gepubliceerd op 20 mei 2011
Wet houdende instemming met de Bilaterale Overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko met het oog op het voorkomen, opsporen en bestraffen van inbreuken op de douanewetten, en met de Bijlage, ondertekend te Brussel op 4 oktober 2002 (2)
21 APRIL 2007. - Wet houdende instemming met de Bilaterale Overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko met het oog op het voorkomen, opsporen en bestraffen van inbreuken op de douanewetten, en met de Bijlage, ondertekend te Brussel op 4 oktober 2002 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Bilaterale Overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko met het oog op het voorkomen, opsporen en bestraffen van inbreuken op de douanewetten, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 4 oktober 2002, zullen volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 21 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Financiën, D. REYNDERS Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2006-2007. Senaat : Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 17 november 2006, nr. 3-1925/1. - Verslag, nr. 3-1925/2.
Parlementaire handelingen. - Bespreking. Vergadering van 8 februari 2007. - Stemming.Vergadering van 8 februari 2007.
Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-2909/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-2909/2.
Parlementaire handelingen. - Bespreking. Vergadering van 1 maart 2007. - Stemming. Vergadering van 1 maart 2007. (2) Overeenkomstig haar artikel 14, 3 treedt deze overeenkomst in werking op 1 juni 2011. Bilaterale Overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko met het oog op het voorkomen, opsporen en bestraffen van inbreuken op de douanewetten De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van het Koninkrijk Marokko Overwegende dat strafbare feiten op het vlak van de douanewetten nadeel toebrengen aan de fiscale, economische, commerciële en culturele belangen van hun respectieve landen, Ervan overtuigd dat de strijd tegen strafbare feiten op het stuk van de douanewetten doeltreffender kan worden door een nauwe samenwerking tussen hun douaneautoriteiten, Gezien de relevante instrumenten van de Internationale Douaneraad, in het bijzonder de aanbeveling van 5 december 1953 over de administratieve wederzijdse bijstand, Zijn het volgende overeengekomen : Definities Artikel 1 Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder : a) "Douanewetten » : geheel van door de douaneautoriteiten toegepaste wettelijke bepalingen en voorschriften die van kracht zijn op het grondgebied van beide overeenkomstsluitende partijen inzake de in-, uit- en doorvoer van goederen, hun plaatsing onder gelijk welke douaneregeling en andere bepalingen die met betrekking tot goederen van kracht zijn en andere maatregelen inzake verboden, beperkingen en controle die beide overeenkomstsluitende partijen hebben aangenomen;b) "Verzoekende autoriteit » : het bevoegde administratieve orgaan dat hiervoor door een overeenkomstsluitende partij werd aangeduid en een verzoek om bijstand in douanezaken opstelt;c) "Aangezochte autoriteit » : het bevoegde administratieve orgaan dat hiervoor door een overeenkomstsluitende partij werd aangeduid en aan wie een verzoek om bijstand in douanezaken wordt gericht;d) "Persoonsgegevens » : de gegevens die betrekking hebben op een natuurlijke persoon die is of kan worden geïdentificeerd;e) "Overtreding van de douanewetgeving » : iedere schending van de douanewetgeving of poging tot schending van de douanewetgeving;f) « Douaneautoriteit » : voor Marokko : het Ministerie van Economie en Financiën, Privatisering en Toerisme, de Administratie der Douane en Indirecte Belastingen;voor België : het Ministerie van Financiën, de Administratie der Douane en Accijnzen.
Toepassingsgebied van de bijstand Artikel 2 1. De overeenkomstsluitende partijen, elk voor de hun toegewezen materies, verlenen elkaar wederzijdse bijstand volgens de bepalingen en voorwaarden die in deze overeenkomst zijn opgenomen ter voorkoming, opsporing en bestrijding van overtredingen van de douanewetgeving.2. De in deze overeenkomst bepaalde bijstand in douanezaken is van toepassing op alle administratieve organen van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.Deze overeenkomst slaat niet op wederzijdse bijstand inzake strafzaken, noch op inlichtingen die verkregen zijn ingevolge onderzoeken uitgevoerd op vraag van gerechtelijke autoriteiten, behoudens toestemming van deze gerechtelijke autoriteiten.
Bijstand op verzoek Artikel 3 1. Op vraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit alle inlichtingen mee inzake de juiste toepassing van de douanewetten en in het bijzonder alle inlichtingen over vastgestelde of voorgenomen handelingen die een overtreding van de douanewetgeving vormen of doen vermoeden.2. Op vraag van de verzoekende autoriteit, deelt de aangezochte autoriteit mee of goederen die uit het grondgebied van één van de overeenkomstsluitende partijen werden uitgevoerd, op regelmatige wijze in het grondgebied van de andere partij werden ingevoerd en deelt ze tevens, in voorkomend geval, het douanestelsel mee waaronder de goederen werden geplaatst.3. De aangezochte autoriteit houdt, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en op verzoek van de verzoekende autoriteit, een bijzonder toezicht op : a) natuurlijke of rechtspersonen van wie het de verzoekende autoriteit bekend is zij dat zij de douanewetgeving hebben overtreden of ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat zij de douanewetgeving hebben overtreden;b) plaatsen of loodsen waar goederen op zodanige wijze worden opgeslagen dat vermoed wordt dat ze worden gebruikt voor het plegen van feiten die een overtreding vormen op de douanewetgeving van de overeenkomstsluitende partijen;c) verdachte goederenbewegingen waarvan de verzoekende autoriteit meldt dat zij op haar grondgebied het voorwerp uitmaken van een onregelmatig verkeer;d) transportmiddelen, waarvan vermoed wordt dat ze werden of worden gebruikt, of gebruikt kunnen worden voor het plegen van overtredingen van de douanewetten. Ongevraagde bijstand Artikel 4 De overeenkomstsluitende partijen, binnen de grenzen van hun wettelijke bepalingen en voorschriften en andere juridische instrumenten, verlenen elkaar wederzijdse bijstand teneinde een correcte naleving van de douanewetgeving te verzekeren en delen elkaar alle inlichtingen mede die betrekking hebben op : - transacties die een overtreding vormen of waarvan vermoed wordt dat ze een overtreding vormen van de douanewetgeving en die van belang kunnen zijn voor de andere overeenkomstsluitende partij; - nieuwe middelen of technieken die bij dergelijke transacties gebruikt worden; - verdachte goederenbewegingen waarvan de verzoekende autoriteit meldt dat zij op haar grondgebied het voorwerp uitmaken van een onregelmatig verkeer; - natuurlijke of rechtspersonen waarvan vermoed wordt dat zij overtredingen van de douanewetgeving plegen of gepleegd hebben; - transportmiddelen waarvan vermoed wordt dat ze werden of worden gebruikt, of gebruikt kunnen worden voor het plegen van overtredingen van de douanewetgeving.
Inzage/mededeling Artikel 5 Op vraag van de verzoekende autoriteit en binnen het kader van hun wettelijke bepalingen, onderneemt de aangezochte autoriteit de nodige stappen om : - de nodige documenten over te maken; - elke beslissing mee te delen, die binnen het toepassingsgebied valt van deze overeenkomst en betrekking heeft op een persoon met woon- of verblijfplaats op haar grondgebied. In voorkomend geval is artikel 6, lid 3 van deze overeenkomst van toepassing.
Vorm en inhoud van de verzoeken om bijstand Artikel 6 1. De krachtens deze overeenkomst gedane verzoeken gebeuren schriftelijk.De documenten die nodig zijn voor de behandeling van deze verzoeken, moeten bijgevoegd zijn. Indien de toestand dit vereist, kunnen mondelinge verzoeken eveneens aanvaard worden, maar ze moeten schriftelijk worden bevestigd. 2. De overeenkomstig lid 1 van dit artikel gedane verzoeken bevatten de volgende gegevens : a) de douaneautoriteit van wie het verzoek uitgaat;b) de aard van de betrokken procedure;c) het voorwerp en de reden van het verzoek;d) een opgave van de wettelijke bepalingen, voorschriften en juridische instrumenten;e) zo correct en volledig mogelijke gegevens van de natuurlijke of rechtspersonen die het voorwerp uitmaken van de aangevraagde procedure;f) een korte beschrijving van de feiten die zich hebben voorgedaan en de onderzoekshandelingen die reeds werden uitgevoerd, behoudens de gevallen opgesomd in artikel 5.3. De verzoeken worden gesteld in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze administratie aanvaardbare taal.4. Indien een verzoek niet voldoet aan de voorwaarden die hieronder worden uiteengezet, kan om correctie of aanvulling worden verzocht.Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.
Behandeling van verzoeken Artikel 7 1. Wanneer een verzoek om bijstand wordt ontvangen, geeft de aangezochte autoriteit, binnen de grenzen van haar bevoegdheid en de haar beschikbare middelen, ongeacht ze voor eigen rekening of voor rekening van een andere administratie van dezelfde overeenkomstsluitende partij werkt, de inlichtingen door waarover zij reeds beschikt en neemt ze de nodige maatregelen om de vereiste onderzoeken uit te voeren.Deze bepaling geldt eveneens voor de administratieve dienst van de aangezochte autoriteit waaraan het verzoek werd gericht ingeval deze niet alleen mag handelen. 2. Aan verzoeken om bijstand wordt enkel voldaan binnen de grenzen van de wettelijke bepalingen en voorschriften en de juridische instrumenten van de aangezochte autoriteit.3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij en onder de door deze laatste vastgestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of een autoriteit waarvoor ze verantwoordelijk is, inlichtingen over handelingen die een overtreding vormen of waarvan vermoed wordt dat ze een overtreding vormen van de douanewetgeving en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van deze overeenkomst nodig heeft, inwinnen.4. Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij en onder de door die partij gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van deze laatstgenoemde, wordt verricht. Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt Artikel 8 1. De aangezochte autoriteit verstrekt de verzoekende autoriteit de resultaten van het onderzoek in de vorm van documenten, voor echt gewaarmerkte afschriften van documenten, rapporten en dergelijke.2. In plaats van de documenten van lid 1 kan in computers opgeslagen informatie met hetzelfde doel in een willekeurige vorm elektronisch worden toegezonden. Gevallen waarin geen bijstand hoeft te worden verleend Artikel 9 1. De beide overeenkomstsluitende partijen hebben het recht de door deze overeenkomst bepaalde bijstand te weigeren wanneer deze bijstand : a) zou kunnen leiden tot een aantasting van de soevereiniteit van de overeenkomstsluitende partij die verzocht werd om bijstand te verlenen op grond van deze overeenkomst;b) zou kunnen leiden tot een aantasting van de openbare orde, de nationale veiligheid of andere wezenlijke nationale belangen van een overeenkomstsluitende partij;c) onverenigbaar is met de wettelijke bepalingen, andere dan douanevoorschriften;d) de schending van een industrieel, commercieel of beroepsgeheim tot gevolg heeft.2. Wanneer de verzoekende autoriteit niet in staat is een gelijksoortig verzoek dat door de aangezochte autoriteit zou zijn ingediend, in te willigen, vermeldt zij dit in de uiteenzetting van haar verzoek.In dergelijk geval heeft de aangezochte autoriteit de algehele vrijheid om over het gevolg dat aan dit verzoek moet worden gegeven, te beslissen. 3. Wanneer aan een verzoek om bijstand geen gevolg kan worden gegeven, wordt de verzoekende autoriteit hiervan onmiddellijk verwittigd aan de hand van een uiteenzetting van de redenen. Geheimhoudingsplicht Artikel 10 Alle inlichtingen die ter uitvoering van deze overeenkomst in welke vorm dan ook worden verstrekt, hebben een vertrouwelijk karakter. Ze zijn onderworpen aan het beroepsgeheim en genieten bescherming op grond van de desbetreffende wetten van de verzoekende autoriteit die ze heeft ontvangen.
Gebruik van de inlichtingen Artikel 11 1. De verkregen inlichtingen mogen uitsluitend voor de doeleinden van deze overeenkomst worden gebruikt en mogen door geen enkele overeenkomstsluitende partij worden gebruikt voor andere doeleinden behalve wanneer de aangezochte autoriteit die deze inlichtingen heeft verstrekt, het gebruik ervan voor andere doeleinden uitdrukkelijk toestaat.Bovendien is het gebruik van deze inlichtingen onderworpen aan de beperkingen die de aangezochte autoriteit oplegt. 2. Het bepaalde in lid 1 vormt geen beletsel voor het gebruik van informatie in gerechtelijke of administratieve procedures die achteraf worden ingesteld wegens niet-naleving van de douanewetgeving.De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt, wordt van een dergelijk gebruik in kennis gesteld. 3. De overeenkomstsluitende partijen kunnen de overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst verkregen informatie en geraadpleegde documenten als bewijsmateriaal gebruiken in hun processen-verbaal, rapporten en getuigenverklaringen en in gerechtelijke procedures. Deskundigen en getuigen Artikel 12 1. Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, in het rechtsgebied van een andere overeenkomstsluitende partij als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures betreffende aangelegenheden waarop deze overeenkomst van toepassing is en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, documenten of voorecht gewaarmerkte afschriften van documenten voor te leggen.In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd. 2. De ambtenaren die gemachtigd zijn op te treden in toepassing van lid 1, genieten, op het grondgebied van de verzoekende autoriteit, dezelfde bescherming en dezelfde bijstand als verleend aan de douaneambtenaren van de andere overeenkomstsluitende partij, in toepassing van de terzake geldende wetgeving op het grondgebied van deze laatste. Kosten van de bijstand Artikel 13 1. De overeenkomstsluitende partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van deze overeenkomst zijn gemaakt, met uitzondering van de uitgaven en vergoedingen voor deskundigen en getuigen, alsmede van de kosten van tolken die niet in overheidsdienst zijn.2. Indien het verlenen van de bijstand aanzienlijke buitengewone kosten met zich meebrengt, stellen de overeenkomstsluitende partijen in overleg de voorwaarden vast waarop aan het verzoek gevolg zal worden gegeven en de wijze waarop de kosten zullen worden gedragen.3. De kosten die voortvloeien uit de toepassing van artikel 7, lid 3 en 4 en van artikel 12, zijn ten laste van de verzoekende partij. Uitvoering van het akkoord Artikel 14 1. De nationale douaneautoriteiten van Marokko enerzijds en de nationale douaneautoriteiten van België, anderzijds, zien toe op de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst.Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van deze overeenkomst vast, rekening houdend met de bepalingen die van kracht zijn op het vlak van de gegevensbescherming. 2. De overeenkomstsluitende partijen raadplegen elkaar en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van deze overeenkomst worden vastgesteld.3. Elke Staat stelt de andere in kennis van de voltooiing van de procedures die door de grondwet ter uitvoering van deze overeenkomst zijn vereist.De overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgend op de datum van de laatste kennisgeving. 4. Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten, maar iedere Staat kan het op elk tijdstip opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving.De opzegging wordt van kracht zes maanden na datum van kennisgeving aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de andere Staat. 5. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en op verzoek van één van de beide partijen komen de douaneautoriteiten bijeen om deze overeenkomst opnieuw te bestuderen. Ten blijke waarvan, de ondertekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun respectieve regeringen, dit akkoord hebben ondertekend.
Gedaan te Brussel, op 4 oktober 2002, in twee exemplaren in de Nederlandse, Franse en Arabische taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Bijlage Basisprincipes die moeten worden toegepast in het kader van de gegevensbescherming 1. Gegevens van persoonlijke aard die in een gegevenverwerkend systeem worden opgeslagen, moeten : a) verkregen zijn en verwerkt worden op een gerechtvaardigde wijze in overeenstemming met de wet;b) opgeslagen worden voor welomschreven en wettige doeleinden en mogen niet gebruikt worden op een wijze die onverenigbaar is met doelstellingen van de wet;c) gepast, relevant en redelijk zijn daarbij rekening houdend met het doel waarvoor ze werden opgeslagen;d) nauwkeurig zijn en in voorkomend geval bijwerkt worden;e) opgeslagen worden op zodanige wijze dat de geviseerde persoon niet langer geïdentificeerd kan worden dan nodig voor de procedure waarvoor de gegevens werden opgeslagen.2. Persoonlijke gegevens die aanwijzingen bevatten over ras, politieke, religieuze of andere overtuigingen, alsmede over de gezondheidstoestand of het seksuele gedrag van eender welk persoon, mogen niet in een gegevensverwerkend systeem worden opgeslagen, tenzij de nationale wetgeving afdoende zekerheden biedt.Deze bepaling is eveneens van toepassing op aanwijzingen van persoonlijke aard inzake eerder opgelopen veroordelingen bij strafzaken. 3. Veiligheidsmaatregelen zullen worden getroffen opdat gegevens van persoonlijke aard die zijn opgeslagen in een gegevensverwerkend systeem zouden gevrijwaard worden van ongeoorloofde vernietiging of toevallig verlies en van onrechtmatige toegang, wijziging of verspreiding.4. Elke persoon moet voor wat zichzelf betreft, het recht hebben om : a) te achterhalen of gegevens van persoonlijke aard zijn opgeslagen in een gegevensverwerkend systeem, voor welke doeleinden ze hoofdzakelijk werden opgeslagen en welke autoriteit, inclusief de gewone verblijfplaats of het werkadres van de betrokken persoon, verantwoordelijk is voor het bestand;b) zonder wachttermijnen of buitengewone kosten, op geregelde tijdstippen bevestiging te krijgen dat gegevens van persoonlijke aard werden opgenomen in een gegevensverwerkend systeem en dat hem/haar deze gegevens op een aanvaardbare manier kunnen worden overgemaakt;c) de verbetering of de verwijdering van deze gegevens te bekomen indien de gegevens op een wijze verkregen zijn die niet strookt met de bepalingen van de nationale wetten ter uitvoering van de basisprincipes vastgelegd in lid 1 en 2 van deze bijlage;d) rechtsmiddelen aan te wenden als er geen gevolg wordt gegeven aan een vraag om inzage, verbetering of verwijdering van gegevens zoals bepaald in b) en c) hierboven. 5.1. Afwijking van de bepalingen opgesomd in lid 1, 2 en 4 van deze bijlage is niet mogelijk, tenzij in de hierna bepaalde gevallen. 5.2. Afwijking van de bepalingen opgesomd in lid 1, 2 en 4 van deze bijlage is mogelijk voor zover de wetgeving van de overeenkomstsluitende partij het voorziet en voor zover het gaat om een afwijking die essentieel is voor een democratische maatschappij omdat ze als doel heeft : a) de veiligheid van de Staat en de openbare orde, alsmede de monetaire belangen van de Staat te verzekeren en misdrijven te bestrijden;b) de personen waarop de gegevens betrekking hebben, alsmede de rechten en vrijheden van anderen, te beschermen. 5.3. Inzake gegevensverwerkende systemen die gegevens van persoonlijke aard bevatten, bedoeld voor statistische doeleinden of wetenschappelijk onderzoek en waarvan het gebruik geen risico inhoudt op het vlak van de bescherming van de privacy van de personen waarop deze gegevens betrekking hebben, wordt door de wet voorzien dat de rechten opgesomd in lid 4 b), c) en d) van deze bijlage zullen worden beperkt. 6. Geen enkele bepaling van deze bijlage heeft een louter beperkend karakter en doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van een overeenkomstsluitende partij om aan de personen waarop de betrokken gegevens betrekking hebben, een hogere mate van bescherming te bieden dan deze bepaald in deze bijlage.