gepubliceerd op 17 april 2007
Uittreksel uit arrest nr. 53/2007 van 28 maart 2007 Rolnummer 3991 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 22 tot 24 en 49 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijziging van de Gemeentekieswe Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Lavr(...)
Uittreksel uit arrest nr. 53/2007 van 28 maart 2007 Rolnummer 3991 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 22 tot 24 en 49 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijziging van de Gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, de wet tot organisatie van de geautomatiseerde stemming van 11 april 1994 en het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de controle van de verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen voor de verkiezing van het Vlaams Parlement », ingesteld door Joris Van Hauthem.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 17 mei 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 18 mei 2006, heeft Joris Van Hauthem, wonende te 1750 Lennik, Scheestraat 21, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 22 tot 24 en 49 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijziging van de Gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, de wet tot organisatie van de geautomatiseerde stemming van 11 april 1994 en het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de controle van de verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen voor de verkiezing van het Vlaams Parlement » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 maart 2006). (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoeker vordert de vernietiging van de artikelen 22, 23, 24 en 49 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijziging van de Gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, de wet tot organisatie van de geautomatiseerde stemming van 11 april 1994 en het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de controle van de verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen voor de verkiezing van het Vlaams Parlement » (hierna : het bestreden decreet).
B.2.1. De artikelen 22, 23 en 24 brengen wijzigingen aan in de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932 (hierna : de gemeentekieswet). Wanneer in die artikelen sprake is van « dezelfde wet », wordt daarmee de gemeentekieswet bedoeld.
B.2.2. Artikel 22 luidt als volgt : « In artikel 57 van dezelfde wet, gewijzigd bij artikel 121 van de wet van 5 juli 1976 en vervangen bij artikel 7 van de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de derde en vierde zin geschrapt;2° het derde lid wordt opgeheven ». B.2.3. Artikel 23 luidt als volgt : « Artikel 57bis van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 8 van de wet van 26 juni 2000, wordt vervangen door wat volgt : '
Artikel 57bis.De eventuele decimalen van het quotiënt dat verkregen wordt door de verrichting, vermeld in artikel 57, derde lid, uit te voeren, worden afgerond naar de hogere eenheid, ongeacht het feit of ze al dan niet 0,50 bereiken. ' ».
B.2.4. Artikel 24 luidt als volgt : « In artikel 58 van dezelfde wet, vervangen bij artikel 9 van de wet van 26 juni 2000, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : ' Alvorens de opvolgers aan te wijzen, kent het hoofdstembureau aan de kandidaten individueel de helft van het aantal stemmen toe ten gunste van de volgorde van voordracht. Die helft wordt vastgesteld door het product van de vermenigvuldiging van het aantal stembiljetten met een lijststem, vermeld in artikel 50, § 1, tweede lid, 1°, en het aantal door die lijst behaalde zetels, te delen door twee.
De toekenning, vermeld in het tweede lid, gebeurt door overdracht. De toe te kennen stembiljetten worden toegevoegd aan de naamstemmen die de eerste, niet-effectief verkozen kandidaat van de lijst heeft behaald, voor zover dat nodig is om het verkiesbaarheidcijfer dat specifiek is voor elke lijst, te bereiken. Is er een overschot, dan wordt het op gelijkaardige wijze toegekend aan de tweede, niet-effectief verkozen kandidaat, vervolgens aan de derde en zo verder, totdat de helft van het aantal gunstige stemmen voor de volgorde van voordracht, zoals die behaald is in het tweede lid, uitgeput is.
De eventuele decimalen van het quotiënt dat verkregen wordt door de verrichtingen, vermeld in dit artikel, uit te voeren, worden afgerond naar de hogere eenheid, ongeacht het feit of ze al dan niet 0,50 bereiken. ' ».
B.3. Het bestreden artikel 49 wijzigt de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen (hierna : de provinciekieswet). Wanneer in dat artikel sprake is van « dezelfde wet », wordt daarmee de provinciekieswet bedoeld. Het luidt als volgt : « In artikel 21 van dezelfde wet, vervangen bij artikel 268 van de wet van 16 juli 1993 en gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de derde en vierde zin geschrapt;2° in § 1 worden het derde en het vierde lid opgeheven;3° § 1bis wordt opgeheven;4° in § 2, tweede lid, wordt het woord ' nieuwe ' en de woorden ', zoals bepaald is in § 1, tweede lid, waarbij die toekenning op dezelfde manier gebeurt als voor de aanwijzing van de verkozenen, maar beginnende bij de eerste niet-gekozen kandidaat, in de volgorde van inschrijving op het stembiljet ' geschrapt;5° in § 2 worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : ' De in het tweede lid bedoelde toekenning gebeurt door overdracht.De toe te kennen stembiljetten worden toegevoegd aan de naamstemmen die de eerste niet-effectief verkozen kandidaat van de lijst heeft behaald, voor wat nodig is om het verkiesbaarheidcijfer dat specifiek is voor elke lijst, te bereiken. Is er een overschot, dan wordt het op gelijkaardige wijze toegekend aan de tweede niet-effectief verkozen kandidaat, vervolgens aan de derde en zo verder, totdat de helft van het aantal gunstige stemmen voor de volgorde van voordracht, zoals die bepaald is in het vorige lid, uitgeput is. Het verkiesbaarheidcijfer dat specifiek is voor elke lijst, wordt bereikt door het product van de vermenigvuldiging van het verkiezingscijfer van de lijst zoals het bepaald is in artikel 18bis, en het aantal zetels dat aan die lijst toegekend is, te delen door het aantal zetels dat toekomt aan die lijst, vermeerderd met een eenheid.
De eventuele decimalen van het quotiënt dat verkregen wordt door de in dit artikel bedoelde verrichtingen uit te voeren, worden afgerond naar de hogere eenheid, ongeacht het feit of zij al dan niet 0,50 bereiken. ' ».
B.4. Het decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 « houdende wijziging van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 2006) wijzigt een aantal bepalingen van de gemeentekieswet, de provinciekieswet en de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming.
Het Hof dient na te gaan in hoeverre die wijzigingen een invloed hebben op het onderwerp van het beroep.
B.5. De artikelen 3 en 4 van het decreet van 7 juli 2006 vervangen de volledige artikelen 57 en 57bis van de gemeentekieswet, terwijl artikel 5 van hetzelfde decreet het tweede lid van artikel 58 van de gemeentekieswet vervangt en het derde en vierde lid ervan opheft.
Artikel 16 van het decreet van 7 juli 2006 vervangt de paragrafen 1 en 2 van artikel 21 van de provinciekieswet en voegt een paragraaf 2bis eraan toe. Hierdoor worden de wijzigingen die werden aangebracht door de bestreden artikelen 22, 23, 24 en 49 van het decreet van 10 februari 2006, ongedaan gemaakt.
B.6. Tegen de artikelen 3, 4 en 5 van het decreet van 7 juli 2006 is op 10 januari 2007 beroep tot vernietiging ingesteld. De zaak is ingeschreven onder nummer 4121 van de rol van het Hof.
In zoverre het huidige beroep gericht is tegen de bestreden artikelen 22, 23 en 24 van het decreet van 10 februari 2006, zal het pas definitief zonder voorwerp worden nadat het Hof het beroep tot vernietiging van de artikelen 3, 4 en 5 van het decreet van 7 juli 2006 zou hebben verworpen. Het onderzoek van de onderdelen van het huidige beroep die op de artikelen 22, 23 en 24 betrekking hebben, zal derhalve enkel moeten worden voortgezet indien het beroep gericht tegen de voormelde bepalingen van het decreet van 7 juli 2006 gegrond zou worden verklaard; in geval van verwerping zullen die onderdelen van het huidige beroep van de rol van het Hof worden geschrapt.
Vermits na het verstrijken van de in artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof bepaalde termijn van zes maanden, die inging na de bekendmaking van het decreet van 7 juli 2006 in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 2006, geen beroep is ingesteld tegen artikel 16 van dat decreet, is het beroep tot vernietiging van artikel 49 van het decreet van 10 februari 2006 zonder voorwerp.
Om die redenen, het Hof - verklaart het beroep tot vernietiging van artikel 49 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 februari 2006 « houdende wijziging van de Gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, de wet tot organisatie van de geautomatiseerde stemming van 11 april 1994 en het decreet van 7 mei 2004 houdende regeling van de controle van de verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen voor de verkiezing van het Vlaams Parlement » zonder voorwerp; - zegt dat het beroep tot vernietiging, in zoverre het is gericht tegen de artikelen 22, 23 en 24 van het voormelde decreet van 10 februari 2006, later zal worden onderzocht, tenzij de zaak van de rol van het Hof zal worden geschrapt, nadat het Hof het beroep tegen de artikelen 3, 4 en 5 van het decreet van 7 juli 2006 zou hebben verworpen.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 28 maart 2007.
De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux. A. Arts.