Etaamb.openjustice.be
Wet van 17 september 2005
gepubliceerd op 16 november 2005

Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2005011439
pub.
16/11/2005
prom.
17/09/2005
ELI
eli/wet/2005/09/17/2005011439/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 SEPTEMBER 2005. - Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Op de voordracht van Onze Minister van Wetenschapsbeleid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Onze Minister van Wetenschapsbeleid is ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Kamer van volksvertegenwoordigers in te dienen : HOOFDSTUK I. - Voorwerp en Definities

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.§ 1. Deze wet heeft betrekking op de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen die verricht worden door natuurlijke of rechtspersonen in de gebieden onder de rechtsbevoegdheid of onder het toezicht van de Belgische Staat of door middel van, roerende of onroerende, installaties die eigendom zijn van de Belgische Staat of die zich onder zijn rechtsbevoegdheid of toezicht bevinden. § 2. Wanneer een internationale overeenkomst zulks bepaalt, kan deze wet toegepast worden op de activiteiten als bedoeld in het eerste lid en verricht door natuurlijke of rechtspersonen van Belgische nationaliteit, ongeacht de plaats waar die activiteiten verricht worden.

Art. 3.Voor de toepassing van deze wet, dient te worden verstaan : 1° onder "ruimtevoorwerp", ieder voorwerp gelanceerd of bestemd om te worden gelanceerd in de kosmische ruimte, met inbegrip van de materiële bestanddelen ervan;2° onder "operator", de persoon die de activiteiten als bedoeld in deze wet verricht of van plan is te verrichten door, alleen of gezamenlijk, voor de effectieve controle te zorgen van het ruimtevoorwerp.De operator kan de activiteit verrichten krachtens een aannemingscontract; 3° onder "effectieve controle", het beheren van de besturings- of telebesturingsmiddelen en van het daarmee samenhangende toezichtmiddelen, die nodig zijn voor het verrichten van de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van één of meer ruimtevoorwerpen;4° onder "constructeur", iedere persoon die meewerkt of meegewerkt heeft aan de ontwikkeling, de fabricage of de assemblage van het geheel of een deel van een ruimtevoorwerp;5° onder "bedienen van de vlucht" en onder "geleiden", iedere operatie die betrekking heeft op de vluchtomstandigheden, de navigatie of de evolutie in de kosmische ruimte van het ruimtevoorwerp, zoals de controle en de bijstelling van zijn kringloop of zijn baan;6° onder "Minister", de Minister die bevoegd is voor het ruimtevaartonderzoek en zijn toepassingen in het raam van de internationale samenwerking;7° onder "Ruimteverdrag", het Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de Maan en andere hemellichamen, gedaan op 27 januari 1967 en door België bekrachtigd op 30 maart 1973;8° onder "Overeenkomst betreffende de internationale ruimteaansprakelijkheid", de Overeenkomst betreffende de internationale aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door ruimtevoorwerpen, gedaan op 29 maart 1972 en door België bekrachtigd op 13 augustus 1976;9° onder "Overeenkomst betreffende de registratie van ruimtevoorwerpen", de Overeenkomst betreffende de registratie van de in de kosmische ruimte gelanceerde voorwerpen, gedaan op 14 januari 1975 en door België bekrachtigd op 24 februari 1977;10° onder "Overeenkomst inzake de redding van ruimtevaarders en de teruggave van ruimtevoorwerpen", de Overeenkomst inzake de redding van ruimtevaarders, de terugkeer van ruimtevaarders en de teruggave van de in de kosmische ruimte gebrachte voorwerpen, gedaan op 22 april 1968 en door België bekrachtigd op 15 april 1977;11° onder "lanceerstaat", iedere Staat als bedoeld in artikel VII van het Ruimteverdrag, artikel een van de Overeenkomst betreffende de internationale ruimteaansprakelijkheid of artikel een van de Overeenkomst betreffende de registratie van ruimtevoorwerpen;12° onder "schade", iedere schade zoals omschreven door artikel één van de Overeenkomst betreffende de internationale ruimteaansprakelijkheid.Krachtens deze wet, strekt de aansprakelijkheid van de Belgische Staat ten gevolge van genoemde schade zich voorts uit tot de Belgische onderdanen, natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van die welke meewerken aan de betrokken activiteiten. HOOFDSTUK II. - Machtiging en Toezicht op de activiteiten

Art. 4.§ 1. Het verrichten van de activiteiten als bedoeld in deze wet is onderworpen aan de voorafgaande machtiging van de Minister, conform de bepalingen hierna. § 2. De machtiging wordt aangevraagd door de operator en wordt hem persoonlijk en op niet overdraagbare wijze verleend. § 3. De activiteiten moeten worden verricht conform het volkenrecht en, inzonderheid, de beginselen opgenomen in het Ruimteverdrag en de andere verdragen en overeenkomsten waarbij België partij is.

Art. 5.§ 1. De Koning kan de voorwaarden bepalen voor het verlenen van de machtigingen om de veiligheid van personen en goederen, de bescherming van het leefmilieu, het optimaal gebruik van het luchtruim en de kosmische ruimte en de bescherming van de strategische, economische en financiële belangen van de Belgische Staat te waarborgen alsmede om te voldoen aan de verplichtingen van de Belgische Staat krachtens het volkenrecht.

De Koning bepaalt in welke mate de voorwaarden die Hij vastlegt van toepassing zijn op de activiteiten waarop een lopende machtiging betrekking heeft. § 2. De Minister kan aan iedere machtiging alle bijzondere voorwaarden verbinden die hij nuttig acht om, naargelang van het geval, dezelfde doelstellingen te bereiken.

Hij kan met name de technische bijstand van een derde opleggen, voorwaarden vastleggen met betrekking tot de lokalisatie van de activiteiten of de lokalisatie van de hoofdvestiging van de Operator of het sluiten opleggen van een verzekering ten gunste van derden die de schade dekt welke kan voortvloeien uit de toegestane activiteiten.

De Minister kan de machtiging voor een bepaalde duur verlenen, gelet op de activiteiten waarop ze betrekking heeft. § 3. De Minister kan de bijzondere voorwaarden wijzigen die van toepassing zijn op een toegestane activiteit. In dat geval bepaalt hij de termijn na het verstrijken waarvan de nieuwe voorwaarden nageleefd moeten worden.

Art. 6.De Koning legt de voorwaarden vast waaronder de controle en het toezicht op de activiteiten als bedoeld in deze wet gewaarborgd zijn. HOOFDSTUK III. - Inhoud van het dossier en Procedure

Art. 7.§ 1. De machtigingsaanvraag wordt door de operator aan de Minister gericht. De Minister bericht er ontvangst van. § 2. De volgende informaties worden bij de aanvraag gevoegd : 1° de nauwkeurige identificatie van de operator, de voorstelling van zijn vroegere, huidige en toekomstige activiteiten, de technische, financiële en juridische waarborgen waarover hij beschikt;2° de precieze beschrijving van de activiteiten waarvoor de machtiging gevraagd wordt;3° de nauwkeurige identificatie van het ruimtevoorwerp of van het geheel van ruimtevoorwerpen waarvoor de machtiging gevraagd wordt;4° de identificatie van de constructeur(s) van het ruimtevoorwerp;5° de studie betreffende de gevolgen voor het leefmilieu als bedoeld in artikel 8, § 2;6° de precieze identificatie van de personen voor wier rekening de activiteiten verricht zullen worden;7° de zo nauwkeurig mogelijke identificatie van de personen die zullen meewerken aan het verrichten van de activiteiten;8° ieder ander informatief element waarvan de operator de belangrijkheid niet kan negeren wat de beslissing betreft van de Minister tot het verlenen van de machtiging. § 3. De Koning kan de in § 2 opgenomen lijst met informaties aanvullen.

Het meedelen van deze informaties ontslaat de operator in geen geval die te verstrekken welke vereist zijn uit hoofde van andere, wettelijke of regelgevende, bepalingen die in het onderhavige geval van toepassing zijn. § 4. De Minister kan aan de operator alle aanvullende informatie bij het aanvraagdossier vragen. Het weigeren of het in gebreke blijven deze informaties te verstrekken binnen de termijn vastgesteld door de Minister, gelet op de aard van de gevraagde informaties, kan het verwerpen van de aanvraag verantwoorden. § 5. De Koning kan een modelformulier opstellen dat, onder andere, de informaties bevat opgenomen in § 2 en de vermelding waarvan sprake in artikel 8, § 9. Dit formulier wordt ingevuld door de operator en bij het dossier gevoegd. § 6. De Minister kan, van de experts die hij hiervoor aanwijst, een gemotiveerd advies eisen op grond van juridische, technische en economische criteria die met name betrekking hebben op de betrouwbaarheid, de knowhow en de ervaring van de operator, de betrouwbaarheid van de constructeur op de desbetreffende gebieden en hun vermogen zich te houden aan de voorschriften van toepassing op de verrichte activiteiten alsmede op de solvabiliteit van de operator en op de juridische en financiële waarborgen die hij voorlegt.

Het administratief personeel, evenals de experts aangewezen door de Minister conform de eerste alinea, hebben toegang tot de installaties, de onroerende goederen en het materieel die gebruikt zullen worden door de operator om de betrokken activiteiten te verrichten.

Ingeval de operator deze toegang weigert, kan de Minister de aanvraag verwerpen. § 7. De beslissing van de Minister wordt per aangetekende brief ter kennis gebracht van de operator.

Art. 8.§ 1. Iedere activiteit als bedoeld in deze wet is het voorwerp van een milieueffectrapportage door een of meer daartoe door de Minister aangewezen expert(s). Deze rapportage kan gebeuren in verschillende stadia van de activiteiten. § 2. Een initiële studie wordt uitgevoerd vóór de toekenning van een machtiging krachtens deze wet. De bedoeling van deze studie is de mogelijke gevolgen voor het milieu op aarde of in de kosmische ruimte te evalueren van het lanceren of het bedienen van het ruimtevoorwerp. § 3. De Koning stelt de inhoud vast van de studie als bedoeld in § 2. § 4. Een tussentijdse studie wordt uitgevoerd op verzoek van de Minister na het lanceren van het ruimtevoorwerp of tijdens het bedienen ervan. Deze studie evalueert de reële gevolgen van de betrokken activiteiten voor het milieu op aarde of in de kosmische ruimte. § 5. Een laatste studie kan op verzoek van de Minister worden uitgevoerd bij de terugkeer van het ruimtevoorwerp in de atmosfeer. § 6. De Minister stelt de inhoud vast van de studies als bedoeld in §§ 4 en 5. § 7. De operator voegt bij zijn machtigingsaanvraag de milieueffectrapportage als bedoeld in § 2. § 8. De milieueffectrapportages als bedoeld in §§ 2, 3 en 4 worden op de operator zijn kosten uitgevoerd. § 9. Wanneer de activiteiten op het gebied van het lanceren of het bedienen het gebruik inhouden van kernenergiebronnen, maakt de operator hier melding van in zijn machtigingsaanvraag.

De Minister kent de machtiging slechts onder specifieke voorwaarden toe rekening houdende, met name, met het eventueel gevaar van het gebruik van dergelijke energiebronnen, met de elementaire voorzorgsmaatregelen te nemen ten aanzien van de gezondheid en de openbare veiligheid, met de bescherming van het leefmilieu en met de nationale en internationale rechtsnormen die in het onderhavige geval van toepassing zijn.

Art. 9.§ 1. De machtiging of de weigering tot machtiging van de Minister komt er binnen negentig dagen volgend op het indienen van de aanvraag conform artikel 7. § 2. Wanneer de Minister, conform artikel 7, § 4, van de operator aanvullende informaties eist, wordt deze termijn verlengd tot honderd twintig dagen. § 3. Bij gebrek aan een beslissing van de Minister binnen de voorgeschreven termijn, wordt de aanvraag geacht te zijn afgewezen.

Art. 10.§ 1er. De Minister kan eveneens experts aanwijzen belast met de controle van de activiteiten verricht door de operator. Deze laatste is ertoe gehouden alles in het werk te stellen om, op ieder ogenblik, de inspectie en de controle mogelijk te maken van de activiteiten die hij krachtens deze wet verricht. § 2. Voor de inspectie en de controle van de activiteiten, hebben deze experts toegang tot ieder document in het bezit van de operator met betrekking tot de activiteiten die het voorwerp zijn van de machtiging, tot de up-to-date informaties en gegevens die uit deze activiteiten voortvloeien alsmede tot de ruimten die, rechtstreeks of onrechtstreeks, voor deze activiteiten gebruikt worden. § 3. Alle informaties die tijdens de inspectie of de controle verzameld worden door het administratief personeel of de aangewezen experts, worden vertrouwelijk behandeld. § 4. Ingeval de operator weigert het administratief personeel of de aangewezen experts toegang te verlenen, kan de Minister conform artikel 11 de machtiging schorsen of intrekken.

Art. 11.§ 1. De machtiging kan door de Minister ingetrokken of geschorst worden : 1° hetzij wanneer een van de algemene of bijzondere voorwaarden van de machtiging niet nageleefd wordt;2° hetzij bij schending van een bepaling van deze wet;3° hetzij om dwingende redenen die te maken hebben met de openbare orde, de veiligheid van personen of goederen. § 2. Wanneer de Minister van plan is de machtiging in te trekken of te schorsen om de redenen als bedoeld in § 1, 1° of 2°, geeft hij de operator voorafgaandelijk de mogelijkheid zijn verweermiddelen of zijn opmerkingen aan te voeren en zijn situatie binnen een bepaalde termijn in orde te brengen. In speciaal gemotiveerde spoedgevallen kan de machtiging zonder termijn en zonder dat de titularis gehoord werd ingetrokken of geschorst worden. § 3. Wanneer de Minister van plan is de machtiging in te trekken of te schorsen om de redenen als bedoeld in § 1, 3° en voorzover dat de efficiëntie van de intrekking of de schorsing niet in gevaar brengt, geeft hij de operator voorafgaandelijk de mogelijkheid zijn opmerkingen of zijn voorstellen aan te voeren. § 4. De Minister kan, in geval van intrekking of schorsing en op schriftelijk verzoek van de operator, overgangsmaatregelen voor het beheer van de aan de gang zijnde activiteiten toestaan om, met name, de uitvoering door de operator van zijn contractuele verbintenissen mogelijk te maken. Dit verzoek van de operator moet geformuleerd worden zodra hem de beslissing tot intrekking of schorsing betekend werd. § 5. Wanneer de machtiging ingetrokken of geschorst wordt nadat het ruimtevoorwerp in de kosmische ruimte gelanceerd werd, neemt de Minister alle nodige maatregelen om de veiligheid van de operaties, zowel ten opzichte van de operator en zijn personeel als ten aanzien van derden, alsmede de bescherming van de goederen en het leefmilieu te waarborgen. Te dien einde kan hij een beroep doen op de diensten van derden of de activiteiten aan een andere operator overdragen om voor de continuïteit van de vlucht- of geleidingsoperaties te zorgen en, indien nodig, het uit zijn baan halen of vernietigen van het ruimtevoorwerp te veroorzaken.

Art. 12.De beslissingen tot toekenning, intrekking en schorsing van de machtiging worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK IV. - Overdracht van activiteiten

Art. 13.§ 1. Behoudens voorafgaande machtiging van de Minister, is iedere afstand aan een derde verboden van de toegestane activiteiten of van zakelijke of persoonlijke rechten, waarborgrechten inbegrepen, die de overdracht tot gevolg heeft van de effectieve controle op het ruimtevoorwerp. § 2. De machtigingsaanvraag wordt ingediend door de operator cessionaris. § 3. Alle op de in artikel 4 bedoelde machtiging van toepassing zijnde bepalingen zijn mutatis mutandis van toepassing op de overdrachtmachtiging. § 4. De Minister kan aan de overdrachtsmachtiging de voorwaarden verbinden die noodzakelijk blijken te zijn hetzij voor de operator cessionaris, hetzij voor de afstanddoende operator, hetzij voor beiden. § 5. Wanneer de operator cessionaris niet in België gevestigd is, kan de Minister de machtiging weigeren bij ontstentenis van een bijzondere overeenkomst met de Staat waarvan deze derde onderdaan is en die de Belgische Staat vrijwaart tegen ieder verhaal krachtens zijn internationale aansprakelijkheid of krachtens de schadeloosstelling. HOOFDSTUK V. - Het Nationaal Register van de ruimtevoorwerpen

Art. 14.§ 1. Er wordt een Nationaal Register van de ruimtevoorwerpen aangelegd waarin de ruimtevoorwerpen ingeschreven worden waarvoor België lanceerstaat is, behalve wanneer deze registratie gebeurt door een andere Staat of een internationale organisatie, conform de Overeenkomst betreffende de registratie van de ruimtevoorwerpen.

De voorwaarden inzake de vorm, het bijhouden en het publiceren van het Register worden door de Koning bepaald. § 2. De gegevens die in het Register vermeld worden, zijn aan de volgende regels onderworpen; 1° de inschrijving in het Register wordt uitgevoerd op verzoek van de Minister;2° de gegevens opgenomen in het Register zijn die vermeld in artikel IV van de Overeenkomst betreffende de registratie van de ruimtevoorwerpen, te weten : (a) zo nodig de naam van de andere lanceerstaten;(b) het registratienummer van het ruimtevoorwerp zoals hierna vermeld in 3°;(c) de datum en het grondgebied of de plaats van lancering;(d) de voornaamste parameters van de baan, met inbegrip van de knopenlijn-omloopstijd, de inclinatie, het apogeum en het perigeum;(e) de algemene functie van het ruimtevoorwerp;3° aan ieder voorwerp wordt een nationaal registratienummer toegekend. Het is samengesteld uit de door de Koning bepaalde elementen; 4° naast de informaties als bedoeld in 2°, identificeert het Register de constructeur van het ruimtevoorwerp alsmede de operator en vermeldt evenzo de samenstellende delen en de instrumenten aan boord van het ruimtevoorwerp;5° de operator deelt de Minister de informaties mee waarvan sprake in 2° en 4°;6° onmiddellijk na inschrijving in het Register, laat de Minister aan de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties de informaties meedelen waarvan sprake in 2° en hun updating, alsmede alle informaties met betrekking tot het verlies, het verlaten van de baan of het einde van de exploitatie van het ruimtevoorwerp;7° de inschrijving in het Register moet effectief zijn op het ogenblik van de lancering van het ruimtevoorwerp;8° iedere wijziging van de gegevens moet het voorwerp zijn van een aanvullende inschrijving ten laste en op kosten van de operator binnen dertig dagen vanaf het ogenblik dat hij kennis gekregen heeft van genoemde wijziging.Wanneer de operator binnen die termijn niets meedeelt, kan de Minister de machtiging schorsen, conform artikel 11. § 3. De Minister houdt een repertorium bij van de machtigingen verleend krachtens de artikelen 4 en 13. Dit repertorium vermeldt de modaliteiten en de voorwaarden die aan iedere machtiging verbonden zijn.

Voorts wordt, voor ieder betrokken ruimtevoorwerp, aangegeven welke de lanceerstaat of -staten is of zijn en de registratiestaat.

Dit repertorium is openbaar. De Minister staat in voor het bijhouden en het publiceren van het repertorium van de machtigingen onder de door de Koning bepaalde voorwaarden. HOOFDSTUK VI. - Aansprakelijkheden, vordering en maatregelen bij de terugkeer van ruimtevoorwerpen

Art. 15.§ 1. Wanneer de Belgische Staat, krachtens artikel VII van het Ruimteverdrag, van de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de internationale ruimteaansprakelijkheid of van de bepalingen van deze wet, gehouden is tot de schadeloosstelling, beschikt hij over een vordering jegens de operator(s) die in het geding is (zijn) ten belope van het bedrag van de schadevergoeding bepaald conform §§ 2 en 3. § 2. De raming van de schade tussen de Staat en de operator gebeurt als volgt : 1° in het geval als bedoeld in § 1, wanneer de schade veroorzaakt is aan een derde Staat of aan buitenlandse onderdanen, gebeurt de raming van de schade tussen de Belgische Staat en de Staat die het slachtoffer vertegenwoordigt, conform de Overeenkomst betreffende de internationale ruimteaansprakelijkheid of iedere andere van toepassing zijnde clausule.De operator, of de persoon die hij daartoe aanwijst, mag aan de besprekingen deelnemen of betrokken worden bij de procedures die betrekking hebben op de raming van de schade tussen de vertegenwoordigers van de betrokken Staten, om op die manier zijn eigen belangen te laten gelden; 2° in het geval als bedoeld in § 1, wanneer de schade veroorzaakt is aan Belgische onderdanen, gebeurt de raming van de schade door een college van drie experts waarvan twee aangewezen worden door ieder van de partijen en de derde in gemeen overleg.De Minister kan de voorafgaande aanwijzing van de experts opleggen als voorwaarde voor de toekenning van de machtiging. De modaliteiten van de procedure worden vastgelegd door de Koning. § 3. Behalve de gevallen van vervallenverklaring als bedoeld in § 4 en in de artikelen 16, § 2, en 19, § 3, kan het bedrag bepaald conform § 2 door de Koning beperkt worden onder de voorwaarden die Hij vaststelt. In dit geval mag de vordering van de Staat jegens de operator deze beperking niet overschrijden. § 4. De operator die de voorwaarden die verbonden zijn aan zijn machtiging niet naleeft verliest de aansprakelijkheidsbeperking als bedoeld in § 3 en moet de volledige schade betalen. § 5. In afwachting van de definitieve betaling van de schadeloosstelling, kan de helft van het bedrag vastgesteld conform de §§ 2 en 3 bij wijze van provisie door de Belgische Staat van de operator geëist worden.

Het saldo is verschuldigd zodra de Belgische Staat de schadeloosstelling overgemaakt heeft verschuldigd aan het slachtoffer of aan de Staat die het slachtoffer vertegenwoordigt. § 6. De vordering van de Belgische Staat jegens een andere lanceerstaat, conform artikel V.2 van de Overeenkomst betreffende de ruimteaansprakelijkheid of andere bepalingen of overeenkomsten inzake volkenrecht, vormt geen belemmering voor de toepassing van dit artikel en is in geen geval een voorafgaande voorwaarde voor de vordering van de Belgische Staat ten aanzien van de operator. § 7. De Belgische Staat beschikt over een rechtstreekse vordering ten aanzien van de verzekeraar van de operator, ten belope van het bedrag vastgesteld conform de §§ 2 en 3. § 8. Deze wet vormt geen belemmering voor de andere aansprakelijkheidsvorderingen ten aanzien van de operator.

Art. 16.§ 1. De operator is ertoe gehouden het door de Koning aangewezen crisiscentrum onmiddellijk op de hoogte te brengen van ieder manoeuvre, ieder slecht functioneren of iedere afwijking van het ruimtevoorwerp die gevaar kunnen opleveren voor de personen op aarde, de luchtvaartuigen in de lucht of de andere ruimtevoorwerpen, of die schade kunnen veroorzaken. § 2. In geval van niet-naleving van de informatieplicht, en onverminderd andere sancties of schadevergoedingen, zal de operator ertoe gehouden zijn de Belgische Staat te vrijwaren voor de gehele schadevergoeding die deze verschuldigd is uit hoofde van zijn internationale aansprakelijkheid of met toepassing van deze wet.

Art. 17.§ 1. Ondanks de maatregelen voor de beveiliging en de bescherming van goederen en personen, wordt ieder ruimtevoorwerp, dat teruggevonden wordt op het Belgische grondgebied of op een plaats onderworpen aan de rechtsbevoegdheid van de Belgische Staat, zonder verwijl teruggegeven aan de bevoegde autoriteiten die de Minister hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen om genoemd voorwerp terug te kunnen geven aan zijn registratiestaat, conform de Overeenkomst inzake de redding van ruimtevaarders en de teruggave van ruimtevoorwerpen. § 2. Wanneer een onderzoek noodzakelijk is om de registratiestaat of de lanceerstaat te identificeren, worden alle nodige maatregelen voor het bewaren van het (de) teruggevonden voorwerp(en) door de Minister genomen, in voorkomend geval in coördinatie met de bevoegde diensten voor burgerbescherming en het crisiscentrum als bedoeld in artikel 16, § 1. § 3. Bij het teruggeven van het voorwerp aan de bevoegde autoriteit of, indien nodig, van tevoren, alsmede bij het identificeren van de registratiestaat of van de lanceerstaat of -staten, worden alle nodige maatregelen genomen om de rechten te vrijwaren van de slachtoffers van de schade veroorzaakt door het ruimtevoorwerp. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 18.§ 1. De Koning stelt het bedrag vast van de rechten met betrekking tot de administratieve kosten die door de operator betaald moeten worden bij het indienen van de machtigingsaanvraag. § 2. Wanneer, ter uitvoering van deze wet, de Minister een beroep doet op technische experts, worden de kosten van deze expertises gedragen door de operator.

Art. 19.§ 1. Wordt bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met een geldboete van 25 tot 25.000 euro, of met slechts een van deze straffen, diegene die zonder toestemming activiteiten als bedoeld in artikel 2 verricht. § 2. Wordt met dezelfde straffen als die bedoeld in § 1 bestraft, diegene die een machtigingsaanvraag ingediend heeft en opzettelijk valse of onvolledige informaties meedeelt in verband met de betrokken activiteiten. § 3. De operator in overtreding heeft voorts geen recht op de aansprakelijkheidsbeperking waarin artikel 15, § 3 voorziet.

Art. 20.Deze wet treedt in werking de eerste dag van de tweede maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 21.§ 1. De activiteiten als bedoeld in deze wet, die op de datum van inwerkingtreding ervan al aan de gang zijn, kunnen niettemin voortgezet worden gedurende een periode van twaalf maanden vanaf deze datum en dit zonder dat een machtiging vereist is. Iedere overdracht als bedoeld in artikel 13 is gedurende deze periode verboden. § 2. De operator deelt aan de Minister de activiteiten mee die hij verricht en waarop deze wet betrekking kan hebben. Deze kennisgeving moet gebeuren binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding bepaald in artikel 20.

Gegeven te Brussel, 17 september 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN

^