Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 11 maart 2015

Uittreksel uit arrest nr. 1/2015 van 22 januari 2015 Rolnummer : 5782 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 106 van de wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeli Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015200621
pub.
11/03/2015
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 1/2015 van 22 januari 2015 Rolnummer : 5782 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 106 van de wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013003202 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling sluiten houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, ingesteld door de vennootschap naar Luxemburgs recht « Robeco Capital Growth Funds, SICAV » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 23 december 2013 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 24 december 2013, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 106 van de wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013003202 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling sluiten houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 juni 2013) door de vennootschap naar Luxemburgs recht « Robeco Capital Growth Funds, SICAV », de vennootschap naar Nederlands recht « Robeco nv » en de vennootschap naar Luxemburgs recht « Franklin Templeton Investment Funds, SICAV », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Smet en Mr. D. De Wolf, advocaten bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling B.1. Het beroep strekt tot vernietiging van artikel 106 van de wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013003202 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling sluiten houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling (hierna : wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013003202 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling sluiten), dat bepaalt : « In artikel 161ter van het Wetboek der successierechten, ingevoegd bij de wet 22 juli 1993, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, bij de wetten van 5 augustus 2003 en 22 december 2003, wordt het tarief ' 0,08 pct. ' vervangen door het tarief ' 0,0965 pct. ' met ingang van 1 januari 2013 en ' 0,0925 pct. ' met ingang van 1 januari 2014 ».

Die wijzigingsbepaling is op 8 juli 2013 in werking getreden.

Ten gronde B.2. De verzoekende partijen voeren een enig middel aan, afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek, doordat de bestreden bepaling het tarief van de jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen, zoals bepaald in artikel 161ter, 1°, van het Wetboek der successierechten, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 verhoogt van 0,08 pct. naar 0,0965 pct. voor 2013.

B.3.1. Een fiscaalrechtelijke regel kan slechts als retroactief worden gekwalificeerd wanneer hij van toepassing is op feiten, handelingen en toestanden die definitief waren voltrokken op het ogenblik dat hij werd bekendgemaakt.

Uit de omstandigheid dat de jaarlijkse taks te dezen verschuldigd was op de in België netto uitstaande bedragen van de collectieve beleggingsinstelling, zoals vastgesteld op 31 december 2012 (artikel 161bis, §§ 1 en 2, van het Wetboek der successierechten), en dat die taks uiterlijk op 31 maart 2013 moest zijn betaald (artikel 161quater, tweede lid, van het Wetboek der successierechten), volgt dat de toestand definitief was op 31 maart 2013. Op de datum van de inwerkingtreding van de bestreden bepaling stond de belastingschuld definitief vast.

B.3.2. Artikel 72 van de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen luidt : « De door de collectieve beleggingsinstellingen en de verzekeringsondernemingen gedane betaling van het supplement voortvloeiend uit de wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013003202 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling sluiten houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, van de jaarlijkse taks gevestigd bij artikel 161bis van het Wetboek der successierechten en die opeisbaar is op 1 januari 2013, wordt geacht te zijn gebeurd op 31 maart 2013 wanneer deze betaling effectief uiterlijk op 30 september 2013 is gebeurd ».

B.3.3. Overigens blijkt uit de parlementaire voorbereiding van die bepaling, die bij wijze van overgangsregel een betaling van de jaarlijkse taks op uiterlijk 30 september 2013 gelijkschakelt met een betaling op 31 maart 2013, dat de wetgever zich ervan bewust was dat de tariefverhoging dateerde van na het moment waarop de taks betaald moest zijn.

Er werd immers het volgende opgemerkt : « De tweede overgangsbepaling regelt de bijzondere situatie voor het jaar 2013 maar voor de verzekeringsondernemingen en de collectieve beleggingsinstellingen : in principe moet de taks gevestigd door artikel 161bis van het Wetboek der successierechten, door hen worden betaald uiterlijk op 31 maart van dit jaar.

Aangezien de taks voor hen voor dit jaar werd verhoogd bij wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013003202 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling sluiten (BS 28 juni 2013) welke dateert van en bekendgemaakt werd op data die voorbij de betalings- en indieningstermijn liggen, kunnen de collectieve beleggingsinstellingen en verzekeringsondernemingen de taks voldoen op uiterlijk 30 september 2013 » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2891/004, p. 38).

B.3.4. Artikel 106 van de wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013003202 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling sluiten heeft het tarief dus met terugwerkende kracht verhoogd met ingang van 1 januari 2013.

B.4. De niet-retroactiviteit van wetten is een waarborg ter voorkoming van rechtsonzekerheid. Die waarborg vereist dat de inhoud van het recht voorzienbaar en toegankelijk is, zodat de rechtzoekende in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien op het tijdstip dat die handeling wordt verricht. De terugwerkende kracht kan enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang.

B.5.1. Bij de bespreking van het wetsontwerp in de commissie, is het volgende gesteld : « Ten slotte wordt in hoofdstuk 9 de zogenaamde abonnementstaks die door banken wordt betaald, opgetrokken. Dit is een maatregel die wordt genomen in uitvoering van de begroting 2013 » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2756/005, p. 6).

Bij het artikel zelf werd volgende commentaar gegeven : « [De] Staatssecretaris [...] geeft aan dat bij het begrotingsconclaaf van 2012 werd beslist om vanaf 2013 de banken een bijkomend bedrag op te leggen van 50 miljoen euro. Het betreft inderdaad een begrotingsmaatregel. Het gaat om een combinatie van een abonnementstaks, neergelegd in artikel 105 van het wetsontwerp, en een stabiliteitsbijdrage, voorzien in artikel 129 van het wetsontwerp.

Voor 2013 geldt enkel een verhoging van de abonnementstaks van 0,08 naar 0,0965 procent. Vanaf 2014 is er een aanpassing van de financiële stabiliteitsbijdrage in functie van het risico. Dat geeft een positief budgettair rendement, zodat de abonnementstaks kan worden verlaagd naar 0,0925 procent. De abonnementstaks wordt geheven op ingelegde bedragen van de spaardeposito's die de vrijstelling van roerende voorheffing genieten » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2756/005, p. 76). In de parlementaire voorbereiding wordt steeds gesproken over « banken » en de « abonnementstaks » die banken moeten betalen. Hoewel het tarief van de abonnementstaks en dat van de jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen beide in artikel 161ter van het Wetboek der successierechten bepaald zijn, betreft het twee verschillende belastingen.

Artikel 106 van de wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013003202 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling sluiten wijzigt het tarief van beide belastingen, maar in de parlementaire voorbereiding wordt niet gesproken over de jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen. Aldus is er geen verantwoording gegeven voor de terugwerkende kracht van de tariefverhoging van de jaarlijkse taks.

B.5.2. Volgens de Ministerraad past die tariefverhoging in het kader van de algemene verhoging van de roerende voorheffing voor financiële producten. Bovendien zouden zulke maatregelen al in de regeringsverklaring van 21 november 2012 zijn aangekondigd : « In de moeilijke context waarin we ons thans bevinden, vragen we evenwel een inspanning van de burgers die naar verhouding over meer middelen beschikken en van de grote bedrijven en holdings die de breedste schouders hebben. We vragen hun wat meer bij te dragen. Zo vragen we een bijkomende inspanning van wie inkomsten ontvangt uit financiële producten » (Hand., Senaat, 2012-2013, nr. 5-79, p. 9).

Meteen werden enkele concrete maatregelen opgesomd : « Het systeem van 21 % + 4 % zal worden vervangen door één tarief van 25 %, dat bevrijdend zal zijn. Dat betekent meteen dat het mechanisme met betrekking tot het vroegere verschil tussen 21 % en 25 % niet meer nodig is.

De roerende voorheffing wordt dus opgetrokken van 21 naar 25 procent.

Aan de spaarboekjes of de staatsbons wordt echter niet geraakt.

Voor het overige zullen we een heffing invoeren op de meerwaarden die door de grote bedrijven en de holdingmaatschappijen op aandelen worden gerealiseerd.

Het systeem van de notionele interestaftrek blijft behouden, maar de berekeningswijze van de rentevoet wordt verbeterd om haar in overeenstemming te brengen met de actuele langetermijnrente in België.

Ten slotte zal er actie worden ondernomen om Belgisch geld in het buitenland terug naar ons land te doen vloeien. Het bestaande regularisatiesysteem zal op 1 januari 2014 worden opgeheven. De strijd tegen fiscale en sociale fraude zal worden opgedreven. Ook wordt een bijdrage van de banksector gevraagd » (Hand., Senaat, 2012-2013, nr. 5-79, p. 9).

B.5.3. Deze passage handelt niet over de verhoging van de jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen, maar heeft betrekking op de abonnementstaks (« bijdrage van de banksector »).

Dat de tariefverhoging past in het kader van de algemene verhoging van de roerende voorheffing, biedt geen verantwoording voor haar terugwerkend karakter. Naast het feit dat de jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen geen roerende voorheffing is, moet worden opgemerkt dat geen andere maatregel die in het kader van die algemene verhoging past, met terugwerkende kracht werd genomen.

B.6.1. De Ministerraad voert aan dat de bestreden bepaling genomen is ter verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang en dat dit haar retroactieve karakter verantwoordt.

B.6.2. In de parlementaire voorbereiding is niet aangegeven wat te dezen de terugwerkende kracht zou kunnen verantwoorden en uit geen enkel ander element blijkt dat te dezen die terugwerkende kracht, die afbreuk doet aan het beginsel van de rechtszekerheid, onontbeerlijk is voor een precies aangegeven doelstelling van algemeen belang.

B.6.3. Overigens blijkt uit de parlementaire voorbereiding van de voormelde wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen sluiten dat de afdeling wetgeving van de Raad van State van oordeel was dat een « nadere verantwoording » diende te worden gegeven van de in het geding zijnde terugwerkende kracht (Parl.

St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2891/009, p. 10).

B.7. Ook het argument van de Ministerraad dat de impact van de tariefverhoging op individuele beleggers gering is, biedt geen verantwoording voor het retroactieve karakter van die verhoging. De belastingplichtigen van de jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen zijn immers de beleggingsinstellingen zelf (artikel 161, 1° tot 3°, van het Wetboek der successierechten).

B.8. Het middel is gegrond.

Om die redenen, het Hof vernietigt in artikel 106 van de wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013003202 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling sluiten houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling de woorden « ' 0,0965 pct. ' met ingang van 1 januari 2013 en ».

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 januari 2015.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen

^