gepubliceerd op 06 januari 2010
Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Mauritius inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 30 november 2005 (2) (3)
25 FEBRUARI 2007. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Mauritius inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 30 november 2005 (1) (2) (3)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Mauritius inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 30 november 2005, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 25 februari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Buitenlandse Handel, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Nota (1) Zitting 2006-2007 : Senaat : Documenten.- Ontwerp van wet ingediend op 20 oktober 2006, nr. 3-1869/1 - Verslag, nr. 3-1869/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 14 december 2006. - Stemming.Vergadering van 14 december 2006.
Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-2818/1 - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-2818/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 18 januari 2007. - Stemming.Vergadering van 18 januari 2007. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaamse Gewest van 20 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 21 mei 2007 ), Decreet van het Waalse Gewest van 3 mei 2007 (Belgisch Staatsblad van 31 mei 2007), Ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 7 december 2006 (Belgisch Staatsblad van 3 januari 2007 ) (3) De uitwisseling van ratificatie-instrumenten vond plaats op 16 december 2009.Overeenkomstig zijn artikel 16 treedt deze Overeenkomst in werking op 16 januari 2010.
Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Mauritius inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen De Regering van het Koninkrijk België, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering, de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en de Republiek Mauritius, anderzijds, (hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »), verlangende hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige voorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zijn het volgende overeengekomen : Begripsomschrijvingen Artikel 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term, 1. « investeerders » : a) de « onderdanen », zijnde elk natuurlijk persoon die volgens de wetten van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Mauritius wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Mauritius;b) de « vennootschappen », zijnde elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetten en voorschriften van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Mauritius en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg dan wel de Republiek Mauritius.2. « investeringen » : alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, effecten, promessen, maatschappelijke aandelen en alle andere vormen van deelneming, met inbegrip van minderheidsdeelnemingen dan wel onrechtstreekse deelnemingen, in bedrijven die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) tegoeden en gelijk welke prestatie die economische waarde heeft;d) auteursrechten, intellectuele eigendomsrechten, technische werkwijzen, handelsnamen en goodwill;e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als « investering » als bedoeld in deze Overeenkomst. 3. « opbrengst » : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en honoraria. 4. « grondgebied » : a) wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft : het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van het Koninkrijk België uitstrekken en waarin het, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen; b) wat de Republiek Mauritius betreft : (i) alle gebiedsdelen en eilanden die volgens de wetten van Mauritius de Staat Mauritius vormen; (ii) de territoriale zee van Mauritius; en (iii) elk gebied buiten de territoriale zee van Mauritius dat overeenkomstig het internationale recht en krachtens de wetten van Mauritius als gebied werd aangewezen of nog kan worden aangewezen, met inbegrip van het continentale plat, en waar Mauritius zijn rechten met betrekking tot de zee, de zeebodem en de ondergrond daarvan en zijn natuurlijke rijkdommen, kan uitoefenen. 5. « Milieuwetgeving » : elke wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partijen, of een bepaling uit die wetgeving, die in hoofdzaak gericht is op de bescherming van het milieu dan wel het voorkomen van enig gevaar voor het leven of de gezondheid van mens, dier of plant, door : a) het voorkomen, verminderen of beheersen van de uitstoot, de lozing of de emissie van verontreinigende stoffen en contaminanten;b) het beheersen van milieugevaarlijke of toxische chemicaliën, stoffen, materialen en afvalstoffen, en het verspreiden van desbetreffende informatie;c) het beschermen of in stand houden van in het wild levende dier- en plantensoorten, met inbegrip van bedreigde soorten, hun habitat en speciaal beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen.6. « Arbeidswetgeving » : de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Mauritius, of bepalingen uit die wetgeving, die rechtstreeks verband houden met de volgende internationaal erkende rechten van werknemers : a) het recht op vereniging;b) het recht op organisatie en collectieve onderhandeling;c) het verbod op het gebruik van enige vorm van dwang- of slavenarbeid;d) een minimumleeftijd voor de tewerkstelling van kinderen;e) redelijke arbeidsomstandigheden op het gebied van minimumloon, aantal werkuren, veiligheid en gezondheid. Bevordering van investeringen Artikel 2 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij streeft ernaar om, overeenkomstig haar wetgeving, de vereiste vergunningen te verlenen met betrekking tot het uitvoeren van investeringen alsmede het sluiten van licentieovereenkomsten en contracten voor technische, commerciële of administratieve bijstand toe te staan. Bescherming van investeringen Artikel 3 1. Alle investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling. 2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, i.e. met uitsluiting van elke ongeoorloofde of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie ervan zou kunnen belemmeren.
Nationale behandeling en meest begunstigde natie Artikel 4 1. In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij de nationale behandeling en de behandeling van meest begunstigde natie.2. Met betrekking tot de werking, het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot, de verkoop of de vervreemding van investeringen dient elke Overeenkomstsluitende Partij investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan haar eigen investeerders of de investeerders van een andere Staat, zo laatstgenoemde behandeling gunstiger is.3. Deze behandeling behelst geenszins de voorrechten die door een Overeenkomstsluitende Partij worden verleend aan investeerders van een derde Staat in het kader van diens lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of enige andere vorm van regionale economische organisatie.4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op belastingzaken. Milieu Artikel 5 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen niveau van nationale milieubescherming te bepalen en de beleidslijnen en prioriteiten ter zake van milieuontwikkeling vast te leggen alsmede haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving een hoog niveau van milieubescherming waarborgt en alles in het werk te stellen om voornoemde wetgeving voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale milieuwetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van voornoemde wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan in het kader van internationale milieuovereenkomsten.Ze zien erop toe dat deze verbintenissen in hun nationale wetgeving ten volle worden erkend en toegepast. 4. De Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de voorschriften inzake milieubescherming bij te sturen.Op vraag van de ene Overeenkomstsluitende Partij stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in deskundigenoverleg te houden over eender welk onderwerp dat onder dit artikel ressorteert.
Arbeid Artikel 6 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft eigen normen ter bescherming van de arbeid vast te leggen en haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving arbeidsnormen vastlegt die in overeenstemming zijn met de internationaal erkende rechten van de werknemers, als bepaald in het zesde lid van artikel 1 en ze voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale arbeidswetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van deze wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan als lid van de Internationale Arbeidsorganisatie alsmede hun verbintenissen op grond van de Verklaring van de IAO over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk en de follow-up ervan.De Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de arbeidsbeginselen en de internationaal erkende rechten van de werknemers als bepaald in het zesde lid van artikel 1 worden erkend en beschermd middels hun nationale wetgeving. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de arbeidsnormen bij te sturen.Op vraag van de ene Overeenkomstsluitende Partij stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in deskundigenoverleg te houden over eender welk onderwerp dat onder dit artikel ressorteert.
Ontneming en eigendomsbeperking Artikel 7 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.2. Wanneer om redenen van openbaar nut, veiligheid of nationaal belang van het bepaalde in het eerste lid moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld : a) de maatregelen worden genomen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de marktwaarde van de investeringen op de dag voordat de maatregelen werden genomen of bekendgemaakt. De schadeloosstelling wordt uitgekeerd in eender welke omwisselbare munt. Ze moet zonder vertraging worden betaald en moet vrij kunnen worden overgemaakt. Ze levert rente op tegen een gewone commerciële rentevoet vanaf de datum van de vaststelling van het bedrag tot de datum van uitbetaling. 4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke aan investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend. Overmakingen Artikel 8 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de vrije overmaking toe van alle met een investering verband houdende betalingen, met name van : a) bedragen die nodig zijn om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel;c) de opbrengst van investeringen;d) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investeringen, met inbegrip van vermogensaanwas of verhogingen van het geïnvesteerd kapitaal;e) de in toepassing van artikel 7 uitgekeerde schadeloosstelling.2. De onderdanen van beide Overeenkomstsluitende Partijen, die uit hoofde van een investering door een investeerder van één der Overeenkomstsluitende Partijen toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan een passend deel van hun verdiensten over te maken naar hun land van herkomst.3. De overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de marktkoers die op de datum van overmaking van toepassing is.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelating die vereist is om de overmaking zonder onnodige vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke bankkosten. Subrogatie Artikel 9 1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of één van haar openbare instellingen een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten van de investeerders is getreden.2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. Toepasbare regels Artikel 10 Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van de ene Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of op een later tijdstip kunnen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak maken op de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.
Bijzondere overeenkomsten Artikel 11 1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst is gesloten tussen de ene Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich de door haar aangegane verbintenissen ten aanzien van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij te allen tijde na te komen. Regeling van investeringsgeschillen Artikel 12 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven door de eerste Partij die een vordering instelt.De kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.
De Partijen dienen ernaar te streven geschillen in de mate van het mogelijke door onderhandeling te regelen, indien nodig door deskundig advies in te winnen van een derde partij of anders door middel van bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg. 2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kunnen regelen binnen zes maanden na ontvangst van de kennisgeving, kan elke partij het geschil voorleggen aan hetzij de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan, hetzij aan internationale arbitrage. Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat beide Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken. 3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan één van de volgende instellingen : - een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.); - het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, zodra elk van de Staten die partij zijn bij deze Overeenkomst, partij is geworden bij het Verdrag. Zolang deze voorwaarde niet is vervuld aanvaarden de Overeenkomstsluitende Partijen dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen overeenkomstig de Regels betreffende de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D. Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk het scheidsgerecht aan te wijzen waaraan het geschil zal worden voorgelegd. 4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een in artikel 9 van deze Overeenkomst vermelde verzekeringspolis of waarborg heeft ontvangen die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen Artikel 13 betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst 1. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht.2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht binnen zes maanden na de datum van het verzoek tot onderhandeling, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen.Deze Commissie komt op verzoek van de meest gerede Partij en zonder onnodige vertraging bijeen. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een scheidsgerecht dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze wordt samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.
Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.
Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-Voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Het aldus samengesteld gerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman.De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.
Verbodsbepalingen en beperkingen Artikel 14 Het bepaalde in deze Overeenkomst kan geenszins een beperking vormen van het recht van een Overeenkomstsluitende Partij om gebruik te maken van verbodsbepalingen of beperkingen van welke aard ook dan wel enige andere maatregel te treffen die tot doel heeft haar fundamentele veiligheidsbelangen zeker te stellen, de volksgezondheid te beschermen of ziekten en plagen bij dieren en planten te voorkomen.
Vroegere investeringen Artikel 15 Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, overeenkomstig de wetten en voorschriften van laatstgenoemde.
Inwerkingtreding en duur Artikel 16 1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.
Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid. 2. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging. Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Brussel, op 30 november 2005, in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.