gepubliceerd op 06 september 2017
Uittreksel uit arrest nr. 103/2017 van 1 september 2017 Rolnummer : 6709 In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 1 tot 10 en 13 tot 18 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)
Uittreksel uit arrest nr. 103/2017 van 1 september 2017 Rolnummer : 6709 In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 1 tot 10 en 13 tot 18 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde, ingesteld door Sarah Oudaha en anderen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 juli 2017 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 juli 2017, is een vordering tot schorsing ingesteld van de artikelen 1 tot 10 en 13 tot 18 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 april 2017) door Sarah Oudaha, Claire Maton, Frederico Caruso en Mathilde Cenne, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. L. Misson en Mr. A. Kettels, advocaten bij de balie te Luik.
Bij hetzelfde verzoekschrift vorderen de verzoekende partijen eveneens de vernietiging van dezelfde decreetsbepalingen.
Bij beschikking van 19 juli 2017 heeft het Hof de terechtzitting voor de debatten over de vordering tot schorsing bepaald op 29 augustus 2017, na de in artikel 76, § 4, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof bedoelde overheden te hebben uitgenodigd hun eventuele schriftelijke opmerkingen, in de vorm van een memorie, uiterlijk op 16 augustus 2017 in te dienen en een afschrift ervan binnen dezelfde termijn aan de verzoekende partijen over te zenden. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context van het bestreden decreet B.1. De artikelen 1 tot 10 en 13 tot 18 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde bepalen : «
Artikel 1.§ 1. Hebben alleen toegang tot de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en tot de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde met het oog op het behalen van de graad die ze bekrachtigt, de studenten die voldoen aan de algemene voorwaarden voor de toegang tot de studies van de eerste cyclus bedoeld in artikel 107 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, en die houder zijn van een slaagattest, uitgereikt na een ingangs- en toelatingsexamen voor de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde, hierna `ingangs- en toelatingsexamen' genoemd. § 2. Vanaf het academiejaar 2017-2018, organiseert de Regering een ingangs- en toelatingsexamen.
Voor het academiejaar 2017-2018, wordt het ingangs- en toelatingsexamen op gecentraliseerde wijze op 8 september 2017 georganiseerd. De uiterste inschrijvingsdatum wordt op 1 augustus 2017 vastgesteld. Wegens behoorlijk met redenen omklede overmacht, kan de Regering van die datums afwijken.
Vanaf het academiejaar 2018-2019, op de voordracht van de ARES (`Académie de Recherche et d'Enseignement supérieur') (Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs), kan de Regering het ingangs- en toelatingsexamen organiseren op gecentraliseerde wijze of binnen elke universitaire instelling die ertoe wordt gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseert.
Vanaf het academiejaar 2018-2019, op de voordracht van de ARES, kan de Regering het ingangs- en toelatingsexamen een eerste keer gedurende de eerste veertien dagen van juli en een tweede keer gedurende de periode van 15 augustus tot 15 september organiseren.
Vanaf het academiejaar 2018-2019, op de voordracht van de ARES, stelt de Regering de uiterste inschrijvingsdatum(s) en de examendatum(s) vast. § 3. Om aan dat ingangs- en toelatingsexamen deel te nemen, schrijft de kandidaat zich in op een computerplatform dat door de ARES wordt gecentraliseerd.
Het inschrijvingsrecht voor dat examen wordt op 30,00 euro vastgesteld. Indien het examen twee keer per academiejaar wordt georganiseerd, wordt het inschrijvingsrecht bij elke inschrijving voor het examen gevorderd. Het inschrijvingsgeld wordt aan de ARES betaald en wordt door de ARES aan de kandidaat terugbetaald op voorwaarde dat deze aan het ingangs- en toelatingsexamen werkelijk deelneemt.
Bij die inschrijving vermeldt de kandidaat : 1° de keuze van de studierichting (geneeskunde of tandheelkunde);2° of hij als verblijvende student kan worden beschouwd in de zin van artikel 1 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs.De student bezorgt de gegevens waardoor zijn hoedanigheid van verblijvende student kan worden bewezen.
Samen met de universitaire instellingen die ertoe worden gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseren, kijkt de ARES na of de student als verblijvende student kan worden beschouwd. De ARES zendt de lijst van verblijvende studenten en niet verblijvende studenten die voor het ingangs- en toelatingsexamen ingeschreven zijn naar de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen uiterlijk de dag waarop het ingangs- en toelatingsexamen wordt georganiseerd.
Indien het examen op gecentraliseerde wijze wordt georganiseerd, vermeldt de kandidaat de universitaire instelling die ertoe wordt gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseert, waarin hij zijn studie wenst voort te zetten als hij slaagt.
Indien het examen wordt georganiseerd binnen elke universitaire instelling die ertoe wordt gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseert, vermeldt de kandidaat de universitaire instelling waarin hij het ingangs- en toelatingsexamen wenst af te leggen. Als hij slaagt, zet de kandidaat zijn studie voort bij dezelfde universitaire instelling.
De kandidaat kan zijn inschrijving vóór het ingangs- en toelatingsexamen intrekken tot uiterlijk drie werkdagen vóór de datum van het examen. Het in het tweede lid bedoelde inschrijvingsgeld wordt hem dan door de ARES terugbetaald. § 4. Indien het examen wordt georganiseerd in alle universitaire instellingen die ertoe worden gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseren, zendt de ARES, na de uiterste inschrijvingsdatum en vóór de organisatie van het examen, naar die instellingen de lijst van de kandidaten die voor het examen ingeschreven zijn. § 5. In afwijking van § 1, worden ook tot de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en tot de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde toegelaten, de studenten die, om een bijzondere beroepstitel te behalen, in het kader van hun cursus master specialisatie in de geneeskunde of in de tandheelkunde, het onderwijs van de eerste cyclus of de tweede cyclus respectief in de tandheelkunde of in de geneeskunde moeten volgen. § 6. De studenten die zich voor de studie van de eerste cyclus en de tweede cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde wensen in te schrijven, met uitzondering van de master specialisatie, en die studiepunten hebben verworven of opgeteld op grond van een academische graad voor de verwerving waarvan de in § 1 vermelde bijkomende voorwaarde niet van toepassing is, leggen het ingangs- en toelatingsexamen af.
Art. 2.§ 1. Voor alle universitaire instellingen die ertoe worden gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseren, wordt een examencommissie opgericht voor het ingangs- en toelatingsexamen voor de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde van de Franse Gemeenschap, hierna `examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen' genoemd.
De examencommissie voor het ingang- en toelatingsexamen staat onder toezicht van één van de commissarissen of afgevaardigden van de Regering die bij een universiteit worden aangewezen. De Regering wijst, op de voordracht van die commissarissen en afgevaardigden, de commissaris of afgevaardigde belast met dat toezicht aan. § 2. De examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen bepaalt de vragen van het examen en de nadere regels voor de evaluatie ervan, alsook de redelijke aanpassingen bedoeld bij het decreet van 30 januari 2014 betreffende het inclusief hoger onderwijs. § 3. De Regering wijst de leden van de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen aan, op de voordracht van de in § 1 bedoelde universitaire instellingen. Ze worden aangewezen uit de werkende of emeritus leden van het academisch corps van de universitaire instellingen die ertoe worden gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseren. Hun aantal is 10; dit is 2 per universitaire instelling. De examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen heeft een voorzitter en een ondervoorzitter. De ondervoorzitter van de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen kan de voorzitter vervangen. De ARES neemt het secretariaat van de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen waar.
De examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen kan zich, in het kader van haar opdrachten, laten bijstaan door deskundigen die onder haar verantwoordelijkheid worden aangewezen. De inspecteurs van het gewoon secundair onderwijs die de functies uitoefenen die bedoeld zijn in artikel 28, 8°, 17°, 19° en 20°, van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs nemen deel aan de werkzaamheden van de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen. Ze worden, op de voordracht van de coördinerende inspecteur-generaal, gezamenlijk door de minister van leerplichtonderwijs en de minister van hoger onderwijs aangewezen.
Op verzoek van de examencommissie, kunnen de deskundigen de beraadslaging van de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen met adviserende stem bijwonen. De inspecteurs nemen geen deel aan de beraadslaging van die examencommissie.
Het mandaat van de leden van de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen duurt één jaar en wordt stilzwijgend hernieuwd.
De examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen stelt haar huishoudelijk reglement vast en legt dit aan de Regering ter goedkeuring voor.
Art. 3.Het ingangs- en toelatingsexamen voor de studie geneeskunde en/of de studie tandheelkunde wordt in de vorm van een schriftelijke proef georganiseerd, bestaande uit twee delen, en heeft betrekking op de volgende vakken : Deel 1 : kennis en begrip van wetenschappelijke vakken : a) biologie;b) scheikunde;c) natuurkunde;d) wiskunde. Deel 2 : communicatie en kritische analyse van informatie : a) evaluatie van de bekwaamheid op het vlak van redenering, analyse, integratie, synthese, argumentatie, kritische zin en conceptualisering;b) evaluatie van de bekwaamheid om te communiceren en om de conflictueuze of potentieel conflictueuze situaties gewaar te worden;c) evaluatie van de bekwaamheid om de ethische dimensie van de te nemen beslissingen en de gevolgen ervan voor de individuele personen en de samenleving gewaar te worden;d) evaluatie van de bekwaamheid tot empathie, medelijden, rechtvaardigheid en respect. Op de voordracht van de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen, stelt de Regering het gedetailleerde programma van het examen vast.
Om voor het ingangs- en toelatingsexamen te slagen, moet de kandidaat een gemiddelde van minstens 10/20 voor elk deel behalen, met minstens 8/20 voor elk onderwerp van beide delen van het examen. Om het globale cijfer te krijgen, telt de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen de voor elk deel gekregen gemiddelden op.
Art. 4.§ 1. De ARES zorgt voor het beheer en de materiële en administratieve organisatie van het in artikel 1 bedoelde ingangsexamen, overeenkomstig de opdrachten die bepaald zijn in artikel 21, 5°, van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies. § 2. De examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen neemt de academische verantwoordelijkheid voor het examen op.
Art. 5.Vanaf het begrotingsjaar 2017 wordt elk jaar een globale subsidie van achthonderdduizend euro (800.000 euro) aan de ARES toegekend, met het oog op het beheer en de administratieve en materiële organisatie van het ingangsexamen en de oriëntatietest voor de gezondheidssector. Ze wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de formule die bepaald is in artikel 29, § 4, van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instelling. De ARES kan een deel van dat bedrag aan de betrokken instellingen toekennen met het oog op de materiële en logistieke organisatie van het ingangs- en toelatingsexamen.
Art. 6.§ 1. Uiterlijk binnen de 3 dagen volgend op de beraadslaging, deelt de voorzitter van de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen de kandidaten de resultaten van het examen door toedoen van de ARES mee, en zendt de lijst van de geslaagden naar de universitaire instellingen die ertoe worden gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseren.
Uiterlijk binnen de 10 dagen volgend op de organisatie van het examen, reikt de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen door toedoen van de ARES aan de kandidaten die geslaagd zijn een attest uit dat het bewijs levert dat ze voor het ingangs- en toelatingsexamen geslaagd zijn. Onverminderd de andere toelatingsvoorwaarden, wordt de student die houder is van dat attest ingeschreven bij de universitaire instelling die werd vastgesteld bij zijn inschrijving voor het examen overeenkomstig artikel 1, § 3.
Dat attest van slagen voor het examen geldt alleen voor het onmiddellijk hierop volgende academiejaar. Het is persoonlijk en niet overdraagbaar. Bij overmacht, behoorlijk vastgesteld door de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen, kan dat attest geldig worden gemaakt voor de twee volgende academiejaren. § 2. Wanneer de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen beraadslaagt, past ze het volgende stelsel toe : voor elke studierichting wordt een T-aantal bepaald, gelijk aan het totale aantal kandidaten die voor het in artikel 1 bedoelde ingangs- en toelatingsexamen geslaagd zijn alsook een NV-aantal voor elke studierichting, gelijk aan het aantal kandidaten die voor het ingangs- en toelatingsexamen geslaagd zijn en die niet beschouwd worden als verblijvende studenten in de zin van artikel 1 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs.
Wanneer de verhouding tussen dat NV-aantal en het T-aantal een percentage bereikt dat hoger is dan 30 %, wordt een rangschikking door de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen uitgevoerd onder de kandidaten die voor het ingangsexamen geslaagd zijn en die niet als verblijvende studenten kunnen worden beschouwd, om de kandidaten aan te wijzen aan wie een slaagattest zal worden uitgereikt. De examencommissie rangschikt die kandidaten in dalende volgorde van de globale cijfers die worden behaald door elk van de kandidaten voor het ingangs- en toelatingsexamen. Ze kent de slaagattesten toe aan de kandidaten die voor het ingangsexamen geslaagd zijn en die batig gerangschikt zijn, totdat het percentage van kandidaten die niet als verblijvende studenten kunnen worden beschouwd 30 % uitmaakt van het totaal aantal geslaagden.
Op het einde van die procedure, wordt voor elke studierichting een G-aantal vastgesteld, gelijk aan het aantal studenten die houder zijn van een attest van slagen voor het examen.
Art. 7.De kandidaat kan het ingangs- en toelatingsexamen alleen afleggen gedurende een academiejaar binnen de 5 academiejaren volgend op de datum waarop het examen voor de eerste keer werd afgelegd, behoudens overmacht die door de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen behoorlijk wordt vastgesteld.
Art. 8.Voor de academiejaren 2017-2018 en 2018-2019, wordt de berekening van het aantal studenten van de groep B, bedoeld in artikel 28 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instelling, aangepast, door het totale aantal studenten in de geneeskunde die ingeschreven zijn voor een studieprogramma houdende de eerste 60 studiepunten van de eerste cyclus van de studie in de universitaire instellingen bedoeld in artikel 25, a), b), c) en f), over die zelfde instellingen te verdelen volgens de volgende formule : het G-aantal betreffende de studierichting geneeskunde, vastgesteld in artikel 6, § 2, wordt vermenigvuldig met de volgende verdelingspercentages : 1. Université de Liège : 20,88 %;2. Université catholique de Louvain : 27,06 %;3. Université libre de Bruxelles : 18,94 %;4. Université de Mons : 11,15 %;5. Université de Namur : 21,97 %. Voor het academiejaar 2018-2019, wordt de berekening van het aantal studenten van de groep B van elke instelling aangepast, door de in het eerste lid bedoelde verdeling toe te passen op de studenten van de eerste cyclus in de geneeskunde die minstens 45 studiepunten hebben verworven en zich niet op het einde van de cyclus bevinden.
Vanaf het academiejaar 2019-2020, wordt de berekening van het aantal studenten van de groep B van elke instelling aangepast, door de in het eerste lid bedoelde verdeling toe te passen op alle studenten van de eerste cyclus in de geneeskunde.
Voor de academiejaren 2020-2021 en 2021-2022, wordt de berekening van het aantal studenten van de groep C, bedoeld in artikel 28 van die zelfde wet, aangepast, door het totale aantal studenten in de geneeskunde die ingeschreven zijn voor een studieprogramma houdende de 60 eerste studiepunten van de tweede studiecyclus in de in artikel 25, a), b), c) bedoelde universitaire instellingen te verdelen over die zelfde instellingen volgens de volgende percentages : 1° Université de Liège : 22,55 %;2° Université catholique de Louvain : 49,97 %;3° Université libre de Bruxelles : 27,48 %. Voor het academiejaar 2021-2022, wordt de berekening van het aantal studenten van de groep C van elke instelling aangepast, door de in het vierde lid bedoelde verdeling toe te passen op de studenten van de tweede cyclus in de geneeskunde die minstens 45 studiepunten hebben verworven maar die zich niet op het einde van de cyclus bevinden.
Vanaf het academiejaar 2022-2023, wordt de berekening van het aantal studenten van de groep C van elke instelling aangepast, door de in het vierde lid bedoelde verdeling toe te passen op alle studenten van de tweede cyclus in de geneeskunde.
Art. 9.Voor de academiejaren 2017-2018 en 2018-2019, wordt de berekening van het aantal studenten van groep B, bedoeld in artikel 28 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instelling, eveneens aangepast, door het totale aantal studenten in de tandheelkunde die ingeschreven zijn voor een studieprogramma houdende de eerste 60 studiepunten van de eerste cyclus van de studie in de universitaire instellingen bedoeld in artikel 25, a), b), c), over die zelfde instellingen te verdelen volgens de volgende formule : het G-aantal betreffende de studierichting tandheelkunde, vastgesteld in artikel 6, § 2, wordt vermenigvuldig met de volgende verdelingspercentages : 1° Université de Liège : 25,96 %;2° Université catholique de Louvain : 38,69 %;3° Université libre de Bruxelles : 35,35 %. Voor het academiejaar 2018-2019, wordt de berekening van het aantal studenten van de groep B van elke instelling eveneens aangepast, door de in het eerste lid bedoelde verdeling toe te passen op de studenten van de eerste cyclus in de tandheelkunde die minstens 45 studiepunten hebben verworven en die zich niet op het einde van de cyclus bevinden.
Vanaf het academiejaar 2019-2020, wordt de berekening van het aantal studenten van de groep B van elke instelling eveneens aangepast, door de in het eerste lid bedoelde verdeling toe te passen op alle studenten van de eerste cyclus in de tandheelkunde.
Voor het academiejaar 2020-2021, wordt de berekening van het aantal studenten van groep C, bedoeld in artikel 28 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instelling, verricht, door het totale aantal studenten in de tandheelkunde die ingeschreven zijn voor een studieprogramma houdende de eerste 60 studiepunten van de tweede cyclus van de studie in de universitaire instellingen bedoeld in artikel 25, a), b) en c), over die zelfde instellingen te verdelen volgens de volgende verdelingspercentages : 1° Université de Liège : 22,41 %;2° Université catholique de Louvain : 38,58 %;3° Université libre de Bruxelles : 39,01 %. Vanaf het academiejaar 2021-2022, wordt de berekening van het aantal studenten van de groep C van elke instelling eveneens aangepast, door de in het vierde lid bedoelde verdeling toe te passen op alle studenten van de tweede cyclus in de tandheelkunde.
Art. 10.De in de artikelen 8 en 9 bedoelde financieringsstelsels zijn van toepassing tot 2026 ». «
Art. 13.De studenten die ingeschreven zijn voor de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde vóór de inwerkingtreding van dit decreet en die geen attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, uitgereikt op het einde van het vergelijkend examen, hebben bekomen, moeten het in artikel 1 bedoelde ingangs- en toelatingsexamen afleggen om in hun studieprogramma de onderwijseenheden van het vervolg van het programma van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde op te kunnen nemen.
Met het oog op de inschrijving van die studenten voor het ingangs- en toelatingsexamen, zendt elke universitaire instelling die ertoe wordt gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseert, voor uiterlijk 31 juli 2017, de lijst van de studenten die gedurende het academiejaar 2016-2017 ingeschreven waren in de geneeskunde en in de tandheelkunde, naar de ARES. Ze worden geacht ingeschreven te zijn voor het ingangs- en toelatingsexamen. In afwijking van artikel 1, § 3, worden ze vrijgesteld van de betaling van het geld van de inschrijving voor het examen.
Art. 14.Voor het academiejaar 2016-2017, worden de attesten bedoeld in artikel 110/4, § 2, van het decreet van 7 november 2013 door de examencommissie uiterlijk op 5 september 2017 uitgereikt. HOOFDSTUK III. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 15.In artikel 4, eerste lid, van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs, worden de woorden `met uitzondering van 4° en 5° ' ingevoegd tussen de woorden `voor iedere cursus bedoeld bij artikel 3', en de woorden `wordt een aantal T bepaald'.
Art. 16.In artikel 5 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het eerste lid en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt : `Bij afwijking daarvan, dienen de studenten die een aanvraag om inschrijving in een cursus bedoeld in artikel 3, 4° en 5° indienen, hun aanvraag om inschrijving in volgens de regels die door de universitaire instellingen nader bepaald worden.'; 2° in het vierde lid worden de woorden `met uitzondering van 4° en 5° ' ingevoegd tussen de woorden `voor een van de cursussen bedoeld bij artikel 3' en de woorden `ten laatste'.
Art. 17.In het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° afdeling I/1 `Bijzondere bepalingen betreffende de studies medische wetenschappen en tandheelkundige wetenschappen' bestaande uit de artikelen 110/1 tot 110/7 wordt opgeheven, met uitzondering van het eerste tot zevende lid van artikel 110/1, § 1, en artikel 110/2, dat voor het academiejaar 2017-2018 geldig blijft; 2° in artikel 110/1, § 1, tweede lid, worden de woorden `Die test wordt in de vorm van een schriftelijke proef georganiseerd' vervangen door de woorden `Er wordt een oriëntatietest in de gezondheidssector in de diergeneeskunde georganiseerd in de vorm van een schriftelijke proef.'; 3° artikel 150, § 2, wordt opgeheven.
Art. 18.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017, met uitzondering van de artikelen 11, 12 en 14, die voor het academiejaar 2016-2017 uitwerking hebben, en van de artikelen 15 tot 17, die voor het academiejaar 2017-2018 in werking treden ».
B.2. Uit de parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet blijkt dat de doelstelling van de decreetgever de volgende is : « Dit decreet, voert, zonder dat het de instemming van de Regering van de Federatie Wallonië-Brussel met het mechanisme van het ingangsexamen weergeeft, een dergelijk mechanisme in met de bedoeling de uitreiking van een RIZIV-attest door de federale Staat, te garanderen aan de gediplomeerde studenten van de tweede cyclus in de medische en tandheelkundige wetenschappen.
Deze regeling voert dus ook een ingangsexamen in, dat op gecentraliseerde wijze wordt georganiseerd voor het academiejaar 2017-2018 door het ARES (Académie de Recherche et Enseignement Supérieur) en waarbij het welslagen ervoor een toelatingsvoorwaarde is tot de studiecyclus » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2016-2017, nr. 410/1, p. 4).
Volgens de memorie van toelichting heeft de decreetgever voor de regeling van het toelatingsexamen gekozen veeleer dan voor het vergelijkend examen dat « een selectiemechanisme blijft waaraan de Federatie Wallonië-Brussel voorkeur geeft in zoverre het de studenten toelaat zich in de cursus te integreren en hun kennis in voorkomend geval te valoriseren voor andere studierichtingen » (ibid., p. 5) : « de organisatie van een vergelijkend examen, mocht dat worden ingevoerd bij de aanvang van de studies, onmogelijk wordt gemaakt door de moeilijkheden die de federale Regering ondervindt om precieze betrouwbare en gerespecteerde cijfers te geven in verband met de volgende federale planning. De recente evoluties naar aanleiding van beroepen ingediend door studenten die geen attest van toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus hebben verkregen, hebben immers aangetoond dat het federale mechanisme niet vast stond, aangezien gebleken is dat men geen quota kon geven in overeenstemming met de situatie die men beweerde te regelen. Een vergelijkend examen dat wordt georganiseerd bij aanvang van de studies heeft enkel zin indien het kan worden gebaseerd op betrouwbare, objectieve en gestabiliseerde gegevens, die moeten worden vastgesteld door de federale overheid. Naast diegenen die in het geding werden gebracht zijn er echter andere die het voorwerp hebben uitgemaakt van politieke beslissingen waarbij de wetenschappelijke inbreng van de Planningscommissie werd ontkend. Het blijkt dat, door een gebrek aan voorzorg of vastberadenheid van de federale Regering, enkel een mechanisme van ingangsexamen, dat dus niet de bedoeling heeft een vooraf bepaald aantal laureaten te filteren, thans de meest stabiele formule voor voorstel blijkt te zijn.
De regeling van het ingangsexamen kan enkel worden aangenomen in zoverre die het mogelijk maakt om af te stemmen op de vereisten van de federale Regering, die de facto de aan de Federatie Wallonië-Brussel geboden mogelijkheden beperken. De organisatie van het ingangsexamen moet dus worden gezien in het licht van zekerheid dat een getuigschrift van een RIZIV-nummer wordt toegekend aan de studenten die thans zijn ingeschreven in de beide opleidingsrichtingen » (ibid., p. 5). Wat betreft « de overgangsregeling voor de `geslaagde studenten die hun studies niet mogen voortzetten' van het academiejaar 2016-2017 », wordt naar aanleiding van het advies van de Raad van State, in de memorie van toelichting de gelijke behandeling van de studenten die 45 studiepunten hebben behaald en die geen attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus bezitten en de studenten die niet 45 van de eerste 60 studiepunten van de cyclus hebben behaald als volgt verantwoord : « Er wordt aan herinnerd dat het mechanisme van het vergelijkend examen zoals toegepast krachtens het decreet van 9 juli 2015 betreffende de studies medische wetenschappen en tandheelkundige wetenschappen twee voorwaarden invoert voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, namelijk 45 studiepunten behaald hebben en een attest van toelating bezitten. De student die niet beantwoordt aan die twee voorwaarden kan geen toegang hebben tot het vervolg van het programma. Het blijkt dat de student die minder dan 45 studiepunten heeft behaald en diegene die meer dan 45 studiepunten heeft behaald maar die niet het attest heeft verkregen zich beiden in een situatie bevinden die hen verhindert toegang te hebben tot het vervolg van het programma van de cyclus. Teneinde de overgang te verzekeren tussen het mechanisme van het vergelijkend examen dat wordt georganiseerd op het einde van het eerste jaar van de eerste cyclus en dat van het examen dat wordt georganiseerd bij aanvang van de eerste cyclus, bepaalt de regeling dat elke student die geen toegang kan hebben tot het vervolg van het programma van de cyclus een ingangsexamen moet afleggen. Zo niet zal de enige manier om de discriminatie te beëindigen waarop de Raad van State heeft gewezen erin bestaan alle studenten die 45 studiepunten hebben behaald toe te laten zich in te schrijven voor het vervolg van het programma van de cyclus. Dat zou erop neerkomen dat de gevolgen van het vergelijkend examen worden vernietigd, terwijl het mechanisme van het decreet van 9 juli niet door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State werd verworpen » (ibid., p. 7).
Voor de bevoegde Kamercommissie van het Parlement van de Franse Gemeenschap is in verband met de overgang van de regeling van het vergelijkend examen die nog van toepassing is in juni 2017 naar het mechanisme van het ingangs- en toelatingsexamen dat zal worden toegepast vanaf de maand september, gepreciseerd : « Teneinde de overgang te verzekeren tussen de twee modellen en onverminderd de gevolgen die het dossier, om de talrijke door de heer minister Marcourt aangehaalde redenen, zou kunnen hebben voor het gerecht, zullen enkel de studenten die thans zijn ingeschreven in een programma van het eerste jaar van de eerste cyclus die, na de beraadslagingen van september eerstkomend 45 studiepunten hebben behaald en het attest van het vergelijkend examen bezitten, hun opleidingen kunnen voortzetten. Zelfs indien ze studiepunten hebben behaald, zullen de andere studenten het ingangsexamen en toelatingsexamen moeten afleggen. Aldus worden allen op voet van gelijkheid geplaatst voor de ingevoerde proef. Teneinde hun inschrijving voor het examen te verzekeren, zullen alle lijsten van studenten die zijn ingeschreven in de cursussen worden overgezonden aan het ARES met het oog op een inschrijving voor het examen.
Ten slotte verzekert artikel 12, zoals reeds is aangehaald, een juridische basis voor de geslaagde studenten van de zomer 2016 die hun studies niet mogen voorzetten. Het regulariseert de situatie van de geslaagde studenten die hun studies niet mogen voortzetten die worden beoogd in de beschikkingen van de Rechtbank van eerste aanleg te Namen en de Rechtbank van eerste aanleg te Nijvel van 20 september 2016 » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2016-2017, nr. 410/3, p. 6). Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.3.1. Aangezien de vordering tot schorsing ondergeschikt is aan het beroep tot vernietiging, dient de ontvankelijkheid van dat laatste, en met name wat het bestaan van het vereiste belang betreft, reeds bij het onderzoek van de vordering tot schorsing te worden nagegaan.
B.3.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.
B.3.3. De eerste drie verzoekende partijen zijn ingeschreven voor Blok 1 van het programma van de Bachelor in de geneeskunde of tandheelkunde voor het academiejaar 2016-2017 en hebben, met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studie, op het einde van de zittijd van januari 2017 een verminderingsovereenkomst gesloten.
De vierde verzoekende partij is sinds het academiejaar 2015-2016 ingeschreven voor Blok 1 van het programma van de Bachelor in de geneeskunde en heeft, met toepassing van datzelfde artikel 150, § 2, op het einde van de zittijd van januari 2016 een verminderingsovereenkomst gesloten. Zij heeft de 60 studiepunten van Blok 1 van het programma van de Bachelor in de geneeskunde behaald.
De verzoekende partijen vorderen de schorsing en de vernietiging van de artikelen 1 tot 10 en 13 tot 18 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde. Zij doen gelden dat de vereisten van bezit van een attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus van Bachelor in de medische of tandheelkundige wetenschappen of van een attest van het slagen voor het ingangsexamen hun recht om de hogere studies van hun keuze voort te zetten, beperken en aldus afbreuk doen aan dat recht.
B.3.4. Met toepassing van artikel 100, § 1, van het voormelde decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013 kan de student zich inschrijven voor het vervolg van het programma van de cyclus indien hij 45 van de 60 op het programma van de student van Blok 1 opgenomen studiepunten behaalt.
Artikel 110/2, eerste lid, van het decreet van 7 november 2013, ingevoegd bij artikel 3 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 9 juli 2015 betreffende de studies medische wetenschappen en tandheelkundige wetenschappen verplicht de student die zich wil inschrijven voor het vervolg van het programma van de eerste cyclus bovendien ertoe een toelatingsattest te verkrijgen. Het bepaalt immers : « Voor de toepassing van artikel 100, § 2, boven de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus, kunnen alleen de studenten die houder zijn van een attest van toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus in hun studieprogramma de onderwijseenheden van het vervolg van het programma van de eerste cyclus in de medische wetenschappen of tandheelkundige wetenschappen opnemen. ».
Artikel 110/3 van het decreet van 7 november 2013 bepaalt : « § 1. Elk jaar, vóór 30 juni, stelt de Regering het globale aantal toelatingsattesten bedoeld in artikel 110/2 vast, die gedurende het volgende academiejaar zullen worden uitgereikt, rekening houdend met, inzonderheid, het aantal gediplomeerden van de tweede cyclus die toegang zullen krijgen tot bijzondere beroepstitels krachtens de federale wetgeving over de planning van het medisch aanbod.
Zo niet, dan wordt het aantal toelatingsattesten verlengd voor het volgende academiejaar. § 2. Wanneer de Regering het globale aantal toelatingsattesten vaststelt, bepaalt ze, voor elke universiteit, het aantal toelatingsattesten die gedurende het volgende academiejaar zullen worden uitgereikt.
De verdeling over de universitaire instellingen geschiedt volgens het principe `de sterkste blijft over', door 20,88 procent van de attesten van toegang tot het vervolg van het programma in de medische wetenschappen toe te kennen aan de `Université de Liège', 27,06 procent aan de `Université catholique de Louvain', 18,94 procent aan de `Université libre de Bruxelles', 11,15 procent aan de `Université de Mons' en 21,97 procent aan de `Université de Namur'.
De verdeling over de universitaire instellingen geschiedt volgens het principe `de sterkste blijft over', door 25,96 procent van de attesten van toegang tot het vervolg van het programma in de tandheelkundige wetenschappen toe te kennen aan de `Université de Liège', 38,69 procent aan de `Université catholique de Louvain', en 35,35 procent aan de `Université libre de Bruxelles'.
Die verdelingen worden voor hoogstens 9 jaar vastgesteld. Vanaf het academiejaar 2024-2025, stelt de Regering voor de 9 volgende jaren de verdelingen over de instellingen vast.
In afwijking van het eerste lid, voor het academiejaar 2016-2017, wordt het aantal attesten voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus in de geneeskunde verdeeld als volgt : 135 attesten voor de `Université de Liège', 176 attesten voor de `Université catholique de Louvain', 123 attesten voor de `Université libre de Bruxelles', 72 attesten voor de `Université de Mons' en 143 attesten voor de `Université de Namur'.
In afwijking van het eerste lid, voor het academiejaar 2016-2017, wordt het aantal attesten voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus in de tandheelkunde verdeeld als volgt : 23 attesten voor de `Université de Liège', 34 attesten voor de `Université catholique de Louvain', en 32 attesten voor de `Université libre de Bruxelles' ».
Artikel 110/4 van het decreet van 7 november 2013 bepaalt : « § 1. Er wordt een vergelijkend examen georganiseerd binnen elke instelling die de cursus van de eerste cyclus in de medische wetenschappen en in de tandheelkundige wetenschappen organiseert om de attesten van toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus uit te reiken.
De evaluatie van elk van de onderwijseenheden van het tweede kwadrimester wordt in twee delen georganiseerd : het eerste deel beoogt het behalen van studiepunten die overeenstemmen met de onderwijseenheden van het tweede kwadrimester, het tweede deel beoogt de toekenning van cijfers voor de rangschikking bij het vergelijkend examen. Binnen de drie jaar volgend op de inwerkingtreding van dit decreet, vergewissen alle betrokken universiteiten zich ervan dat minstens de helft van de evaluatie van dat tweede deel gemeen is en wordt, in voorkomend geval, georganiseerd door de betrokken universiteiten.
Het tweede deel van de in het vorige lid bedoelde evaluatie wordt alleen één keer in een academiejaar georganiseerd, bij de periode voor de evaluatie op het einde van het tweede kwadrimester.
Het vergelijkend examen kan niet worden gesplitst. Ongeacht de kredieten die reeds werden verworven of behouden voor de onderwijseenheden van het tweede kwadrimester, legt de student het gehele tweede deel van de evaluaties van de onderwijseenheden van het tweede kwadrimester af.
Voor de studenten die de programmavermindering bedoeld in de artikelen 150, § 2, 2°, en 151, genieten, betreffende het programma van de 60 eerste studiepunten van het studieprogramma, worden alleen toegelaten het tweede deel van de evaluatie van de onderwijseenheden af te leggen, de studenten waarvan het jaarprogramma het mogelijk maakt, op het einde van het lopende academiejaar, de eerste 60 studiepunten van het programma van de cyclus te verwerven of te behouden.
Voor de toepassing van het tweede lid kan het in artikel 79, § 1, eerste lid, bedoelde uitzonderlijke stelsel niet worden gebruikt. § 2. Naast de artikelen 139 en 140, voor het uitreiken van de in artikel 110/2 bedoelde attesten, nadat op het einde van het tweede kwadrimester over de 60 eerste studiepunten van het studieprogramma in de medische of tandheelkundige wetenschappen werd beraadslaagd, telt de examencommissie, voor elke student, de cijfers, gewogen op grond van de studiepunten die overeenstemmen met de onderwijseenheden, behaald voor het tweede deel van de evaluatie van de onderwijseenheden van het tweede kwadrimester, op, en rangschikt de studenten in dalende volgorde van de som van die cijfers.
De in paragraaf 1 bedoelde attesten worden door de examencommissie uiterlijk op 13 september uitgereikt, in de volgorde van de rangschikking van het vergelijkend examen en binnen de perken van de beschikbare attesten, op voorwaarde dat de student minstens 45 van de eerste 60 studiepunten van het programma van de studies van de eerste cyclus heeft behaald.
Wanneer de examencommissie de attesten van toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus uitreikt, beslist ze, in geval van ex aequo, tussen studenten op grond van het gemiddelde van de uitslagen die werden behaald voor het eerste deel van de evaluatie van de onderwijseenheden van het tweede kwadrimester.
Wanneer in een instelling op het einde van het academiejaar minder attesten voor de toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus worden uitgereikt dan het toegelaten aantal, wordt het aantal overblijvende attesten opgeteld bij het aantal attesten dat, voor die instelling, voor het volgende academiejaar wordt vastgesteld. § 3. Wanneer de examencommissie de attesten van toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus uitreikt, past ze het volgende stelsel toe : er wordt voor elke instelling een T-aantal vastgesteld, dat gelijk is aan het aantal toegangsattesten dat voor elke instelling wordt toegelaten, alsook een NR-aantal dat gelijk is aan het aantal studenten die niet worden beschouwd als studenten die hun hoofdverblijfplaats in België hebben in de zin van artikel 1 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs.
Wanneer de verhouding tussen het NR-aantal en het T-aantal een percentage bereikt dat hoger is dan 30 %, kent de examencommissie de attesten toe, volgens de overeenkomstig § 1 bepaalde rangschikking, aan die studenten binnen de perken van het percentage van 30 % van de aantallen die voor elke betrokken universiteit worden toegelaten. § 4. Dat attest geeft recht op de inschrijving voor het vervolg van het programma van de cyclus voor alleen het volgende academiejaar. Het is persoonlijk en niet overdraagbaar. In geval van overmacht die door de academische autoriteiten van de instelling behoorlijk wordt vastgesteld, kan dat attest voor een volgend academiejaar geldig worden verklaard ».
Artikel 110/5 van het decreet van 7 november 2013 bepaalt : « De studiepunten die worden behaald door een student die geen attest van toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus heeft gekregen, kunnen in aanmerking worden genomen met het oog op een individuele toelating tot elke cursus van de eerste cyclus, ongeacht de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde instelling waar de student zich in het vervolg inschrijft, overeenkomstig artikel 117 ».
Artikel 110/6 van het decreet van 7 november 2013 bepaalt : « § 1. De student kan het vergelijkend examen in de medische of tandheelkundige wetenschappen alleen gedurende twee opeenvolgende academiejaren afleggen, behalve in geval van overmacht die door de academische autoriteiten van de instelling waar de student ingeschreven is, behoorlijk wordt vastgesteld. § 2. De student die niet 45 studiepunten van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma heeft behaald, kan zich één keer opnieuw inschrijven in een studieprogramma in de medische of tandheelkundige wetenschappen, zoals bedoeld in artikel 100, § 1, eerste lid. § 3. Zonder dat afwijking kan worden toegestaan van artikel 5 van het decreet van 11 april 2014 tot aanpassing van de financiering van de instellingen voor hoger onderwijs aan de nieuwe organisatie van de studies, en onverminderd de behaalde studiepunten, kan de student die minstens 45 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus heeft behaald maar die geen attest van toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus heeft gekregen, zich opnieuw inschrijven voor een studieprogramma in de medische of tandheelkundige wetenschappen, zoals bedoeld in artikel 100, § 1, eerste lid, om deel te nemen aan de leeractiviteiten en onderwijseenheden waarvan hij de studiepunten niet heeft behaald, en het tweede deel van de in artikel 110/4, § 1 bedoelde evaluatie één keer afleggen. § 4. De student die minstens 45 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus heeft behaald maar die geen attest van toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus heeft gekregen, kan ook de studiepunten laten gelden die hij heeft behaald met het oog op een gecumuleerde inschrijving voor een studieprogramma van een studiegebied bedoeld in artikel 83, § 1, 14° tot 16°. De student laat zich inschrijven overeenkomstig artikel 99. Zijn studieprogramma wordt geldig verklaard door de examencommissie overeenkomstig de voorwaarden van artikel 100, § 2.
De student betaalt alleen het inschrijvingsgeld betreffende de in het eerste lid bedoelde studieprogramma.
Bij de evaluaties van het einde van het tweede kwadrimester van dat studieprogramma, kan hij het tweede deel van de in artikel 110/4, § 1 bedoelde evaluatie één enkele keer opnieuw afleggen, met het oog op het bekomen van het attest van toegang tot het vervolg van het programma van de cyclus in de medische wetenschappen of in de tandheelkundige wetenschappen ».
B.3.5. Artikel 17, 1°, van het bestreden decreet heft de artikelen 110/1 tot 110/7 op van het decreet van 7 november 2013, met uitzondering van het tweede lid tot het zevende lid van artikel 110/1, § 1, en van artikel 110/2 dat in werking blijft voor het academiejaar 2017-2018.
B.3.6. Artikel 13 van het bestreden decreet verplicht de verzoekende partijen ertoe het in artikel 1 van het bestreden decreet bedoelde ingangs- en toelatingsexamen af te leggen daar zij vóór de inwerkingtreding van dit decreet voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde waren ingeschreven en daar zij het attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus dat na het vergelijkend examen wordt uitgereikt, niet hebben verkregen.
De eerste drie verzoekende partijen konden dat toelatingsattest, met toepassing van artikel 110/4, § 1, vijfde lid, aangehaald in B.3.4, niet verkrijgen.
De vierde verzoekende partij heeft van haar kant deelgenomen aan het vergelijkend examen in juni 2017, maar was niet gunstig gerangschikt.
Met toepassing van artikel 17, 1°, van het bestreden decreet dat artikel 110/2 voor het academiejaar 2017-2018 handhaaft, kan zij dus niet in haar studieprogramma de onderwijseenheden opnemen van het vervolg van het programma van de eerste cyclus in de medische wetenschappen of de tandheelkundige wetenschappen aangezien zij het attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus niet heeft behaald.
B.3.7. Uit het beperkte onderzoek van de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging waartoe het Hof in het kader van de vordering tot schorsing is kunnen overgaan, blijkt, in het huidige stadium van de procedure, niet dat het beroep tot vernietiging - en derhalve eveneens de vordering tot schorsing - niet-ontvankelijk moet worden geacht in zoverre het artikel 13 van het bestreden decreet beoogt, voor de vier verzoekende partijen, en artikel 17 van het bestreden decreet, voor de vierde verzoekende partij.
Ten aanzien van de schorsingsvoorwaarden B.4. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.
Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot de verwerping van de vordering tot schorsing.
Wat het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel betreft B.5. De schorsing van een wetsbepaling door het Hof moet het mogelijk maken te vermijden dat voor de verzoekende partijen een ernstig nadeel voortvloeit uit de onmiddellijke toepassing van de bestreden normen, nadeel dat niet of moeilijk zou kunnen worden hersteld in geval van een vernietiging van die normen.
B.6. Uit artikel 22 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 blijkt dat, om te voldoen aan de tweede voorwaarde van artikel 20, 1°, van die wet, de persoon die een vordering tot schorsing instelt, in zijn verzoekschrift concrete en precieze feiten moet uiteenzetten waaruit voldoende blijkt dat de onmiddellijke toepassing van de bepalingen waarvan hij de vernietiging vordert, hem een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.
Die persoon moet met name het bestaan van het risico van een nadeel, de ernst ervan en het verband tussen dat risico en de toepassing van de bestreden bepalingen aantonen.
B.7. De verzoekende partijen verantwoorden het bestaan van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel door het feit dat de vereiste om houder te zijn van een attest van slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen dat hun bij de bestreden bepalingen wordt opgelegd, hen concreet belet hun studies geneeskunde of tandheelkunde voort te zetten. Het academiejaar zal in september 2017 aanvangen en dat examen zal plaatshebben op 8 september 2017. Indien de bestreden decretale bepalingen niet worden geschorst, lopen zij het risico dat zij zich niet zullen kunnen inschrijven voor het vervolg van hun studies en hierdoor een academiejaar en dus een jaar van beroepsactiviteit zullen verliezen.
De vierde verzoekende partij B.8.1. Het aangevoerde nadeel vindt zijn oorsprong in artikel 13 van het bestreden decreet dat de vierde verzoekende partij ertoe verplicht het in artikel 1 van het bestreden decreet bedoelde ingangs- en toelatingsexamen af te leggen daar zij vóór de inwerkingtreding van het decreet voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde was ingeschreven en daar zij het attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus dat na het vergelijkend examen wordt uitgereikt, niet heeft verkregen. Zij heeft deelgenomen aan het vergelijkend examen in juni 2017, maar was niet gunstig gerangschikt. Met toepassing van artikel 17 van het bestreden decreet, dat artikel 110/2 voor het academiejaar 2017-2108 handhaaft, kan zij in haar studieprogramma niet de onderwijseenheden opnemen van het vervolg van het programma van de cyclus in medische wetenschappen of in tandheelkundige wetenschappen aangezien zij het attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus niet heeft behaald.
B.8.2. Uit de in B.2 geciteerde parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever een bijkomende mogelijkheid heeft willen bieden aan studenten die, met toepassing van artikel 110/2, eerste lid, van het decreet van 7 november 2013, vermeld in B.3.4, hun eerste cyclus in de medische wetenschappen of de tandheelkundige wetenschappen niet kunnen voortzetten.
Artikel 13 van het bestreden decreet biedt aldus aan de vierde verzoekende partij een nieuwe mogelijkheid om haar studies voort te zetten, mits het slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen. Indien het Hof die bepaling zou schorsen in zoverre die van toepassing is op de vierde verzoekende partij en op de studenten die zich in dezelfde situatie bevinden, zou het hen die mogelijkheid om hun studies voort te zetten ontzeggen.
De vierde verzoekende partij toont overigens niet aan dat artikel 17 van het bestreden decreet, dat haar verhindert de eerste cyclus in de medische wetenschappen of tandheelkundige wetenschappen voort te zetten bij gebrek aan een attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, haar een moeilijk te herstellen ernstig nadeel zou berokkenen. Het enige in het verzoekschrift aangevoerde nadeel betreft de vereiste van bezit van een attest van slagen voor het ingangsexamen, dat vervat is in artikel 16 van het bestreden decreet.
B.8.3. Aangezien het door de vierde verzoekende partij aangevoerde nadeel niet wordt aangetoond, is een van de twee voorwaarden vereist in artikel 20, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 niet vervuld. De vordering tot schorsing moet bijgevolg worden verworpen voor wat haar betreft.
De eerste drie verzoekende partijen B.9.1. Het aangevoerde nadeel, vermeld in B.7, vindt zijn oorsprong in artikel 13 van het bestreden decreet dat de eerste drie verzoekende partijen verplicht om het ingangs- en toelatingsexamen af te leggen bedoeld in artikel 1 van het bestreden decreet, aangezien zij ingeschreven waren voor de studies van de eerste cyclus in de medische wetenschappen en tandheelkundige wetenschappen vóór de inwerkingtreding van het decreet en dat zij niet over het attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus beschikken dat na het vergelijkend examen wordt uitgereikt. Die partijen konden niet dat attest voor toelating verkrijgen met toepassing van artikel 110/4, § 1, vijfde lid, geciteerd in B.3.4. Aangezien zij een verminderd programma volgen, met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van 7 november 2013 werden zij uitgesloten van deelname aan het vergelijkend examen aangezien hun jaarlijks, verminderd, programma hen niet in staat stelde de eerste 60 studiepunten te behalen van het programma van de cyclus. Het is op het einde van het academiejaar 2017-2018 dat zij verplicht zouden zijn geweest het vergelijkend examen af te leggen en zich gunstig te rangschikken, voor zover zij 45 studiepunten hadden behaald, indien het bestreden decreet niet in werking was getreden.
B.9.2. De onmiddellijke uitvoering van artikel 13 van het bestreden decreet kan tot gevolg hebben dat indien de eerste drie verzoekende partijen niet slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen, zij in hun studieprogramma niet de onderwijseenheden kunnen opnemen van het vervolg van het programma van de eerste cyclus in de medische wetenschappen en de tandheelkundige wetenschappen. Zij zouden, met toepassing van dat artikel 13, verhinderd kunnen worden om gedurende het academiejaar 2017-2018 het verminderd programma voort te zetten dat het voorwerp is van een in januari 2017 gesloten overeenkomst, om hun eerste cyclusjaar te beëindigen, terwijl zij geslaagd zouden zijn voor het eerste deel van dat verminderd programma. Het nadeel kan bijgevolg het verlies van een academiejaar inhouden.
B.10. De onmiddellijke uitvoering van artikel 13 van het bestreden decreet blijkt een moeilijk te herstellen ernstig nadeel te kunnen berokkenen aan de studenten die zich vóór de inwerkingtreding van het bestreden decreet voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde hebben ingeschreven, die een verminderd programma hebben gevolgd, met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van 7 november 2013, en die zijn geslaagd voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet voor het academiejaar 2016-2017, in zoverre zij verhinderd zouden zijn dat verminderd programma van het eerste jaar van de cyclus voort te zetten gedurende het academiejaar 2017-2018, alvorens het ingangs- en toelatingsexamen af te leggen waarvan het slagen ervoor bepalend zal zijn voor het vervolg van hun programma van de eerste cyclus in de medische wetenschappen en tandheelkundige wetenschappen.
Wat het ernstige karakter van de middelen betreft B.11. Het Hof beperkt zijn onderzoek van het ernstige karakter tot het vijfde middel in zoverre het is gericht tegen de bepaling waarvan de onmiddellijke uitvoering aan de eerste drie verzoekende partijen een moeilijk te herstellen ernstig nadeel zou kunnen berokkenen.
B.12. Het vijfde middel is afgeleid uit de schending van artikel 24, § 3, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 13, lid 2, c), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, van het recht op de vrije keuze van beroepsarbeid verankerd in artikel 23 van de Grondwet en in artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
De verzoekende partijen verwijten artikel 13 van het bestreden decreet met name de studenten te discrimineren die zijn geslaagd voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, aangezien zij op dezelfde manier worden behandeld als de studenten die niet zijn geslaagd voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet.
B.13. Het ernstig middel mag niet worden verward met het gegrond middel.
Opdat een middel als ernstig wordt beschouwd in de zin van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, volstaat het niet dat het niet kennelijk ongegrond is in de zin van artikel 72, maar moet het ook gegrond lijken na een eerste onderzoek van de gegevens waarover het Hof beschikt in dit stadium van de procedure.
B.14. De gelijke behandeling, ten aanzien van de verplichting om een ingangs- en toelatingsexamen voor de studies geneeskunde en tandheelkunde af te leggen, van de studenten die reeds ingeschreven zijn voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde en die de in hun verminderingsovereenkomst bepaalde studiepunten hebben behaald en de studenten die reeds zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde en die niet alle in hun verminderingsovereenkomst bepaalde studiepunten hebben behaald, vergt een redelijke verantwoording, rekening houdend met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en met de vrijheid en gelijkheid van onderwijs.
Immers, de eerstgenoemden zijn geslaagd voor het in hun verminderingsovereenkomst bepaalde programma en met dat slagen moet rekening worden gehouden om hun bekwaamheid te beoordelen om het tweede deel van dat eerste jaar voort te zetten en om voor het ingangs- en toelatingsexamen te slagen, zodat ze toegelaten worden tot het vervolg van het programma van de cyclus. Ofschoon redelijkerwijze kan worden verantwoord dat de decreetgever studenten die voor minder dan de helft van het eerste jaar van de cyclus geslaagd zijn niet toestaat dat eerste jaar voort te zetten zonder te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen, volstaat die verantwoording niet wanneer de student geslaagd is voor de helft van dat eerste jaar.
Uit de in B.2 geciteerde parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever de studenten die reeds voor de studies in de medische wetenschappen en de tandheelkundige wetenschappen zijn ingeschreven verplicht om het ingangsexamen en toelatingsexamen af te leggen indien zij niet het attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus hebben verkregen om « de gevolgen van het vergelijkend examen » niet « te vernietigen ».
De studenten die, zoals de eerste drie verzoekende partijen een verminderd programma hebben gevolgd, met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van 7 november 2013, behoren echter niet tot de groep van studenten die gehouden waren tot het vergelijkend examen dat werd georganiseerd in juni 2017. Zij werden uitgesloten van deelname aan dat vergelijkend examen voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, aangezien hun jaarlijks, verminderd, programma hen niet in staat stelde de eerste 60 studiepunten van het programma van de cyclus te behalen. Het is op het einde van het academiejaar 2017-2018 dat zij ertoe gehouden zouden zijn om het vergelijkend examen af te leggen en zich nuttig te rangschikken, voor zover zij 45 studiepunten hebben behaald, indien het bestreden decreet niet in werking was getreden. Het ingangs- en toelatingsexamen dat zij met toepassing van artikel 13 van het bestreden decreet moeten afleggen, is voor hen niet een nieuwe kans om hun studies in de medische wetenschappen of de tandheelkundige wetenschappen te kunnen voortzetten. Hoewel die studenten hun studies niet konden voortzetten bij gebrek aan een attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, dat wordt uitgereikt na het vergelijkend examen en dat het redelijkerwijze kan worden verantwoord dat zij moeten slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen dat het vergelijkend examen vervangt, lijkt het niet redelijk verantwoord, voor die studenten, de verplichting om te slagen voor een vergelijkend toelatingsexamen op het einde van het eerste jaar van de cyclus dat zij niet konden afleggen in 2016-2017 te vervangen door de verplichting om in september 2017 te slagen voor een ingang- en toelatingsexamen tot de cyclus om gedurende het academiejaar 2017-2018 het verminderd programma te kunnen voortzetten dat zij gedurende het academiejaar 2016-2017 hebben aangevat en waarvoor zij geslaagd zijn.
B.15. In het beperkte kader van het onderzoek waartoe het Hof vermocht over te gaan bij de behandeling van de vordering tot schorsing, dient het middel dat is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 24, § 3, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, als ernstig te worden beschouwd in de zin van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, doch uitsluitend in zoverre artikel 13 van het bestreden decreet de studenten, die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde die een verminderd programma hebben gevolgd en die zijn geslaagd voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, verhindert om de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen. De decreetgever lijkt onvoldoende rekening te hebben gehouden met de bijzondere situatie van die studenten.
B.16. Er is voldaan aan de voorwaarden voor de schorsing van artikel 13 van het bestreden decreet, doch enkel in de in B.15 aangegeven mate.
Om die redenen, het Hof - schorst artikel 13 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde doch enkel in zoverre het de studenten die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die een verminderd programma hebben gevolgd en die geslaagd zijn voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, verhindert om de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen; - verwerpt de vordering tot schorsing voor het overige.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 1 september 2017.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels