gepubliceerd op 28 december 2002
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 111.802 van 23 oktober 2002 in zake E. Steppe tegen de Belgische Staat en in aanwezigheid van G. Molle, N. Devroede en C. Pensis, « Schendt artikel 151, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het gold tot zijn opheffing e(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 111.802 van 23 oktober 2002 in zake E. Steppe tegen de Belgische Staat en in aanwezigheid van G. Molle, N. Devroede en C. Pensis, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 13 november 2002, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 151, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het gold tot zijn opheffing en vervanging door de wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk en in samenhang gelezen met artikel 32 van de Grondwet, doordat die wetsbepaling niet voorziet in een kennisgeving van het voorafgaand advies en de voordracht aan de betrokken kandidaat, terwijl artikel 259ter , § 1, tweede lid, voor andere benoemingen tot een rechterlijk ambt, in die kennisgeving en in de mogelijkheid om zijn opmerkingen voor te leggen en om gehoord te worden wel voorziet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2569 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.