gepubliceerd op 18 april 2014
Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Staat Qatar inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Dawhaw 6 november 2007 (2) (3)
25 AUGUSTUS 2012. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Staat Qatar inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Dawhaw 6 november 2007 (1) (2) (3)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Staat Qatar inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Dawhaw op 6 november 2007, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, beleven dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgische Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Split op 25 augustus 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, D. REYNDERS Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 13/03/2012, nr. 5-1529/1. - Verslag, nr. 5-1529/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 05/07/2012.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 53-2336/1.
Verslag namens de commissie, nr. 53-2336/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 53-2336/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 19/07/2012. (2) Zie decreet van het Vlaams Gewest van 09/07/2010 (Belgisch Staatsblad van 26/07/2010), decreet van het Waalse Gewest van 04/02/2012 (Belgisch Staatsblad van 02/03/2010), Ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 15/03/2012 (Belgisch Staatsblad van 28/03/2012).(3) Deze Overeenkomst treedt in werking op 30/04/2014, overeenkomstig haar artikel 15. Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Staat Qatar inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen Het Koninkrijk België, Het Vlaamse Gewest, Het Waalse Gewest, En het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, evenals Het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en De Regering van de Staat Qatar, anderzijds, (hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »), verlangende hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige voorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent : 1. « investeerders » : a) de « onderdanen », zijnde elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Staat Qatar wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Staat Qatar;b) de « vennootschappen », zijnde elke rechtspersoon, waaronder de regering en overheidsorganen, ondernemingen, vennootschappen, bedrijven of bedrijfsverbanden, die zijn opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Staat Qatar en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Staat Qatar.2. « investering » : alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, maatschappelijke aandelen en alle andere vormen van deelneming in bedrijven die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, tegoeden en gelijk welke prestatie die economische waarde heeft;d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, handelsnamen en goodwill;e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als « investering » zoals bedoeld in deze Overeenkomst. 3. « opbrengst » : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, intrest, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en vergoedingen. 4. « grondgebied » : a) het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van het Koninkrijk België uitstrekken en waarin het, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen; b) het grondgebied van de Staat Qatar : het land, de interne en territoriale wateren, met inbegrip van de zeebedding en de ondergrond daarvan, het luchtruim dat zich daarboven uitstrekt, de exclusieve economische zone en het continentaal plat waarover de Staat Qatar soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent, overeenkomstig het internationaal recht en de nationale wet- en regelgeving van Qatar.5. « Milieuwetgeving » : de wet- en regelgeving van de Overeenkomstsluitende Partijen, of bepalingen uit die wet- en regelgeving, die in hoofdzaak gericht is op de bescherming van het milieu dan wel het voorkomen van enig gevaar voor het leven of de gezondheid van mens, dier of plant, door : a) het voorkomen, verminderen of beheersen van de uitstoot, de lozing of de emissie van verontreinigende stoffen en contaminanten;b) het beheersen van milieugevaarlijke of toxische chemicaliën, stoffen, materialen en afvalstoffen, en het verspreiden van desbetreffende informatie;c) het beschermen of in stand houden van in het wild levende dier- en plantensoorten, met inbegrip van bedreigde soorten, hun habitat en speciaal beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij.6. « Arbeidswetgeving » : de wet- en regelgeving van de Overeenkomstsluitende Partijen, of bepalingen uit die wet- en regelgeving die rechtstreeks verband houden met de volgende internationaal erkende rechten van werknemers : a) het recht op vereniging;b) het recht op organisatie en collectieve onderhandeling;c) het verbod op het gebruik van enige vorm van dwang- of slavenarbeid;d) een minimumleeftijd voor de tewerkstelling van kinderen;e) redelijke arbeidsomstandigheden op het gebied van minimumloon, aantal werkuren, veiligheid en gezondheid. Artikel 2 Bevordering van investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert op haar grondgebied investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Met name elke Overeenkomstsluitende Partij staat het sluiten en uitvoeren toe van licentieovereenkomsten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover deze activiteiten verband houden met zodanige investeringen. Artikel 3 Bescherming van investeringen 1. Alle investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling.2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren. Artikel 4 Nationale behandeling en meestbegunstigingsbehandeling 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of van investeerders van een derde Staat.2. Ook is het zo dat elke Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, ook wat de opbrengst van hun investeringen betreft, een behandeling verleent die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan investeerders van een derde Staat.3. Met betrekking tot de werking, het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot, de verkoop of de vervreemding van investeringen dient elke Overeenkomstsluitende Partij investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan haar eigen investeerders of de investeerders van een andere Staat, zo laatstgenoemde behandeling gunstiger is.4. Deze behandeling behelst geenszins de voorrechten die door een Overeenkomstsluitende Partij worden verleend aan investeerders van een derde Staat in het kader van diens participatie in of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of enige andere vorm van regionale economische organisatie.5. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op belastingzaken. Artikel 5 Milieu 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen niveau van nationale milieubescherming te bepalen en de beleidslijnen en prioriteiten ter zake van milieu en ontwikkeling vast te leggen alsmede haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving een hoog niveau van milieubescherming waarborgt en dient zij alles in het werk te stellen om voornoemde wetgeving voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale milieuwetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van deze wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan op grond van internationale milieu-overeenkomsten, waarmee ze hebben ingestemd.Ze zien erop toe dat voornoemde verbintenissen ten volle worden erkend en beschermd middels hun nationale wetgeving. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de normen op het gebied van milieubescherming bij te sturen.Op vraag van de ene Overeenkomstsluitende Partij stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in deskundigenoverleg te houden over eender welk onderwerp dat onder dit artikel ressorteert.
Artikel 6 Arbeid 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen normen ter bescherming van de arbeid vast te leggen en haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving arbeidsnormen vastlegt die in overeenstemming zijn met de internationaal erkende rechten van de werknemers, als bepaald in het 6e lid van artikel 1, en dient ze deze voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale arbeidswetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van deze wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan als lid van de Internationale Arbeidsorganisatie alsmede hun verbintenissen op grond van de Verklaring van de IAO over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk en de follow-up ervan.De Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de arbeidsbeginselen en de internationaal erkende rechten van de werknemers, als bepaald in het 6e lid van Artikel 1, worden erkend en beschermd middels hun nationale wetgeving. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de arbeidsnormen bij te sturen.Op vraag van de ene Overeenkomstsluitende Partij stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in deskundigenoverleg te houden over eender welk onderwerp dat onder dit artikel ressorteert.
Artikel 7 Ontneming en eigendomsbeperking 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.2. Wanneer om redenen van openbaar nut, veiligheid of nationaal belang van het bepaalde in het eerste lid moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld : a) de maatregelen worden genomen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Deze schadeloosstelling is gelijk aan de marktwaarde van de investering op de dag voordat de maatregelen tot onteigening of nationalisatie worden genomen of openbaar gemaakt. De schadeloosstelling wordt uitgekeerd in de munt van de Staat waarvan de investeerder een onderdaan is of in enige andere omwisselbare munt.
Ze moet zonder onnodige vertraging worden uitbetaald en vrij kunnen worden overgemaakt. Vanaf het tijdstip waarop het bedrag van de schadeloosstelling wordt vastgelegd tot op de datum waarop het moet worden uitgekeerd, levert de schadeloosstelling intrest op aan het normale banktarief. 4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die met betrekking tot hun investeringen verliezen lijden wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke die Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de meestbegunstigde natie toekent. Artikel 8 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de toelating om alle met een investering verband houdende uitkeringen vrij over te maken.Deze omvatten in het bijzonder : a) bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel;c) de opbrengsten uit investeringen;d) de opbrengst uit de gehele of gedeeltelijke liquidatie van investeringen, met inbegrip van meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerde kapitaal;e) de in toepassing van Artikel 7 uitgekeerde schadeloosstelling.2. De onderdanen van beide Overeenkomstsluitende Partijen, die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan een evenredig deel van hun bezoldiging over te maken naar hun land van herkomst.3. Tenzij de partijen anders overeenkomen, gebeurt de overmaking van deviezen in de munt waarin de investering aanvankelijk is gedaan of in een andere inwisselbare munt.De overmaking geschiedt tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is. 4. Elke Overeenkomstsluitende Partij voert de overmakingen zonder onnodige vertraging uit, zonder andere lasten dan de gebruikelijke bankkosten. Artikel 9 Subrogatie 1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen dan wel openbare instelling van deze Partij een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten van de investeerders is getreden.2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. Artikel 10 Toepasbare regels Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van de ene Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of op een later tijdstip kunnen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak maken op de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.
Artikel 11 Specifieke overeenkomsten 1. Investeringen waarvoor een specifieke overeenkomst is gesloten tussen een van de Overeenkomstsluitende Partijen en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de specifieke overeenkomst.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat te allen tijde in voor het naleven van de verbintenissen die zij jegens investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan. Artikel 12 Regeling van geschillen tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij 1. Een juridisch geschil in het kader van deze Overeenkomst dat rechtstreeks voortvloeit uit een investering tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt in der minne geregeld.2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kunnen regelen binnen zes maand na ontvangst van de kennisgeving, wordt het, naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan hetzij de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan, hetzij onderworpen aan internationale arbitrage. Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat beide Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken. 3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan één van de volgende instellingen : a) een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.); b) het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, wanneer elke Staat die Partij is bij deze Overeenkomst partij is geworden bij bedoeld Verdrag. Zolang niet aan deze vereiste is voldaan, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen overeenkomstig de regels van de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D. Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, verzoekt die Partij de desbetreffende investeerder schriftelijk het scheidsgerecht aan te wijzen waaraan het geschil zal worden voorgelegd. 4. Het in 3 a) bedoelde scheidsgerecht ad hoc wordt als volgt samengesteld : a) Elke Partij bij het geschil benoemt één scheidsman en de twee benoemde scheidsmannen kiezen in onderling overleg een derde scheidsman die onderdaan van een derde land moet zijn.Hij wordt door beide partijen gekozen tot voorzitter van het scheidsgerecht. Alle scheidsmannen moeten worden aangesteld binnen een tijdvak van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen. b) Wanneer de in 3 a) bepaalde termijnen niet werden nageleefd, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen, bij ontstentenis van een andere regeling, de secretaris-generaal, de vice-secretaris-generaal van het Scheidsgerecht in Den Haag verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten.c) Het scheidsgerecht ad hoc doet uitspraak bij meerderheid van stemmen.De uitspraken zijn voor de partijen onherroepelijk en juridisch bindend en worden tenuitvoergelegd in overeenstemming met de nationale wetgeving van de partij bij het geschil. De uitspraken worden gedaan in overeenstemming met het bepaalde in deze Overeenkomst en de wetten van de Overeenkomstsluitende Partij bij het geschil. d) Het Scheidsgerecht zal zijn uitspraak toelichten en op verzoek van een partij uitleg geven over de redenen en de grondslag van zijn beslissing.Tenzij de partijen anders overeenkomen, is de plaats van arbitrage Den Haag (Nederland).
Behoudens wat voorafgaat volgt het Scheidsgerecht de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.), 1976. 5. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als bezwaar kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van de in Artikel 9 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.6. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
Artikel 13 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst 1. Geschillen betreffende de uitlegging of uitvoering van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht.2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen.Deze Commissie komt op verzoek van de meest gerede Overeenkomstsluitende Partij en zonder onnodige vertraging bijeen. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een scheidsgerecht ad hoc dat voor elk geval afzonderlijk wordt samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.
Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.
Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-Voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Het aldus samengestelde scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman.Het staat het scheidsgerecht evenwel vrij in zijn uitspraak te bepalen dat een van beide Overeenkomstsluitende Partijen een hoger aandeel in de kosten moet dragen en deze uitspraak is bindend voor beide Overeenkomstsluitende Partijen. Het Scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.
Artikel 14 Vorige investeringen Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde.
Artikel 15 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.
Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende geldigheidsduur. 2. Onverminderd de beëindiging van deze Overeenkomst overeenkomstig lid (1) van dit Artikel, blijft deze Overeenkomst van kracht voor een tijdvak van nog eens tien jaar, vanaf de datum van beëindiging, ten aanzien van investeringen, gedaan of verworven voor de datum van beëindiging van deze Overeenkomst. Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Dawhaw, op 6 november 2007, in tweevoud in de Nederlandse, de Franse, de Arabische en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.