gepubliceerd op 22 juni 2002
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij negen arresten nrs. 105.389, 105.395, 105.392, 105.398, 105.390, 105.393, 105.394, 105.388 en 105.391 van 5 april 2002 in zake J.-M. Rocks « Houdt artikel 131 van de programmawet van 30 december 2001, waarbij besloten wordt tot bekrachtig(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij negen arresten nrs.105.389, 105.395, 105.392, 105.398, 105.390, 105.393, 105.394, 105.388 en 105.391 van 5 april 2002 in zake J.-M. Rocks en A. Massin, S. Debras en anderen, F. De Corte, M. Wilen, L. Doyen, J.-P. Delval, S. Vanhaeren, S. Guisse, en F. Arce en anderen tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 30 april 2002, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Houdt artikel 131 van de programmawet van 30 december 2001, waarbij besloten wordt tot bekrachtiging van deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, een schending in van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat die bepaling ertoe zou strekken en tot gevolg zou hebben dat verzoeker de mogelijkheid verliest om de geldigheid van dat deel XII nog langer te betwisten voor de rechtscolleges, met inbegrip van de Raad van State, terwijl nog zowat dertig beroepen tot nietigverklaring en/of vorderingen tot schorsing van die bepalingen van dat deel XII bij dat rechtscollege aanhangig zijn ? » b. Bij twee arresten nrs.105.396 en 105.397 van 5 april 2002 in zake T. Leroy en J. Warnimont en R. Coulée tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 7 mei 2002, heeft de Raad van State de voormelde prejudiciële vraag gesteld. c. Bij arrest nr.105.404 van 5 april 2002 in zake V. Hendrick tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 15 mei 2002, heeft de Raad van State de voormelde prejudiciële vraag gesteld. d. Bij arrest nr.105.513 van 16 april 2002 in zake P. Liegeois tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 3 mei 2002, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Houdt artikel 131 van de programmawet van 30 december 2001 een schending in van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in onderlinge samenhang met de artikelen 13 en 146 van de Grondwet, alsook met de algemene principes van het eerlijk proces, de rechtszekerheid en het gewettigde vertrouwen van de bestuurder in de overheid, doordat die bepaling ertoe zou strekken en/of tot gevolg zou hebben dat aan de lopende jurisdictionele procedures een beslissende wending wordt gegeven ten gunste van de openbare macht en ten nadele van de bestuurden ? » e. Bij arrest nr.105.685 van 22 april 2002 in zake P. Hubeau tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 6 mei 2002, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 131 van de programmawet van 30 december 2001 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met de artikelen 144 en 145 van de Grondwet en met de artikelen 14, § 1, en 17, §§ 1 en 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, doordat hij aan bepaalde categorieën van politieambtenaren een essentieel jurisdictioneel beroep en dito rechtsbescherming ontneemt, nu deze bepaling eraan in de weg staat dat de Raad van State nog uitspraak doet over de vordering tot schorsing die verzoekende partij heeft ingesteld tegen het koninklijk besluit van 30 maart 2001 dat aldus door deze bepaling wordt bekrachtigd ? » f. Bij drie arresten nrs.105.689, 105.688 en 105.686 van 22 april 2002 in zake J.-M. Beirnaert, C. Neyrinck en anderen, en J. Devolder tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 6 mei 2002, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 131 van de programmawet van 30 december 2001 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat hij aan een bepaalde categorie van personen de jurisdictionele waarborg ontneemt die artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State aan alle burgers op de meest algemene wijze verzekert ? » Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2420, 2421, 2422, 2423, 2424, 2425, 2426, 2427 en 2428 (a), 2441 en 2442 (b), 2444 (c), 2435 (d), 2436 (e), 2437, 2438 en 2439 (f) van de rol van het Hof en werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.