Etaamb.openjustice.be
Wet van 28 december 1999
gepubliceerd op 28 januari 2000

Wet tot wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000022046
pub.
28/01/2000
prom.
28/12/1999
ELI
eli/wet/1999/12/28/2000022046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 DECEMBER 1999. - Wet tot wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 142, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, worden het tweede tot vijfde lid vervangen als volgt : « Deze commissie bestaat uit twee afdelingen. De ene afdeling neemt kennis van de zaken die in het Nederlands worden behandeld; de andere neemt kennis van de zaken die in het Frans en in het Duits worden behandeld.

De zetel van de commissie is te Brussel gevestigd in de lokalen van het Instituut. »

Art. 3.Artikel 143 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 143.§ 1. Elke afdeling van de controlecommissie is samengesteld uit een voorzitter, benoemd uit de raadsheren of rechters van de in artikel 40 van de Grondwet bedoelde hoven een rechtbanken, en vier ledengeneesheren. Twee van die leden worden door de verzekeringsinstellingen voorgedragen, de twee andere door de representatieve organisaties van de geneesheren.

Zij beschikken elk over twee plaatsvervangers.

Zij worden allen door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar die kan worden hernieuwd. Elk lid dat ter vervanging van een overleden of ontslagnemend lid wordt benoemd, voleindigt het mandaat van zijn voorganger.

De leeftijdsgrens van de leden wordt vastgesteld op 65 jaar, behalve voor de magistraten voor wie ze op 70 jaar wordt gebracht. § 2. Het uitoefenen van een mandaat in de controlecommissie is onverenigbaar met het uitoefenen van een mandaat in het Comité van de Dienst voor geneeskundige controle of in een profielencommissie bedoeld in artikel 30. »

Art. 4.Artikel 144 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 144.§ 1. Elke afdeling van de commissie van beroep bedoeld in artikel 142, § 2, is samengesteld uit drie magistraten, waarvan een voorzitter is. Zij omvat eveneens vier leden-geneesheren : twee worden aangeduid door de verzekeringsinstellingen, de twee andere door de representatieve organisaties van de geneesheren.

Alleen de leden-magistraten zijn stemgerechtigd.

De bepalingen van artikel 143, § 1, tweede tot vijfde lid, en § 2, zijn eveneens van toepassing op de afdelingen van de commissie van beroep. § 2. De Koning kan de samenstelling van de controlecommissie en de commissie van beroep wijzigen door ze uit te breiden met twee effectieve leden en twee plaatsvervangen leden, aangeduid door de representatieve organisaties van het geheel van de werknemers en het geheel van de werkgevers. Deze leden hebben enkel een raadgevende stem. § 3. Als een representatieve organisatie, die in aanmerking komt voor de samenstelling van de commissies bedoeld in artikel 142, nalaat haar vertegenwoordigers ter benoeming voor te dragen of aan te wijzen, nadat de minister twee keer een verzoek tot voordracht of aanwijzing heeft geformuleerd en daartoe een termijn heeft opgelegd, wordt met de vertegenwoordigers waarin was voorzien bij de samenstelling van die organen geen rekening gehouden bij het samenstellen van het orgaan of bij het nemen van de beslissingen.

Als de voorzitter van een van de in het vorige lid bedoelde commissies in twee opeengevolgende vergaderingen vaststelt dat het onmogelijk is te vergaderen wegens de afwezigheid van leden, worden die leden voor de samenstelling van het orgaan en het nemen van beslissingen niet meer in aanmerking genomen vanaf de derde vergadering die in hun afwezigheid is gehouden. § 4. De controlecommissie en de commissie van beroep worden ieder bijgestaan door een vaste secretaris en plaatsvervangende secretarissen, aangewezen door de geneesheer-directeur-generaal van de Dienst voor geneeskundige controle uit het personeel van die dienst. »

Art. 5.Artikel 145, §§ 1 en 2, van dezelfde wet worden vervangen als volgt : « § 1. Als de Dienst voor geneeskundige controle of een profielencommissie, zoals bedoeld bij artikel 30, of een verzekeringsinstelling van mening is dat een zorgverlener de bepalingen van artikel 73 overtreedt, kan hij de zaak aanhangig maken bij de controlecommissie of bij het orgaan ingesteld krachtens artikel 142, § 3. § 2. De geneesheer-directeur-generaal van de Dienst voor geneeskundige controle of zijn afgevaardigde wijst uit het personeel van die dienst de geneesheer-inspecteur aan die verslag moet uitbrengen bij de commissie. Hij kan een geneesheer-inspecteur gelasten een voorafgaand onderzoek te verrichten.

De verslaggever zet de feiten uiteen die aan de betrokkene ten laste worden gelegd. Hij kan tussenkomen in de debatten.

Zowel de controlecommissie als de commissie van beroep kunnen een beroep doen op deskundigen. »

Art. 6.Artikel 155 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 22 februari 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 155.§ 1. Het Comité van de Dienst voor geneeskundige controle kan : 1° de in artikel 146 bedoelde geneesheren-inspecteurs, apothekers-inspecteurs en sociaal controleurs de in het statuut van het Rijkspersoneel vastgestelde tuchtstraffen opleggen, met uitzondering van de terugzetting in graad en de afzetting die, op voorstel van het Comité door de Koning kan worden uitgesproken.2° de in artikel 154 bedoelde adviserend geneesheren die zich niet schikken en naar de verzekeringsregelen of naar de richtlijnen van het Comité, de volgende tuchtstraffen opleggen : de waarschuwing, de afkeuring, de berisping, de schorsing van het recht tot uitoefening van hun ambt over een termijn van niet langer dan twee jaar en het definitief verbod tot uitoefening van dat ambt. Het statuut van de adviserend geneesheren bepaalt volgens welke regelen de krachtens het eerste lid uitgesproken tuchtstraffen ter kennis worden gebracht van de verzekeringsinstellingen. § 2. Tegen de beslissingen van het Comité bedoeld in § 1, 2°, kan beroep aangetekend worden bij daartoe ingestelde commissies van beroep; het beroep schorst de uitvoering van de tuchtstraf. § 3. Bovendien kan het Comité, telkens als het belang van de dienst of het algemeen belang zulks vereist, die adviserend geneesheren preventief schorsen over een tijdvak van ten hoogste twee maanden. § 4. Telkens als het belang van de dienst zulks vergt, kan de minister, op voorstel van het Comité van de Dienst voor geneeskundige controle, de geneesheren-inspecteurs, de apothekers-inspecteurs en de sociaal controleurs, bedoeld in artikel 146, preventief schorsen over een tijdvak van ten hoogste twee maanden. De minister beslist in ieder geval of de preventieve schorsing al dan niet gehele of gedeeltelijke schorsing van de betaling der wedde in zich sluit.

Deze schorsing kan worden vernieuwd na gemotiveerd advies van een der commissies van beroep. § 5. Zowel voor het Comité van de Dienst voor geneeskundige controle als voor de commissies van beroep, moet de geneesheer, de apotheker of de sociaal controleur vooraf worden gehoord en mag hij zich laten bijstaan door een persoon die hij kiest. § 6. De commissies van beroep zijn samengesteld uit : a) drie door de Koning benoemde raadsheren of rechters van de in artikel 40 van de Grondwet bedoelde hoven en rechtbanken als werkende leden;b) drie werkende leden, benoemd door de Koning uit de kandidaten die op dubbele lijsten worden voorgedragen door de groepen welke respectievelijk bedoeld zijn in artikel 140, 2°, 3°, 5° tot en met 21°. Die leden hebben slechts zitting voor de zaken welke de groep die hen heeft voorgedragen, rechtstreeks aanbelangen. Zij hebben enkel een raadgevende stem.

Het mandaat van de leden van de commissies van beroep is onverenigbaar met dat van lid van het Comité van de Dienst voor geneeskundige controle.

De Koning stelt de werkingsregelen vast van de commissies van beroep en kan plaatsvervangende leden benoemen waarvan Hij het aantal bepaalt. »

Art. 7.In artikel 156 van dezelfde wet wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Bovendien vorderen de beperkte kamers van de zorgverlener de uitgaven terug met betrekking tot de verstrekkingen ten laste van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen die niet conform de bovengenoemde wettelijke en reglementaire bepalingen zijn bevonden. Zij stellen ook de termijn vast waarbinnen deze terugbetaling moet gebeuren. Zij kunnen eveneens de modaliteiten ervan verduidelijken. De definitieve beslissingen van de beperkte kamer en van de commissie van beroep zijn ambtshalve uitvoerbaar. De verschuldigde bedragen geven van rechtswege intrest vanaf de dag volgend op de vervaldag die in de beslissing is vastgesteld.

Ingeval de schuldenaar in gebreke blijft, kan de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen worden belast met de terugvordering van de verschuldigde bedragen overeenkomstig de bepalingen van artikel 94 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.

De teruggevorderde bedragen worden als inkomsten van de verzekering voor geneeskundige verzorging geboekt. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Ciergnon, 28 december 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zie : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-295-1999/2000 : Nr.1. Wetsontwerp.

Nr. 2. Verslag van Mevr. Cahay-André.

Nr. 3. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen van de Kamer : 14 en 15 december 1999.

Stukken van de Senaat : 2-228-1999/2000 : Nr. 1. Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2. Verslag.

Nr. 3. Tekst aangenomen door de commissie.

Handelingen van de Senaat : 22 en 23 december 1999.

^