gepubliceerd op 12 februari 2003
Wet tot versterking van de wetgeving tegen het racisme
20 JANUARI 2003. - Wet tot versterking van de wetgeving tegen het racisme (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden
Art. 2.In artikel 1 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, gewijzigd bij de wet van 12 april 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht, luidend als volgt : 1° Het volgende lid wordt tussen het eerste en het tweede lid ingevoegd : « Elke handelwijze die er in bestaat om het even wie opdracht te geven tot discriminatie jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wordt beschouwd als een discriminatie in de zin van deze wet.»; 2° in het vroegere tweede lid dat het derde lid is geworden in 1°, worden de woorden « wegens zijn ras » vervangen door de woorden « wegens een zogenaamd ras »;3° in hetzelfde lid in 2°, wordt het woord « rassenscheiding » in de Nederlandse tekst vervangen door het woord« segregatie » en de woorden « het ras » vervangen door de woorden « een zogenaamd ras »;4° in hetzelfde lid in 3°, worden de woorden « zijn ras, huidskleur, afstamming, afkomst of nationaliteit » vervangen door de woorden « een zogenaamd ras, zijn huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming »;5° in hetzelfde lid in 4°, worden de woorden « het ras, de huidskleur, de afstamming, de afkomst of de nationaliteit » vervangen door de woorden « een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst of de nationale of etnische afstamming ».
Art. 3.In artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 12 april 1994 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « zijn ras, huidskleur, afstamming, afkomst of nationaliteit » vervangen door de woorden « een zogenaamd ras, zijn huidskleur, afkomst of de nationale of etnische afstamming »;2° in het tweede lid, worden de woorden « het ras, de huidskleur, de afstamming, de afkomst of de nationaliteit » vervangen door de woorden « een zogenaamd ras, zijn huidskleur, afkomst, of de nationale of etnische afstamming ».
Art. 4.In artikel 2bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 april 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord « ras » vervangen door de woorden « zogenaamd ras »;2° tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Dezelfde straffen worden toegepast wanneer de discriminatie bedreven is jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan wegens het zogenaamde ras, de huidskleur, de afkomst of de nationale of etnische afstamming van deze leden of van sommigen onder hen.»
Art. 5.In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 april 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « zijn ras, huidskleur, afstamming, afkomst of nationaliteit » vervangen door de woorden « een zogenaamd ras, zijn huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming »;2° in het tweede lid, worden de woorden « het ras, de huidskleur, de afstamming de afkomst of de nationaliteit » vervangen door de woorden « een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst of de nationale of etnische afstamming ».
Art. 6.In dezelfde wet, wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 5ter.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding
Art. 7.In artikel 2 van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, gewijzigd bij de wet van 13 april 1995, wordt voor de zin « Bovendien heeft het Centrum de opdracht de bestrijding van de mensenhandel te stimuleren » de volgende zin ingevoegd « Het Centrum heeft eveneens tot opdracht te waken over het respect van de grondrechten van de vreemdelingen en de overheid te informeren over de aard en de grootte van de migratiestromen. Het heeft ook tot taak het overleg en de dialoog te ontwikkelen tussen alle overheidsactoren en private actoren die betrokken zijn bij het opvang- en integratiebeleid van de immigranten. »
Art. 8.In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Er wordt een 4°bis ingevoegd luidende : « 4bis.om binnen de perken van zijn opdracht bepaald bij artikel 2, klachten te ontvangen, te behandelen en elke bemiddelingsopdracht uit te voeren die het nuttig acht, onverminderd de bevoegdheden van de federale ombudsmannen; » 2° Het artikel wordt aangevuld als volgt : « 9° om statistische gegevens en uit de rechtspraak voortvloeiende beslissingen die nuttig zijn voor de evaluatie van de toepassing van de voormelde wet van 30 juli 1981 en van de wet van 6 januari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding in te winnen en bekend te maken, zonder dat de betrokken partijen kunnen worden geïdentificeerd;10° om de bevoegde overheid te vragen, wanneer het Centrum feiten aandraagt die wijzen op een vermoeden van discriminatie, zoals bedoeld in voormelde wetten van 30 juli 1981 en van 6 januari 2003 zich te informeren en het Centrum op de hoogte te houden van de resultaten van de analyse van de betreffende feiten.De overheden informeren het Centrum op een met redenen omklede wijze over het gevolg dat eraan is gegeven.
Art. 9.In artikel 4 van dezelfde wet, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « De Minister van Justitie deelt het Centrum jaarlijks de gerechtelijke statistieken mede die verband houden met de toepassing van de voormelde wetten van 30 juli 1981 en van 6 januari 2003, evenals de gerechtelijke beslissingen genomen met toepassing van deze wetten zonder dat de betrokken partijen kunnen worden geïdentificeerd. » HOOFDSTUK IV. - Wijziging aan de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten
Art. 10.Artikel 26 van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten wordt aangevuld met de volgende leden : « Wanneer het Centrum voor de gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding aan het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten of aan de Algemene Inspectie van de federale en van de lokale politie feiten meedeelt die een discriminerende behandeling doen veronderstellen in de zin van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden of van de wet van 6 janvier 2003 ter bestrijding van de discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, doet de voorzitter van het Vast Comité of de inspecteur-generaal, naargelang het geval, een onderzoek uitvoeren in verband met deze feiten, stelt de bevoegde overheid op de hoogte en maakt ze aanhangig bij de tucht- of gerechtelijke overheid indien de feiten zulks rechtvaardigen. De voorzitter van het Vast Comité of de inspecteur-generaal, naargelang het geval, stelt het Centrum op de hoogte van de resultaten van zijn optredenen in het bijzonder van de gevolgen die de tucht- of gerechtelijke overheid aan het onderzoek van de feiten heeft gegeven.
Indien bij het Vast Comité of bij de Algemene Inspectie feiten worden aanhangig gemaakt die een discriminerende behandeling doen veronderstellen in de zin van voornoemde wetten, brengt de voorzitter van het Vast Comité of de inspecteur-generaal, naargelang het geval, het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding op de hoogte, zonder de identiteit van de betrokken partijen mee te delen. Hij brengt het Centrum eveneens op de hoogte van de gevolgen die de tucht- of gerechtelijke overheid aan het onderzoek van de feiten, heeft gegeven. »
Art. 11.Deze wet treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 20 januari 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 2001-2002 : Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten .- Wetsontwerp ingediend op 10 september 2001, nr. 50-1407/1. - Amendementen, nr. 50-1407/2. - Amendementen, nr. 50-1407/3. - Amendement nr. 50-1407/4. - Verslag, nr. 50-1407/5. Tekst aangenomen door de commissie, nr. 50-1407/6. -Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 50-1407/7.
Parlementaire Handelingen . - Bespreking, vergadering van 17 juli 2002. - Stemming, vergadering van 20 juli 2002. Senaat : Documenten . - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 2-1258/1.
Amendementen, nr. 2-1258/2. - Verslag, nr. 2-1258/3. - Amendementen, nr. 2-1258/4. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 2-1258/5.
Parlementaire Handelingen . - Bespreking, vergadering van 12 december 2002. - Stemming, vergadering van 12 december 2002.