gepubliceerd op 19 juni 1997
Wet houdende diverse bepalingen betreffende de veterinaire keuring
27 MEI 1997. - Wet houdende diverse bepalingen betreffende de veterinaire keuring (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De kamers hebben aangenomen en wij bekracktigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel
Art. 2.In artikel 1 van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981 en het koninklijk besluit van 9 januari 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 4.wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4. slachthuis met geringe capaciteit : het slachthuis waar niet meer dan een door de Koning vastgesteld aantal slachtingen mogen plaats hebben en waarvan het vlees bestemd is voor het binnenland; » 2° de 7.en 8. worden opgeheven.
Art. 3.Artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981, wordt aangevuld met het volgende lid : « Met het oog op de opsporing van residuen van stoffen met farmacologische werking, kan de keurder beslissen tot het uitsnijden of laten uitsnijden van karkassen. De Koning kan daaromtrent nadere regelen bepalen. »
Art. 4.In artikel 6, tweede lid van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, wordt de tweede zin vervangen door de volgende bepalingen : « De kosten van die laboratoriumonderzoeken zijn volledig ten laste van de eigenaar van het dier. Voor de laboratoriumonderzoeken waarbij residuen van farmacologische stoffen worden aangetoond waarvan de toediening verboden is, worden de kosten van de onderzoeken verhoogd met een forfaitair bedrag door de Koning bepaald. »
Art. 5.Artikel 6bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 juli 1981, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 6bis.In het slachthuis brengt de exploitant het keurmerk aan overeenkomstig de beslissing van de dierenarts-keurder, tijdens zijn aanwezigheid in de inrichting.
In de andere inrichtingen brengt de exploitant, zo nodig, het identificatiemerkteken aan overeenkomstig de erkenning en de toegelaten bestemming van het vlees of de voedingsmiddelen die vlees bevatten.
De Koning stelt nadere regels vast met betrekking tot het merken. »
Art. 6.Het artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 10.De Koning kan de invoer van vlees en van voedingsmiddelen die vlees bevatten regelen.
Bij invoer uit landen die niet tot de Europese Unie behoren is in elk geval een veterinaire controle vereist. »
Art. 7.In dezelfde wet worden opgeheven : 1° artikel 11, gewijzigd bij de wet van 3 augustus 1955;2° artikel 12, gewijzigd bij de wet van 15 april 1965.
Art. 8.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 april 1965, wordt tussen het eerste en het tweede lid, volgend lid ingevoegd : « Onverminderd de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten en de besluiten ter uitvoering ervan, kan Hij eveneens de voedingsmiddelen die vlees bevatten reglementeren. »
Art. 9.In artikel 15 van dezelfde wet worden tussen de woorden « slachtvlees » en « regelen » de woorden « en van voedingsmiddelen die vlees bevatten » ingevoegd.
Art. 10.In artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981 en het koninklijk besluit van 9 januari 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « vers, verduurzaamd of bereid vlees » vervangen door de woorden « vlees of voedingsmiddelen die vlees bevatten »;2° het derde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Zijn insgelijks te allen tijde aan hun bezoek onderworpen, de slachthuizen, de uitsnijderijen, de opslagplaatsen en de koellokalen, al dan niet aan een verkooplokaal gehecht, alsmede de inrichtingen waar vlees of voedingsmiddelen die vlees bevatten met het oog op de handel worden vervaardigd of voorhanden gehouden.»; 3° tussen het vierde en het vijfde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Het proces-verbaal houdende vaststelling van de overtredingen van de bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan en opgesteld door de ambtenaren belast met het toezicht door of krachtens het eerste lid van dit artikel, wordt toegestuurd aan de krachtens artikel 32bis aangestelde ambtenaar.Indien het proces-verbaal is opgemaakt door de burgemeester of diens gemachtigde kan het eveneens aan deze ambtenaar worden toegezonden. ».
Art. 11.In dezelfde wet wordt een artikel 16bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 16bis.Wanneer een overtreding van de bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan is vastgesteld, kunnen de in artikel 16 van deze wet bedoelde personen een waarschuwing richten tot de overtreder in plaats van een proces-verbaal van overtreding op te stellen.
De waarschuwing wordt binnen tien dagen na de vaststelling van de overtreding aan de overtreder medegedeeld bij ter post aangetekende brief of door overhandiging tegen ontvangstbewijs.
De waarschuwing vermeldt : a) de ten laste gelegde feiten en de overtreden bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan;b) desgevallend de termijn waarbinnen aan de waarschuwing gevolg moet worden gegeven.»
Art. 12.In artikel l9bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991, worden de woorden « voor 1 januari 1993 » vervangen door de woorden « binnen het toepassingsgebied van deze wet. »
Art. 13.In artikel 20, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij koninklijk besluit van 9 januari 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt geschrapt;2° het vierde lid van paragraaf 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De Koning kan de aanvoer van de dieren in de slachthuizen regelen, alsmede de voorwaarden vaststellen waaronder de noodslachtingen en de particuliere slachtingen in de slachthuizen zijn toegestaan.» De Koning kan de voorwaarden en de modaliteiten van een behandeling bepalen waaraan vlees van in nood geslachte dieren onderworpen moet worden ten einde het voor de menselijke consumptie geschikt te verklaren.
Art. 14.Artikel 23bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 juli 1960 en gewijzigd bij de wetten van 21 maart 1964 en 13 juli 1981 en bij koninklijk besluit van 9 januari 1992, wordt vervangen als volgt : «
Art. 23bis.§ 1. Behoudens de noodslachtingen, is het slachten in de slachthuizen verboden : 1° alle dagen van de maanden september tot mei tussen 20 uur en 6 uur en van de maanden juni tot augustus tussen 20 uur en 5 uur;2° de zaterdagen, de zondagen en de wettelijke feestdagen. De Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort, kan evenwel aan bepaalde slachthuizen afwijkingen toestaan om rekening te houden met lokale omstandigheden, voor rituele slachtingen, voor bijzondere slachtprocessen, voor slachtingen in het kader van de dierengezondheidswetgeving of, wat 2° betreft, om de geregelde bevoorrading te waarborgen. »
Art. 15.Het artikel 24 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 24.Het slachten buiten de slachthuizen is verboden, behoudens indien het dier niet onderworpen is aan de keuring die krachtens artikel 2 van deze wet is opgelegd of indien een wettelijke of reglementaire bepaling het slachten op rituele wijze buiten een slachthuis toestaat.
Dieren die niet levend in het slachthuis worden binnengebracht mogen slechts voor menselijke consumptie geschikt worden verklaard indien door een dierenarts een vervoerdocument werd afgeleverd waarin hij verklaart een gezondheidsonderzoek voor de keling te hebben uitgevoerd en waarop de aanduidingen voorkomen die vereist zijn voor de keuring in het slachthuis. »
Art. 16.In dezelfde wet wordt een artikel 32bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 32bis.Bij overtreding van de bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan kan de ambtenaar, daartoe aangesteld door de Koning, een geldsom bepalen waarvan de vrijwillige betaling door de dader van de overtreding, de publieke vordering doet vervallen. Wordt de betaling geweigerd, dan wordt het dossier aan de procureur des Konings toegezonden.
Het bedrag van de te betalen geldsom mag niet lager zijn dan het minimum, noch hoger dan het maximum, van de voor het misdrijf bepaalde geldboete.
Bij samenloop van verschillende misdrijven worden de bedragen van de geldsommen samengevoegd, zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan het dubbele van het maximum van de boete bepaald in artikel 29.
Het bedrag van deze geldsommen wordt verhoogd met de opdeciemen die van toepassing zijn op de strafrechtelijke geldboeten.
De betalingsmodaliteiten worden door de Koning vastgesteld.
De geldsom wordt gestort op de rekening van het Instituut voor veterinaire keuring. »
Art. 17.Artikel 33, § 7, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 april 1965, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 7. Vlees en voedingsmiddelen die vlees bevatten waarvan bij invoer wordt vastgesteld dat zij niet in overeenstemming zijn met de reglementaire bepalingen inzake invoer of die voor consumptie door de mens ongeschikt worden bevonden, worden teruggezonden.
Indien het terugzenden niet mogelijk is, worden het vlees en de voedingsmiddelen die vlees bevatten voor consumptie door de mens onbruikbaar gemaakt overeenkomstig § 1. § 8. Het onbruikbaar maken voor de menselijke consumptie en het vernietigen van vlees of voedingsmiddelen die vlees bevatten worden uitgevoerd op kosten van de eigenaar. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel
Art. 18.In artikel 1 van de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981 en 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 2 worden tussen de woorden « stekelhuidigen » en « de schildpadachtigen » de woorden « de manteldieren » ingevoegd;2° De § 3, 1° wordt aangevuld met de woorden « daarbij inbegrepen kuit en hom van vissen ».
Art. 19.Artikel 3, § 1, 1°, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « alsmede van de voedingsmiddelen bedoeld in artikel 1, § 4. »
Art. 20.Artikel 4, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij wet van 13 juli 1981 en gewijzigd bij wet van 22 april 1982, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « § 4. Het slachten in de slachthuizen is verboden : 1° alle dagen tussen 20 uur en 4 uur;2° de zondagen en de wettelijke feestdagen. De Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort, kan evenwel aan bepaalde slachthuizen afwijkingen toestaan voor rituele slachtingen, bijzondere slachtprocessen, slachtingen in het kader van de dierengezondheidswetgeving of, wat 2° betreft, om de geregelde bevoorrading te waarborgen. »
Art. 21.Artikel 5, § 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 29 april 1996, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « In afwijking van de bepalingen van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde kan bij de keuring van gevogelte, onder de voorwaarden door de Koning bepaald, de keurder bovendien worden bijgestaan door personeelsleden van het slachthuis. »
Art. 22.In artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt tussen het vierde en het vijfde lid het volgende lid ingevoegd : « Zij hebben te allen tijde toegang tot de plaatsen waar de voedingsmiddelen bedoeld in artikel 1, § 4, met het oog op de handel worden vervaardigd of voorhanden gehouden.» 2° een § 3 wordt toegevoegd luidend als volgt : « § 3.Het proces-verbaal houdende vaststelling van de overtredingen van de bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan en opgesteld door de ambtenaren belast met het toezicht door of krachtens § 1 van dit artikel, wordt toegestuurd aan de krachtens artikel 12bis aangestelde ambtenaar. Indien het proces-verbaal is opgemaakt door de burgemeester of diens gemachtigde kan het eveneens aan deze ambtenaar worden toegezonden. »
Art. 23.In dezelfde wet wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 7bis.Wanneer een overtreding van de bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan is vastgesteld, kunnen de in artikel 7 bedoelde personen een waarschuwing richten tot de overtreder in plaats van een proces-verbaal van overtreding op te stellen.
De waarschuwing wordt binnen tien dagen na de vaststelling van de overtreding aan de overtreder medegedeeld bij ter post aangetekende brief of door overhandiging tegen ontvangstbewijs.
De waarschuwing vermeldt : a) de ten laste gelegde feiten en de overtreden bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan;b) desgevallend de termijn waarbinnen aan de waarschuwing gevolg moet worden gegeven.»
Art. 24.In artikel 8, § 7, van dezelfde wet worden de woorden « de dieren of gedeelten van dieren » telkens vervangen door de woorden « de dieren, gedeelten van dieren of voedingsmiddelen bedoeld in artikel 1, § 4. » Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een § 8, luidend als volgt : « § 8. Het onbruikbaar maken voor de menselijke consumptie en het vernietigen van vlees, vis of voedingsmiddelen die vlees of vis bevatten worden uitgevoerd op kosten van de eigenaar. »
Art. 25.In dezelfde wet wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 8bis.Wanneer vastgesteld wordt dat er een ernstig en dreigend gevaar voor de volksgezondheid bestaat in een van de bij deze wet bedoelde inrichtingen, kan de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort, bij een met redenen omklede beslissing en na voorafgaande waarschuwing, elke maatregel nemen of opleggen om daaraan te verhelpen, met inbegrip van de gehele of gedeeltelijke sluiting van de inrichting. »
Art. 26.Artikel 12bis van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 12bis.Bij overtreding van de bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan, kan de ambtenaar, daartoe aangesteld door de Koning, een geldsom bepalen waarvan de vrijwillige betaling door de dader van de overtreding, de publieke vordering doet vervallen. Wordt de betaling geweigerd, dan wordt het dossier aan de procureur des Konings toegezonden.
Het bedrag van de te betalen geldsom mag niet lager zijn dan het minimum, noch hoger dan het maximum, van de voor het misdrijf bepaalde geldboete.
Bij samenloop van verschillende misdrijven worden de bedragen van de geldsommen samengevoegd, zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan het dubbele van het maximum van de boete bepaald in artikel 11.
Het bedrag van deze geldsommen wordt verhoogd met de opdeciemen die van toepassing zijn op de strafrechtelijke geldboeten.
De betalingsmodaliteiten worden door de Koning vastgesteld.
De geldsom wordt gestort op de rekening van het Instituut voor veterinaire keuring. »
Art. 27.In artikel 16bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991, worden de woorden « voor 1 januari 1993 » vervangen door de woorden « binnen het toepassingsgebied van deze wet. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 13 juli 1981 tot oprichting van een Instituut voor veterinaire keuring
Art. 28.Artikel 6, 1°, van de wet van 13 juli 1981 tot oprichting van een Instituut voor veterinaire keuring, wordt opgeheven.
Art. 29.In dezelfde wet wordt een artikel 36bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 36bis.§ 1. De wervingen van ambtenaren die vóór 1 januari 1987 bij het Instituut voor veterinaire keuring gedaan werden bij wijze van overplaatsing of eerste toewijzing van de betrekkingen worden bevestigd. § 2. Deze ambtenaren behouden de administratieve en geldelijke anciënniteit die zij bij hun vorige bestuur genoten. Voor de vaststelling van de administratieve en geldelijke anciënniteit worden de diensten die zij vervulden in het kader van een betrekking met onvolledige prestaties, verhoudingsgewijs in rekening gebracht. De geldelijke anciënniteit mag niet lager zijn dan de duur van de nuttige ervaring die voor de benoeming vereist is. § 3. De administratieve en geldelijke anciënniteit worden met de instemming van de minister van Ambtenarenzaken vastgesteld. § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaren die niet in dienst zijn gebleven of die de dienst niet hebben hervat op basis van een rechterlijke beslissing. » HOOFDSTUK V. - Slotbepaling
Art. 30.De artikelen 10, 3°, 16, 22, 2° en 26 treden in werking op de data door de Koning bepaald.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 27 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK
(1) Zittingen 1996-1997 Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken.- Ontwerp van wet : nr. 782/1. - Amendementen : nrs. 782/2 tot 5. - Verslag : nr. 782/6. - Tekst aangenomen door de commissie : nr. 782/7. - Amendementen : nrs. 782/8 en 9. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat : nr. 782/10.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 12 en 13 maart 1997.
Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp van wet overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers : nr. 579/1. - Amendementen : nr. 579/2. - Verslag : nr. 579/3. - Tekst aangenomen door de commissie : nr. 579/4. - Amendementen : nr. 579/5. - {dt}Beslissing{edt} om niet te amenderen : nr. 579/6.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 15 mei 1997.