en indien dat hof hem had veroordeeld tot een straf van opsluiting voor een duur die gelijk is aan die van de gevangenisstraf waartoe de correctionele rechtbank hem heeft veroordeeld, met andere woorden tot een straf van opsluiting van vijf jaar, minder lang van de mogelijkheid van een voorwaardelijke invrijheidstelling zou zijn uitgesloten ».
B.5. Bij zijn arrest nr. 185/2014 van 18 december 2014 heeft het Hof geoordeeld : « B.9. Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek maakt deel uit van een geheel van bepalingen die ertoe strekken de herhaling te bestraffen, met andere woorden het geval waarin ' de dader van een eerste misdrijf, die wegens dat feit is gestraft, er een tweede pleegt ' (eigen vertaling) (Parl. St., Senaat, 1851-1852, nr. 70, p. 28).
Aangezien zij een ' verzwarende omstandigheid ' is en aangezien zij getuigt van de ondoeltreffendheid van de eerste straf om ' [de veroordeelde] ertoe aan te sporen de wet na te leven ' (eigen vertaling), verantwoordt de herhaling de toepassing van een strengere straf (ibid., p. 29).
De aan de rechter gelaten mogelijkheid om het dubbele van het maximum van de correctionele straf uit te spreken waarin bij de wet voor dat tweede feit is voorzien, is een nuttige waarborg in het belang van de samenleving (ibid., p. 30).
De onmogelijkheid voor de rechter om een dergelijke beslissing te nemen wanneer een misdaad volgt op een veroordeling tot een correctionele straf, werd verantwoord door het feit dat ' de criminele straf [...] voldoende zwaar is en aan de rechter genoeg ruimte laat om in alle behoeften van verzwaring te voorzien welke die herhaling heeft doen ontstaan ', waarbij ' de ondoeltreffendheid van de eerste veroordeling dan wordt verholpen door de noodzakelijke strengheid van de tweede ' (eigen vertaling) (Parl. St., Kamer, 1850-1851, nr. 245, pp. 41-42).
Thans laat artikel 25 van het Strafwetboek de rechter evenwel de mogelijkheid een correctionele gevangenisstraf van twintig jaar uit te spreken.
B.10. De wetgever heeft niet enkel strafverzwarende gevolgen verbonden aan de wettelijke herhaling. Hij heeft bovendien een beperking gesteld aan de mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidstelling in die zin dat die invrijheidstelling in geval van wettelijke herhaling enkel mogelijk is nadat de veroordeelde twee derden van zijn gevangenisstraf zal hebben ondergaan (artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten), terwijl dat in de regel mogelijk is nadat één derde van de gevangenisstraf is ondergaan (artikel 25, §§ 1 en 2, a), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten).
B.11. De toewijzing aan de raadkamer en aan de kamer van inbeschuldigingstelling van de bevoegdheid om een van poging tot moord in verdenking gestelde persoon naar de correctionele rechtbank te verwijzen, heeft tot doel het aantal door het hof van assisen onderzochte zaken te verminderen (Parl. St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2127/007, p. 8; ibid., DOC 52-2127/008, p. 106; Parl. St., Senaat, 2009-2010, nr. 4-924/8, pp. 2, 7 en 20).
B.12. Ook al is de correctionele gevangenisstraf een straf die verschilt van de criminele straf van de opsluiting, toch hebben die twee sancties gemeen dat zij de veroordeelde van zijn vrijheid beroven.
B.13. Noch de aard van de criminele straf, noch de bekommernis om de werklast van het hof van assisen te verminderen, kunnen redelijkerwijs verantwoorden dat een persoon die, na zijn veroordeling tot een gevangenisstraf van ten minste één jaar en minder dan vijf jaar nadat hij die straf heeft ondergaan of sinds die straf is verjaard, wordt veroordeeld wegens poging tot moord, op het vlak van de mogelijkheid voor een voorwaardelijke invrijheidstelling, verschillend wordt behandeld naargelang hij wordt verwezen naar het hof van assisen en wordt veroordeeld tot een criminele straf, dan wel, nadat de misdaad is gecorrectionaliseerd wegens verzachtende omstandigheden of een verschoningsgrond, hij door de correctionele rechtbank of door het hof van beroep is veroordeeld tot een correctionele straf.
B.14. De prejudiciële vraag dient in die mate bevestigend te worden beantwoord. [...] B.16. Rekening houdend met de noodzaak, enerzijds, om de buitensporige gevolgen van een vaststelling van ongrondwettigheid te voorkomen door te beletten dat maatregelen kunnen worden genomen op grond van de in het geding zijnde bepaling, en, anderzijds, om niet toe te laten dat de in B.13 omschreven discriminerende situatie een redelijke termijn overschrijdt, dienen de gevolgen van die bepaling te worden gehandhaafd tot aan de inwerkingtreding van een wet die aan die discriminatie een einde maakt en uiterlijk tot 31 juli 2015 ».
Het dictum van het voormelde arrest nr. 185/2014 luidt als volgt : « - Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 25 van hetzelfde Wetboek, met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten op de verzachtende omstandigheden en met artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doch enkel in zoverre het tot gevolg heeft de persoon die voor een poging tot moord is veroordeeld door de correctionele rechtbank wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een gevangenisstraf van minstens één jaar heeft ondergaan of nadat die straf is verjaard, langer uit te sluiten van de mogelijkheid van een voorwaardelijke invrijheidstelling dan de persoon die door het hof van assisen tot een criminele straf is veroordeeld wegens dezelfde misdaad die in diezelfde omstandigheid is gepleegd. - De gevolgen van die wetsbepaling worden gehandhaafd tot de inwerkingtreding van een wet die aan die discriminatie een einde maakt en uiterlijk tot 31 juli 2015 ».
B.6. De vraag die bij het Hof aanhangig was gemaakt in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het voormelde arrest nr. 185/2014, had betrekking op de situatie van een persoon die is veroordeeld wegens een gecorrectionaliseerde misdaad van poging tot moord, namelijk een met opsluiting van twintig tot dertig jaar strafbare misdaad.
B.7. De in het voormelde arrest nr. 185/2014 vervatte vaststelling van een schending, met betrekking tot de datum waarop men voor de voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking kan komen, kan worden overgenomen ten aanzien van een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd.
B.8. Om dezelfde redenen als die welke in het voormelde arrest nr. 185/2014 zijn uiteengezet, dient de prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten « betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten », in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die zich in staat van wettelijke herhaling bevindt in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek en die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd, pas aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derden van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die wegens dezelfde misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen en die tot een criminele straf wordt veroordeeld, reeds aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 26 juli 2017.
De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux J. Spreutels