gepubliceerd op 19 september 2017
Wet houdende schadeloosstellingen ten voordele van de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de daarmee gelijkgestelde personen die slachtoffer zijn van schade veroorzaakt door buitengewone risico's in het buitenland
21 JULI 2017. - Wet houdende schadeloosstellingen ten voordele van de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de daarmee gelijkgestelde personen die slachtoffer zijn van schade veroorzaakt door buitengewone risico's in het buitenland
MEMORIE VAN TOELICHTING DAMES EN HEREN, 1. Algemene beschouwingen Tijdens de afgelopen jaren vonden talrijke aanslagen plaats;ook België bleef niet gespaard. Een groot deel van de bevolking voelt zich niet langer veilig.
In het verleden hebben verschillende parlementsleden reeds vragen gesteld over de dekking van uitgezonden personeelsleden tegen buitengewone risico's als oorlogen, terroristische aanslagen of rampen.
Van de 568 ambtenaren op post bevinden er zich 238 of 41% in risicoposten, 313 of 55% bevinden zich in landen waarvan de hardship 2 of meer is. Momenteel moet de ambtenaar zelf de nodige maatregelen nemen om zich bijkomend te beschermen tegen bepaalde risico's in de jurisdictie van de post. Het is bijzonder moeilijk zich te verzekeren tegen deze risico's.
Op het Belgische grondgebied voorziet de wetgeving reeds hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden : het betreft enerzijds de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten houdende fiscale en andere bepalingen, zoals gewijzigd door de Programmawet van 27 december 2004, en anderzijds de wet van 13 november 2011 betreffende de vergoeding van de lichamelijke en morele schade ingevolge een technologisch ongeval, die de slachtoffers van grote technologische rampen dekt.
Het is de verantwoordelijkheid van de Belgische Staat om de personen die ze uitstuurt naar het buitenland om haar te vertegenwoordigen, op de meest adequate wijze te beschermen tegen bepaalde categorieën risico's.
De personeelsleden van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière brengen ongeveer 75% van hun professionele loopbaan in het buitenland door. De partner en de kinderen van de ambtenaren vergezellen hen dus op post.
Om de expatriëring van deze gezinnen te vergemakkelijken, voorziet de FOD Buitenlandse Zaken ondersteunende maatregelen. Het is inderdaad essentieel voor het welzijn en de prestaties van de uitgezonden personeelsleden dat ook de gezinsleden die hen vergezellen op post eveneens beschermd worden. Omwille van die reden, omvat deze wet ook uitdrukkelijk deze categorie personen.
Deze wet beoogt de juridische basis te creëren voor de toekenning van schadeloosstellingen aan het personeel van de FOD of aan ermee gelijkgestelde personen die slachtoffer zijn van schade veroorzaakt door buitengewone risico's tijdens hun aanstelling op post in het buitenland of tijdens een dienstreis in het buitenland.
Deze wet behandelt twee categorieën buitengewone risico's : 1. de oorlogen, de oproer, de opzettelijke gewelddaden, het terrorisme, de rampen, de tropische ziekten en de ernstige infectieziekten;2. de uitsluiting door zijn verzekerings-maatschappij van de waarborgen voorzien in een afgesloten levens-verzekering of schuldsaldoverzekering omwille van zijn aanstelling bij een Belgische post in het buitenland of zijn dienstreis naar het buitenland. In het kader van de tweede categorie risico's wordt een conventie afgesloten met Assuralia, de beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen. Deze overeenkomst heeft tot doel meer zekerheid en transparantie te geven aan de verzekerde over zijn dekking en aan de verzekeraar over de risico's van de aanstelling op post of de dienstreis in een bepaald land.
De schadeloosstellingen voorzien in deze wet worden slechts toegekend op voorwaarde dat de opgelopen schade op geen enkel andere wijze vergoed wordt en opgelopen werd in het land van aanstelling of in het land waar de dienstreis uitgevoerd wordt. 2. Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Artikel 1 behoeft geen commentaar. Artikel 2 Dit artikel definieert de begunstigde personeelsleden en de gelijkgestelden Om de duidelijkheid te vergroten en in opvolging van het advies van de Raad van State, werden de definities van bepaalde buitengewone risico's opgenomen.
Voor de definitie van "oproer" werd de definitie opgenomen in de bijlage van het koninklijk besluit van 24 december 1992 betreffende de verzekering tegen brand en andere gevaren, wat de eenvoudige risico's betreft, gebruikt.
Voor de definitie van "terrorisme" werd de definitie opgenomen in artikel 2 van de wet van 1 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/04/2007 pub. 15/05/2007 numac 2007011150 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekering tegen schade veroorzaakt door terrorisme sluiten betreffende de verzekering tegen schade veroorzaakt door terrorisme gebruikt.
De personeelsleden zijn de personeelsleden op post in het buitenland en de personeelsleden op dienstreis in het buitenland, met uitsluiting van het lokaal aangeworven personeel bij de Belgische posten in het buitenland.
De Raad van State maakt de opmerking dat het feit dat het wetsontwerp niet van toepassing is op het lokaal aangeworven personeel op post, mogelijkerwijs een inbreuk inhoudt op de artikelen 21, 45 en 49 van het VWEU. Meer in het bijzonder is het voor de Raad van State niet duidelijk of dit kan worden beschouwd als een gerechtvaardigd onderscheid in behandeling dat proportioneel is met het door de Belgische Staat beoogde doel.
Er dient echter te worden vastgesteld dat de lokaal aangeworven personeelsleden en de personeelsleden van de Belgische Staat die vanuit België uitgezonden worden naar een post, niet tot vergelijkbare categorieën behoren.
Terwijl het lokaal aangeworven contractueel personeel geen enkele beperking ondervindt in de ontwikkeling van zijn privéleven buiten de werkuren (net zoals het personeel van de Belgische Staat, tewerkgesteld op het hoofdbestuur, en net zoals al het andere personeel op de lokale arbeidsmarkt), geldt dit niet voor het uitgezonden contractueel en statutair personeel. Dit uitgezonden personeel zit ook na de werkuren omwille van de aard van hun betrekking, `vast' in het buitenland. Ze verblijven vaak jarenlang op post en worden eenzijdig overgeplaatst naar een andere post, waardoor er voor dit personeel wel degelijk sprake is van een begrenzing of beperking van de mogelijkheden om zijn privéleven te ontwikkelen.
Deze wet beoogt dan ook een dekking te voorzien voor feiten die vanuit juridisch oogpunt niet als arbeidsongeval kunnen worden gekwalificeerd aangezien ze buiten de werkuren van het uitgezonden personeel plaatsvinden, terwijl deze werknemers toch niet volledig vrij over hun tijd kunnen beschikken zoals het lokaal aangeworven personeel (zie supra).
Hieruit blijkt dan ook dat de vermelde categorieën niet met elkaar vergelijkbaar zijn waardoor bij een verschil in behandeling (qua toepassingsgebied van deze wet) geen sprake kan zijn van discriminatie.
De Raad van State merkt tot slot ook nog op dat er eveneens een risico bestaat dat, zonder een gegronde uitleg, het feit dat de onbezoldigde stagiairs evenmin onder het toepassingsgebied van deze wet vallen, een discriminatie zou kunnen uitmaken in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Er dient te worden benadrukt dat het ook hier gaat om een andere, niet vergelijkbare categorie. De onbezoldigde stagiairs zijn geen werknemers van de Belgische Staat en kiezen er vrijwillig voor om, in het kader van hun opleiding of met het oog op het opdoen van een eerste werkervaring, een stage te verrichten op een post. Zij worden niet door de Belgische Staat voor een aantal jaren aangesteld op een post en kunnen ook niet op verzoek van de Belgische staat worden overgeplaatst naar een andere post, zoals de uitgezonden personeelsleden die onder het toepassingsgebied van deze wet vallen.
Ze lopen stage na het ondertekenen van een overeenkomst met de Belgische Staat, waarin de stagiair zich ertoe verbindt zelf een verzekering af te sluiten voor ziekte en ongevallen.
De gelijkgestelden zijn : de externen die een opdracht in het buitenland uitvoeren voor de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, hierna de FOD genoemd, zoals bijvoorbeeld de vrijwilligers van B-FAST (Belgian First Aid and Support Team) of verkiezingswaarnemers alsook de partners en de kinderen ten laste van de personeelsleden of de externen tijdens hun verblijf in het land van de aanstelling.
Artikel 3 Dit artikel bepaalt de categorieën van buitengewone risico's die onder het toepassingsgebied van deze wet vallen.
Op advies van de Raad van State werden duidelijke definities toegevoegd voor bepaalde buitengewone risico's. Ze bevinden zich in artikel 2.
Artikel 4 Dit artikel behandelt de schadeloosstellingen voor de eerste categorie van buitengewone risico's, met name : de oorlogen, de oproer, de opzettelijke gewelddaden, het terrorisme, de rampen, de tropische ziekten en de ernstige infectieziekten.
Het bepaalt de begunstigden, de bestanddelen, de voorwaarden en het maximum bedrag van de schadeloosstelling.
De begunstigden zijn de personeelsleden en gelijkgestelden op post.
Voor de bestanddelen van de schade, de voorwaarden van toekenning en het bedrag van de schadeloosstelling aligneert deze wet zich op de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten houdende fiscale en andere bepalingen, meer bepaald Afdeling II van Hoofdstuk 3 betreffende de hulp van de Staat aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders.
De voornoemde wet is echter enkel van toepassing op de schade opgelopen op het Belgisch grondgebied. Het artikel 4 van deze wet betreft de schade opgelopen op post in het buitenland en sluit uitdrukkelijk de schade opgelopen op het Belgische grondgebied uit.
Voor een schadeloosstelling komen enkel de bestanddelen van de schade in aanmerking die niet het voorwerp zijn van een schadeloosstelling volgens een andere regelgeving, de Belgische sociale zekerheid, een private verzekering of van een herstel door de dader of een aansprakelijke derde.
In opvolging van het advies van de Raad van State werd in de paragrafen 8 en 9 het woord "verzoeker" vervangen door het woord "begunstigde".
Artikel 5 Dit artikel behandelt de tweede categorie van buitengewone risico's, met name : de uitsluiting door de verzekeringsmaatschappij van de waarborgen voorzien in het levensverzekeringscontract of het schuldsaldoverzekeringscontract met als gevolg het niet uitbetalen van de verzekerde bedragen bij overlijden.
De verzekeringsmaatschappijen kunnen inderdaad overgaan tot een dergelijke uitsluiting wanneer het personeelslid of de gelijkgestelde wordt aangesteld of met dienstreis is in een land dat zij te risicovol achten. De uitsluitingen omwille van andere redenen, zoals bijvoorbeeld de extreme sporten of de zelfmoord, worden niet beoogd door deze wet.
In geval van uitsluiting door de verzekeringsmaatschappij, neemt de Belgische Staat, mits naleving van bepaalde voorwaarden, de in het verzekeringscontract voorziene dekking ten zijne laste.
De levensverzekeringen en de schuldsaldoverzekeringen die in aanmerking komen, zijn deze van de personeelsleden en de gelijkgestelden op post in het buitenland en deze van de personeelsleden en externen op dienstreis in het buitenland.
Personeelsleden op dienstreis zijn opgenomen als begunstigden in dit artikel omdat de arbeidsongevallenwetgeving dit buitengewone risico niet dekt.
De levensverzekering en de schuldsaldoverzekering van de partner en van de kinderen die een personeelslid of een gelijkgestelde vergezellen op dienstreis, zijn uitgesloten van het voordeel van deze wet.
De tussenkomst van de Belgische Staat is beperkt tot één levensverzekering en één schuldsaldoverzekering. Het artikel 5 legt de volgorde van prioriteit vast.
In opvolging van het advies van de Raad van State en met het oog op de coherentie van de tekst, werd in paragraaf 5 "van het personeelslid" vervangen door "van het personeelslid van de FOD op post, het personeelslid van de FOD op dienstreis".
In opvolging van het advies van de Raad van State werd in de paragraaf 6 het woord "verzoeker" vervangen door het woord "begunstigde".
Een koninklijk besluit zal de modaliteiten van aanvraag en toekenning van de schadeloosstellingen vastleggen.
Raad van State, afdeling Wetgeving, advies 61.125/4 van 10 april 2017 over een "ontwerp van koninklijk besluit tot indiening van het ontwerp van wet `houdende schadeloosstellingen ten voordele van het personeel van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de daarmee gelijkgestelde personen die slachtoffer zijn van schade veroorzaakt door buitengewone risico's in het buitenland"' Op 13 maart 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een "ontwerp van koninklijk besluit tot indiening van het ontwerp van wet `houdende schadeloosstellingen ten voordele van het personeel van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de daarmee gelijkgestelde personen die slachtoffer zijn van schade veroorzaakt door buitengewone risico's in het buitenland"'. et ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 10 april 2017. De kamer was samengesteld uit Pierre LIENARDY, kamervoorzitter, Martine BAGUET en Bernard BLERO, staatsraden, en Colette GIGOT, griffier.
Het verslag is opgesteld door Stéphane TELLIER, auditeur.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 april 2017.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
BIJZONDERE OPMERKINGEN DISPOSITIEF Artikel 2 1. In de bespreking van artikel 2 van het voorontwerp staat dat "[d]e personeelsleden (...) de personeelsleden [zijn] op post in het buitenland (...) met uitsluiting van het lokaal aangeworven personeel bij de Belgische vertegenwoordigingen". Uit de definitie van artikel 2, eerste lid, 4°, a), 1), van het voorontwerp, lijkt opgemaakt te kunnen worden dat laatstgenoemden vallen onder de definitie van "externen op post", met andere woorden de personen die geen personeel zijn van de FOD maar "die aangesteld zijn bij een Belgische vertegenwoordiging in het buitenland".
Op het verzoek om de werkingssfeer van het voorontwerp ten aanzien van het "lokaal aangeworven personeel" te verduidelijken, heeft de gemachtigde ambtenaar het volgende gepreciseerd: "Les membres du personnel recrutés localement sont des membres du personnel du SPF (cf. articles 2, 2° et 8 de l'arrêté royal du 5 mars 2015 portant organisation du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement). Ils ont un contrat de travail avec l'Etat belge pour travailler dans une certaine représentation belge.
Les personnes visées à l'article 2, 4°, a) du projet de loi sont des personnes qui n'ont pas d'autre lien juridique avec le SPF Affaires étrangères que leur affectation en poste. Ce sont les personnes visées aux articles 21 (actuellement annulé) et 23 de l'arrêté royal du 5 mars 2015 portant organisation du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement".
Uit die uitleg kan worden afgeleid dat het lokaal aangeworven personeel van de FOD niet binnen de werkingssfeer van het voorontwerp valt, aangezien in artikel 2, eerste lid, 2°, c), ervan gepreciseerd wordt dat het moet gaan om een personeelslid van de FOD dat door de FOD in België aangeworven is met een arbeidsovereenkomst. 2. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat om in aanmerking te kunnen komen voor de ontworpen schadeloosheidsregeling, het contractuele personeelslid zijn arbeidsovereenkomst in België moet hebben gesloten. Daaruit volgt dat een lokaal aangeworven contractueel personeelslid, ongeacht of het al dan niet een onderdaan van de Europese Unie is, niet in aanmerking komt voor de schadeloosheidsregeling, daar zijn arbeidsovereenkomst niet in België gesloten is.
Dat vereiste dat de arbeidsovereenkomst in België gesloten moet zijn, moet beoordeeld worden in het licht van de beginselen van vrij verkeer, neergelegd in de artikelen 45 en 49 van het VWEU en van het recht van iedere burger van de Unie om vrij te reizen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten, neergelegd in artikel 21 van het VWEU. Deze vrijheden staan in de weg aan elke nationale maatregel die, zelfs wanneer hij zonder discriminatie op grond van nationaliteit van toepassing is, het gebruik van de in het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheden door gemeenschapsburgers kan belemmeren of minder aantrekkelijk kan maken.
In dit verband moet opgemerkt worden dat uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat nationale maatregelen die de uitoefening van de in het VWEU gewaarborgde fundamentele vrijheden kunnen belemmeren of minder aantrekkelijk kunnen maken, slechts aanvaard kunnen worden wanneer ze aan vier voorwaarden voldoen: (1) zij moeten zonder discriminatie worden toegepast, (2) zij moeten hun rechtvaardiging vinden in dwingende redenen van algemeen belang, (3) zij moeten geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen, en (4) zij mogen niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van dat doel.(1) Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie blijkt eveneens dat het vereisen van een zekere band en een zekere mate van verbondenheid met de samenleving van de betrokken lidstaat voor het bekomen van een recht op sociale bijstand, als een gerechtvaardigde doelstelling kan worden beschouwd.(2) In verband met de verenigbaarheid van het voorontwerp met de door het VWEU gewaarborgde vrijheden heeft de gemachtigde ambtenaar het volgende antwoord gegeven(3): "Le personnel recruté localement est recruté avec un contrat de travail local conclu selon les dispositions du droit local, qu'il s'agisse d'un belge ou d'un ressortissant d'un pays de l'Union européenne. Ce personnel est recruté dans un poste déterminé, au sein d'un certain pays, et est donc soumis à la législation locale qui varie énormément d'un pays à l'autre. Les agents du SPF, par contre, tout comme les personnes externes, sont affectés par arrêté. De même, les agents contractuels engagés en Belgique avec un contrat de travail belge, lorsqu'ils sont envoyés à l'étranger, sont affectés par note à un certain poste.
Les personnes envoyées à l'étranger et affectées à un poste pour le compte de l'Etat belge rentrent donc dans le champ d'application du projet de loi, à l'inverse des personnes qui habitent déjà dans le pays et qui y sont donc recrutées localement. Toute personne ayant un certain type de contrat est traitée de la même manière qu'une autre avec le même type de contrat, peu importe la nationalité des personnes concernées".
Ook al kan worden aangenomen dat de beoogde schadeloosheidsregeling geen enkele discriminatie inhoudt op grond van nationaliteit, uit het antwoord van de gemachtigde ambtenaar kan niet afgeleid worden om welke dwingende redenen van algemeen belang de personeelsleden die bij arbeidsovereenkomst aangeworven zijn door de FOD, die overeenkomst in België gesloten moeten hebben om in aanmerking te kunnen komen voor de ontworpen schadeloosheidsregeling. Het staat aan de steller van het ontwerp om nader uit te leggen waarom deze maatregel beschouwd kan worden als een proportioneel en redelijk vereiste van verbondenheid met de Staat die het recht op een schadeloosstelling toekent. Met dat vereiste voert de tekst een verschil in behandeling in ten opzichte van het lokaal aangeworven personeel. De adviesaanvrager legt in dit stadium niet uit waarom dat verschil in het licht van de vermelde legitieme doelstelling als verantwoord en proportioneel kan worden beschouwd.(4) De gemachtigde ambtenaar heeft de volgende uitleg gegeven: "Le terme `affectation' est utilisé par le SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement pour désigner les nominations à des fonctions en poste des agents statutaires et des externes envoyés en mission spéciale (e.a. article 20 et 21 de l'arrêté royal du 5 mars 2015 portant organisation du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement). Les chefs de poste sont affectés par arrêté royal. Les autres affectations font l'objet d'un arrêté ministériel. Les agents contractuels engagés en Belgique avec un contrat de travail belge d'expatriation sont affectés par note à la signature du président du comité de direction.
Le stagiaire par contre n'est pas nommé par arrêté ou par note et n'est donc pas `affecté' à un poste ; il y travaille avec un contrat de stage qui, en son article 4, stipule ceci : `De stagiair verbindt er zich toe voor de aanvang van de stage en met het oog op het volbrengen van de stage, alle maatregelen te treffen of te hebben getroffen om er voor te zorgen dat gedurende de stage de stagiair verzekerd is tegen ziekte en ongevallen. De Belgische Staat draagt geen enkele aansprakelijkheid voor en zal op geen enkele wijze financieel tussenkomen of enige verzekering aanbieden voor kosten gemaakt wegens ziekte of ongevallen die zich zouden voordoen tijdens de duur van de stageovereenkomst. Hetzelfde geldt voor de ongevallen die zich zouden voordoen op de verplaatsingen van België naar de diplomatieke/consulaire post, en omgekeerd, en voor de ongevallen die zich zouden voordoen bij elke andere verplaatsing"".
Aldus wordt er een verschil in behandeling ingevoerd dat, indien het niet naar behoren wordt gerechtvaardigd, als discriminerend zou kunnen worden beschouwd in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Artikelen 3 en 4, § 10 Het ontwerp hanteert geen duidelijke en eenduidig gedefinieerde begrippen.
Wat meer bepaald het begrip 'terrorisme' betreft, waarvan sprake in artikel 3, 1°, van het voorontwerp, staat het niet vast dat de steller dat begrip op dezelfde wijze interpreteert als volgens de definitie die gegeven wordt in artikel 2 van de wet van 1 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/04/2007 pub. 15/05/2007 numac 2007011150 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekering tegen schade veroorzaakt door terrorisme sluiten `betreffende de verzekering tegen schade veroorzaakt door terrorisme'.
Aangezien de definitie die gegeven wordt in artikel 2 van de wet van 1 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/04/2007 pub. 15/05/2007 numac 2007011150 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekering tegen schade veroorzaakt door terrorisme sluiten als ruim beschouwd kan worden, dient de steller van het ontwerp te preciseren op grond van welke criteria de Koning de situaties opgesomd in punt 1°, zal erkennen als situaties die aanleiding kunnen geven tot schadeloosstelling ingevolge die wet (artikel 4, § 10, van de ontworpen tekst).
Artikel 4 1. In artikel 4, § 1, van het voorontwerp wordt bepaald dat voor de schade veroorzaakt door de buitengewone risico's opgesomd in artikel 3, 1° een schadeloosstelling wordt toegekend aan het personeel van de FOD op post, de externe op post, de partner en het kind ten laste.Ook de rechthebbenden kunnen een schadeloosstelling genieten, maar onder andere voorwaarden die opgesomd worden in artikel 4, § 4.
Gelet op de definities van artikel 2, eerste lid, blijkt artikel 4, § 1, niet van toepassing te zijn op de persoon waarvan sprake in artikel 2, eerste lid, 3°, namelijk "het personeel van de FOD op dienstreis".
Op de vraag om uitleg in verband met die uitsluiting en de rechtvaardiging daarvan in het licht van de beginselen van gelijkheid en van non-discriminatie, heeft de gemachtigde ambtenaar het volgende geantwoord: "Le personnel du SPF en voyage de service est couvert par la législation sur les accidents de travail. Dès lors, tout dommage résultant d'un accident de travail est exclu, comme stipulé dans l'article 4, § 5, 3° du projet de loi : [...] Contrairement aux agents en voyage de service, les agents affectés en poste ne tombent pas sous ladite législation s'ils sont victime, par exemple, d'un acte terroriste le weekend (les partenaires et enfants sont d'office exclus). Nous avons justement essayé de corriger cette situation discriminatoire où un agent habitant à l'étranger pour le compte de l'Etat n'est pas couvert en dehors des heures de service alors même que l'agent voyageant pour le compte de l'Etat est couvert pendant toute la durée du voyage de service, même pendant le weekend par exemple. [...] Comme l'agent en voyage de service est couvert par la législation sur les accidents de travail quand il part à l'étranger pour le compte de l'Etat, nous estimons qu'il n'y a pas de discrimination. C'est l'agent qui part vivre à l'étranger pour le compte de l'Etat qui est, à présent, moins bien protégé que l'agent en voyage de service".
Op grond van die uitleg kan worden verondersteld dat er geen sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel daar het personeel op dienstreis onder de wetgeving inzake arbeidsongevallen valt en een bescherming geniet die op zijn minst gelijk is aan die welke in de ontworpen tekst geboden wordt.
De afdeling Wetgeving beschikt niet over de nodige gegevens om te oordelen of dat ook wel degelijk het geval is. 2. In artikel 4, § 8, van het voorontwerp behoort het woord "verzoeker" vervangen te worden door het woord "begunstigde". Deze opmerking geldt ook voor artikel 4, § 9, en voor artikel 5, § 6, van het voorontwerp.
Artikel 5 In artikel 5, § 5, van het voorontwerp, schrijve men niet "van het personeelslid", maar wel, zoals in het hele artikel 5, "het personeelslid van de FOD op post, het personeelslid van de FOD op dienstreis".
WETGEVINGSTECHNISCHE SLOTOPMERKING Het indieningsbesluit is onjuist.(5) De griffier, Colette GIGOT De voorzitter, Pierre LIENARDY _______ Nota's (1) HvJ 30 november 1995, C-55/94, Gebhard, § 37.(2) HvJ 22 mei 2008, C-499/06, Nerkowska, §§ 37-39.Zie ook bijvoorbeeld HvJ 15 maart 2005, C-209/03, Bidar, § 57. (3) De vraag die gesteld werd, luidde meer bepaald als volgt: "Si la personne recrutée localement est un ressortissant d'un pays de l'Union européenne, le projet qui veut que seuls les agents recrutés par le SPF en Belgique entrent dans le champ d'application de la loi n'est-il pas contraire à la libre circulation des personnes et des travailleurs visée par les Traités européens ?". (4) Zie in verband met een maatregel die in het licht van de door het VWEU gewaarborgde vrijheden als aanvaardbaar beschouwd is, het voornoemde advies van de Raad van State 60.320/1, gegeven op 21 december 2016. (5) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", formule F 5.
21 JULI 2017. - Wet houdende schadeloosstellingen ten voordele van de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de daarmee gelijkgestelde personen die slachtoffer zijn van schade veroorzaakt door buitengewone risico's in het buitenland FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° "de oorlog" : elk gewapend conflict in de betekenis die aan dit begrip wordt gegeven door de bepalingen van het internationaal humanitair recht die in casu van toepassing zijn;2° "de oproer" : de gewelddadige manifestatie, zelfs als ze niet beraamd is, van een groep personen, die met opgehitste gemoederen plaatsvindt en gekenmerkt wordt door ongeregeldheden of onwettige daden, alsook door verzet tegen de organen die met de handhaving van de openbare orde belast zijn zonder dat een dergelijke beweging noodzakelijk tot doel heeft de gestelde openbare machten omver te werpen;3° "het terrorisme" : een clandestien georganiseerde actie of dreiging van actie met ideologische, politieke, etnische of religieuze bedoelingen, individueel of door een groep uitgevoerd, waarbij geweld wordt gepleegd op personen of de economische waarde van een materieel of immaterieel goed geheel of gedeeltelijk wordt vernield, ofwel om indruk te maken op het publiek, een klimaat van onveiligheid te scheppen of de overheid onder druk te zetten, ofwel om het verkeer of de normale werking van een dienst of een onderneming te belemmeren;4° "de ramp" : een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisatie van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken;5° "de FOD" : de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;6° "het personeel van de FOD op post" : a) de personeelsleden van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière bedoeld in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/07/2016 pub. 28/07/2016 numac 2016015093 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière sluiten tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière, tijdens hun aanstelling bij een Belgische post in het buitenland;b) de personeelsleden tewerkgesteld op het hoofdbestuur bedoeld in het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, tijdens hun aanstelling bij een Belgische post in het buitenland;c) de personeelsleden door de FOD in België aangeworven met een arbeidsovereenkomst, tijdens hun aanstelling bij een Belgische post in het buitenland;d) de personeelsleden van de FOD tijdelijk gedetacheerd naar het buitenland bij een andere organisatie;7° "het personeel van de FOD op dienstreis" : de personeelsleden van de FOD op post en de personeelsleden tewerkgesteld op het hoofdbestuur die in opdracht van de FOD een verplaatsing naar het buitenland uitvoeren;8° "de gelijkgestelden" : a) "de externen" : personen die geen personeelsleden zijn van de FOD en die aan één van de volgende voorwaarden voldoen : 1) ofwel aangesteld zijn bij een Belgische post in het buitenland; hierna "externen op post" genoemd; 2) ofwel een dienstreis uitvoeren in het buitenland voor rekening van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;b) "de partner" : de persoon die met het personeelslid van de FOD op post of met de externe op post verblijft die tot één van de volgende categorieën behoort : 1) de echtgenoot;2) de persoon met wie het personeelslid van de FOD op post of met de externe op post wettelijk samenwoont in de zin van de artikelen 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek en ten aanzien van wie geen huwelijksbeletsel geldt in de zin van de artikelen 143 tot en met 164 van het Burgerlijk Wetboek;3) de persoon met wie het personeelslid van de FOD op post of met de externe op post samenwoont in een land waar een relatie van samenleven wettelijk geregeld is en die, overeenkomstig de artikelen 58 tot en met 60 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht, deze relatie heeft laten registreren door de bevoegde overheid en ten aanzien van wie er geen huwelijksbeletsel geldt in de zin van de artikelen 143 tot en met 164 van het Burgerlijk Wetboek;4) de persoon met wie het personeelslid van de FOD op post of de externe op post samenwoont in een land waar een relatie van samenleven niet wettelijk geregeld is, waarvan het samenleven wordt vastgesteld in een samenlevingscontract door een Belgische notaris en ten aanzien van wie geen huwelijksbeletsel geldt in de zin van de artikelen 143 tot en met 164 van het Burgerlijk Wetboek;c) "het kind ten laste" : het kind dat met het personeelslid van de FOD op post of met de externe op post in het buitenland verblijft en die tot één van de volgende categorieën behoort : 1) het kind van het personeelslid van de FOD op post, van de externe op post of van de partner waarvoor kinderbijslag wordt uitgekeerd op grond van de tewerkstelling van het personeelslid, van de externe of van de partner;2) het kind dat, in het kader van de jeugdhulp en van de plaatsing in een onthaalgezin, door de bevoegde instanties aan de zorg van het personeelslid van de FOD op post, aan de externe op post of aan de partner werd toevertrouwd en waarvoor kinderbijslag wordt uitgekeerd;3) het verwekte, nog ongeboren kind voor zover het levend en levensvatbaar wordt geboren;9° "de rechthebbenden" : de personen aan wie de erfenissen toekomen, in de zin van artikel 731 van het Burgerlijk Wetboek, tot en met de tweede graad. § 2. Het gebruik van de mannelijke vorm in deze wet is gemeenslachtig.
Art. 3.De buitengewone risico's waarvoor een schadeloosstelling is voorzien wanneer ze schade berokkenen, zijn : 1° de oorlog, de oproer, de opzettelijke gewelddaad, het terrorisme, de ramp, de tropische ziekte en ernstige infectieziekte bedoeld in het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling en tot vaststelling van de criteria waaraan de blootstelling aan het beroepsrisico voor sommige van deze ziekten moet voldoen;2° de uitsluiting door de verzekeringsmaatschappij van de waarborgen voorzien in het levensverzekeringscontract of het schuldsaldoverzekeringscontract.
Art. 4.§ 1. Voor de schade veroorzaakt door het buitengewone risico bedoeld in artikel 3, 1°, wordt een schadeloosstelling toegekend aan : 1° het personeel van de FOD op post;2° de externe op post;3° de partner;4° het kind ten laste. Deze schadeloosstelling wordt gedragen door de Belgische Staat of door een verzekering die de Belgische Staat met dat oogmerk heeft afgesloten. § 2. In geval van overlijden van het personeelslid van de FOD op post, de externe op post, de partner of het kind ten laste wordt de schadeloosstelling toegekend aan de rechthebbenden. § 3. Voor de toekenning van een schadeloosstelling aan personen bedoeld in paragraaf 1 komen de volgende bestanddelen van de schade in aanmerking : 1° de morele schade, rekening houdend met de tijdelijke of blijvende invaliditeit;2° de medische kosten en de ziekenhuiskosten, met inbegrip van de prothesekosten;3° de tijdelijke of blijvende invaliditeit;4° een verlies of vermindering aan inkomsten ten gevolge van de tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid;5° de esthetische schade;6° de procedurekosten;7° de materiële kosten;8° de schade die voortvloeit uit het verlies van een of meer schooljaren. § 4. Voor de toekenning van een schadeloosstelling aan de rechthebbenden, komen de volgende bestanddelen van de schade in aanmerking : 1° de morele schade;2° de medische kosten en de ziekenhuiskosten;3° het verlies aan levensonderhoud voor personen die op het ogenblik van de gewelddaad ten laste waren van het slachtoffer;4° de begrafeniskosten;5° de procedurekosten;6° de schade die voortvloeit uit het verlies van een of meer schooljaren. § 5. De schadeloosstelling wordt toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° de schade werd opgelopen in het land waar het personeelslid van de FOD op post of de externe op post werd aangesteld;2° er werden redelijke voorzorgsmaatregelen genomen om blootstelling aan de onder artikel 3, 1°, vermelde risico's te vermijden;3° de bestanddelen van de schade worden niet vergoed krachtens een andere regelgeving, door de sociale zekerheid, een private verzekering, of door een herstelling door de dader of een burgerlijk aansprakelijke derde. § 6. De redelijke voorzorgsmaatregelen bedoeld in paragraaf 5, 2°, en het oorzakelijk verband tussen het buitengewoon risico en de schade worden verondersteld. § 7. De Belgische Staat treedt van rechtswege in de rechten en vorderingen van het betrokken personeelslid van de FOD op post of de gelijkgestelde voor het bedrag van de schadeloosstelling tegen de dader of een burgerlijk aansprakelijke derde en tegen de verzekeringsinstellingen of de fondsen voor schadevergoeding. § 8. De Belgische Staat kan van de begunstigde de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de toegekende schadeloosstelling vorderen wanneer de begunstigde na de uitbetaling ervan in enige hoedanigheid schadeloosstelling verkrijgt. § 9. De Belgische Staat kan van de begunstigde de volledige of gedeeltelijke terugbetaling vorderen wanneer de schadeloosstelling geheel of gedeeltelijk is toegekend op grond van valse of onvolledige verklaringen van de begunstigde. § 10. De Koning bepaalt het bedrag en de nadere regels van de schadeloosstelling.
Het bedrag mag niet hoger zijn dan de financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden voorzien in artikel 33, § 2, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten houdende fiscale en andere bepalingen.
Art. 5.§ 1. Voor het buitengewone risico bedoeld in artikel 3, 2° wordt een schadeloosstelling toegekend bij overlijden van : 1° het personeelslid van de FOD op post;2° het personeelslid van de FOD op dienstreis;3° de gelijkgestelde. Deze schadeloosstelling wordt gedragen door de Belgische Staat. § 2. Bij uitsluiting van de waarborgen van een levensverzekering wordt de schadeloosstelling uitbetaald aan de persoon die in het levensverzekeringscontract opgenomen is als begunstigde bij overlijden van de verzekerde.
Bij uitsluiting van de waarborgen van een schuldsaldoverzekering wordt de schadeloosstelling uitbetaald aan de financiële instelling waaraan het schuldsaldo verschuldigd is. § 3. De schadeloosstelling bedoeld in paragraaf 1 is gelijk aan het bedrag dat door de verzekeringsmaatschappij had dienen uitgekeerd te worden indien zij niet overgegaan was tot de uitsluiting.
Indien meerdere levensverzekeringen of schuldsaldoverzekeringen afgesloten werden, is de uitbetaling van de schadeloosstelling beperkt tot het verzekerde bedrag van één levensverzekeringscontract en tot het schuldsaldo van één schuldsaldoverzekeringscontract.
Van de levensverzekeringen neemt de Belgische Staat het contract met het laagste verzekerde bedrag ten laste.
Van de schuldsaldoverzekeringen neemt de Belgische Staat, in rangorde van prioriteit, het volgende schuldsaldo ten laste : 1° het schuldsaldo van de gezinswoning in België;2° het laagste schuldsaldo van een woning in België;3° het laagste schuldsaldo van een andere woning. § 4. De schadeloosstelling bedoeld in paragraaf 1 wordt toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° de uitsluiting is het rechtstreekse gevolg van de aanstelling of de dienstreis in het betrokken land dat door de verzekeraar als risicovol wordt beschouwd;2° het personeelslid van de FOD op post, het personeelslid van de FOD op dienstreis of de gelijkgestelde heeft alle nodige maatregelen genomen om de verzekeringsmaatschappij in te lichten van zijn aanstelling op post of zijn dienstreis in dat land om, eventueel mits de betaling van een bijpremie, de dekking van het risico voorzien in het contract te behouden. § 5. De Belgische Staat treedt van rechtswege in de rechten en vorderingen van het personeelslid van de FOD op post, het personeelslid van de FOD op dienstreis of de gelijkgestelde voor het bedrag van de schadeloosstelling, zowel tegenover de verzekeringsmaatschappij als tegenover eventuele burgerlijk aansprakelijke derden. § 6. De Belgische Staat kan van de begunstigde de volledige of gedeeltelijke terugbetaling vorderen wanneer de schadeloosstelling geheel of gedeeltelijk is toegekend op grond van valse of onvolledige verklaringen van de begunstigde. § 7. De Koning legt de nadere regels voor de schadeloosstelling vast.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 21 juli 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, A. DE CROO Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : het verslag van 27 juni 2017 en het aanvullend verslag van 6 juli 2017.
Integraal verslag : 6 juli 2017.