gepubliceerd op 11 oktober 2010
Uittreksel uit arrest nr. 79/2010 van 1 juli 2010 Rolnummer 4746 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 14, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, zoals vervangen bij de wet van 15 m Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 79/2010 van 1 juli 2010 Rolnummer 4746 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 14, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, zoals vervangen bij de
wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
15/05/2007
pub.
08/06/2007
numac
2007000545
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet tot wijziging van artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973
sluiten, gesteld door de Raad van State.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 194.561 van 22 juni 2009 in zake Frédéric Georges tegen de Belgische Senaat, in aanwezigheid van Hugues Fronville en de Nationale Kamer van Notarissen, tussenkomende partijen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 juli 2009, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 14, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in die zin geïnterpreteerd dat de Raad van State niet bevoegd zou zijn om kennis te nemen van het beroep tot nietigverklaring dat een kandidaat voor de functie van lid van de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat in de hoedanigheid van docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit rechten van een Belgische universiteit, die geen notaris, kandidaat-notaris of geassocieerd notaris is, heeft ingesteld tegen de aanwijzing van een ander lid van die commissie om de enige reden dat hij zou zijn aangewezen door de Senaat, terwijl de notarissen de aanwijzingen mogen betwisten van de leden van die commissie die onder hun beroep vallen, omdat zij door een andere overheid zijn aangewezen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 14, § 1, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State, vervangen bij artikel 2 van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 08/06/2007 numac 2007000545 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 sluiten « tot wijziging van artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 » en gewijzigd bij artikel 12 van de wet van 21 februari 2010 « tot aanpassing van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, aan de benaming ' Grondwettelijk Hof ' » bepaalt : « De afdeling [bestuursrechtspraak van de Raad van State] doet uitspraak, bij wijze van arresten, over de beroepen tot nietigverklaring wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht, ingesteld tegen de akten en reglementen : 1° van de onderscheiden administratieve overheden;2° van de wetgevende vergaderingen of van hun organen, daarbij inbegrepen de ombudsmannen ingesteld bij deze assemblees, van het Rekenhof en van het Grondwettelijk Hof, van de Raad van State en de administratieve rechtscolleges evenals van organen van de rechterlijke macht en van de Hoge Raad voor de Justitie met betrekking tot overheidsopdrachten en leden van hun personeel. Artikel 159 van de Grondwet is eveneens van toepassing op de in 2° bedoelde akten en reglementen ».
B.1.2. De Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat telt acht werkende leden (artikel 38, §§ 1 en 2, eerste lid, van de wet van 25 ventôse jaar XI « op het notarisambt », ingevoegd bij artikel 22 van de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009663 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009662 bron ministerie van justitie Wet tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, met de artikelen 38, § 5, 76, 1°, 78 tot 85 en 95 tot 112 type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999009647 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021311 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming tot het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik sluiten « tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt »).
Vier van hen hebben de hoedanigheid van notaris of van « geassocieerd notaris die geen titularis is » (artikel 38, § 4, eerste lid, 1° en 2°, van dezelfde wet). Zij worden « aangewezen door de leden van de algemene vergadering van de Nationale Kamer van notarissen [...] [die] tot [...] de Franse taalrol behoren » (artikel 38, § 5, tweede lid, van dezelfde wet).
De commissie telt bovendien in haar midden een « magistraat in functie gekozen uit de zittende magistraten van de hoven en rechtbanken en de magistraten bij het openbaar ministerie » (artikel 38, § 4, eerste lid, 3°), een « docent of een hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit, die geen notaris, kandidaat-notaris of geassocieerde notaris is » (artikel 38, § 4, eerste lid, 4°) en twee « externe leden met een voor de opdracht relevante beroepservaring » (artikel 38, § 4, eerste lid, 5°). Die vier andere werkende leden van de commissie worden « afwisselend door de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat aangewezen met een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen » (artikel 38, § 5, derde lid, van de wet van 25 ventôse jaar XI, ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009663 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009662 bron ministerie van justitie Wet tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, met de artikelen 38, § 5, 76, 1°, 78 tot 85 en 95 tot 112 type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999009647 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021311 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming tot het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik sluiten « tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, met de artikelen 38, § 5, 76, 1°, 78 tot 85 en 95 tot 112 »).
B.2.1. Uit de feiten van de zaak en de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 14, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, in zoverre die bepaling een verschil in behandeling zou invoeren tussen twee categorieën van kandidaten voor een mandaat van lid van de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat : enerzijds, diegenen die kandidaat zijn in de hoedanigheid van notaris of geassocieerd notaris die geen titularis is en, anderzijds, diegenen die kandidaat zijn in de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit die geen notaris, kandidaat-notaris of geassocieerd notaris is ».
B.2.2. Zowel uit de motivering van de verwijzingsbeslissing als uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat de verwijzende rechter van mening is dat de leden van de Franse taalrol van de algemene vergadering van de Nationale Kamer van Notarissen, wanneer zij voor die Franstalige benoemingscommissie de notarissen en de geassocieerde notaris die geen titularis is, aanwijzen, optreden als administratieve overheid in de zin van artikel 14, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zodat de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd is om kennis te nemen van een beroep tot nietigverklaring dat door de kandidaten van de in B.2.1 eerstgenoemde categorie tegen die aanwijzingen wordt ingesteld.
Door de bevoegdheid van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om kennis te nemen van de beroepen tot nietigverklaring ingesteld tegen de handelingen en reglementen van de wetgevende vergaderingen, te beperken tot de handelingen en reglementen die betrekking hebben op de « overheidsopdrachten en leden van hun personeel », ontneemt de in het geding zijnde bepaling de kandidaten van de in B.2.1 laatstgenoemde categorie het recht om voor de Raad van State de nietigverklaring te vorderen van een aanwijzing, door de Senaat, van een werkend lid van de desbetreffende commissie in de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit ».
B.3. Zoals het is vervangen bij artikel 2 van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 08/06/2007 numac 2007000545 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 sluiten, neemt artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State de regel over die in diezelfde bepaling was ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 25 mei 1999 « tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, van de wet van 5 april 1955 inzake de wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State, alsook van het Gerechtelijk Wetboek », regel volgens welke de Raad van State bevoegd is om kennis te nemen van een beroep tot nietigverklaring van akten en reglementen van een wetgevende vergadering of van een van haar organen, met betrekking tot de overheidsopdrachten en de leden van haar personeel.
Het voorbehoud in verband met het voorwerp van de betrokken handeling beoogt de vernietigingsbevoegdheid van de Raad van State niet uit te breiden tot « alle bestuurshandelingen », en die te beperken tot de administratieve handelingen die tot het « intern functioneren » van de wetgevende vergaderingen behoren, met uitsluiting van die welke hun specifieke opdracht betreffen, met andere woorden tot de handelingen van de wetgevende vergadering die optreedt « als administratieve overheid » (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-361/3, pp. 4-5; Hand., Senaat, 25 februari 1999, p. 7146; Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 1960/4, pp. 2 en 6; ibid., nr. 1960/8, p. 4).
B.4. Tot de basisbeginselen van de democratische opbouw van de Staat behoort de regel dat de wetgevende vergaderingen bij de uitoefening van hun opdracht over de ruimste onafhankelijkheid beschikken.
Dat beginsel brengt met zich mee dat een wetgevende vergadering de haar toevertrouwde aangelegenheden, zoals bijvoorbeeld benoemingen, zelf dient te kunnen regelen en haar bevoegdheden op autonome wijze dient te kunnen uitoefenen.
B.5. De docent of de hoogleraar die, in die hoedanigheid, lid is van de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat is geen personeelslid van die wetgevende vergadering.
Het gaat om een mandataris wiens functie identiek is met die van de notarissen en van de geassocieerde notaris die geen titularis is en die leden van diezelfde commissie zijn.
Ten aanzien van de onverenigbaarheden is die mandataris aan dezelfde regels onderworpen als die notarissen en die geassocieerde notaris die geen titularis is (artikel 38, § 6, eerste lid, van de wet van 25 ventôse jaar XI, ingevoegd bij artikel 22 van de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009663 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009662 bron ministerie van justitie Wet tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, met de artikelen 38, § 5, 76, 1°, 78 tot 85 en 95 tot 112 type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999009647 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021311 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming tot het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik sluiten « tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt »).
Die regels strekken ertoe « de objectieve en onpartijdige samenstelling en werking [te verzekeren] » van de benoemingscommissie (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1432/1, p. 54). Het mandaat van lid van een benoemingscommissie voor het notariaat is onder meer onverenigbaar met « [elk] bij verkiezing verleend politiek mandaat » (artikel 38, § 6, eerste lid, 4°, van de wet van 25 ventôse jaar XI).
De docent of de hoogleraar die, in die hoedanigheid, lid is van de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat wordt bovendien aan dezelfde regels onderworpen als de daarvan lid zijnde notarissen en geassocieerde notaris die geen titularis is, wat betreft de voorwaarden voor een tweede verkiezing, de voorwaarden voor de uitoefening van zijn mandaat en de voorwaarden inzake de organisatie en de werking van de commissie (artikel 38, §§ 7 tot 10, van de wet van 25 ventôse jaar XI, ingevoegd bij artikel 22 van de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009663 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009662 bron ministerie van justitie Wet tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, met de artikelen 38, § 5, 76, 1°, 78 tot 85 en 95 tot 112 type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999009647 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021311 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming tot het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik sluiten; artikel 38, § 11, van de wet van 25 ventôse jaar XI, ingevoegd bij artikel 22 van de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009663 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009662 bron ministerie van justitie Wet tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, met de artikelen 38, § 5, 76, 1°, 78 tot 85 en 95 tot 112 type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/07/1999 numac 1999009647 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk type wet prom. 04/05/1999 pub. 11/09/1999 numac 1999021311 bron ministerie van justitie Wet houdende instemming tot het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik sluiten en gewijzigd bij artikel 6, a), van de wet van 23 mei 2007 « tot wijziging van een aantal wetten betreffende de dotaties aan het Rekenhof, de federale ombudsmannen, de benoemingscommissies voor het notariaat en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer »).
B.6. Het in B.2 beschreven verschil in behandeling is bijgevolg niet evenredig met het beginsel van de onafhankelijkheid van de wetgevende vergaderingen, want het door het instellen van een beroep tot nietigverklaring beschermde belang is even reëel en even wettig ten aanzien van een kandidaat voor een aanwijzing als werkend lid van die commissie in de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit » als ten aanzien van een kandidaat voor een aanwijzing als werkend lid van die commissie in de hoedanigheid van notaris of geassocieerd notaris die geen titularis is.
De aanwijzing, door de Senaat, van een werkend lid van de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat in de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit » is een handeling die dient onderworpen te zijn aan het rechterlijk toezicht van de Raad van State.
B.7.1. De procedure voor de aanwijzing van de leden van de benoemingscommissies voor het notariaat die geen notaris zijn, noch geassocieerd notaris die geen titularis is, is evenwel geïnspireerd op de procedure voor de benoeming van de leden van het wervingscollege der magistraten ingesteld bij het vroegere artikel 259bis van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij artikel 20 van de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/1991 pub. 04/04/2018 numac 2018030682 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « tot wijziging van de voorschriften van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de opleiding en de werving van de magistraten » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nrs. 1432/1 en 1433/1, p. 54).
Zij werden « door de Senaat benoemd, met de meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen » (artikel 259bis, § 3, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het luidde vóór de vervanging ervan bij artikel 45 van de wet van 22 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten « tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem »).
Die « aanwijzing [...] die de regeringsmeerderheid van het ogenblik overstijgt » maakte het mogelijk « een groter pluralisme te realiseren » en « een zo breed mogelijk akkoord en een zo groot mogelijke politieke waaier » (Parl. St., Senaat, 1989-1990, nr. 974-2, pp. 110-111).
B.7.2. De procedure voor de aanwijzing van de leden van de benoemingscommissies voor het notariaat die geen notaris zijn, noch geassocieerd notaris die geen titularis is, is overigens vergelijkbaar met de procedure voor de benoeming van de « andere leden » van de Hoge Raad voor de Justitie bedoeld in artikel 151, § 2, tweede lid, van de Grondwet - ingevoegd bij de herziening van de Grondwet van 20 november 1998 -, procedure waarop de Ministerraad en de Senaat allusie maken voor het Hof.
De « niet-magistraten » die lid zijn van de Hoge Raad voor de Justitie worden immers eveneens benoemd door de Senaat met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen (artikel 151, § 2, tweede lid, van de Grondwet; artikel 259bis -2, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 45 van de wet van 22 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten).
De benoeming van die leden van de Hoge Raad voor de Justitie - die deelnemen aan de werving van de magistraten van de rechterlijke macht - gebeurt aldus door een « instelling, die wel over een noodzakelijke democratische legitimiteit beschikt en op pluralistische wijze tot stand komt » dankzij « een meerderheid die de regeringsmeerderheid overstijgt » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1677/1, p. 47; Parl.
St., Kamer, 1997-1998, nr. 1675/1, p. 2).
B.7.3. Uit hetgeen voorafgaat, volgt dat de Raad van State, wanneer hij kennis neemt van een beroep tot nietigverklaring van een aanwijzing, door de Senaat, van een werkend lid van de commissie in kwestie in de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit », na in voorkomend geval te hebben nagegaan of de wetgevende vergadering de bij de Grondwet of de wet vastgestelde aanwijzingsvoorwaarden in acht heeft genomen, rekening dient te houden met de bijzondere vertrouwensband die blijkt uit de aanwijzing door een wetgevende vergadering.
B.8. Rekening houdend met wat in B.7 is uiteengezet, is de in het geding zijnde bepaling onbestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij het de geweigerde kandidaat voor een benoeming tot werkend lid van de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat in de hoedanigheid van docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit niet mogelijk maakt om bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een beroep in te stellen tot nietigverklaring van de aanwijzing, door de Senaat, van een dergelijk lid van die commissie.
Aangezien de vastgestelde lacune zich bevindt in de aan het Hof voorgelegde tekst, staat het aan de verwijzende rechter een einde te maken aan de door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid, aangezien die vaststelling wordt uitgedrukt in voldoende duidelijke en volledige bewoordingen om toe te laten dat de in het geding zijnde bepaling wordt toegepast met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.9. In zoverre de prejudiciële vraag de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk gelezen, aanklaagt, dient zij bevestigend te worden beantwoord.
B.10. Het onderzoek van de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, zou niet tot een ander besluit kunnen leiden.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Rekening houdend met wat in B.7 is gezegd, schendt artikel 14, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het het de geweigerde kandidaat voor een benoeming tot werkend lid van de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat in de hoedanigheid van docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit niet mogelijk maakt om bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een beroep in te stellen tot nietigverklaring van de aanwijzing, door de Senaat, van een dergelijk lid van die commissie.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 1 juli 2010.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.