gepubliceerd op 27 juni 2019
Wet houdende instemming met het Verdrag nr 167 betreffende de veiligheid en de gezondheid in de bouwnijverheid, aangenomen te Genève op 20 juni 1988 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vijfenzeventigste zitting (2)
18 DECEMBER 2015. - Wet houdende instemming met het Verdrag nr 167 betreffende de veiligheid en de gezondheid in de bouwnijverheid, aangenomen te Genève op 20 juni 1988 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vijfenzeventigste zitting (1)(2)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag nr. 167 betreffende de veiligheid en de gezondheid in de bouwnijverheid, aangenomen te Genève op 20 juni 1988 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vijfenzeventigste zitting, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 18 december 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, D. REYNDERS De Minister van Werk, K. PEETERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken: 54-1347 Verslag: 26/10/2015 (2) Lijst gebonden Staten. Verdrag betreffende de veiligheid en gezondheid in het bouwbedrijf De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen op I juni 1988 in haar vijfenzeventigste zitting, en Gelet op de ter zake dienende internationale verdragen en aanbevelingen en, in het bijzonder, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de veiligheidsvoorschriften (in het bouwbedrijf) 1937, de Aanbeveling betreffende samenwerking bij de voorkoming van ongelukken (in het bouwbedrijf), 1937, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de beveiliging tegen ioniserende stralen, 1960, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de beveiliging van machines 1963, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de maximum draaglast van een arbeider 1967, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de voorkoming en de beperking van de beroepsrisico's veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen en factoren die dit proces beïnvloeden, 1974, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de bescherming van werknemers tegen beroepsrisico's in het werkmilieu als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, 1977, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu, 1981, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende bedrijfsgezondheidsdiensten, 1985, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest, 1986, en de Lijst van beroepsziekten, zoals in 1980 herzien en als bijlage bij het Verdrag betreffende de prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, 1964, gevoegd en Besloten hebbende tot het aannemen van bepaalde voorstellen met betrekking tot veiligheid en gezondheid in het bouwbedrijf, hetwelk als vierde punt op de agenda van deze zitting staat vermeld, en Besloten hebbende dat deze voorstellen de vorm zullen krijgen van een internationaal verdrag ter herziening van het Verdrag betreffende de veiligheidsvoorschriften in het bouwbedrijf, 1937, Neemt heden, de twintigste juni van het jaar negentienhonderdachtentachtig, het volgende Verdrag aan, dat kan worden aangehaald als het Verdrag betreffende de veiligheid en gezondheid in het bouwbedrijf, 1988: I. REIKWIJDTE EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1.1. Dit Verdrag is van toepassing op alle bouw-activiteiten, namelijk op bouwwerkzaamheden, weg- en waterbouwkundige werkzaamheden en montage- en sloopwerkzaamheden, met inbegrip van alle procédé's, verrichtingen of transport op een bouwterrein, vanaf het bouwrijp maken van het terrein tot de voltooiing van het project. 2. Een Lid dat dit Verdrag bekrachtigt, kan, na overleg met de meest representatieve organisaties van de betrokken werkgevers en werknemers, voor zover deze bestaan, bepaalde takken van economische bedrijvigheid of bepaalde activiteiten met betrekking waartoe bijzondere, omvangrijke problemen rijzen, uitsluiten van de toepassing van het Verdrag of van bepaalde bepalingen daarvan, mits steeds wordt gezorgd voor een veilige, gezonde werkomgeving.3. Dit Verdrag is tevens van toepassing op in de nationale wetgeving nader aan te duiden zelfstandige ondernemers.
Art. 2.Voor de toepassing van dit Verdrag a) dekt de term "bouw": i) bouwwerkzaamheden, met inbegrip van grondwerk en de bouw, verbouwing, renovatie, reparatie, onderhoud (met inbegrip van schoonmaak- en schilderwerkzaamheden) en sloop van alle soorten gebouwen ofbouwwerken; ii) weg- en waterbouwkundige werkzaamheden, met inbegrip van grondwerk en de bouw, verbouwing, reparatie, onderhoud en afbraak van bijvoorbeeld luchthavens, dokken, havens, binnenwaterwegen, dammen, rivierdijken en zeeweringen en beveiligingsvoorzieningen tegen lawines, wegen en snelwegen, spoorwegen, bruggen, tunnels, viaducten en werken verband houdend met voorzieningen voor communicatie, afwatering, riolering, water, energie e.d., iii) het monteren en afbreken van geprefabriceerde gebouwen en bouwwerken, alsmede het vervaardigen van geprefabriceerde elementen op het bouwterrein; b) betekent de term "het bouwterrein": iedere plaats waarop een van de in letter a hierboven omschreven werkzaamheden of verrichtingen plaatsvindt;c) betekent de term "arbeidsplaats": elke plaats waar werknemers zich moeten bevinden of waarheen zij zich moeten begeven wegens hun werk en die onder toezicht staat van een werkgever, zoals omschreven in letter e hieronder;d) betekent de term "werknemer": iedereen die is betrokken bij bouwwerkzaamheden;e) betekent de term" werkgever": (i) iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een of meer werknemers op een bouwterrein in dienst heeft;en (ii) naar het zinsverband vereist, de hoofdaannemer, de aannemer of de onderaannemer; f) betekent de term "deskundig persoon": een persoon die beschikt over toereikende bekwaamheden, zoals een passende opleiding en voldoende kennis, ervaring en vaardigheden voor het veilig verrichten van specifieke werkzaamheden.De bevoegde autoriteiten kunnen passende normen vaststellen, aan de hand waarvan zodanige personen kunnen worden aangewezen en zij kunnen bepalen welke taken aan die personen kunnen worden toebedeeld; g) betekent de term "steiger": iedere tijdelijke constructie, al dan niet vast, opgehangen of beweegbaar, en de ondersteunende delen daarvan, gebruikt om werknemers en materialen te dragen of om toegang te verkrijgen tot een zodanig bouwwerk en dat niet kan worden aangemerkt als "hijs- of hefwerktuig", zoals omschreven onder letter h hieronder;h) betekent de term "hijs- of hefwerktuig": ieder vast of beweegbaar toestel, dat wordt gebruikt om personen of goederen omhoog of omlaag te verplaatsen; i) betekent de term .Jrijsgereedschap" : alle apparatuur of middelen, met behulp waarvan een lading kan worden bevestigd aan een hijs- of hefwerktuig, maar die geen integrerend deel van het werktuig of de lading vormt.
II. ALGEMENE BEPALINGEN
Art. 3.De meest representatieve organisaties van de betrokken werkgevers en werknemers moeten worden geraadpleegd over maatregelen om de bepalingen van dit Verdrag ten uitvoer te leggen.
Art. 4.leder Lid dat dit Verdrag bekrachtigt, verbindt zich, op basis van een evaluatie van de bestaande gevaren voor de veiligheid en de gezondheid, wetgeving aan te nemen en te handhaven die de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag waarborgt.
Art. 5.1. De ingevolge artikel 4 hierboven aangenomen wetgeving kan erin voorzien dat zij in de praktijk moet worden toegepast door middel van technische normen of gebruiksvoorschriften of andere passende methoden, die verenigbaar zijn met de nationale omstandigheden en praktijk. 2. Bij de tenuitvoerlegging van artikel 4 en het eerste lid van dit artikel dient ieder Lid naar behoren rekening te houden met de ter zake dienende, door erkende internationale organisaties op het gebied van de standaardisatie aangenomen normen.
Art. 6.Er dienen maatregelen te worden getroffen om te waarborgen dat werkgevers en werknemers samenwerken, in overeenstemming met in de nationale wetgeving vast te stellen regelingen, ten einde de veiligheid en de gezondheid op bouwterreinen te bevorderen.
Art. 7.In de nationale wetgeving dient te worden bepaald dat werkgevers en zelfstandig werkenden verplicht zijn zich te houden aan de voorgeschreven veiligheids- en gezondheidsmaatregelen op de arbeidsplaats.
Art. 8.I. Wanneer twee of meer werkgevers te gelijker tijd werkzaamheden verrichten op een bouwterrein: a) is de hoofdaannemer of een ander persoon of instantie die daadwerkelijk toezicht houdt op of de eerst verantwoordelijke is voor het geheel der werkzaamheden op het bouwterrein, verantwoordelijk voor het coördineren van de voorgeschreven veiligheids- en gezondheidsmaatregelen en, voor zover dit verenigbaar is met de nationale wetgeving, voor het verzekeren van de naleving van zodanige maatregelen;b) dient de hoofdaannemer of een ander persoon of instantie die daadwerkelijk toezicht houdt op of de eerst verantwoordelijke is voor het geheel der werkzaamheden op het bouwterrein, wanneer hij niet op het terrein aanwezig is, voor zover zulks verenigbaar is met de nationale wetgeving, een deskundig persoon of instantie op het bouwterrein aan te wijzen, die over de benodigde bevoegdheden en middelen beschikt om namens hem te zorgen voor de coördinatie en de naleving van de maatregelen, vervat in letter a hierboven;c) blijft iedere werkgever ten opzichte van de onder zijn gezag geplaatste werknemers verantwoordelijk voor de toepassing van de voorgeschreven maatregelen.2. Wanneer werkgevers of zelfstandig werkenden te gelijker tijd werkzaamheden verrichten op een bouwterrein, zijn zij verplicht samen te werken bij de toepassing van veiligheids- en gezondheidsmaatregelen zoals vastgelegd in de nationale wetgeving.
Art. 9.Degene die zich bezighouden met het ontwerpen en plannen van een bouwproject dienen rekening te houden met de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het bouwterrein overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk.
Art. 10.In de nationale wetgeving dient te worden bepaald dat werknemers het recht en de plicht hebben op iedere arbeidsplaats een actieve bijdrage te leveren aan de zorg voor veilige arbeidsomstandigheden, voor zover zij zeggenschap hebben over het materieel en de werkwijzen, en hun mening te geven over de te volgen arbeidsprocedures, voor zover deze van invloed zijn op de veiligheid en de gezondheid.
Art. 11.In de nationale wetgeving dient te worden bepaald dat werknemers de plicht hebben: a) zo nauw mogelijk samen te werken met hun werkgever bij de toepassing van de voorgeschreven veiligheids- en gezondheidsmaatregelen;b) in redelijke mate zorg te dragen voor hun eigen veiligheid en gezondheid en die van anderen, op wie hun doen en laten in het werk van invloed zou kunnen zijn;c) gebruik te maken van de hun ter beschikking gestelde middelen en geen verkeerd gebruik te maken van alles dat ter bescherming van henzelf of van derden ter beschikking is gesteld;d) iedere situatie die naar hun mening gevaar zou kunnen opleveren en waaraan zij zelf niet naar behoren het hoofd kunnen bieden onverwijld te melden aan hun rechtstreekse meerdere en aan de werknemersvertegenwoordiger die is belast met het toezicht op de veiligheid, zo die er is;e) zich te houden aan de voorgeschreven veiligheids- en gezondheidsmaatregelen.
Art. 12.1. In de nationale wetgeving dient te worden bepaald dat een werknemer het recht heeft zich te verwijderen van een gevaar, wanneer hij goede redenen heeft om aan te nemen dat er een dreigend en ernstig gevaar voor zijn veiligheid of gezondheid bestaat en dat hij verplicht is zijn meerdere hiervan onverwijld in kennis te stellen. 2. Wanneer er gevaar dreigt voor de veiligheid van de werknemers dient de werkgever onverwijld stappen te ondernemen om het werk stop te zetten, en waar nodig, zijn werknemers te evacueren. III. PREVENTIEVE EN BESCHERMENDE MAATREGELEN VEILIGHEID OP DE ARBEIDSPLAATS
Art. 13.I. Er dienen alle passende voorzorgsmaatregelen te worden getroffen om te waarborgen dat elke arbeidsplaats veilig is en geen gevaar oplevert voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. 2. Er dient te worden gezorgd voor de aanleg en onderhoud van veilige voorzieningen voor het betreden en verlaten van iedere arbeidsplaats en waar passend, dienen deze te zijn aangeduid.3. Er dienen alle passende voorzorgsmaatregelen te worden getroffen om personen die zich bevinden op of in de nabijheid van een bouwterrein te beschermen tegen alle gevaren die zich op dit terrein zouden kunnen voordoen. STEIGERS EN LADDERS
Art. 14.1. Wanneer er op ofvanaf de grond ofvanaf een gedeelte van een gebouw of een ander permanent bouwwerk niet veilig kan worden gewerkt, dient er een veilige, voor de uitvoering van de werkzaamheden geschikte steiger te worden aangebracht en onderhouden, of moeten andere, even veilige en passende voorzieningen worden getroffen. 2. Wanneer er geen andere veilige middelen voorhanden zijn om toegang te verkrijgen tot een arbeidsplaats op een verhoogd niveau, dient te worden gezorgd voor passende, deugdelijke ladders.Deze moeten naar behoren worden vastgezet, zodat zij bestand zijn tegen onverwachte bewegingen. 3. Alle steigers en ladders dienen te worden gebouwd en gebruikt in overeenstemming met de nationale wetgeving.4. Steigers dienen op in de nationale wetgeving voor te schrijven gevallen en tijdstippen te worden geïnspecteerd door een bevoegd persoon. HIJS- OF HEFWERKTUIGEN EN HIJSGEREEDSCHAP
Art. 15.1. Alle hijs- ofhefwerktuigen en hijsgereedschap, met inbegrip van de samenstellende delen daarvan, de toebehoren, verankeringen en steunen, dienen: a) van een goed ontwerp en een degelijke constructie te zijn, te zijn vervaardigd uit deugdelijk materiaal en sterk genoeg te zijn voor het doel waarvoor zij worden gebruikt;b) naar behoren te worden geïnstalleerd en gebruikt;c) in goede staat te worden gehouden;d) op in de nationale wetgeving voor te schrijven gevallen en tijdstippen te worden onderzocht en beproefd door een bevoegd persoon; de uitkomsten van deze onderzoeken en proeven dienen te worden geregistreerd; e) te worden bediend door werknemers die hiertoe naar behoren zijn opgeleid in overeenstemming met de nationale wetgeving.2. Een hijs- of hefwerktuig mag alleen dan worden gebruikt voor het omhoog of omlaag brengen, danwel het vervoeren van personen, indien het voor dat doel is gebouwd, geïnstalleerd en wordt gebruikt in overeenstemming met de nationale wetgeving of indien dat niet het geval is, in een noodsituatie ter voorkoming van ernstig persoonlijk letselof een dodelijk ongeval wanneer het hijs- afhefwerktuig hiertoe veilig is te gebruiken. VERVOERMIDDELEN EN MATERIEEL VOOR GRONDVERZET EN TRANSPORT VAN MATERIALEN
Art. 16.1. Alle vervoermiddelen en materieel voor grondverzet of transport van materialen dienen: a) van een goed ontwerp en een degelijke constructie te zijn, waarbij voorzover mogelijk rekening dient te zijn gehouden met ergonomische beginselen: b) in goede staat te worden gehouden;c) op de juiste wijze te worden gebruikt;d) te worden bediend door werknemers die hiervoor een passende opleiding hebben ontvangen in overeenstemming met de nationale wetgeving.2. Op alle bouwterreinen waarop voertuigen en materieel voor grondverzet of transport van materialen worden gebruikt, a) dienen daarvoor veilige en passende toegangswegen te worden aangelegd;en b) dient het verkeer zodanig te zijn georganiseerd en te worden gecontroleerd dat het veilig gebruik van deze voertuigen en dit materieel is gewaarborgd. INSTALLATIES, MACHINERIEEN, MATERIEEL EN HANDGEREEDSCHAPPEN
Art. 17.1. Installaties, machinerieën en materieel, met inbegrip van handgereedschappen, al dan niet machinaal aangedreven, dienen a) van een goed ontwerp en een degelijke constructie te zijn, waarbij voor zover mogelijk rekening dient te zijn gehouden met ergonomische beginselen;b) in goede staat te worden gehouden;c) uitsluitend te worden gebruikt voor werkzaamheden waarvoor zij zijn ontworpen, tenzij een bevoegd persoon tot de slotsom is gekomen dat zij veilig kunnen worden gebruikt voor andere doeleinden dan de oorspronkelijk voorziene;d) te worden bediend door werknemers die hiervoor een passende opleiding hebben ontvangen.2. Zo nodig dienen door de fabrikant of de werkgever toereikende instructies voor het veilig gebruik ervan te worden gegeven, in een voor de gebruikers begrijpelijke vorm.3. Drukinstallaties en -apparatuur dienen in op in de nationale wetgeving bepaalde gevallen en tijdstippen te worden onderzocht en beproefd door een bevoegd persoon. WERKZAAMHEDEN OP HOOGTE, MET INBEGRIP VANWERKZAAMHEDEN OP DAKEN
Art. 18.I. Daar waar het nodig is om te beschermen tegen gevaar ofwaar de hoogte van een bouwwerk of zijn helling de waarde bepaald in de nationale wetgeving overschrijdt, dienen voorzorgsmaatregelen te worden getroffen om te voorkomen dat werknemers en gereedschappen of andere voorwerpen of materialen naar beneden vallen. 2. Wanneer van werknemers wordt verlangd dat zij op of in de nabijheid van daken of andere met kwetsbare materialen bedekte plaatsen werken, waar zij doorheen zouden kunnen vallen, dienen voorzorgsmaatregelen te worden getroffen om te voorkomen dat zij per ongeluk op het breekbare materiaal stappen of er doorheen vallen. AFGRAVINGEN, SCHACHTEN, GRONDWERK, ONDERGRONDS WERK ELL TUNNELS
Art. 19.Bij afgravingen, in schachten, bij grondwerk, bij ondergronds werk of in tunnels dienen toereikende voorzorgen te worden getroffen: a) door passende stempeling aan te brengen of anderszins te beveiligen tegen gevaar voor werknemers door het vallen of losraken van aarde, gesteente of ander materiaal;b) om te beveiligen tegen gevaren die voortkomen uit het vallen van personen, materialen ofvoorwerpen of ontstaan doordat er water de afgraving, de schacht, het grondwerk, de ondergrondse werkplaats of de tunnel binnenstroomt;c) om te voorzien in toereikende ventilatie op iedere arbeidsplaats, ten einde een atmosfeer te handhaven waarin normaal kan worden ademgehaald en alle rook, gassen, dampen, stof of andere onzuiverheden te beperken tot een niveau waarop zij niet gevaarlijk of schadelijk zijn voor de gezondheid en binnen de grenzen blijven, die door de nationale wetgeving zijn gesteld;d) om de werknemers in staat te stellen zich in veiligheid te stellen in geval van brand of wanneer er water of materiaal binnenstroomt;e) om gevaren te vermijden waaraan werknemers blootstaan door mogelijke ondergronds dreigende gevaren, zoals de stroming van vloeistoffen of de aanwezigheid van gasbellen, en wel door passend onderzoek te verrichten om deze te lokaliseren. KISTDAMMEN EN CAISSONS
Art. 20.1. Iedere kistdam en caisson dient: a) goed te zijn gebouwd van geschikt en deugdelijk materiaal en sterk genoeg te zijn;b) te zijn uitgerust met toereikende voorzieningen opdat werknemers zich in veiligheid kunnen stellen ingeval er water of materiaal binnenstroomt.2. Het bouwen, plaatsen, wijzigen of ontmantelen van een kistdam of caisson vindt alleen plaats onder rechtstreeks toezicht van een deskundig persoon.3. Iedere kistdam en caisson dient met voorgeschreven tussenpozen door een bevoegd persoon te worden geïnspecteerd. WERKZAAMHEDEN ONDER OVERDRUK
Art. 21.1. Werkzaamheden onder overdruk mogen alleen worden verricht in overeenstemming met door de nationale wetgeving voorgeschreven maatregelen. 2. Werkzaamheden onder overdruk mogen alleen worden verricht door werknemers wier lichamelijke geschiktheid door een medisch onderzoek is vastgesteld en wanneer er een deskundig persoon aanwezig is om toezicht uit te oefenen op de uitvoering van de werkzaamheden. ONDERSTEUNINGSCONSTRUCTIES EN BEKISTINGEN
Art. 22.I. Ondersteuningsconstructies en onderdelen daarvan, bekistingen, beschot en stempeling dienen alleen onder toezicht van een deskundig persoon te worden opgebouwd. 2. Er dienen toereikende voorzorgsmaatregelen te worden getroffen om te waken voor gevaar voor werknemers doordat een bouwwerk tijdelijk zwak of instabiel is.3. Bekistingen, beschot en stempeling dienen zodanig te zijn ontworpen, gebouwd en onderhouden dat zij bestand zijn tegen elke belasting waaraan zij kunnen worden onderworpen. WERKZAAMHEDEN BOVEN WATER
Art. 23.Wanneer werkzaamheden worden verricht boven of in de nabijheid van water dienen toereikende maatregelen te worden getroffen om: a) te voorkomen dat werknemers in het water vallen;b) werknemers die dreigen te verdrinken, te redden;c) voorzien in voldoende, veilige vervoermiddelen. SLOOPWERKZAAMHEDEN
Art. 24.Wanneer de sloop van een gebouw of een bouwwerk gevaar zou kunnen opleveren voor werknemers of het publiek: a) dienen passende voorzorgen, methoden en procedures te worden gevolgd met inbegrip van die voor afvoer van afval- of reststoffen, in overeenstemming met de nationale wetgeving;b) dienen de werkzaamheden alleen te worden gepland en ondernomen onder toezicht van een deskundig persoon. VERLICHTING
Art. 25.Op iedere arbeidsplaats en iedere andere plaats op het bouwterrein waar mogelijk een werknemer langskomt, dient toereikende, passende verlichting te worden aangebracht, met inbegrip van, zonodig, draagbare verlichtingsapparatuur.
ELECTRICITEIT
Art. 26.1. Alle electrische apparatuur en installaties dienen door een deskundig persoon te worden gebouwd, geïnstalleerd en onderhouden en zo te worden gebruikt dat zij geen gevaar opleveren. 2. Voordat met bouwwerkzaamheden wordt begonnen en gedurende de voortgang daarvan dienen passende maatregelen te worden genomen om vast te stellen of er zich onder of boven of op het werkterrein onder spanning staande kabels of elektrische apparaten bevinden en werknemers tegen de gevaren daarvan te beschermen.3. Aanleg en onderhoud van elektrische kabels en apparaten op het bouwterrein dienen te beantwoorden aan de op nationaal niveau toegepaste technische regels en normen. EXPLOSIEVEN
Art. 27.Explosieven mogen niet worden opgeslagen, vervoerd, gehanteerd of gebruikt: a) dan onder de in de nationale wetgeving voorgeschreven voorwaarden; en b) dan door een deskundig persoon, die alle noodzakelijke maatregelen dient te treffen om te waarborgen dat werknemers en andere personen niet worden blootgesteld aan gevaar van verwonding. GEVAREN VOOR DE GZEONDHEID
Art. 28.1. Wanneer een werknemer de kans loopt te worden blootgesteld aan chemische, natuurkundige ofbiologische stoffen, in een mate die gevaar zou kunnen opleveren voor de gezondheid, dienen passende maatregelen te worden getroffen om zulk een blootstelling te voorkomen. 2. De in het eerste lid hierboven bedoelde voorzorgsmaatregelen omvatten: a) de vervanging van gevaarlijke stoffen door onschadelijke of minder gevaarlijke stoffen, waar dit mogelijk is;of b) technische maatregelen van toepassing op installaties, machinerieën, materieel of processen;of c) wanneer niet kan worden voldaan aan het gestelde in de letters a of b hierboven, andere doeltreffende maatregelen, waaronder het gebruik van beschermende persoonlijke uitrusting en beschermende kleding.3. Wanneer werknemers zich moeten begeven in een ruimte waarin giftige of schadelijke stoffen aanwezig kunnen zijn of waarin een tekort aan zuurstofkan bestaan, danwel de atmosfeer brandgevaarlijk kan zijn, dienen toereikende maatregelen te worden getroffen om tegen gevaar te beschermen.4. Afvalstoffen mogen niet worden vernietigd op een bouwterrein of ervan worden verwijderd op een wijze die gevaar zou kunnen opleveren voor de gezondheid. BRANDPREVENTIE
Art. 29.1. De werkgever dient alle passende maatregelen te treffen om: a) brandgevaar te vermijden;b) een uitgebroken brand snel en doeltreffend te bestrijden;c) personen snel en veilig te evacueren 2.Er dient te worden gezorgd voor voldoende, passende opslagruimte voor brandbare vloeistoffen, vaste stoffen en gassen.
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
Art. 30.I. Waar niet op andere wijze toereikende bescherming kan worden geboden tegen ongevallen of gevaren voor de gezondheid, met inbegrip van blootstelling aan ongunstige omstandigheden, dienen passende persoonlijke beschermingsmiddelen, rekening houdend met de aard der werkzaamheden en de gevaren, door de werkgever te worden verschaft en onderhouden zonder dat dit voor de werknemers kosten met zich meebrengt, zoals kan worden voorgeschreven door de nationale wetgeving. 2. De werkgever dient de werknemers in staat te stellen gebruik te maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen en erop toe te zien dat deze naar behoren worden gebruikt.3. Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen te voldoen aan de door de bevoegde autoriteit gestelde normen, waarbij voor zover mogelijk rekening wordt gehouden met ergonornisehe beginselen.4. Van de werknemers wordt verlangd dat zij naar behoren gebruik maken van, en zorg dragen voor de hun verstrekte persoonlijke beschermingsmiddelen. EERSTE HULP
Art. 31.De werkgever dient er zorg voor te dragen dat er te allen tijde eerste hulp kan worden verleend en dat hiervoor opgeleid personeel beschikbaar is. Er dienen regelingen te worden getroffen om te verzekeren dat werknemers die een ongeval hebben gekregen of plotseling ziek worden, worden overgebracht naar elders voor medische behandeling.
WELZIJN
Art. 32.1. Op of in de nabijheid van ieder bouwterrein moet in voldoende mate drinkwater beschikbaar zijn. 2. Op of in de nabijheid van ieder bouwterrein dienen afhankelijk van het aantal werknemers en de duur van het werk, de volgende faciliteiten te worden geboden en onderhouden: a) sanitaire voorzieningen en wasgelegenheid;b) kleedruimten en ruimten voor het opbergen en het drogen van kleding;c) ruimte voor het gebruiken van maaltijden en om te schuilen, wanneer het werk wordt onderbroken wegens slechte weersomstandigheden.3. Mannelijke en vrouwelijke werknemers behoren de beschikking te hebben over aparte sanitaire voorzieningen en wasgelegenheid. VOORLICHTING EN OPLEIDING
Art. 33.Werknemers dienen voldoende en op passende wijze: a) te worden voorgelicht omtrent mogelijke gevaren voor de veiligheid en de gezondheid waaraan zij op hun arbeidsplaats kunnen worden blootgesteld;b) te worden geïnstrueerd en opgeleid in de toepassing van de beschikbare middelen ter voorkoming en beheersing van en ter bescherming tegen deze gevaren. MELDING VAN ONGEVALLEN EN ZIEKTEN
Art. 34.De nationale wetgeving dient te voorzien in de melding binnen een voorgeschreven tijdvak van bedrijfsongevallen en beroepsziekten aan de bevoegde autoriteit.
IV. TENUITVOERLEGGING
Art. 35.Ieder Lid dient: a) alle noodzakelijke maatregelen te treffen, met inbegrip van passende straffen en corrigerende maatregelen, om te zorgen dat de bepalingen van het Verdrag daadwerkelijk worden toegepast;b) te zorgen voor passende inspectiediensten om toezicht te houden op de toepassing van de ingevolge het Verdrag te nemen maatregelen en deze diensten de middelen te verschaffen die nodig zijn voor het vervullen van hun taak, ofzich ervan te vergewissen dat er een passende inspectie wordt verricht. V. SLOTBEPALINGEN
Art. 36.Dit Verdrag herziet het Verdrag betreffende de veiligheidsvoorschriften in het Bouwbedrijf, 1937.
Art. 37.De formele bekrachtigingen van dit Verdrag worden medegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem geregistreerd.
Art. 38.1. Dit Verdrag is slechts verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie, die hun bekrachtiging door de Directeur- Generaal hebben doen registreren. 2. Het treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtiging van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor ieder Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd.
Art. 39.I. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na afloop van een termijn van tienjaar na de datum waarop het Verdrag voor het eerst in werking is getreden, door middel van een aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring. De opzegging wordt eerst van kracht een jaar na de datum waarop zij is geregistreerd. 2. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na afloop van de termijn van tienjaar als bedoeld in het vorige lid, gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaar gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na afloop van elke termijn van tien jaar op de voorwaarden, voorzien in dit artikel.
Art. 40.1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen die hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld. 2. Bij de kennisgeving aan de Leden van de Organisatie van de registratie van de tweede hem medegedeelde bekrachtiging, vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt.
Art. 41.De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie in overeenstemming met het bepaalde in artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen die hij overeenkomstig de bepalingen van de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.
Art. 42.De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer deze dit noodzakelijk acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.
Art. 43.I. Indien de Conferentie een nieuw Verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke herziening van dit Verdrag, zal, tenzij het nieuwe Verdrag anders bepaalt: a) bekrachtiging door een Lid van het nieuwe Verdrag, houdende herziening, van rechtswege onmiddellijke opzegging van dit Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande het bepaalde in artikel 39 hierboven, onder voorbehoud evenwel dat het nieuwe Verdrag, houdende herziening, in werking is getreden: b) met ingang van de datum waarop het nieuwe Verdrag, houdende herziening, in werking is getreden, kan dit Verdrag niet langer door de Leden worden bekrachtigd.2. Dit Verdrag blijft echter naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden die het hebben bekrachtigd en die het nieuwe Verdrag, houdende herziening, niet hebben bekrachtigd.
Art. 44.De Engelse en de Franse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk gezaghebbend.
Staten / Organisaties
Type instemming
Datum instemming
Datum inwerkingtreding
Albanië
Bekrachtiging
24/04/2014
24/04/2015
Algerije
Bekrachtiging
06/06/2006
06/06/2007
Duitsland
Bekrachtiging
18/11/1993
18/11/1994
Wit-Rusland
Bekrachtiging
21/11/2001
21/11/2002
België
Bekrachtiging
08/06/2016
08/06/2017
Bolivia, Plurinationale State of
Bekrachtiging
10/02/2015
10/02/2016
Brazilië
Bekrachtiging
19/05/2006
19/05/2007
China
Bekrachtiging
07/03/2002
07/03/2003
Colombia
Bekrachtiging
06/09/1994
06/09/1995
Denemarken
Bekrachtiging
10/07/1995
10/07/1996
Dominicaanse Republiek
Bekrachtiging
04/06/1998
04/06/1999
Finland
Bekrachtiging
23/01/1997
23/01/1998
Gabon
Bekrachtiging
28/07/2015
28/07/2016
Guatemala
Bekrachtiging
07/10/1991
07/10/1992
Guinea
Bekrachtiging
25/04/2017
25/04/2018
Hongarije
Bekrachtiging
22/05/1989
17/09/1991
Irak
Bekrachtiging
17/09/1990
17/09/1991
Italië
Bekrachtiging
12/02/2003
12/02/2004
Kazachstan
Bekrachtiging
18/06/2008
18/06/2009
Lesotho
Bekrachtiging
27/01/1998
27/01/1999
Luxemburg
Bekrachtiging
08/04/2008
08/04/2009
Mexico
Bekrachtiging
05/10/1990
05/10/1991
Montenegro
Bekrachtiging
18/09/2015
18/09/2016
Noorwegen
Bekrachtiging
24/06/1991
24/06/1992
Panama
Bekrachtiging
31/01/2008
31/01/2009
Servië
Bekrachtiging
16/09/2009
16/09/2010
Slowakije
Bekrachtiging
01/01/1993
01/01/1994
Sweden
Bekrachtiging
07/10/1991
07/10/1992
Tsjechische Republiek
Bekrachtiging
01/01/1993
01/01/1994
Turkije
Bekrachtiging
23/03/2015
23/03/2016
Uruguay
Bekrachtiging
25/05/2005
25/05/2006