gepubliceerd op 11 augustus 2016
Uittreksel uit arrest nr. 93/2016 van 16 juni 2016 Rolnummer : 6115 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 93/2016 van 16 juni 2016 Rolnummer : 6115 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden, bekrachtigd bij de wet van 4 mei 1936, gesteld door het Hof van Cassatie.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman, E. Derycke en F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 26 november 2014Relevante gevonden documenten type arrest prom. 26/11/2014 pub. 19/12/2014 numac 2014207485 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit betreffende patiëntendosimetrie in nucleaire geneeskunde type arrest prom. 26/11/2014 pub. 15/10/2018 numac 2018014061 bron federaal agentschap voor nucleaire controle Besluit betreffende patiëntendosimetrie in nucleaire geneeskunde. - Duitse vertaling sluiten in zake Khalid Oussaih, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 december 2014, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden, bekrachtigd bij de wet van 4 mei 1936, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre een beklaagde die bij verstek is veroordeeld en zich in een strafinrichting in hechtenis bevindt, enkel verzet kan doen tegen de veroordelingen in strafzaken die zijn uitgesproken door de hoven van beroep, de correctionele rechtbanken en de politierechtbanken, door middel van een verklaring aan de attaché-gevangenisdirecteur of adviseur-gevangenisdirecteur van de strafinrichting of aan zijn gemachtigde, op voorwaarde dat hij het vereiste bedrag om de kosten van de akte van deurwaarder te dekken niet in zijn bezit heeft, terwijl, krachtens artikel 1 van de wet van 25 juli 1893Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/07/1893 pub. 10/12/2012 numac 2012000674 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de aanteekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de aantekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen, in de strafinrichtingen de verklaringen van hoger beroep of van voorziening in verbreking in strafzaken onbeperkt kunnen worden gedaan aan de bestuurders van die inrichtingen of aan hun gemachtigde door de personen die erin opgesloten zijn ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 « tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden » (bekrachtigd bij artikel 1, 84°, van de wet van 4 mei 1936 « houdende bekrachtiging van zekere koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 31 Juli 1934, verlengd en aangevuld bij de wetten van 7 December 1934, van 15 en van 30 Maart 1935 ») bepaalde, vóór de wijziging ervan bij artikel 7 van de wet van 19 december 2014 « houdende diverse bepalingen betreffende Justitie » : « Wanneer hij die verzet doet, zich in hechtenis bevindt en het vereischte bedrag niet in zijn bezit heeft om de kosten van de akte van deurwaarder te dekken, kan het verzet tegen de veroordeelingen in strafzaken, uitgesproken door de hoven van beroep, de correctioneele rechtbanken en de politiebanken, gedaan worden door middel van een verklaring aan den bestuurder van de strafinrichting of aan zijn gemachtigde.
Van die verklaring wordt proces-verbaal opgemaakt in een daartoe bestemd register. In dit proces-verbaal wordt melding gemaakt van het feit dat hij die verzet doet, niet in het bezit is van het vereischte bedrag om de kosten van de deurwaardersakte te dekken.
De bestuurder geeft van die verklaring onmiddelijk bericht aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechtsmacht die de bestreden uitspraak verleend heeft en stelt hem, binnen vier en twintig uren, een uitgifte van het proces-verbaal in handen. Bericht en uitgifte worden bij den bundel gevoegd.
De verklaring van verzet brengt van rechtswege dagvaarding mede op de eerstkomende terechtzitting na het verstrijken van de termijnen en wordt als ongedaan beschouwd, indien de eischer in verzet daar niet verschijnt.
Onmiddellijk na de ontvangst van het bericht van den bestuurder, roept de ambtenaar van het openbaar ministerie den eischer in verzet voor die terechtzitting op in den in artikel 1 beschreven vorm ».
B.1.2. Artikel 1 van de wet van 25 juli 1893Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/07/1893 pub. 10/12/2012 numac 2012000674 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de aanteekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de aanteekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen », bepaalde, vóór de wijziging ervan bij artikel 46 van de wet van 14 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/02/2014 pub. 27/02/2014 numac 2014009077 bron federale overheidsdienst justitie Wet met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken sluiten « met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken » : « In de centrale gevangenissen, de huizen van verzekering, de huizen van arrest en de inrichtingen voorzien bij de wet van 9 April 1930, tot bescherming der maatschappij, de bedelaarsgestichten, de toevluchtshuizen en de Rijksweldadigheidsgestichten, worden door de personen die er in opgesloten of geïnterneerd zijn, de verklaringen van hooger beroep of van voorziening in verbreking in strafzaken, aan de bestuurders van die inrichtingen of aan hun gemachtigde gedaan. Die verklaringen hebben dezelfde uitwerking als die ter griffie of door den griffier ontvangen.
Er wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt in een daartoe bestemd register.
De bestuurders geven er terstond bericht van aan den griffier der rechtbank of van het hof waarvan de aangevallen beslissing uitgaat, en zenden hem, binnen de vier en twintig uren, afschrift van het proces-verbaal ».
B.2. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 januari 1936 in zoverre de woorden « en het vereischte bedrag niet in zijn bezit heeft om de kosten van de akte van deurwaarder te dekken » een verschil in behandeling invoeren tussen twee categorieën van gedetineerden in een gevangenis die een op een strafvordering gewezen beslissing tot veroordeling wensen te betwisten en die in het bezit zijn van het vereiste bedrag om de kosten van een betekening van een verzetsakte te dekken : enerzijds, diegenen die tegen een vonnis hoger beroep wensen aan te tekenen of tegen een vonnis of een arrest een cassatieberoep wensen in te stellen en, anderzijds, diegenen die verzet wensen aan te tekenen tegen een vonnis van de correctionele rechtbank waarbij zij bij verstek correctioneel zijn veroordeeld.
Alleen de eerstgenoemden kunnen, met toepassing van artikel 1, eerste lid, van de wet van 25 juli 1893Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/07/1893 pub. 10/12/2012 numac 2012000674 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de aanteekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, hun beroep op geldige wijze instellen door middel van een verklaring afgelegd aan de directeur van de gevangenis of aan diens gemachtigde.
B.3. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen.
B.4.1. Om hoger beroep aan te tekenen tegen een vonnis van de correctionele rechtbank, moet een strafrechtelijk veroordeelde in principe een « verklaring van hoger beroep [doen] op de griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen » (artikel 203, § 1, van het Wetboek van strafvordering).
Die persoon kan die verklaring in persoon of via een advocaat afleggen (artikel 203bis van het Wetboek van strafvordering).
B.4.2. Op het ogenblik van de uitspraak van de verwijzingsbeslissing moest de voorziening in cassatie ingesteld door een strafrechtelijk veroordeelde tegen een vonnis van een correctionele rechtbank of tegen een arrest van een hof van beroep, in principe de vorm aannemen van een « verklaring van beroep [...] op de griffie [...] door [hem] en door de griffier getekend » (artikel 417, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, vóór de vervanging ervan bij artikel 17 van de wet van 14 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/02/2014 pub. 27/02/2014 numac 2014009077 bron federale overheidsdienst justitie Wet met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken sluiten).
Die verklaring, die ook kon uitgaan van een advocaat, moest worden gedaan op de griffie van het rechtscollege dat de bestreden beslissing had gewezen (Cass., 13 juni 1990, Arr. Cass., 1989-1990, nr. 592;
Cass., 17 september 1997, Arr. Cass., 1997, nr. 356; Cass., 31 januari 2001, Arr. Cass., 2001, nr. 61; Cass., 31 oktober 2001, Arr. Cass., 2001, nr. 590).
B.4.3. De toekenning, bij artikel 1 van de wet van 25 juli 1893Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/07/1893 pub. 10/12/2012 numac 2012000674 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de aanteekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, aan de gevangenisdirecteur of diens gemachtigde, van de bevoegdheid om de verklaring van hoger beroep of de verklaring van cassatieberoep in strafzaken, afgelegd door een gedetineerde, in ontvangst te nemen, had tot doel die verklaringen te vergemakkelijken teneinde de nadelen te verhelpen die voortvloeiden uit het feit dat, voor die verklaringen, « hetzij de bevoegde griffier naar de inrichting moest worden gevoerd, hetzij de gedetineerde naar de griffie » (Parl. St., Kamer, 1892-1893, nr. 89, bijlage; Parl. St., Senaat, 1892-1893, nr. 112, p. 1).
Die verplaatsingen hinderden de « werking van de diensten » en hielden voor de betrokkenen het risico in van uitstel, traagheid of moeilijkheden die hun rechten konden aantasten of voor hen ernstige nadelen konden teweegbrengen (Parl. St., Kamer, 1892-1893, nr. 89, bijlage; ibid., nr. 109, p. 1; Parl. St., Senaat, 1892-1893, nr. 112, p. 1). B.5.1. Op het ogenblik van de uitspraak van de verwijzingsbeslissing moest een strafrechtelijk veroordeelde, om op geldige wijze verzet aan te tekenen tegen een vonnis van een correctionele rechtbank, het in principe laten betekenen « aan het openbaar ministerie, aan de vervolgende partij of aan de andere partijen in de zaak » (artikel 187, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering, vóór de vervanging ervan bij artikel 83 van de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009064 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten).
B.5.2. Het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 verantwoordt artikel 2 van dat besluit als volgt, in zoverre het betrekking heeft op het verzet tegen een vonnis van een correctionele rechtbank uitgesproken op een strafvordering in correctionele zaken : « Het komt voor dat een gedetineerde, aangehouden na bij verstek veroordeeld geweest te zijn door [...] een correctioneele rechtbank [...] moeilijkheden ondervindt om verzet te doen.
De wet voorziet geen anderen vorm van verzet dan de beteekening van een deurwaardersexploot aan het openbaar ministerie en aan de in de zaak betrokken partijen. [...] De gedetineerde, die verzet wil doen tegen de veroordeeling, moet derhalve de medewerking inroepen van een deurwaarder en de kosten van het exploot betalen of [...] het voordeel bekomen van den gerechtelijken bijstand en de toelating om kosteloos te procedeeren.
Het feit dat hij van zijn vrijheid beroofd is kan hem beletten, vóór het verstrijken van den korten termijn die hem is toegestaan, dat te bekomen en, om het recht van verzet niet te verhinderen, werd het bestuur der gevangenissen er soms toe gebracht de kosten van verzet voor te schieten.
Artikel 2 van het besluit wil een einde maken aan dien toestand. Het is ingegeven door de wet van 25 juli 1893Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/07/1893 pub. 10/12/2012 numac 2012000674 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de aanteekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten waarbij het hooger beroep en de voorziening in verbreking geregeld worden door een verklaring ten overstaan van den gevangenisbestuurder; het geeft toelating verzet te doen door een verklaring ten overstaan van dien ambtenaar, wanneer hij die verzet doet zich in hechtenis bevindt en niet in het bezit is van het noodig bedrag om de kosten van de deurwaardersakte te betalen.
De omstandigheid dat de gedetineerde, ter griffie van de gevangenis, het bedrag dat hem in staat zou stellen een exploot van verzet door een deurwaarder te doen aanzeggen, niet te zijner beschikking heeft, wordt, als het ware, als een vermoeden van behoeftigheid beschouwd.
Het is een recht dat het besluit aan de gedetineerde geeft; deze zal door middel van een deurwaardersexploot kunnen handelen, indien hij zulks nuttig acht en indien hij de middelen bezit of het voordeel van den gerechtelijken bijstand bekomt.
De nieuwe vorm van verzet door een verklaring ten overstaan van den bestuurder van de strafinrichting zal slechts toegelaten zijn ten aanzien van veroordeelingen in strafzaken uitgesproken door [...] de correctioneele rechtbanken [...]; de verklaring ten overstaan van den bestuurder zal de plaats innemen van het exploot van verzet, aangezegd aan het openbaar ministerie [...]. [...] Het besluit, terwijl het de beginselen van het Wetboek van Strafvordering en van de wet van 9 Maart 1908 eerbiedigt, organiseert een nieuwe wijze om verzet te doen, waardoor de uitoefening van het recht van verzet door de behoeftige gedetineerden ten volle gevrijwaard wordt, zonder hen van een enkelen waarborg te berooven ».
B.6.1. Artikel 13 van de Grondwet houdt een recht in op toegang tot de bevoegde rechter. Dat recht wordt eveneens gewaarborgd bij artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en bij een algemeen rechtsbeginsel.
Artikel 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens waarborgt voor personen van wie de rechten en vrijheden vermeld in dat Verdrag zijn geschonden, een recht op daadwerkelijke rechtshulp voor een nationale instantie.
B.6.2. Volgens artikel 185 van het Wetboek van strafvordering moet de beklaagde persoonlijk verschijnen of in de persoon van een advocaat.
Indien een beklaagde bij verstek wordt veroordeeld, beschikt hij over het recht op een nieuwe beoordeling in feite en in rechte, waarbij hij wordt gehoord, tenzij hij afstand heeft gedaan van zijn recht om te verschijnen en zich te verdedigen of tenzij hij de bedoeling heeft zich aan de justitie te onttrekken (EHRM, 24 mei 2007, Da Luz Domingues Ferreira t. België, § 54; 1 maart 2011, Faniel t. België, § 26).
Het recht om in verzet te komen tegen een verstekvonnis mag weliswaar worden omgeven met procedurele vereisten bij het aanwenden van rechtsmiddelen, maar die vereisten mogen het de beklaagde niet onmogelijk maken de beschikbare rechtsmiddelen aan te wenden (EHRM, 28 oktober 1998, Pérez de Rada Cavanilles t. Spanje, §§ 44-45; 24 mei 2007, Da Luz Domingues Ferreira t. België, § 57; 1 maart 2011, Faniel t. België, § 26). Aan het recht op toegang tot de rechter kan eveneens afbreuk worden gedaan door ontvankelijkheidsvoorwaarden die onvoldoende duidelijk en coherent zijn (EHRM, 15 december 2015, Raihani t. België, § 34).
Bovendien zijn de vereisten van een « eerlijk proces » strikter in strafzaken (EHRM, 26 juni 2012, Ghirea t. Moldavië, § 34).
B.6.3. Het recht op toegang tot de rechter, dat met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aan eenieder moet worden gewaarborgd, kan het voorwerp uitmaken van beperkingen, ook van financiële aard, voor zover die beperkingen geen afbreuk doen aan de essentie zelf van het recht op toegang tot een rechter.
Het recht op toegang tot de rechter dient evenwel op een niet-discriminerende wijze te worden gewaarborgd (zie arrest nr. 74/2014 van 8 mei 2014, B.12.2).
B.6.4. Door de mogelijkheid om het beschikbare rechtsmiddel in te stellen door middel van een verklaring afgelegd aan de directeur van de gevangenis of aan diens gemachtigde, voor te behouden aan de gedetineerden die tegen een vonnis hoger beroep wensen aan te tekenen of tegen een vonnis of een arrest een cassatieberoep wensen in te stellen, en diezelfde mogelijkheid uit te sluiten voor de gedetineerden die verzet wensen aan te tekenen tegen een vonnis van de correctionele rechtbank waarbij zij bij verstek correctioneel zijn veroordeeld, heeft de wetgever zonder redelijke verantwoording afbreuk gedaan aan het recht op gelijke toegang tot de rechter.
B.7. Bij artikel 124, 1°, van de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009064 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten « tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie » worden, in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 januari 1936, de woorden « en het vereischte bedrag niet in zijn bezit heeft om de kosten van de akte van deurwaarder te dekken » opgeheven.
Het doel dat met die opheffing wordt nagestreefd, is dat het recht om verzet aan te tekenen door middel van een gewone verklaring « niet langer onderworpen is aan een voorwaarde betreffende de middelen waarover de gedetineerden beschikken » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1418/001, p. 118).
De voormelde voorwaarde « betreffende de middelen waarover de gedetineerden beschikken » wordt niet langer beschouwd als een voorwaarde die « kan [...] worden verantwoord », en zij « leidt [...] tot verwikkelingen en onrecht en heeft geen enkel praktisch belang » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1418/005, p. 22).
B.8. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De woorden « en het vereischte bedrag niet in zijn bezit heeft om de kosten van de akte van deurwaarder te dekken » in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 « tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden », vóór de opheffing ervan bij artikel 124, 1°, van de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009064 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 16 juni 2016.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels