gepubliceerd op 27 oktober 2014
Uittreksel uit arrest nr. 116/2014 van 17 juli 2014 Rolnummer : 5712 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gesteld door het Arbeidshof te Gent. Het Grondw samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 116/2014 van 17 juli 2014 Rolnummer : 5712 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 102 van de herstel
wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
22/01/1985
pub.
12/08/2013
numac
2013000511
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten houdende sociale bepalingen, gesteld door het Arbeidshof te Gent.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 9 september 2013 in zake de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening tegen Lieve Daenen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 september 2013, heeft het Arbeidshof te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 102 van de Herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten het gelijkheids- en non discriminatiebeginsel van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie dat aan een werknemer die voltijds is tewerkgesteld bij één werkgever een recht wordt toegekend op (onderbrekings)uitkeringen bij vermindering van arbeidsprestaties met 1/5 terwijl datzelfde recht niet wordt toegekend aan een werknemer die voltijds is tewerkgesteld door de cumulatie van twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers die zijn arbeidsprestaties vermindert met 1/5 in die zin dat de arbeidsprestaties van deze werknemer bij elke werkgever tegelijk worden verminderd met één tiende om zo te komen tot een vermindering van prestaties met 1/5 ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 102 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen (hierna : de herstelwet), dat bepaalt : « § 1. Een uitkering wordt toegekend aan de werknemer die met zijn werkgever overeenkomt om zijn arbeidsprestaties te verminderen met 1/5, 1/4, 1/3 of 1/2 van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking, ofwel de toepassing vraagt van een collectieve arbeidsovereenkomst die in een dergelijke regeling voorziet, ofwel een beroep doet op de bepalingen van artikel 102bis.
De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit het bedrag van de uitkering, alsmede de nadere voorwaarden en regelen tot toekenning van deze uitkering. § 2. De bij § 1 bedoelde overeenkomst wordt schriftelijk vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten ».
B.2. Artikel 102 van de herstelwet maakt het mogelijk een uitkering voor loopbaanonderbreking toe te kennen aan de werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert.
Artikel 105 van de herstelwet biedt de Koning de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, een recht op onderbreking van de beroepsloopbaan of een vermindering van de arbeidsprestaties toe te kennen.
B.3.1. Artikel 102 van de herstelwet behoort met de artikelen 99 tot 107 van die wet tot de bepalingen die een systeem van onderbreking van de beroepsloopbaan organiseren teneinde « de flexibiliteit in de arbeidsorganisatie te verbeteren » (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 757/1, p. 2).
Die bepalingen willen aldus « bijdragen tot een herverdeling van de beschikbare arbeid » (ibid., p. 36).
B.3.2. Wat de bepalingen in verband met de loopbaanonderbreking betreft, lichtte de minister in zijn uiteenzetting toe : « De bepalingen van deze afdeling hebben een dubbele bedoeling.
Enerzijds wordt uitgegaan van de idee dat men aan de individuele werknemer de mogelijkheid moet geven, tijdens zijn loopbaan, soepeler in te spelen op persoonlijke aspiraties en noodwendigheden. Deze kunnen van familiale aard zijn, zoals bv de opvang van kinderen na de geboorte of bij adoptie, het bijstaan van familie of vrienden bij ziekte of overlijden of van persoonlijke aard, zoals bv. bijscholing, reizen, e.a.
Actueel ontbreekt immers deze vorm van persoonlijke flexibiliteit.
Ofwel is men aangewezen op het nemen van 'verlof zonder wedde' wat het wegvallen impliceert van alle sociale zekerheid ofwel dient men een dienstbetrekking op te geven.
Vandaar dat een wettelijk stramien opgebouwd wordt waarbinnen werkgevers en werknemers afspraken kunnen maken betreffende de onderbreking of de herschikking van de beroepsloopbaan. [...] Aangezien anderzijds deze maatregelen kaderen in een politiek van herverdeling van de beschikbare arbeid, wordt het toekennen van het vervangingsinkomen afhankelijk gesteld van de vervanging door een uitkeringsgerechtigde werkloze.
Zodoende kunnen op basis van individuele of collectieve afspraken tussen werkgevers en werknemers formules als, ouderschapsverlof, vormingsverlof, 'jobsharing' of uitloopbanen realiteit worden in de particuliere sector en verder ontwikkeld worden in de publieke sector » (Parl. St., Kamer, 1984-1985, nr. 1075/21, p. 172).
B.4. Het verwijzende rechtscollege vraagt of artikel 102 van de herstelwet discriminerend is in de interpretatie dat een werknemer die voltijds is tewerkgesteld bij één werkgever recht heeft op een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties met een vijfde, terwijl die uitkering niet wordt toegekend aan een werknemer die voltijds is tewerkgesteld door de cumulatie van twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers en die zijn arbeidsprestaties bij elke werkgever tegelijk vermindert met een tiende van een voltijdse betrekking, samen een vijfde van een voltijdse betrekking.
B.5. Uit de bewoordingen zelf van artikel 102 van de herstelwet vloeit voort dat de vermindering van de arbeidsprestaties en de uitkering voor loopbaanonderbreking die wordt toegekend aan de werknemer die zijn arbeidsprestaties deeltijds vermindert, enkel werden opgevat ten aanzien van de werknemer die voltijds is tewerkgesteld bij één werkgever.
B.6. De zaak voor het verwijzende rechtscollege heeft betrekking op de uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties van een persoon die een halftijdse betrekking bij een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) in een gemeente cumuleert met een halftijdse betrekking bij een OCMW in een andere gemeente. De respectieve werkgevers hebben er geen bezwaar tegen dat de betrokkene bij elk van hen haar arbeidsprestaties vermindert, maar de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) is van mening dat die persoon vanaf 2010 geen recht meer heeft op een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties.
B.7.1. De Ministerraad voert allereerst aan dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft, nu de betrokkene is tewerkgesteld bij lokale overheden, zodat volgens hem niet artikel 102 van de herstelwet van toepassing is, maar artikel 99, achtste lid, ervan.
B.7.2. Artikel 99 van de herstelwet bepaalt : « De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de werknemers en de werkgevers.
Voor de toepassing van deze bepalingen worden gelijkgesteld met : 1° werknemers : de personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst tegen loon arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon, met uitzondering van de leerlingen;2° werkgevers : de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen. [...] De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, de regeling betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan uitbreiden of een gelijkaardige regeling invoeren die van toepassing is op : 1° de personeelsleden van de Rijksonderwijsinrichtingen, de psycho-medisch-sociale centra van de Staat en van de Rijksvormingscentra;2° de gesubsidieerde personeelsleden van de door de Staat gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra;3° de personeelsleden van de andere diensten van de Staat, met uitzondering evenwel, van de personeelsleden van de krijgsmacht, en van de magistraten van de rechterlijke orde, van het Grondwettelijk Hof, van de Raad van State en van het Rekenhof. Onverminderd de hiernavolgende leden worden de provincies, de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, evenals de openbare inrichtingen en de publiekrechtelijke verenigingen die ervan afhangen, gemachtigd op hun personeel anders dan bedoeld in het vijfde lid, de regeling inzake loopbaanonderbreking toe te passen die is vastgesteld met toepassing van de artikelen 100, 100bis, 102 en 102bis van deze wet.
De statutaire en contractuele personeelsleden van de provincies en de gemeenten hebben recht op een onderbreking van de beroepsloopbaan voor zover zij voldoen aan de voorwaarden en modaliteiten vastgesteld met toepassing van artikel 100, derde lid.
De personeelsleden bedoeld in het vorig lid hebben eveneens recht op een vermindering van hun voltijdse arbeidsprestaties met één vijfde of de helft voor zover zij voldoen aan de voorwaarden en modaliteiten vastgesteld met toepassing van artikel 102, § 1, tweede lid. [...] ».
B.7.3. Artikel 99, achtste lid, van de herstelwet opent weliswaar het recht op vermindering van de arbeidsprestaties voor het personeel van lokale overheden, maar stelt zelf geen voorwaarden en modaliteiten vast voor het recht op een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties. Het verwijst daarvoor naar artikel 102, § 1, tweede lid, ervan, dat de Koning machtigt het bedrag te bepalen van de uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties bedoeld in het eerste lid, alsmede de nadere voorwaarden en regelen voor de toekenning ervan.
Derhalve is ook voor het personeel van lokale overheden het in de prejudiciële vraag opgeworpen verschil in behandeling uiteindelijk vervat in artikel 102 van de herstelwet, bepaling die het verwijzende rechtscollege te dezen van toepassing acht.
B.8.1. De Ministerraad voert ook aan dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft omdat het verschil in behandeling volgens hem niet voortvloeit uit artikel 102 van de herstelwet, maar uit artikel 7 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen.
Artikel 7, § 1, van het voormelde koninklijk besluit van 2 januari 1991 bepaalt : « De werknemers tewerkgesteld in een voltijdse arbeidsregeling die, in toepassing van artikel 102 van voormelde wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, hun arbeidsprestaties verminderen met een vijfde, een vierde, een derde of de helft zijn gerechtigd op onderbrekingsuitkeringen, op voorwaarde dat : 1° de voorziene duur van de vermindering van de arbeidsprestaties tenminste drie maanden bedraagt;2° dat zij een aanvraag tot onderbrekingsuitkeringen indienen volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald in dit besluit in dewelke de werknemer er zich toe verbindt hen te vervangen volgens de regels bepaald in § 2. B.8.2. Het verschil in behandeling vloeit wel degelijk voort uit artikel 102 van de herstelwet, nu blijkt dat de wetgever enkel heeft voorzien in een recht op vermindering van arbeidsprestaties met een uitkering voor werknemers die voltijds bij eenzelfde werkgever zijn tewerkgesteld.
B.9. Het Hof dient te onderzoeken of er een discriminatie is tussen voltijds tewerkgestelde werknemers, doordat de enen, die tewerkgesteld zijn bij één werkgever, recht hebben op een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties met één vijfde, terwijl de anderen, doordat zij halftijds tewerkgesteld zijn bij twee werkgevers, geen recht hebben op een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties met telkens één vijfde bij elk van hen beiden.
B.10.1. De Ministerraad voert in hoofdorde aan dat de situatie van een werknemer met een voltijdse arbeidsovereenkomst en de situatie van een werknemer met een deeltijdse arbeidsovereenkomst niet vergelijkbaar zijn wat de vermindering van hun arbeidsprestaties betreft.
B.10.2. Wat betreft de duur van de arbeidstijd en de eventuele uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties bevinden voltijds tewerkgestelde werknemers bij één enkele werkgever en voltijds tewerkgestelde werknemers om reden van cumulatie van twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers zich wel degelijk in een vergelijkbare situatie.
B.11. Het Hof houdt bij zijn toetsing ook rekening met artikel 4 van de wet van 5 maart 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/03/2002 pub. 13/03/2002 numac 2002012455 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet tot omzetting van de richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, en tot invoering van een vereenvoudigd stelsel betreffende het bijhouden van sociale documenten door ondernemingen die in België werknemers ter beschikking stellen type wet prom. 05/03/2002 pub. 13/03/2002 numac 2002012456 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende het beginsel van non-dicriminatie ten gunste van deeltijdswerkers type wet prom. 05/03/2002 pub. 13/03/2002 numac 2002012441 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet tot wijziging van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders type wet prom. 05/03/2002 pub. 26/04/2018 numac 2018040127 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het beginsel van non-discriminatie ten gunste van deeltijdwerkers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 05/03/2002 pub. 29/05/2018 numac 2018012049 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het beginsel van non-discriminatie ten gunste van deeltijdwerkers, dat bepaalt : « Met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden worden deeltijdse werknemers niet minder gunstig behandeld dan voltijdse werknemers in een vergelijkbare situatie louter op grond van het feit dat zij in deeltijd werkzaam zijn, tenzij het verschil in behandeling om objectieve redenen gerechtvaardigd is.
Wanneer zulks passend is, kunnen hun rechten worden vastgesteld in verhouding tot hun arbeidsduur.
Indien zulks om objectieve redenen gerechtvaardigd is, kan de toegang tot bepaalde arbeidsvoorwaarden afhankelijk worden gesteld van een bepaalde diensttijd, arbeidsduur of beloning ».
Die bepaling strekt ertoe de Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, waarvan clausule 4 een beginsel van non-discriminatie vaststelt, ten uitvoer te leggen.
B.12. De wetgever heeft redelijkerwijs kunnen aannemen dat de met de in het geding zijnde bepaling beoogde doelstelling de werknemer de mogelijkheid te bieden zijn arbeidsprestaties te verminderen, en hem met een uitkering aan te moedigen om « soepeler in te spelen op persoonlijke aspiraties en noodwendigheden » (Parl. St., Kamer, 1984-1985, nr. 1075/21, p. 172), veeleer diende te worden nagestreefd ten aanzien van voltijds tewerkgestelde werknemers dan ten aanzien van deeltijds tewerkgestelde werknemers, aangezien deze laatsten tot op zekere hoogte geacht kunnen worden reeds meer flexibel te kunnen werken.
B.13. Nu de wetgever met de voormelde legitieme doelstelling in het bijzonder oog heeft kunnen hebben voor de voltijds tewerkgestelde werknemer, is er evenwel geen redelijke verantwoording om enkel te voorzien in een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties met 1/5 voor een werknemer die voltijds bij één werkgever is tewerkgesteld, maar niet voor de werknemers die evenzeer voltijds zijn tewerkgesteld, om de enkele reden dat zij twee halftijdse betrekkingen cumuleren.
B.14. Het gelijkheidsbeginsel gebiedt dat, nu de werknemer die voltijds bij één werkgever is tewerkgesteld recht heeft op een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties wanneer hij zijn prestaties vermindert, ook de werknemer die voltijds bij twee werkgevers is tewerkgesteld door een cumulatie van twee halftijdse betrekkingen, - weliswaar enkel pro rata - recht heeft op een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties wanneer hij bij elk van hen zijn halftijdse arbeidsprestaties vermindert met één vijfde, zoals te dezen.
Aldus zal die uitkering voor de werknemer die twee dergelijke halftijdse betrekkingen cumuleert, nooit hoger zijn dan wanneer hij voltijds zou zijn tewerkgesteld bij één enkele werkgever; de gelijkheid onder de werkgevers blijft gehandhaafd in zoverre elke werkgever een vermindering van arbeidsprestaties enkel moet gedogen in een verhouding die de wetgever heeft gewild.
B.15. Artikel 102 van de herstelwet is niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het geen recht op een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties met elk een vijfde toekent aan werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld door de cumulatie van twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers.
B.16. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.
B.17. Aangezien de in B.15 gedane vaststelling van de lacune is uitgedrukt in voldoende nauwkeurige en volledige bewoordingen die toelaten de in het geding zijnde bepaling toe te passen met inachtneming van de referentienormen op grond waarvan het Hof zijn toetsingsbevoegdheid uitoefent, staat het aan de verwijzende rechter een einde te maken aan de schending van die normen.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : In zoverre het het recht op een uitkering voor vermindering van arbeidsprestaties met elk een vijfde niet toekent aan werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld door de cumulatie van twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers, schendt artikel 102 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 17 juli 2014.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen