gepubliceerd op 17 juni 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 193.108 van 8 mei 2009 in zake Maria Emperatriz Bermeo Caicedo tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op « Schendt het vroegere artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 193.108 van 8 mei 2009 in zake Maria Emperatriz Bermeo Caicedo tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 mei 2009, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt het vroegere artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in zoverre het een voorwaarde oplegt van tenlasteneming van de bloedverwanten in de opgaande lijn door het kind, in die zin geïnterpreteerd dat het minderjarig Belgisch kind wiens bloedverwanten in de opgaande lijn die niet de Belgische nationaliteit hebben, niet te zijnen laste zijn, ofwel ervan moet afzien te leven in het land waarvan het de nationaliteit heeft, ofwel ervan moet afzien te leven met zijn ouders indien die laatstgenoemden beslissen terug te keren naar hun land van herkomst, artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955 ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4705 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.