gepubliceerd op 07 mei 2004
Wet tot wijziging van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap
25 APRIL 2004. - Wet tot wijziging van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap
Art. 2.Het opschrift van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt vervangen als volgt : « Wet van 19 mei 1994 tot regeling van de verkiezingscampagne en tot beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, alsmede tot vaststelling van de toetsingsnorm inzake officiële mededelingen van de overheid. »
Art. 3.In artikel 1 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 april 1995, dat « Hoofdstuk I. Definities » vormt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) vóór de bepaling onder 1°, die de bepaling onder 2° wordt, wordt de volgende bepaling toegevoegd : « 1° wet van 4 juli 1989 : de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen; »;
B) in de plaats van de bepaling onder 2°, die de bepaling onder 5° wordt, worden onder 3° en 4°, de volgende bepalingen ingevoegd : « 3° componenten van een politieke partij : de componenten van een politieke partij als bedoeld in artikel 1, 1°, tweede lid, van de wet van 4 juli 1989; 4° politieke mandatarissen : de politieke mandatarissen als bedoeld in artikel 1, 3°bis, van de wet van 4 juli 1989;»;
C) de bepaling onder 2°, die de bepaling onder 5° wordt, wordt vervangen als volgt : « 5° Controlecommissie : de Controlecommissie als bedoeld in artikel 1, 4°, eerste lid, van de wet van 4 juli 1989. »
Art. 4.Na artikel 1 van dezelfde wet wordt het volgende opschrift ingevoegd : « Hoofdstuk II. Regeling van de verkiezingscampagne en beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. »
Art. 5.In artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 april 1995, 25 juni 1998, 22 januari 2002 en 2 maart 2004 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, tweede lid, 1°, wordt het bedrag « 795.000 EUR » vervangen door het bedrag « 800.000 EUR »; b) in § 2, 1°, wordt het bedrag « 1,40 frank » vervangen door het bedrag « 0,035 euro »;c) in § 3, 1°, wordt het bedrag « 0,70 frank » vervangen door het bedrag « 0,0175 euro »;d) in § 5, 1°, wordt het bedrag « 1,40 frank » vervangen door het bedrag « 0,035 euro »;e) in de Nederlandse tekst van § 5, 2°, wordt het woord « op » vervangen door het woord « van »;f) § 6, tweede lid, wordt opgeheven;g) het artikel wordt aangevuld met een overgangsbepaling, luidende : « Overgangsbepaling Voor de vaststelling van het aantal eerstgeplaatste kandidaten bedoeld in § 3, 1°, ter gelegenheid van de verkiezingen van de Raden op 13 juni 2004, wordt, wanneer een lijst bij de verkiezingen van 13 juni 1999 samengesteld was uit kandidaten die gezamenlijk door twee of meer politieke partijen waren voorgedragen en deze partijen voor de verkiezingen van 13 juni 2004 afzonderlijke lijsten voordragen, als uitgangspunt de partijaanhorigheid op 1 januari 2004 genomen van de Vlaamse leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en van de zes Vlaamse leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad die door deze laatste zijn aangeduid om zitting te nemen in de Vlaamse Raad.»
Art. 6.In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 april 1995 en 2 maart 2004, worden de woorden « De Minister » vervangen door de woorden « De federale Minister ».
Art. 7.In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de plaats van § 2, die § 3 wordt, wordt een nieuwe § 2, ingevoegd, luidende : « § 2.Als uitgaven voor verkiezingspropaganda bedoeld in § 1, worden eveneens beschouwd, die welke verricht zijn door derden voor politieke partijen of kandidaten, tenzij deze laatsten : - onmiddellijk na de kennisneming van de door de betrokken derde gevoerde campagne, hem bij een ter post aangetekend schrijven aanmanen deze campagne te staken; - een afschrift van deze brief al dan niet met het schriftelijk akkoord van de derde tot staking, overzenden aan de voorzitters van de kieskringhoofdbureaus die met toepassing van artikel 94ter, § 1, eerste lid, van het Kieswetboek de verslagen opmaken over de uitgaven die de politieke partijen en de kandidaten voor verkiezingspropaganda hebben gedaan. Deze voorzitters voegen dit stuk of deze stukken bij de door de betrokken partijen of kandidaten ingediende aangiften van hun verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen. »; b) § 2, die § 3 wordt, wordt aangevuld als volgt : « 6° de kostprijs van periodieke manifestaties, op voorwaarde dat : - ze niet uitsluitend voor verkiezingsdoeleinden worden georganiseerd; - het geregelde en telkens weerkerende manifestaties betreft die steeds op dezelfde wijze worden georganiseerd; de periodiciteit wordt beoordeeld hetzij aan de hand van een referentieperiode van twee jaar voorafgaand aan de in § 1, bedoelde periode, tijdens welke de bedoelde manifestatie jaarlijks éénmaal moet hebben plaatsgehad, hetzij aan de hand van een referentieperiode van vier jaar voorafgaand aan de in § 1, bedoelde periode, tijdens welke de bedoelde manifestatie tweejaarlijks ten minste éénmaal moet hebben plaatsgehad.Zo de uitgaven voor reclame en uitnodigingen in vergelijking met het gewone verloop van dergelijke manifestatie evenwel kennelijk uitzonderlijk zijn, dienen zij bij wijze van uitzondering wel als verkiezingsuitgave aangerekend te worden; 7° de kostprijs van voor verkiezingsdoeleinden georganiseerde, niet-periodieke manifestaties waarvoor een deelnameprijs wordt aangerekend, voor zover de uitgaven door de inkomsten, met uitzondering van deze uit sponsoring, worden gedekt en het geen uitgaven voor reclame en uitnodigingen betreft.Zo de inkomsten de uitgaven niet dekken, moet het verschil als een verkiezingsuitgave worden aangerekend; 8° de uitgaven die tijdens de verkiezingsperiode worden verricht in het kader van een normale partijwerking op nationaal of lokaal niveau, met name de organisatie van congressen en partijbijeenkomsten.Zo de uitgaven voor reclame en uitnodigingen in vergelijking met het gewone verloop van dergelijke manifestatie evenwel kennelijk uitzonderlijk zijn, dienen zij bij wijze van uitzondering wel als verkiezingsuitgave te worden aangerekend; 9° de uitgaven voor de aanmaak, de bijwerking en het beheer van internettoepassingen, op voorwaarde dat die op dezelfde wijze en volgens dezelfde regels geschieden als buiten de referentieperiode.»; c) § 3, wordt opgeheven;d) in § 4, worden de woorden « van § 1 » vervangen door de woorden « van de §§ 1 en 2 ».
Art. 8.In dezelfde wet wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidende : «
Art. 4bis.In voorkomend geval nemen de kandidaten de sancties in acht die de Controlecommissie, een Raad of een door hem aangewezen orgaan heeft opgelegd krachtens artikel 4bis van de wet van 4 juli 1989. » Art.9. In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, wordt de bepaling onder 1°bis de bepaling onder 2°;b) in § 1, wordt de bepaling onder 2°, die de bepaling onder 3° wordt, vervangen als volgt : « 3° geen gadgets verkopen noch gadgets of geschenken uitdelen, ongeacht de wijze van verspreiding en onverminderd artikel 184 van het Kieswetboek, tenzij aan de kandidaten en de personen die met toepassing van artikel 4, § 3, 1°, onbezoldigd verkiezingspropaganda voeren ten voordele van politieke partijen en kandidaten.Onder gadget wordt verstaan elk voorwerp, uitgezonderd drukwerk op papier of op enige andere informatiedrager met een uitsluitend opiniërende of illustrerende politieke boodschap, dat als souvenir, accessoire, snuisterij of gebruiksvoorwerp wordt gebruikt, en waarvan diegene die het uitdeelt hoopt dat degene die het ontvangt het zal aanwenden voor het normale gebruik waarvoor het is bestemd en bij die gelegenheid telkens opnieuw de boodschap zal zien die op het voorwerp is aangebracht; »; c) § 1, wordt aangevuld als volgt : « 4° geen commerciële telefooncampagnes voeren;5° geen commerciële reclamespots op radio, televisie en in bioscopen voeren.»; d) § 2, wordt vervangen als volgt : « § 2.Voor dezelfde periode bepaalt de gouverneur van de provincie of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad bij politiebesluit de nadere regels inzake het aanbrengen van verkiezingsaffiches en het organiseren van gemotoriseerde optochten. »
Art. 10.Artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 april 1995 en 25 juni 1998 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt : «
Art. 6.Bij het aanvragen van een lijstnummer dienen de politieke partijen een schriftelijke verklaring in waarin ze zich ertoe verbinden : 1° de wetsbepalingen inzake beperking en controle van de verkiezingsuitgaven in acht te nemen;2° hun verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen die daaraan zijn besteed, tegen ontvangstbewijs, binnen vijfenveertig dagen na de verkiezingen aan te geven bij de voorzitter van het kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de Raden, in wiens rechtsgebied de zetel van de partij gevestigd is;3° de stavingsstukken betreffende hun verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen gedurende twee jaar na de datum van de verkiezingen te bewaren. Voor zover in hun aangifte van de herkomst van de geldmiddelen giften worden vermeld, verbinden zij er zich bovendien toe om de identiteit van de natuurlijke personen die, ter financiering van de verkiezingsuitgaven, giften van 125 euro en meer hebben gedaan, te registreren, vertrouwelijk te houden en, binnen vijfenveertig dagen na de datum van de verkiezingen, aan te geven bij de Raad of het door hem aangewezen orgaan, die toeziet op de naleving van deze verplichting overeenkomstig artikel 11.
De schriftelijke verklaring, de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen en het ontvangstbewijs worden gesteld op daartoe bestemde formulieren die door de federale Minister van Binnenlandse Zaken worden vastgesteld en tijdig in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt. De formulieren houdende de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen, alsook de in het tweede lid bedoelde registratieformulieren worden uiterlijk bij de aanvraag van het lijstnummer ter beschikking gesteld van de politieke partijen.
Deze formulieren worden door de aanvragers ondertekend, gedagtekend en, tegen ontvangstbewijs, ingediend.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels inzake de indiening van de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen en de wijze van hun inventarisatie en beveiligde bewaring. »
Art. 11.Artikel 7 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor deze toepassing moet echter : 1° de verwijzing naar de Controlecommissie worden vervangen door een verwijzing naar de Raad of het door hem aangewezen orgaan;2° de verwijzing naar de voorzitters van de Controlecommissie worden vervangen door een verwijzing naar de voorzitter van de Raad of van het door hem aangewezen orgaan;3° de verwijzing naar de Minister van Binnenlandse Zaken worden gelezen ais een verwijzing naar de federale Minister van Binnenlandse Zaken;4° de verwijzing in artikel 94ter, § 1, derde lid, derde en vierde gedachtestreepje, naar respectievelijk artikel 6 en de artikelen 2 en 5, § 1, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen worden vervangen door een verwijzing naar respectievelijk artikel 6 en de artikelen 2 en 5, § 1, van deze wet;5° de verwijzing in artikel 116, § 6, tweede lid, naar artikel 16bis van de wet van 4 juli 1989 worden vervangen door een verwijzing naar artikel 11 van deze wet.»
Art. 12.In dezelfde wet wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : «
Art. 7bis.De Raad of het door hem aangewezen orgaan kan zich laten adviseren door het Rekenhof voor de controle van de verkiezingsuitgaven van de politieke partijen en de individuele kandidaten. »
Art. 13.Artikel 8 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 14.Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 9.De Raad of het door hem aangewezen orgaan legt de politieke partij die de in artikel 2, § 1, vermelde toegestane maximumbedragen heeft overschreden, de sanctie op die de Raad bij decreet of ordonnantie heeft bepaald. »
Art. 15.In artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 april 1995, 25 juni 1998 en 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, 2°, wordt de verwijzing naar § 3bis van artikel 2 vervangen door een verwijzing naar § 5, van dit artikel; b)in §§ 2 en 3, worden de woorden « de Controlecommissie » telkens vervangen door de woorden « de Raad of het door hem aangewezen orgaan »; c) in § 3, eerste lid, worden tussen het woord « klachten » en de woorden « met betrekking tot » de woorden « of het doen van aangiften » ingevoegd;d) in § 3, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Met betrekking tot de door de de Raad of het door hem aangewezen orgaan gedane aangiften beschikt de procureur des Konings voor de uitoefening van de strafvordering in ieder geval over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de aangifte.»
Art. 16.In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 25 juni 1998 en 26 juni 2000 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de eerste zin van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de in artikel 6, tweede lid, en artikel 116, § 6, tweede lid, van het Kieswetboek bedoelde registratieplicht wordt de identiteit van de natuurlijke personen die giften van 125 euro en meer, onder welke vorm ook, doen aan politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen door de begunstigden jaarlijks geregistreerd.»; b) de laatste zin van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De bijdragen van politieke mandatarissen aan hun politieke partij of haar componenten worden niet als giften beschouwd.»
Art. 17.Artikel 11bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 11bis.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de in de artikelen 6 en 11 bedoelde registraties, alsook die bedoeld in artikel 116, § 6, tweede lid, van het Kieswetboek, worden opgesteld en neergelegd. De controle van de in artikel 6 en artikel 116, § 6, tweede lid, van het Kieswetboek bedoelde registraties gebeurt door de Raad of het door hem aangewezen orgaan; die van de in artikel 11 bedoelde registraties door de Controlecommissie. »
Art. 18.De overgangsbepalingen, vervat in de artikelen 12 tot 14bis van dezelfde wet, worden vervangen door een hoofdstuk III, dat een artikel 12 omvat, luidende : « Hoofdstuk III. Vaststelling van de toetsingsnorm inzake officiële mededelingen van de overheid.
Art. 12.§ 1. De Raad, de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie of het door hen aangewezen orgaan wordt, ieder wat hem betreft, belast met de toetsing, volgens de bij decreet of ordonnantie bepaalde regels, van alle voor het publiek bestemde mededelingen en voorlichtingscampagnes, van de gemeenschaps- en gewestregering of één of meer van haar leden, van het college van de Franse Gemeenschapscommissie of één of meer van haar leden, van een of meer gewestelijke staatssecretarissen bedoeld in artikel 41 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen en van de voorzitters van de Gemeenschaps- of Gewestraden of van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie, waartoe deze niet op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht zijn en die direct of indirect met overheidsgeld worden gefinancierd. § 2. Deze toetsing heeft ten doel na te gaan of de mededeling of de campagne er geheel of ten dele toe strekt het persoonlijk imago van een of meer leden van de in § 1 bedoelde overheden of het imago van een politieke partij te verbeteren. » HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding
Art. 19.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 25 april 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Gewone zitting 2003-2004. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden. - Wetsvoorstel, nr. 51-898/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-898/2.
Integraal Verslag : 18 maart 2004.
Gewone zitting 2003-2004.
Senaat.
Parlementaire bescheiden. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 3-572/1. - Verslag, nr. 3-572/2. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 3-572/3.
Handelingen van de Senaat : 25 maart 2004.