gepubliceerd op 27 mei 2005
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 april 2005 in zake de Belgische Staat tegen M. Bousnina en N. Ajair, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is i « Schenden de artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 en 26 van het koni(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 april 2005 in zake de Belgische Staat tegen M. Bousnina en N. Ajair, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 4 mei 2005, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 2, 2°, 10, 4°, en 12bis van de wet van 15 december 1980 en 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij de vreemdeling die geen E.G.-onderdaan is en die België zonder de vereiste documenten is binnengekomen of na de geldigheidsdatum van die documenten in België is gebleven, maar gehuwd is met een niet-E.G.-onderdaan die toegelaten werd tot het verblijf in België, ertoe verplichten de documenten voor te leggen die vereist zijn om België binnen te komen, op straffe van terugdrijving uit het land en terugkeer naar zijn land van herkomst om die te verkrijgen, ook al voldoet hij aan de voorwaarden opgelegd bij artikel 10, 4°, van de wet om van rechtswege tot een verblijf van meer dan drie maanden in België te worden toegelaten, terwijl dezelfde vreemdeling, overeenkomstig de lering van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, niet om die reden kan worden teruggedreven wanneer hij met een Belgische onderdaan of een EG-onderdaan is gehuwd ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 3696 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.