gepubliceerd op 03 augustus 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 21 juni 2004 in zake J.-P. Wauthy en M.-A. Frecourt tegen de n.v. Fortis Bank en in zake B. Audin en M. Wauthy tegen de n.v. Forti « Brengt artikel 81 van de wet van 8 augustus 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 4 september 2002(...)
ARBITRAGEHOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989 op het Arbitragehof    Bij arrest van 21 juni 2004 in zake J.-P. Wauthy en M.-A. Frecourt    tegen de n.v. Fortis Bank en in zake B. Audin en M. Wauthy tegen de    n.v. Fortis Bank, J.-P. Wauthy en M.-A. Frecourt, waarvan de expeditie    ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 29 juni 2004, heeft    het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Brengt artikel 81 van de wet van 8 augustus 1997, zoals gewijzigd    bij de wet van 4 september 2002, in zoverre het bepaalt dat de    gefailleerde rechtspersoon niet verschoonbaar kan worden verklaard,    geen discriminatie teweeg, waardoor het aldus de artikelen 10 en 11    van de Grondwet schendt, tussen de natuurlijke personen die zich    kosteloos borg hebben gesteld voor de verbintenissen van een    gefailleerde rechtspersoon, en de natuurlijke personen die zich    kosteloos borg hebben gesteld voor een gefailleerde natuurlijke    persoon, aangezien artikel 82 van de wet van 8 augustus 1997, zoals    gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, aangeeft dat de    verschoonbaarheid de schulden van de gefailleerde tenietdoet en de    natuurlijke personen die zich kosteloos borg hebben gesteld voor een    verbintenis van de gefailleerde, ontslaat van hun verplichtingen ? »    Die zaak is ingeschreven onder nummer 3031 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.