Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 10 november 2016

Uittreksel uit arrest nr. 121/2016 van 22 september 2016 Rolnummer : 6263 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40, 42bis en 56nonies van de Algemene kinderbijslagwet en artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 197(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de recht(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2016205483
pub.
10/11/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 121/2016 van 22 september 2016 Rolnummer : 6263 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40, 42bis en 56nonies van de Algemene kinderbijslagwet (AKBW) en artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot instelling van een gewaarborgde gezinsbijslag, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Gent, afdeling Roeselare.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 2 september 2015 in zake G.O. en P.O. tegen het Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (Famifed), waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 september 2015, heeft de Arbeidsrechtbank te Gent, afdeling Roeselare, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 40, 42bis en 56nonies van de Kinderbijslagwet Werknemers juncto art. 2, [lid] 1, 2° van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten het gelijkheids- en [niet-] discriminatiebeginsel, zoals vervat in art. 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen te New York op 20 november 1989, in de mate dat hun toepassing tot gevolg heeft dat een voordien gerechtigde op gewaarborgde kinderbijslag, door het louter aanvragen van een werkloosheidsuitkering, diens recht op gewaarborgde gezinsbijslag verliest en enkel nog aanspraak kan maken op de (lagere) gewone kinderbijslag, hoewel deze als niet uitkeringsgerechtigde werkloze dezelfde inkomsten blijft behouden als deze die voor de gemelde aanvraag aanleiding gaven op (hogere) gewaarborgde kinderbijslag ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 40, 42bis en 56nonies van de Algemene kinderbijslagwet (AKBW) en op artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag.

B.1.2. De artikelen 40, 42bis en 56nonies van de AKBW, zoals van toepassing op het geschil voor de verwijzende rechter, bepalen : «

Art. 40.De kinderbijslagfondsen, alsook de in artikel 18 bedoelde overheden en openbare instellingen, verlenen ten behoeve van de rechtgevende kinderen een maandelijkse bijslag van : 1° 68,42 EUR voor het eerste kind;2° 126,60 EUR voor het tweede kind;3° 189,02 EUR voor het derde kind en voor elk volgend kind ». «

Art. 42bis.§ 1. De toeslagen bedoeld in dit artikel verhogen de bedragen bedoeld in artikel 40, voor de kinderen : 1° van de begunstigde van een pensioen bedoeld in artikel 57;2° van de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze bedoeld in artikel 56novies, vanaf de zevende maand werkloosheid;3° van een rechthebbende krachtens artikel 56quater, in de situatie bedoeld in het vierde lid van dit artikel;4° die onmiddellijk voor het openen van het recht krachtens artikel 51, § 1, na een begin van activiteit bedoeld in artikel 1, 5° van het koninklijk besluit van 25 april 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/1997 pub. 19/06/1997 numac 1997022332 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende maatregelen om de toegang tot de regeling inzake verzekering voor geneeskundige verzorging te veralgemenen en te versoepelen, in het bijzonder voor de sociaal- economisch achtergestelde groepen, ter uitvoering van de art VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter goedkeuring wordt voorgelegd, vindt zijn w(...) sluiten tot uitvoering van artikel 71, § 1bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, rechtgevend waren op de toeslagen voorzien door onderhavig artikel krachtens de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot instelling van de gewaarborgde gezinsbijslag.In afwijking van artikel 54 bepaalt de Koning de maximale duur van de toekenning van de toeslag verschuldigd krachtens de onderhavige bepaling. § 2. Voor de kinderen bedoeld in § 1 bedragen de toeslagen : 1° 34,83 EUR voor het eerste kind;2° 21,59 EUR voor het tweede kind;3° 3,79 EUR voor het derde en elk volgende kind.Wanneer de toeslag evenwel verschuldigd is aan een bijslagtrekkende bedoeld in artikel 41, eerste en tweede streepje, bedraagt de bijslag 17,41 EUR. § 3. Voor de rechthebbenden bedoeld in § 1, 2°, bepaalt de Koning volgens welke modaliteiten de zevende maand vergoede volledige werkloosheid bereikt is en onder welke voorwaarden, meer bepaald na het uitoefenen van een activiteit bedoeld in § 1, 4°, deze rechthebbenden het voordeel van de eerder verworven zes maanden wachttijd behouden.

De Koning bepaalt ook de voorwaarden waaronder een rechthebbende voor het behoud van het recht op de toeslagen wordt gelijkgesteld met een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze, meer bepaald als hij een in het eerste lid bedoelde activiteit uitoefent. § 4. De rechthebbenden bedoeld in § 1, 1° en 2°, moeten bovendien de hoedanigheid van rechthebbende met personen ten laste hebben aan de voorwaarden bepaald door de Koning.

Verder, wanneer de toeslagen verschuldigd zijn krachtens § 1, 4° : a) mag de bijslagtrekkende, als hij alleen woont met het kind, geen beroeps- en/of vervangingsinkomsten genieten waarvan de som het maximale dagbedrag overschrijdt van de invaliditeitsvergoeding voor de werknemer met personen ten laste voortvloeiend uit de toepassing van de artikelen 212, derde lid en 213, eerste lid, eerste zin van het koninklijk besluit van 3 juli 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 19/12/2008 numac 2008001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 10/12/2007 numac 2007000977 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2007 sluiten tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vermenigvuldigd met 27;b) mag de bijslagtrekkende, als hij samenwoont met het kind en met een echtgenoot of met een persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 56bis, § 2, met deze echtgenoot of deze persoon geen beroeps- en/of vervangingsinkomsten genieten waarvan de totale som het maximale dagbedrag overschrijdt van de invaliditeitsvergoeding voor de werknemer met personen ten laste zoals bepaald in artikel 213, derde lid, eerste zin van het koninklijk besluit van 3 juli 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 19/12/2008 numac 2008001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 10/12/2007 numac 2007000977 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2007 sluiten tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vermenigvuldigd met 27 en vermeerderd met een bedrag van 233,52 EUR.Het bedrag van 233,52 EUR is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) en schommelt conform de bepalingen van artikel 76bis, §§ 1 en 3.

De beroeps- en/of vervangingsinkomsten bedoeld in het tweede lid zijn die waarmee de Koning rekening houdt voor het bepalen van de hoedanigheid van rechthebbende met personen ten laste ». «

Art. 56nonies.Zijn tegen de bij artikel 40 bepaalde bedragen eventueel verhoogd met de bijslagen, bepaald in artikel 42bis op kinderbijslag gerechtigd en onder de door de Koning te bepalen voorwaarden : 1° de volledige of gedeeltelijke uitkeringsgerechtigde werklozen;2° de volledige of gedeeltelijke niet uitkeringsgerechtigde werklozen ». B.1.3. Artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag bepaalt : « Geniet de gewaarborgde gezinsbijslag, het kind : [...] 2° dat, gedurende een door de Koning vast te stellen tijdvak, geen recht geeft op gezinsbijslag krachtens een Belgische, buitenlandse of internationale regeling ». B.2.1. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepalingen een schending inhouden van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, doordat een persoon die gerechtigd was op gewaarborgde gezinsbijslag en die ingevolge het aanvragen van een werkloosheidsuitkering een recht op kinderbijslag opent in het stelsel van de AKBW in de hoedanigheid van niet-uitkeringsgerechtigde werkloze, zijn recht op gewaarborgde gezinsbijslag verliest en enkel nog gerechtigd is op een lagere kinderbijslag toegekend krachtens het algemene kinderbijslagstelsel, terwijl zijn inkomenssituatie niet is gewijzigd.

B.2.2. Artikel 2 van het Verdrag inzake de rechten van het kind bepaalt : « 1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, eerbiedigen en waarborgen de in het Verdrag omschreven rechten voor ieder kind onder hun rechtsbevoegdheid zonder discriminatie van welke aard ook, ongeacht ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale, etnische of maatschappelijke afkomst, vermogen, handicap, geboorte of andere omstandigheid van het kind of van een ouder of wettige voogd. 2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van discriminatie of bestraffing op grond van de status of de activiteiten van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettige voogden of familieleden van het kind ». Artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind bepaalt : « 1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging. 2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn welzijn, rekening houdende met de rechten en plichten van zijn ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen.3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht ». B.2.3. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet nopen tot een vergelijking van de situatie van twee verschillende en abstract gedefinieerde categorieën van personen en niet van de situatie van eenzelfde persoon op wie achtereenvolgens twee verschillende wetten van toepassing zijn ingevolge een wijziging van zijn persoonlijke toestand. Aldus moet de prejudiciële vraag zo worden begrepen dat het Hof wordt ondervraagd over een verschil in behandeling tussen, enerzijds, rechthebbenden op gewaarborgde gezinsbijslag en, anderzijds, niet-uitkeringsgerechtigde werklozen die rechthebbenden zijn in de AKBW. B.3.1. De wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag voorziet in een residuair stelsel van de kinderbijslag.

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt die bedoeling van de wetgever om een residuair stelsel in te voeren zodat de kinderen die geen begunstigde zijn in een ander stelsel ook het voordeel van de gezinsbijslag zouden genieten : « Er zijn sommige kinderen voor wie momenteel de kinderbijslag niet kan worden uitbetaald omdat er in hunnen hoofde geen rechthebbende is noch in het stelsel der werknemers noch in het stelsel der zelfstandigen. Het is derhalve nodig een residuair stelsel van kinderbijslag in te richten » (Parl. St., Senaat, 1970-1971, nr. 576, p. 1). Aldus streefde de wetgever ernaar een grotere gelijkheid tussen kinderen te waarborgen door « in een gewaarborgde kinderbijslag te voorzien voor elk kind ten laste en dit omwille van het bestaan ervan » (Parl. St., Senaat, 1969-1970, nr. 80, p. 1).

B.3.2. Het residuaire karakter van het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag komt tot uiting in het in het geding zijnde artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, dat bepaalt dat een kind de gewaarborgde gezinsbijslag slechts geniet indien het, gedurende een door de Koning vast te stellen periode, geen recht geeft op gezinsbijslag krachtens een andere regeling.

Zodra de betrokken persoon aldus voldoet aan de voorwaarden om een recht op kinderbijslag in het algemene kinderbijslagstelsel te openen, kan hij, overeenkomstig het voormelde artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, geen gewaarborgde gezinsbijslag meer genieten.

B.3.3. De gewaarborgde gezinsbijslag wordt in beginsel toegekend na een onderzoek van de bestaansmiddelen (artikel 3 van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten). De bedragen van de maandelijkse gewaarborgde gezinsbijslag zijn bij artikel 8, § 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitvoering van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag bepaald op de bedragen bedoeld in de artikelen 40 en 42bis van de AKBW. B.4.1. De AKBW regelt het algemene stelsel van de kinderbijslag. Het is een verzekeringsstelsel, wat inhoudt dat de bestaansmiddelen van de begunstigden ervan niet in aanmerking worden genomen om te bepalen of het recht om die bijslag te genieten, bestaat.

Het in het geding zijnde artikel 40 van de AKBW bepaalt het bedrag van de maandelijkse bijslag, dat progressief is naar gelang van de rang van het betrokken kind in het gezin.

B.4.2. Het in het geding zijnde artikel 42bis van de AKBW corrigeert dat algemene stelsel door te voorzien in een toeslag ten voordele van bepaalde categorieën van begunstigden. Met de toekenning van die verhoogde kinderbijslag wenste de wetgever rekening te houden met de bijzondere situatie van bepaalde gezinnen waarvan hij van oordeel was dat ze in een ongunstige sociaaleconomische situatie verkeerden (Parl.

St., Kamer, 1989-1990, nr. 975/1, pp. 27 en 31).

Dat is onder meer het geval bij de langdurig uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, aan wie artikel 42bis, § 1, 2°, vanaf de zevende maand werkloosheid een verhoogde kinderbijslag toekent.

B.5. Het stelsel van gewaarborgde gezinsbijslag en dat van de AKBW beantwoorden aldus aan verschillende doelstellingen en worden op een verschillende wijze gefinancierd : terwijl het algemene stelsel van de kinderbijslag wordt beschouwd als een verzekeringsstelsel dat door bijdragen wordt gefinancierd, strekt het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag ertoe het mogelijk te maken dat het kind dat geen recht op kinderbijslag geeft niettemin een uitkering kan genieten die door de overheid wordt gefinancierd.

B.6.1. Uit de formulering van de prejudiciële vraag blijkt dat de verwijzende rechter de rechthebbenden in de algemene kinderbijslagregeling, enerzijds, en de rechthebbenden op gewaarborgde gezinsbijslag, anderzijds, vergelijkbaar acht in zoverre zij over hetzelfde inkomen beschikken.

B.6.2. Uit hetgeen is vermeld in B.3 en B.4 blijkt evenwel dat er tussen het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag en dat van de AKBW een essentieel verschil bestaat, doordat in het eerste geval de uitkeringen verbonden zijn met het inkomen, doch in het tweede geval niet. Ook voor de personen die op grond van artikel 42bis van de AKBW recht hebben op een verhoogde kinderbijslag is niet het inkomen maar wel de kwetsbaarheid van hun situatie bepalend. Aldus is het inkomen dat de in de prejudiciële vraag beoogde categorieën van personen genieten en waarvan het bedrag door de verwijzende rechter in aanmerking wordt genomen om zijn vergelijking te staven, geen relevant kenmerk om hen op nuttige wijze te kunnen vergelijken in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wat betreft de hoogte van de uitkeringen waarop zij recht hebben.

B.7. De prejudiciële vraag dient bijgevolg ontkennend te worden beantwoord.

B.8.1. Het Hof wijst er evenwel op dat het over de kinderbijslagregeling voor niet-uitkeringsgerechtigde werklozen reeds eerder werd ondervraagd.

B.8.2. Bij zijn arrest nr. 145/2008 van 30 oktober 2008 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 42bis van de AKBW de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt door de kinderen van de niet-uitkeringsgerechtigde volledig werklozen niet de verhoogde kinderbijslag te geven die het toekent aan de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen vanaf de zevende maand werkloosheid.

B.8.3. Bij artikel 205 van de wet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021119 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (I) heeft de wetgever die ongrondwettigheid willen verhelpen. Teneinde aan alle volledig werklozen, ongeacht of zij al dan niet uitkeringsgerechtigd zijn, de verhoogde kinderbijslag van artikel 42bis van de AKBW toe te kennen (Parl. St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-1608/005, pp. 2-3), voorziet artikel 205 van de wet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021119 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten in de schrapping van de woorden « uitkeringsgerechtigde » en « vergoede » in het voormelde artikel 42bis. Krachtens artikel 207 van diezelfde wet treedt artikel 205 in werking op de datum bepaald bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Bij gebrek aan een dergelijk koninklijk besluit is die bepaling nog niet in werking getreden.

B.8.4. Aangezien de in dit arrest gedane vaststelling van de lacune is uitgedrukt in voldoende nauwkeurige en volledige bewoordingen die toelaten het in het geding zijnde artikel 42bis van de AKBW toe te passen met inachtneming van de referentienormen op grond waarvan het Hof zijn toetsingsbevoegdheid uitoefent, staat het aan de bevoegde rechter en overheid een einde te maken aan de schending van die normen, door de toeslag die krachtens artikel 42bis van de AKBW aan de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen wordt toegekend, onder dezelfde voorwaarden toe te kennen aan de niet-uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (Cass., 5 maart 2012, Arr. Cass., 2012, nrs. 149 en 150).

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 40, 42bis en 56nonies van de Algemene kinderbijslagwet (AKBW) en artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag schenden niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre zij een verschil in behandeling instellen tussen, enerzijds, de begunstigden van een equivalent leefloon die rechthebbenden zijn op gewaarborgde gezinsbijslag en, anderzijds, niet-uitkeringsgerechtigde werklozen die rechthebbenden zijn in de AKBW. Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 september 2016.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, E. De Groot

^