gepubliceerd op 15 oktober 2013
Uittreksel uit arrest nr. 103/2013 van 9 juli 2013 Rolnummer : 5495 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 186 van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, gesteld door het Arbeidshof te Luik. Het Grondwettelij samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 103/2013 van 9 juli 2013 Rolnummer : 5495 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 186 van de
wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
30/12/2009
pub.
31/12/2009
numac
2009021138
bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
Wet houdende diverse bepalingen
type
wet
prom.
30/12/2009
pub.
15/01/2010
numac
2010009013
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1)
sluiten houdende diverse bepalingen, gesteld door het Arbeidshof te Luik.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter R. Henneuse, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter R. Henneuse, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 2 oktober 2012 in zake Laurent Georges en Grégory Muraille tegen de stad Dinant, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 oktober 2012, heeft het Arbeidshof te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Voert artikel 186 van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten houdende diverse bepalingen (I), dat artikel 3 van de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten interpreteert, ten aanzien van alleen de vrijwillige brandweerlieden geen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet onbestaanbare discriminatie in, in zoverre het die vrijwilligers van de openbare brandweerdiensten uitsluit van het begrip ' werknemer ' in het licht van de bepalingen inzake arbeidstijd, terwijl die vrijwillige brandweerlieden in dezelfde zin als de beroepsbrandweerlieden werk verrichten en terwijl hun bezoldiging krachtens de hen betreffende specifieke bepalingen reeds lager ligt dan die van de beroepsbrandweerlieden ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 186 van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten houdende diverse bepalingen, dat luidt : « Artikel 3 van de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector, wordt aldus uitgelegd dat de vrijwilligers van de openbare brandweerdiensten en van de hulpverleningszones zoals bedoeld in de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid en de vrijwilligers van de operationele eenheden van de civiele bescherming niet onder de definitie van werknemers vallen ».
B.1.2. Artikel 3 van de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector, geïnterpreteerd bij het voormelde artikel 186, bepaalt : « Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° werknemers : de personen die, krachtens een arbeidsrelatie van statutaire of van contractuele aard, met inbegrip van de stagiairs en de tijdelijken, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon;2° werkgevers : de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen ». B.1.3. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 186 van de voormelde wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten in zoverre het de vrijwillige brandweerlieden van de openbare brandweerdiensten uitsluit van het begrip « werknemers » op wie de voormelde wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten van toepassing is, en de vrijwillige brandweerlieden, in tegenstelling tot die werknemers, hierdoor de mogelijkheid ontneemt om de bij die wet gewaarborgde rechten aan te voeren.
B.1.4. Uit de motivering van het arrest waarmee de vraag aan het Hof wordt gesteld, blijkt dat de verwijzende rechter de situatie wil onderzoeken van de betrokkenen als vrijwillige brandweerlieden en ten aanzien van zowel de wachtdienst in de kazerne als de prestaties 's nachts en in het weekend; de eerste rechter heeft beslist de bezoldiging van de betrokkenen te beperken tot hun daadwerkelijke prestaties.
Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothesen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag B.2. De Ministerraad en de stad Dinant betwisten de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag door aan te voeren dat de eventuele tegenstrijdigheid tussen de normen die de bezoldiging van de vrijwillige brandweerlieden regelen (waarvan de toepassing het onderwerp van het voor de verwijzende rechter hangende geschil vormt) en de bepalingen van de richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, geen gevolgen heeft voor het geschil ten gronde, omdat die bepalingen geen betrekking hebben op de bezoldiging. De stad Dinant betwist daarnaast de toepassing van de voormelde richtlijn op de vrijwillige brandweerlieden.
B.3.1. Uit de motivering van het verwijzingsarrest blijkt dat de rechter ervan uitgaat dat de voormelde richtlijn 2003/88/EG en de wetsbepalingen die die richtlijn ten uitvoer leggen, met inbegrip van de in het geding zijnde bepaling, in beschouwing moeten worden genomen om het aan hem voorgelegde geschil te beslechten. Het staat niet aan de partijen om de toepassing of de interpretatie te betwisten van de bepalingen die de rechter aan de toetsing van het Hof voorlegt, waarbij het Hof alleen zou kunnen weigeren om de prejudiciële vraag te beantwoorden indien die toepassing of die interpretatie kennelijk onredelijk is. Dat is niet het geval, aangezien kan worden aangenomen dat de manier waarop de arbeidstijd wordt bepaald, de wijze van bezoldiging ervan kan beïnvloeden.
B.3.2. De exceptie wordt verworpen.
Ten aanzien van de bevoegdheid van het Hof B.4.1. De Ministerraad en de stad Dinant voeren aan dat de prejudiciële vraag niet valt onder de bevoegdheid van het Hof of geen antwoord behoeft, omdat het daarin beoogde verschil in behandeling betrekking heeft op de wijze waarop de beroepsbrandweerlieden, enerzijds, en de vrijwillige brandweerlieden, anderzijds, worden bezoldigd. Die wijze wordt echter niet geregeld bij de in het geding zijnde bepalingen, maar bij reglementaire bepalingen.
B.4.2. Het aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil heeft weliswaar betrekking op de bezoldiging van de vrijwillige brandweerlieden. De verwijzende rechter wil bij die gelegenheid evenwel rekening houden met de bepalingen betreffende de organisatie van de arbeidstijd die het verschil in behandeling invoeren waarover aan het Hof een vraag is gesteld. Die bepalingen zijn wetsbepalingen, zodat zij onder de bevoegdheid van het Hof vallen.
B.4.3. De exceptie wordt verworpen.
Ten gronde B.5.1. De Ministerraad en de stad Dinant voeren aan dat de vrijwillige brandweerlieden en de beroepsbrandweerlieden geen vergelijkbare categorieën zijn in het licht van de organisatie van de arbeidstijd.
B.5.2. Aangezien de vrijwillige brandweerlieden en de beroepsbrandweerlieden vergelijkbare opdrachten vervullen in eenzelfde korps, vormen zij vergelijkbare categorieën.
B.6. De aanneming van de in het geding zijnde bepaling is als volgt verantwoord : « De wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector heeft de beginselen van de richtlijn 93/104/EG in Belgisch recht omgezet, gecoördineerd door de richtlijn 2003/88/EG. Deze wet is van toepassing op de arbeidsrelatie van statutaire of van contractuele aard in de overheidssector.
Deze personen zijn geen werknemers in de zin van de wet en zijn evenmin vrijwilligers in de zin van de wet betreffende het vrijwilligerswerk. Zij genieten een sui generis statuut dat hen uitsluit van het toepassingsgebied van de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten.
De vrijwilligers van de brandweerdiensten en van de civiele bescherming zijn gedurende de dag werknemers, ambtenaren of zelfstandigen en bieden in hun vrije tijd hun diensten aan ten gunste van de maatschappij door vrijwillige brandweerman of vrijwillig personeelslid van de civiele bescherming te worden.
De door de vrijwilligers van de brandweerdiensten en van de civiele bescherming uitgevoerde opdrachten, die bijna 2/3 van de leden van de brandweerdiensten en bijna 70 % van de personeelsleden van de civiele bescherming vertegenwoordigen, zijn van essentieel belang om de civiele veiligheid in ons land te garanderen.
In onze buurlanden, Frankrijk en Nederland, vallen de vrijwilligers ook niet onder het toepassingsgebied van de wetgeving betreffende de arbeidstijd. Om in België de situatie te verduidelijken teneinde een einde te stellen aan talrijke vraagstellingen hieromtrent en bijgevolg aan de gecreëerde veronderstelde rechtsonzekerheid, is het noodzakelijk [gebruik te maken van een interpretatieve wet] » (Parl.
St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2299/001, p. 119).
B.7. De voormelde richtlijn 2003/88/EG, die niet van toepassing is op de bezoldiging van de werknemers (HvJ, 1 december 2005, C-14/04, Abdelkader Dellas, punten 38 en 39), regelt de organisatie van de arbeidstijd door te bepalen dat zij, luidens artikel 1, lid 3, ervan, van toepassing is op alle particuliere of openbare sectoren in de zin van artikel 2 van de richtlijn 89/391/EEG, onverminderd de artikelen 14, 17, 18 en 19 ervan.
Artikel 2, lid 1, ervan definieert de arbeidstijd als « tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken ».
Het karakteriseert overigens niet op juridische wijze de arbeidsrelatie waarvan de personen deel uitmaken op wie de bepalingen ervan van toepassing zijn.
B.8. De vrijwillige brandweerlieden zijn personen die een deel van hun vrije tijd besteden aan een brandweerdienst met wie zij een aanwervingsovereenkomst aangaan (artikel 37 van het koninklijk besluit van 19 april 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/1999 pub. 08/05/1999 numac 1999000329 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten type koninklijk besluit prom. 19/04/1999 pub. 30/03/2006 numac 2006000092 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten); zij ontvangen een vergoeding naar rato van het aantal gepresteerde uren, op basis van minstens het gemiddelde van de uurlonen van het beroepspersoneel met dezelfde graad (artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/06/1999 pub. 13/06/1999 numac 1999000514 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten), vergoeding die onderworpen is aan een bijzondere socialezekerheidsregeling.
B.9. De vrijwillige brandweerlieden oefenen op vrijwillige basis een activiteit uit die een beroepsactiviteit of een ander statuut aanvult en zijn in die zin onderworpen aan een arbeidsregeling en arbeidsduur die verschilt van die van de beroepsbrandweerlieden.
B.10. Het vrijwillige, occasionele en aanvullende karakter van de activiteit van de vrijwillige brandweerman verantwoordt dat de in het geding zijnde bepaling hem uitsluit van het toepassingsgebied van een wetgeving die, zoals de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten, waarborgen biedt aan de ambtenaren op het vlak van de minimale periodes van dagelijkse rust, wekelijkse rust, jaarlijks verlof, arbeidspauze, maximale wekelijkse arbeidsduur en bepaalde aspecten van de nachtarbeid en de ploegendienst (Parl. St., Kamer, 1999-2000, DOC 50-0839/001, p. 3).
Aangezien de richtlijn 2003/88/EG voorziet in de mogelijkheid om, voor de brandweerlieden, zelfs de beroepsbrandweerlieden, af te wijken van de daarin opgenomen bepalingen inzake, met name, de dagelijkse rusttijd, de pauzes, de wekelijkse rusttijd en de duur van de nachtarbeid, vermocht de wetgever er redelijkerwijs van uit te gaan dat het specifieke karakter van de activiteit van de vrijwillige brandweerman de toepassing van de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten niet vereiste.
B.11. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 186 van de wet van 30 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/12/2009 pub. 15/01/2010 numac 2010009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1) sluiten houdende diverse bepalingen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 9 juli 2013.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, R. Henneuse