gepubliceerd op 13 juni 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten
3 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming, inzonderheid op de artikelen 9 en 13, vervangen bij de gewone wet van 16 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 oktober 1985 en van 14 oktober 1991, inzonderheid op de bijlagen ervan;
Overwegende dat de Gewestregeringen bij de opstelling van dit besluit werden betrokken;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 april 1999;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, van 3 mei 1999;
Gelet op het protocol nr. 99/04 van 18 mei 1999 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat sommige bepalingen in verband met het statuut van de vrijwillige agenten van de brandweerdiensten onmiddellijk moeten genomen worden om de veiligheid waarop deze agenten recht hebben, in het kader van de opdrachten die ze uitvoeren ten behoeve van de gemeenschap, te waarborgen; * dat, om hun veiligheid te waarborgen, men hen onverwijld, de mogelijkheid moet bieden zich preventief te laten inenten tegen het hepatis B virus, ten laste van de in dienst nemende overheid; * dat het dringend is erin te voorzien deze agenten te laten genieten van een aangepast vergoedingssysteem in geval van ongeval en een rente in geval van overlijden of invaliditeit; * dat men eindelijk, wegens bekommernis om gelijkheid, onverwijld een minimum uurloon moet vaststellen;
Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 11 van bijlage 2 « Modelreglement voor de organisatie van een gemeentelijke gemengde brandweerdienst » en van bijlage 3 « Modelreglement voor de organisatie van een gemeentelijke vrijwilligersbrandweerdienst » van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 11.De ledenvrijwilligers ondertekenen, voor hun indiensttreding als stagiair, een dienstnemingscontract voor de duur van de stage. Zij kunnen hun dienstneming te allen tijde verbreken met een maand opzegging.
Het dienstnemingscontract dat de leden-vrijwilligers als stagiair tegentekenen, vermeldt : 1. naam, voorna(a)m(en), geboorteplaats en geboortedatum, evenals de woonplaats;2. de dag met ingang waarvan de vrijwilliger in dienst is genomen;3. de graad en de vergoeding welke de vrijwilliger wordt toegekend;4. de ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis arbeidsongevallen;5. de ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis overlijdensverzekering;6. de verklaring van kennisname van en onderwerping aan het organiek reglement en het reglement van orde.»
Art. 2.In artikel 16 van bijlage 2 en 3 van hetzelfde besluit wordt de zin « De vrijwilliger gaat bij zijn effectieve indienstneming een nieuw dienstnemingscontract aan voor de duur van vijf jaar. Het modelcontract wordt vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken. » vervangen door volgende bepaling : « Het dienstnemingscontract dat de vrijwilliger tegentekent bij zijn effectieve indienstneming, voor de duur van vijf jaar, bevat dezelfde vermeldingen als het dienstnemingscontract bedoeld in artikel 11. »
Art. 3.Artikel 28 van bijlage 2 en artikel 29 van bijlage 3 van hetzelfde besluit, worden aangevuld als volgt : « 5. de personeelsleden informeren omtrent de mogelijkheid zich lastens de in dienst nemende overheid preventief te laten inenten tegen het hepatitis B virus. »
Art. 4.Artikel 41 van bijlage 2 en 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « De vergoedingen van de prestaties van de vrijwilligers worden berekend naar rato van de uren prestaties op basis van minstens het gemiddelde van de wedden bepaald bij de weddeschaal van de overeenstemmende graad van het beroepspersoneel.
Het minimumuurloon wordt vastgesteld op 1/1976e van deze jaarlijkse brutobezoldiging.
De reiskosten voor het vervullen van door de dienstchef behoorlijk gelaste bijzondere opdrachten, zijn vastgesteld als volgt : (te bepalen door de gemeenteraad) »
Art. 5.In artikel 55, derde lid, van bijlage 2 en 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de laatste zin « Zij wordt wat betreft de gelijkstelling met de regeling inzake schadevergoeding voor de overheidssector, berekend naar een hypothetische bezoldiging die bij ongeval een behoorlijke schadeloosstelling waarborgt, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de aan het hoofdberoep van de betrokkene verbonden bezoldiging.» wordt vervangen door de volgende tekst : « De rente voor overlijden en blijvende invaliditeit wordt berekend op basis van het bedrag zoals bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid van voormelde wet van 3 juli 1967.
Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid is de schadeloosstelling gelijk aan het werkelijk geleden inkomensverlies weliswaar beperkt tot een maximale dagvergoeding gelijk aan het bedrag bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid van voormelde wet van 3 juli 1967 gedeeld door 365.
Ieder vrijwillig lid van de dienst heeft evenwel het recht de schadeloosstelling te laten verzekeren op basis van zijn reëel beroepsinkomen, beperkt tot maximum 5 000 000 BEF. Hij dient daartoe jaarlijks een met bewijsstukken gestaafde aangifte te doen bij het gemeentebestuur, tegen ontvangstbewijs.
De werkgever(s) en de verzekeringsinstelling waarbij de getroffene is aangesloten of waar hij is ingeschreven overeenkomstig de wetgeving inzake de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, zijn gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer voor wat betreft de vergoedingen die zij op wettelijke of statutaire basis dienen uit te keren ». 2° In het vierde lid, dat het achtste lid wordt, wordt het getal « 10 000 000 » vervangen door het getal « 60 000 000 ».3° Na het achtste lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidend als volgt : « De stagiair-vrijwilliger wordt bij zijn indienstneming in kennis gesteld van de bepalingen van de door de in dienst nemende overheid afgesloten arbeidsongevallenverzekering. Elke wijziging in de bepalingen van deze polis wordt onmiddellijk aan alle personeelsleden meegedeeld. »
Art. 6.Een artikel 55bis, luidend als volgt, wordt in de bijlage 2 en 3 van hetzelfde besluit ingevoegd : «
Artikel 55bis.De in vorig artikel bedoelde verzekering wordt aangevuld met een verzekering ten gunste van de vrijwilligers aangegaan bij een daarvoor erkende maatschappij. Die verzekering wordt door de gemeenten verplicht afgesloten om, in geval van overlijden in dienst of ten gevolge van in dienst opgelopen verwondingen of ziekten, aan de rechtverkrijgenden de uitbetaling van een som van minimum 500 000 BEF te waarborgen. Dit bedrag wordt aan de schommelingen van de index der consumptieprijzen gekoppeld overeenkomstig de regelen voorgeschreven bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982. Het bedrag wordt aan de spilindex 138,01 gekoppeld.
De stagiair-vrijwilliger wordt bij zijn indienstneming in kennis gesteld van de bepalingen van de door de in dienst nemende overheid afgesloten overlijdensverzekering.
Elke wijziging in de bepalingen van de overlijdensverzekering wordt onmiddellijk aan alle personeelsleden meegedeeld. »
Art. 7.In artikel 56 van bijlage 2 en 3 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « bescheiden » en « worden » de woorden « al of niet geautomatiseerd » ingevoegd.
Art. 8.In artikel 57 van bijlage 2 en 3 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « verslagen, » en « naar » de woorden « al of niet geautomatiseerd » ingevoegd.
Art. 9.Onze Minister van Veiligheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Veiligheid, J. PEETERS