gepubliceerd op 11 februari 2010
Wet tot opheffing van de wet van 19 februari 1999 tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds en tot oprichting van een Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid
19 JANUARI 2010. - Wet tot opheffing van de wet van 19 februari 1999 tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds en tot oprichting van een Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Oprichting en samenstelling van het BFVZ
Art. 2.Onder de benaming « Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid - BFVZ » wordt een fonds opgericht met het oog op de verbetering van de voedselzekerheid in sub-Saharisch Afrika, bij voorkeur in de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, van de bevolking in de zones met een groot risico op voedselonzekerheid, waaronder de meest kwetsbare bevolkingsgroepen.
Uitgaande van het recht op voedsel, zoals erkend door de Verenigde Naties, wordt dit specifieke instrument van de Belgische ontwikkelingssamenwerking gekenmerkt door een geïntegreerde multidimensionele benadering. In de uitvoering ervan wordt voorts gestreefd naar capaciteitsversterking van de lokale actoren, zodat ze hun ontwikkeling zelf in de hand hebben.
Het BFVZ onderschrijft de basisprincipes en doelstellingen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en tracht de kwaliteit en doelmatigheid van haar activiteiten te verbeteren.
Art. 3.Het voor ontwikkelingssamenwerking bevoegde regeringslid neemt de verantwoordelijkheid en het beheer van het BFVZ op zich.
Art. 4.Op voorstel van het regeringslid, vermeld in artikel 3, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels inzake het beheer en de bestemming van het BFVZ, alsook de regels inzake de uitvoering van de evaluaties, de daarbij te hanteren criteria en de steun die bij andere instellingen kan worden gevonden. HOOFDSTUK 3. - Doelstellingen van het BFVZ
Art. 5.§ 1. De programma's van het BFVZ houden hoofdzakelijk rekening met de vier volgende dimensies van de voedselzekerheid : 1) de beschikbaarheid van voedsel om te voldoen aan de behoeften van de gezinnen;2) de financiële en fysieke toegang tot deze voedingsmiddelen, aangepast in hoeveelheid en kwaliteit aan de behoeften voor de overleving van de bevolking;3) de stabiliteit van de beschikbaarheid van en toegang tot voedsel het hele jaar door en voor iedereen;4) het gebruik van de voedingsmiddelen dat een goede voedingskwaliteit veronderstelt (met inbegrip van de toegang tot drinkwater), en een adequate voedingstoestand voor een actief en gezond leven. Die programma's passen in de strijd tegen de volgende structurele oorzaken van voedselonzekerheid : 1. de verbetering van sociale basisvoorzieningen, zoals : a.gezondheidszorg; b. drinkwater en sanitatie;c. basisonderwijs;d. sociale voorzieningen;2. de versterking van de defensieve capaciteiten van de bevolking zodat gezinnen beter weerstand kunnen bieden aan onder meer door slechte landbouwseizoenen veroorzaakte externe schokken (overbruggingsperiode). de versterking van de institutionele capaciteiten van de actoren, zowel op regeringsniveau als bij de gedecentraliseerde territoriale instanties of bij de civiele maatschappij, in het bijzonder van de boerenorganisaties, in partnerschap met soortgelijke organisaties in België. § 2. De programma's ondersteunen de territoriale ontwikkeling uitgevoerd door de gedecentraliseerde instanties. § 3. De programma's dragen bij tot de voedselzekerheid van de bevolking door een eerlijke en duurzame lokale economie, rekening houdende met de sociale en ecologische ontwikkeling. § 4. De programma's streven naar afstemming op het beleid, de strategieën en de initiatieven van de partnerlanden.
Ze trachten : 1. het eigenaarschap van de begunstigden te bevorderen;2. de prioriteiten van zowel de overheid als van de civiele maatschappij te respecteren.
Art. 6.§ 1. De programma's van het BFVZ worden uitgevoerd : 1) in landen van sub-Saharisch Afrika die worden gekenmerkt door lage ontwikkelingsindicatoren in het verslag van het « United Nations Development Program »;2) binnen deze landen prioritair in de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking;3) prioritair in zones met grote voedselonzekerheid. Uitzonderlijk, in degelijke gemotiveerde gevallen, kunnen acties ook plaatsvinden in andere zones en/of op nationaal of subregionaal niveau voor zover ze een aantoonbar effect hebben op de gekozen zones. § 2.Volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, zijn de programma's erop gericht de complementariteit en synergie te optimaliseren tussen de volgende drie categorieën van actoren : 1. de Belgische Technische Coöperatie (BTC);2. de Belgische niet-gouvernementele organisaties (NGO's);3. de multilaterale organisaties die lid zijn van het BFVZ. Die programma's worden uitgevoerd eventueel in samenwerking met andere externe actoren, die lokaal aanwezig zijn en die een bewezen expertise hebben in de verbetering van voedselzekerheid. Ze omvatten dus verschillende projecten, die individueel beschouwd niet noodzakelijk multidimensionneel zijn, maar dat wel in hun geheel zijn, op basis van een gemeenschappelijk partnerschapkader, gecoördineerd in het raam van het BFVZ en de bestaande lokale coördinatiemechanismen. § 3. In de programma's komen ook de transversale thema's van de Belgische ontwikkelingssamenwerking aan bod, zoals bepaald in de wetgeving met betrekking tot de Belgische internationale samenwerking.
Bijzondere aandacht gaat naar de vrouwen en de kinderen jonger dan 5 jaar, alsook naar de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, in het bijzonder al wie getroffen is door de gevolgen van HIV/aids. § 4. De programma's dienen complementair en in synergie te zijn met de acties van de nationale actoren en van de andere ontwikkelingspartners. § 5. De nationale en lokale autoriteiten van de begunstigde landen, de lokale verkozenen, alsook vertegenwoordigers van de civiele maatschappij worden betrokken bij de identificatie van de programma's.
Dat biedt de locale partners de mogelijkheid het ontwikkelingsproces zelf in de hand te hebben. § 6. Er wordt een bijzondere inspanning geleverd opdat de financiering van de projecten maximaal ten goede komt van de begunstigde bevolking.
Art. 7.Er wordt een werkgroep « BFVZ » opgericht. De werkgroep bestaat uit : 1. leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, onder wie een voorzitter en een eerste en een tweede ondervoorzitter worden aangewezen;2. het regeringslid bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking en zijn diensten;3. multilaterale organisaties, die partner zijn van het BFVZ; 4.de Belgische Technische Coöperatie (BTC); 5. de federaties van de niet-gouvernementele organisaties.Zij spelen een rol op drie niveaus, namelijk : a. de Belgische NGO's-partners van het BFVZ vertegenwoordigen in de uitwerking van de strategieën van het Fonds;b. bemiddelen tussen de NGO's die deelnemen aan het programma en het BFVZ;c. actief deelnemen aan het kennisbeheer dat zal opgezet worden door alle actoren van het BFVZ samen. De Koning bepaalt de nadere regels voor de toepassing van het eerste lid, 2 tot 5 en voor de administratieve ondersteuning en de werking van deze werkgroep.
De werkgroep formuleert aanbevelingen betreffende de strategische oriëntaties van het BFVZ, op basis van de prioriteiten van de verschillende onderdelen van het Belgisch buitenlands beleid, van de evaluatierapporten van projecten en programma's en van de evolutie van de internationale situatie op het gebied van de voedselzekerheid.
Art. 8.Een organiek fonds wordt opgericht binnen de afzonderlijke sectie van de begroting van de Federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor de financiering van het BFVZ. Het BFVZ beschikt over : 1. de reserves beschikbaar op 31 december 2009 en afkomstig van het organiek fonds dat door de wet van 9 februari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/02/1999 pub. 27/02/1999 numac 1999015050 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds sluiten tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds werd opgericht met het oog op de verbetering van de voedselzekerheid van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de armste partnerlanden;2. een toelating tot vastlegging van 250 miljoen euro. Om het voor het BFVZ mogelijk te maken gebruik te maken van de bij punten 1 en 2 vernoemde bedragen waarvoor de uitgaven wordt toegestaan zal de Nationale Loterij vanaf het jaar 2010 jaarlijkse schijven van 17,50 miljoen euro overmaken aan het BFVZ. De middelen vrijgemaakt door de Nationale Loterij zijn effectief en kunnen dus enkel worden aangewend voor het uitvoeren van projecten en programma's in het kader van het BFVZ. Binnen de beperking van de jaarlijks vrijgegeven schijf wordt de toelating gedekt door extra-budgettaire middelen verschillend van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking en afkomstig uit de nettowinsten van de Nationale Loterij.
Naast de middelen die door de Nationale Loterij worden vrijgemaakt, zullen bijkomende middelen worden gebruikt voor de uitvoering van projecten en programma's. Zulks moet het met name mogelijk maken nieuwe initiatieven te ontwikkelen zodra het BFVZ van start gaat.
Die bijkomende middelen zijn afkomstig van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Voor de eerste twee jaren zijn die middelen vastgelegd op 18,5 miljoen euro per jaar.
Art. 9.Het regeringslid bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking legt elk jaar een verslag over de werking en de activiteiten van het BFVZ voor aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Dat verslag vermeldt met name de toekenning van de kredieten per land en per sector van steunverlening.
Art. 10.§ 1. Jaarlijks wordt minimaal 1,5 % van het budget van het BFVZ besteed aan de evaluatie van de projecten en programma's en aan de uitbouw van het kennisbeheer (knowledge management) binnen het Fonds. Daarbij wordt erover gewaakt dat de kennis die in de evaluaties werd opgedaan, zo goed mogelijk wordt benut binnen het Fonds en optimaal wordt verspreid naar de andere kanalen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.
De werkgroep « BFVZ » formuleert aanbevelingen betreffende de evaluatie van de projecten en de programma's van het BFVZ. § 2. Om het goed beheer van het BFVZ te verzekeren zorgt het regeringslid bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking voor voldoende personeel in de administratie.
Maximum 1 % van de jaarlijks beschikbare middelen van het BFVZ kan worden aangewend voor personeelkosten voor het beheer en de coördinatie van het Fonds, in België of in de Bureaus Ontwikkelingssamenwerking in het veld. § 3. Jaarlijks wordt 1 % van de vastgestelde kredieten van het BFVZ gereserveerd voor informatie- en sensibiliseringscampagnes in België en in de partnerlanden over de projecten en programma's. Die informatie- en sensibiliseringscampagnes beogen tevens de sensibilisering van de publieke opinie voor de problematiek van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de zones met een groot risico op voedselonzekerheid.
Art. 11.De werkgroep « BFVZ » bepaalt jaarlijks een datum waarop overleg wordt gepleegd over de uitvoering van de projecten en programma's van het Fonds. Bij dat overleg worden de institutionele en lokale partners en de gekozen volksvertegenwoordiging uit de partnerlanden betrokken.
Tijdens het overleg worden de evaluatierapporten van de uitgevoerde programma's besproken.
Het budget voor de organisatie van het overleg komt ten laste van het BFVZ.
Art. 12.De wet van 9 februari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/02/1999 pub. 27/02/1999 numac 1999015050 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds sluiten houdende oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds wordt opgeheven.
Als overgangsmaatregel, financiert het BFVZ de consolidatie van projecten gericht op de strijd tegen voedselonzekerheid, waarvan de eerste fase door het Belgisch Overlevingsfonds werd gefinancierd.
Art. 13.In artikel 22 van de wet van 19 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2002 pub. 04/05/2002 numac 2002014105 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij sluiten tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij worden de woorden « Belgisch Overlevingsfonds, bedoeld in de wet van 9 februari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/02/1999 pub. 27/02/1999 numac 1999015050 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds sluiten tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds », vervangen door de woorden « Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid » bedoeld in de wet van 19 januari 2010 tot opheffing van de wet van 9 februari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/02/1999 pub. 27/02/1999 numac 1999015050 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds sluiten tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds en tot oprichting van een Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid.
Art. 14.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2010.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 januari 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, C. MICHEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DECLERCK Nota's (1) Zitting 2008-2009. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken. - Wetvoorstel van de heer Moriau c.s. : 52-2054 - N° 1. (1) Zitting 2009-2010. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken. - Amendementen : 52-2054 - N° 2. - Verslag : 52-2054 - N° 3. - Tekst aangenomen door de commissie : 52.2054 - N° 4. - Amendement : 52.2054 - N° 5. - Aanvullend verslag : 52-2054 - N° 6. - Tekst aangenomen door de commissie : 52-2054 - N° 7. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat : 52-2054 - N° 8.
Integraal verslag : 3 december 2009.
Senaat.
Stukken. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat : 4-1520 - N° 1.