gepubliceerd op 18 mei 2015
Uittreksel uit arrest nr. 30/2015 van 12 maart 2015 Rolnummer : 5803 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de decreten van de Franse Gemeenschap van 15 december 2006, 13 december 2007 en 17 december 2009 houdende de algemene uitgavenbeg Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 30/2015 van 12 maart 2015 Rolnummer : 5803 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de decreten van de Franse Gemeenschap van 15 december 2006, 13 december 2007 en 17 december 2009 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap respectievelijk voor de begrotingsjaren 2007, 2008 en 2010, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 3 januari 2014 in zake de vzw « Comité Organisateur des Instituts Saint-Luc de Liège » tegen de Franse Gemeenschap, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 januari 2014, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de decreten houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, met name de decreten van 15 december 2006 voor het begrotingsjaar 2007, 13 december 2007 voor het begrotingsjaar 2008 en 17 december 2009 voor het begrotingsjaar 2010, de artikelen 10, 11 of 24 van de Grondwet in zoverre zij ten doel of tot gevolg hebben verschillende bedragen, globaal en per leerling, als werkingstoelagen toe te kennen aan de door de Franse Gemeenschap ingerichte kunsthogescholen, enerzijds, en de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde kunsthogescholen, anderzijds, terwijl geen enkel objectief verschil of objectief criterium van evenredigheid wordt aangevoerd of verantwoord ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De begrotingsdecreten van 15 december 2006 voor het begrotingsjaar 2007, van 13 december 2007 voor het begrotingsjaar 2008, en van 17 december 2009 voor het begrotingsjaar 2010, stellen de bedragen vast die worden toegekend als werkingstoelagen voor de door de Franse Gemeenschap ingerichte en gesubsidieerde kunsthogescholen.
B.2. De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of de voormelde begrotingsdecreten de artikelen 10, 11 of 24 van de Grondwet schenden in zoverre zij tot doel of tot gevolg hebben verschillende bedragen, in totaal en per leerling, als werkingstoelagen toe te kennen aan de door de Franse Gemeenschap ingerichte kunsthogescholen, enerzijds, en aan de door die Gemeenschap gesubsidieerde kunsthogescholen, anderzijds, zonder dat enige verantwoording wordt gegeven met betrekking tot onder meer de evenredigheid van de bedragen die zijn toegekend aan de kunsthogescholen die respectievelijk door de Franse Gemeenschap ingericht dan wel gesubsidieerd worden.
B.3. De in de in het geding zijnde decreten beoogde bedragen zijn opgenomen in de bij die decreten gevoegde tabellen, onder organisatieafdeling (OA) 57 (Kunstonderwijs, programma 4 - werking van de onderwijsinrichtingen voor hoger onderwijs), en zijn verdeeld over twee basistoelagen die twee onderscheiden « activiteiten » vormen die als volgt zijn verantwoord, met name in de bijlagen van het voormelde decreet van 17 december 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/12/2009 pub. 05/01/2010 numac 2009029929 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010 type decreet prom. 17/12/2009 pub. 15/09/2011 numac 2011029493 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009 sluiten : « Activiteit 40 - Gemeenschapsinrichtingen - Werkingskosten 41.01 - Globale dotatie aan de 6 onderwijsinrichtingen voor kunstonderwijs met afzonderlijk beheer van de Franse Gemeenschap, met inbegrip van de kosten voortvloeiend uit de voortgezette vorming Wettelijke, decretale of reglementaire basis : Wet van 29 mei 1959, de zogeheten Schoolpactwet, artikel 32.
Koninklijk besluit van 29 december 1984 betreffende het financieel en materieel beheer van de staatsdiensten met afzonderlijk beheer in het rijksonderwijs, zoals gewijzigd.
Decreet van 20 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2001 pub. 03/05/2002 numac 2002029138 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (1) sluiten tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen.
Dat krediet moet dekken : De werkings- en uitrustingskosten van de 3 kunstinrichtingen van het hoger kunstonderwijs (INSAS en ENSAS te Brussel, ESAPVE te Bergen) en de 3 koninklijke muziekconservatoria (Brussel, Bergen en Luik) » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2009-2010, nr. 54-1, bijlage 2, p. 335). « Activiteit 44 - Onderwijsinrichtingen van het vrij gesubsidieerd hoger onderwijs - Werkingssubsidies 44.30 - Werkingstoelagen aan onderwijsinrichtingen voor vrij gesubsidieerd hoger onderwijs Wettelijke, decretale of reglementaire basis : Wet van 29 mei 1959, de zogeheten Schoolpactwet, artikel 32. Decreet van 20 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2001 pub. 03/05/2002 numac 2002029138 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (1) sluiten tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen.
Dat krediet moet dekken : De werkingstoelagen van de 6 gesubsidieerde vrije inrichtingen voor kunstonderwijs (3 hogescholen Saint-Luc, ISLAP, IMEP, IAD) » (ibid., p. 336).
B.4.1. Artikel 32, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving (de zogeheten Schoolpactwet) waarnaar de voormelde bijlagen verwijzen als « wettelijke basis », bepaalt : « Binnen de perken van de in het volgende lid bedoelde begrotingskredieten is het bedrag van de werkingstoelagen per regelmatige leerling gelijk aan 75 % van de in artikel 3, § 3, vastgelegde forfaitaire dotaties. [...] In afwijking van het eerste lid wordt het bedrag van de werkingssubsidies dat toegekend wordt per regelmatig ingeschreven leerling in de Hogere Kunstscholen en in het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, vastgesteld vanaf het jaar 2003 op het bedrag toegekend voor het jaar 2002, zoals bepaald krachtens artikel 21, tweede lid, van het decreet van 12 juli 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/07/2001 pub. 02/08/2001 numac 2001029289 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet waarbij de materiële omstandigheden van de inrichtingen van het basis- en secundair onderwijs worden verbeterd sluiten waarbij de materiële omstandigheden van de inrichtingen van het basis- en secundair onderwijs worden verbeterd, en geïndexeerd zoals hierna vermeld : a) tot en met het kalenderjaar 2011, volgens het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen van januari op basis van 2004;b) voor het kalenderjaar 2012, op grond van de verhouding 119,03/115,66 (algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen van januari 2011, op basis van 2004);c) voor het burgerlijk jaar 2013, door een indexering van 0 % toe te passen op de bedragen van het jaar 2012;d) vanaf het burgerlijk jaar 2014, door de verhouding tussen het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand januari van het lopende jaar en het indexcijfer van de maand januari van het voorafgaande jaar toe te passen op de bedragen van het voorafgaande jaar ». B.4.2. Deel III van het decreet van 20 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2001 pub. 03/05/2002 numac 2002029138 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (1) sluiten tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen, waarnaar in dezelfde bijlagen wordt verwezen, bevestigt de essentiële mechanismen voor de financiering van de kunsthogescholen, ongeacht het onderwijsnet waartoe zij behoren.
Dat is aldus het geval voor de regels met betrekking tot : - de begeleiding van de studenten, berekend op basis van het aantal ingeschreven studenten, per betrokken kunstdomein (artikelen 52 tot 54); - de vaststelling van het personeelskader van de scholen, op basis van het aantal onderwezen kunstdomeinen en, in voorkomend geval, het aantal ingeschreven studenten (artikelen 55 tot 57); - de ondersteuning van de studenten, berekend op basis van het aantal ingeschreven studenten en hun economische niveaus (artikelen 57bis tot 57quater); - de sociale subsidies, berekend op basis van het aantal ingeschreven studenten (artikelen 58 tot 60quater); - de uitrusting van de scholen, verdeeld op basis van een gesloten begroting op grond van bij het decreet vastgestelde criteria, waaronder het aantal studenten in elk net (artikel 60quinquies).
B.4.3. Het koninklijk besluit van 29 december 1984 betreffende het financieel en materieel beheer van de staatsdiensten met afzonderlijk beheer in het rijksonderwijs, waarnaar in dezelfde bijlagen (activiteit 40) wordt verwezen, voert het eerste lid van artikel 84 van de wet van 31 juli 1984 (herstelwet) uit en legt « de organieke regelen [vast] in verband met het financieel en materieel beheer van de rijksonderwijsinrichtingen waarop de wet van 29 mei 1959 » van toepassing is (Verslag aan de Koning van het voormelde koninklijk besluit).
B.5. Uit de begrotingsbijlagen aangehaald in B.3 blijkt dat de in het geding zijnde begrotingskredieten in geen geval de facultatieve toelagen beogen die vereisen dat de aan de uitvoerende macht verleende machtiging elk jaar door de wetgever wordt hernieuwd en verantwoord.
Die begrotingskredieten vinden hun grondslag, zoals in de aangehaalde parlementaire stukken wordt gepreciseerd, in organieke of reglementaire bepalingen die niet door de prejudiciële vraag worden beoogd.
De in het geding zijnde begrotingsdecreten kunnen bijgevolg niet aan de oorsprong liggen van het in de prejudiciële vraag aangevoerde verschil in behandeling.
B.6. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 12 maart 2015.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels