gepubliceerd op 25 augustus 2023
Wet tot invoering van een tijdelijk crisiskader overbruggingsrecht in geval van noodsituaties en tot wijziging van de programmawet van 26 december 2023
31 MEI 2023. - Wet tot invoering van een tijdelijk crisiskader overbruggingsrecht in geval van noodsituaties en tot wijziging van de programmawet van 26 december 2023 (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1 - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° het koninklijk besluit nr.38: het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 2° de programmawet: de programmawet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043127 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten;3° de zelfstandige: de zelfstandige bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit nr.38; 4° de helper: de helper bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit nr.38, die geen meewerkende echtgenoot is; 5° de meewerkende echtgenoot: de meewerkende echtgenoot bedoeld in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr.38; 6° de aanvrager: de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot die een aanvraag indient tot het bekomen van het in deze wet bedoelde financiële uitkering;7° de begunstigde: de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot die de in deze wet bedoelde financiële uitkering geniet;8° het sociaal verzekeringsfonds: de sociale verzekeringskas voor zelfstandigen bedoeld in artikel 20, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit nr.38; 9° het Rijksinstituut: het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen bedoeld in artikel 21 van het koninklijk besluit nr.38. HOOFDSTUK 2 - Het toepassingsgebied
Art. 3.§ 1. Zelfstandigen, helpers en meewerkende echtgenoten die als gevolg van een maatschappelijke en/of socio-economische noodsituatie geconfronteerd worden met economische moeilijkheden zonder dat zij zich genoodzaakt zien om hun zelfstandige activiteit te onderbreken of stop te zetten, komen tijdelijk in aanmerking voor de financiële uitkering bedoeld in artikel 196, § 1, van de programmawet. Dit wordt het tijdelijk crisiskader overbruggingsrecht in geval van noodsituaties genoemd.
Voor de toepassing van dit artikel is er sprake van een maatschappelijke en/of socio-economische noodsituatie in de zin van het vorige lid wanneer minstens één van de volgende gebeurtenissen zich voordoet: - gebeurtenissen die een zware economische impact hebben die niet beperkt blijft tot één sector en de nationale context overstijgt; - gebeurtenissen die het maatschappelijk leven op nationaal, regionaal of lokaal niveau in meerdere facetten raken. § 2. De Koning kondigt de in de eerste paragraaf bedoelde noodsituatie af voor een bepaalde duur die strikt noodzakelijk is en in geen geval langer mag zijn dan drie maanden, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Tijdens deze bedoelde periode is het tijdelijk crisiskader overbruggingsrecht in geval van noodsituaties van kracht.
Na het verstrijken van de periode bedoeld in het vorige lid, kan de Koning de instandhouding van de noodsituatie afkondigen, telkens voor een nieuwe periode van maximaal drie maanden, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 3. Het koninklijk besluit bedoeld in paragraaf 2 bepaalt: 1. de redenen waarom de bedoelde gebeurtenis beantwoordt aan de beschrijving bedoeld in paragraaf 1;2. de specifieke doelgroep van zelfstandigen waarop het tijdelijk crisiskader overbruggingsrecht in geval van noodsituaties van toepassing is, door middel van territoriale en/of sectoriële afbakening;3. in welke van de in artikel 5 van deze wet voorziene situaties de financiële uitkering kan worden toegekend;4. de wijze waarop de aanvrager aantoont zich te bevinden in de overeenkomstig punt 3 bepaalde situatie;5. de geldingsduur van het tijdelijk crisiskader overbruggingsrecht in geval van noodsituaties. HOOFDSTUK 3 - De voorwaarden
Art. 4.De zelfstandigen, helpers en meewerkende echtgenoten moeten aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen: 1° hun verzekeringsplicht bewijzen in het kader van het koninklijk besluit nr.38 gedurende de vier kwartalen die onmiddellijk voorafgaan aan de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de kalendermaand valt waarop de aanvraag betrekking heeft.
De Koning kan, in het besluit vastgesteld krachtens artikel 3 van deze wet, het aantal vereiste kwartalen verzekeringsplicht aanpassen, met dien verstande dat hij het aantal kwartalen kan verminderen tot minimaal twee en kan vermeerderen tot minimaal zes; 2° voor de in 1° bedoelde periode, de in de artikelen 12, §§ 1, 1bis of 1ter, of 13bis, § 2, 1°, 1° bis of 2°, van het koninklijk besluit nr.38 bedoelde bijdragen verschuldigd zijn.
De Koning kan, in het besluit vastgesteld krachtens artikel 3 van deze wet, het personeel toepassingsgebied van het tijdelijk crisiskader overbruggingsrecht in geval van noodsituaties uitbreiden tot de zelfstandigen beoogd door de artikelen 12, § 2, of 13, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38, voor zover het bedrag van hun wettelijk verschuldigde voorlopige sociale bijdragen tijdens de in 1° bedoelde periode minstens gelijk is aan dat van de bijdragen bedoeld in voormeld artikel 12, § 1, en op voorwaarde dat deze categorieën zelfstandigen op dezelfde manier worden getroffen door de noodsituatie; 3° de in 2° bedoelde wettelijk verschuldigde voorlopige bijdragen effectief betaald hebben of pensioenrechten hebben opgebouwd overeenkomstig het koninklijk besluit nr.72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor minstens vier kwartalen tijdens het tijdvak van zestien kwartalen dat voorafgaat aan de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de kalendermaand waarop de aanvraag betrekking heeft.
Indien de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot zijn verzekeringsplicht in het kader van het koninklijk besluit nr. 38 slechts kan bewijzen gedurende de twaalf kwartalen die onmiddellijk voorafgaan aan de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de kalendermaand waarop de aanvraag betrekking heeft of minder, volstaat het dat hij zijn wettelijk verschuldigde voorlopige bijdragen voor minstens twee kwartalen effectief betaald heeft; 4° in België hun hoofdverblijfplaats hebben, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art. 5.Op het ogenblik waarop de Koning het crisiskader overbruggingsrecht in geval van noodsituaties activeert, bepaalt hij eveneens welke van de onderstaande situaties van toepassing is: 1° de zelfstandige activiteit dient gedwongen onderbroken of ingeperkt te worden ten gevolge van een door een bevoegde overheid opgelegde maatregel;2° de zelfstandige activiteit kent een omzetverlies dat aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet: 1.het omzetverlies moet te wijten zijn aan de ingeroepen noodsituatie; 2. het omzetverlies moet minstens 30 % bedragen en 3.het omzetverlies moet worden vastgesteld door de omzet van de kalendermaand voorafgaand aan de kalendermaand waarop de aanvraag betrekking heeft te vergelijken met de omzet van diezelfde kalendermaand van het laatste volledige kalenderjaar dat voorafging aan de noodsituatie.
De Koning kan, in het besluit vastgesteld krachtens artikel 3, de volgende modaliteiten bepalen: 1) het percentage van het minimale omzetverlies, vereist voor het verkrijgen van de financiële uitkering bedoeld in artikel 3, eerste lid, van deze wet, verhogen tot maximaal 60 %;2) het bedrag van de financiële uitkering moduleren in functie van het vereiste omzetverlies, waarbij het bedrag van de financiële uitkering steeds minstens 50 % en maximaal 150 % van het bedrag bedoeld in artikel 196, § 1, van de programmawet, bedraagt;3) de kalendermaand waarin het omzetverlies moet worden aangetoond aanpassen naar de kalendermaand waarvoor de aanvraag wordt gedaan;4) de referentiemaand ten opzichte waarvan het omzetverlies moet worden aangetoond aanpassen, in de gevallen waarin de wettelijk bepaalde referentiemaand ontbreekt of niet representatief is. De zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot geniet voor dezelfde kalendermaand niet reeds een financiële uitkering bedoeld in hoofdstuk 3 van titel 9 van de programmawet. HOOFDSTUK 4 - Uitvoeringsmodaliteiten Afdeling 1 - De aanvraagprocedure
Art. 6.§ 1. De zelfstandigen, helpers en meewerkende echtgenoten moeten hun aanvraag indienen bij het sociaal verzekeringsfonds waarbij zij op het moment van de aanvraag zijn aangesloten.
De aanvraag moet, op straffe van verval, ingediend worden ten laatste binnen het tweede kwartaal volgend op het kwartaal waarin kalendermaand ligt waarop de aanvraag betrekking heeft. § 2. De aanvraag moet worden ingediend met een aangetekend schrijven, door neerlegging van een verzoekschrift ter plaatse tegen ontvangstbewijs of, indien mogelijk, via elektronische weg, volgens de modaliteiten en voorwaarden vastgesteld in de wet van 24 februari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/2003 pub. 04/08/2010 numac 2010000419 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid.
Het sociaal verzekeringsfonds registreert elke op bovenvermelde wijze ingediende aanvraag in het informaticanetwerk van het sociaal statuut der zelfstandigen, dat beheerd wordt door het Rijksinstituut.
Wanneer de aanvraag wordt ingediend met een ter post aangetekend schrijven, geldt de datum van de poststempel als datum waarop de aanvraag is ingediend.
Wanneer de aanvraag wordt ingediend door het neerleggen van een verzoekschrift ter plaatse, registreert het sociaal verzekeringsfonds de aanvraag onmiddellijk en overhandigt de aanvrager een ontvangstbewijs waarop de datum van registratie vermeld wordt. De datum van registratie geldt als datum waarop de aanvraag is ingediend.
Wanneer de aanvraag wordt ingediend via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum waarop de aanvraag is ingediend. § 3. Het sociaal verzekeringsfonds nodigt de aanvrager onverwijld uit om binnen de dertig dagen een inlichtingenformulier behoorlijk in te vullen, te ondertekenen en terug te sturen. Afdeling 2 - De beslissing
Art. 7.Het sociaal verzekeringsfonds gaat na of aan de voorwaarden van deze wet en de uitvoeringsbesluiten is voldaan.
Het sociaal verzekeringsfonds betekent de beslissing aan de aanvrager bij een aangetekend schrijven. Indien de aanvraag wordt verworpen, worden de reden alsook de beroepsmogelijkheden voor de arbeidsrechtbank er in vermeld. Het beroep moet ingediend worden binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de beslissing tot weigering.
Het sociaal verzekeringsfonds registreert de beslissing in het informaticanetwerk van het sociaal statuut der zelfstandigen, dat beheerd wordt door het Rijksinstituut.
Zodra het sociaal verzekeringsfonds een beslissing heeft genomen, gaat het, zo nodig, over tot de uitbetaling van de financiële uitkering. Afdeling 3 - Wijzigingen
Art. 8.§ 1. Zodra het sociaal verzekeringsfonds op de hoogte is van enig element dat een beletsel vormt voor het genot van de financiële uitkering, betekent het sociaal verzekeringsfonds, bij een aangetekend schrijven, een nieuwe gemotiveerde beslissing. In deze nieuwe beslissing worden de reden alsook de beroepsmogelijkheden voor de arbeidsrechtbank vermeld. Het beroep moet ingediend worden binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de beslissing tot weigering.
Het sociaal verzekeringsfonds registreert elke nieuwe beslissing in het informaticanetwerk van het sociaal statuut der zelfstandigen, dat beheerd wordt door het Rijksinstituut. § 2. De begunstigden zijn verplicht het sociaal verzekeringsfonds elke gebeurtenis die mogelijkerwijze een invloed heeft op de financiële uitkering bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van deze wet, mee te delen binnen de vijftien kalenderdagen. § 3. Elke wijziging die een invloed heeft op de financiële uitkering bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van deze wet, heeft uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand van de wijziging. Afdeling 4 - Cumul met een vervangingsinkomen in het kader van de
sociale zekerheid
Art. 9.De begunstigden kunnen het toepasselijke bedrag bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van deze wet slechts cumuleren met een of meerdere andere vervangingsinkomens voor zover de som van het toepasselijke bedrag bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van deze wet en de andere vervangingsinkomens niet meer bedraagt dan het toepasselijke bedrag bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van deze wet. Ingeval van overschrijding wordt het toepasselijke bedrag bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van deze wet, verminderd ten belope van deze overschrijding. Afdeling 5 - Terugvordering
Art. 10.Het sociaal verzekeringsfonds moet overgaan tot de terugvordering van de onterecht uitbetaalde bedragen, zo nodig langs gerechtelijke weg. De teruggevorderde bedragen worden overgemaakt aan het Rijksinstituut.
Het sociaal verzekeringsfonds betekent, bij een aangetekend schrijven, deze beslissing tot terugvordering. In de beslissing worden de reden, alsook de beroepsmogelijkheden voor de arbeidsrechtbank vermeld. Het beroep moet ingediend worden binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de beslissing tot terugvordering.
Art. 11.Het Rijksinstituut kan geheel of gedeeltelijk afzien van de terugvordering van de financiële uitkering die ten onrechte werd uitbetaald.
Dergelijke verzaking is slechts mogelijk: 1° in behartigenswaardige gevallen en mits de schuldenaar te goeder trouw is;2° wanneer de geringheid van het terug te vorderen bedrag niet verantwoordt dat kosten worden gedaan;3° wanneer de terugvordering voortvloeit uit de rechtzetting van een fout begaan door het bevoegde sociaal verzekeringsfonds of een andere instelling van sociale zekerheid. Afdeling 6 - Verjaring
Art. 12.Onverminderd de bepalingen van artikel 6, § 1, tweede lid, verjaart de vordering tot uitbetaling van de financiële uitkering na verloop van drie jaar.
De termijn van drie jaar neemt een aanvang de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de kalendermaand ligt waarop de aanvraag betrekking heeft.
Buiten de oorzaken vermeld in het oud Burgerlijk Wetboek wordt de verjaring gestuit door een verzoek tot betaling, bij een aangetekend schrijven, ingediend bij het bevoegde sociaal verzekeringsfonds. De stuiting is geldig voor drie jaar en mag worden hernieuwd.
Het bevoegde sociaal verzekeringsfonds mag in geen geval aan het voordeel van de bij dit artikel bepaalde verjaring verzaken.
Art. 13.De vordering tot terugbetaling van de financiële uitkering die ten onrechte werd betaald, verjaart na verloop van drie jaar te rekenen van de datum waarop de uitbetaling werd gedaan.
Buiten de oorzaken vermeld in het oud Burgerlijk Wetboek wordt de verjaring gestuit door een, bij een aangetekend schrijven, aan de schuldenaar betekende vordering tot terugbetaling van wat ten onrechte werd uitbetaald.
De verjaringstermijn wordt op vijf jaar gebracht indien de ten onrechte uitbetaalde financiële uitkering werd bekomen door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen of nog indien de begunstigde de verplichting bepaald in artikel 8, § 2, niet heeft nageleefd. Die termijn gaat in op de dag waarop het sociaal verzekeringsfonds kennis heeft van de bedrieglijke handelingen, de valse of opzettelijk onvolledige verklaring, het opzettelijk bewerkstelligen van de omstandigheden met het oog op het verkrijgen van het overbruggingsrecht of enig ander voordeel of van het feit dat de begunstigde de verplichting bepaald in artikel 8, § 2, niet heeft nageleefd. Afdeling 7 - Algemene bepaling
Art. 14.De financiële uitkering die overeenkomstig deze wet wordt toegekend zal niet in rekening worden gebracht bij het bepalen van de maximale duur van het overbruggingsrecht in toepassing van artikel 193, § 3, van de programmawet. HOOFDSTUK 5 - Wijzigingsbepalingen
Art. 15.Artikel 196 van de programmawet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043127 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende: " § 4. De financiële uitkering die betrekking heeft op de kalendermaand waarin de toekenningsperiode bedoeld in artikel 193, §§ 1 en 3, een einde neemt, wordt pro rata berekend. Het betreft de financiële uitkering voor het tijdvak dat aanvangt op de eerste dag van de genoemde kalendermaand en eindigt op de dag waarop de toekenningsperiode bedoeld in artikel 193, § 3, een einde neemt. Voor dat tijdvak bedraagt de financiële uitkering voor elke periode van zeven opeenvolgende dagen 25 % van het maandelijks bedrag bedoeld in artikel 196, § 1."
Art. 16.Artikel 200, eerste lid, van de programmawet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043127 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten wordt aangevuld met de volgende zin: "Het sociaal verzekeringsfonds betekent, bij een aangetekend schrijven, deze beslissing tot terugvordering. In de beslissing worden de reden, alsook de beroepsmogelijkheden voor de arbeidsrechtbank vermeld. Het beroep moet ingediend worden binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de beslissing tot terugvordering." HOOFDSTUK 6 - Overgangsbepaling en inwerkingtreding
Art. 17.§ 1. Met uitzondering van het derde lid is artikel 193, § 3, van de programmawet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043127 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten niet van toepassing op zelfstandigen, helpers en meewerkende echtgenoten, die, met toepassing van artikel 2, § 1, 5°, van het koninklijk besluit van 6 februari tot uitvoering van hoofdstuk 3 van titel 9 van de programmawet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043127 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, hun zelfstandige activiteit tijdelijk onderbreken of definitief stopzetten wegens het feit dat de uitoefening van hun zelfstandige activiteit niet langer rendabel is door de stijging van de energieprijzen. § 2. Op voorwaarde dat het feit bedoeld in artikel 191, § 2, 1°, van de programmawet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043127 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten plaatsvindt in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023, is paragraaf 1 van toepassing op: 1° de in artikel 189, 1°, van diezelfde wet bedoelde financiële uitkeringen, toegekend voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023; en 2° het in artikel 189, 2°, van diezelfde wet bedoelde behoud van sociale rechten toegekend voor de periode van 1 april 2023 tot en met 30 juni 2023.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de periodes bedoeld in het eerste lid verlengen in de tijd. § 3. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 15, dat van toepassing is op alle in artikel 191, § 2, van de programmawet bedoelde feiten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 31 mei 2023.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, De minister van Middenstand, De minister van KMO's, De minister van Middenstand en Zelfstandigen, De minister van Institutionele Hervormingen, De minister van Democratische Vernieuwing, D. CLARINVAL De Minister van Sociale Zaken, De Minister van Volksgezondheid, F. VANDENBROUCKE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 0023 - 55-n° 3284 Integraal verslag : 11 mei 2023