Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 maart 2022
gepubliceerd op 12 mei 2022

Koninklijk besluit houdende uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 17 september 2005 met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen

bron
programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid
numac
2022031435
pub.
12/05/2022
prom.
15/03/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 MAART 2022. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het is de bedoeling dat het in voorbereiding zijnde besluit Uw besluit vervangt van 19 maart 2008 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen. 1. Algemene toelichting Die herziening van het regelgevende kader dat van toepassing is op de ruimteactiviteiten, komt aan verschillende doelstellingen tegemoet: (a) Een eerste doelstelling is de noodzaak van een betere definitie in hun midden van de regulering van ruimtevaartactiviteiten, zoals vastgesteld bij de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten.Te noteren valt dat, sinds 2014, te weten sinds de inwerkingtreding van de herziening van de wet, België zes ruimtevaartactiviteiten heeft toegestaan en 35 kleine satellieten heeft geregistreerd. Daarbij komen nog twee institutionele opdrachten. Voor de regulering van die activiteiten, te weten het juridische, technische en administratieve beheer van de aanvraagdossiers en de opvolging van de toegestane activiteiten, zijn interne personele middelen nodig. Ook al kan die regulering in dit stadium perfect gebeuren binnen de beschikbare middelen, moet in de werkstructuur (1° ) zowel de juridische als technische aard van de regulering en (2° ) de noodzakelijke functionele onafhankelijkheid van die regulering ten opzichte van andere staatstegemoetkomingen op het gebied van het ruimtevaartonderzoek en de toepassingen ervan (bijvoorbeeld via directe of indirecte subsidies of bevoorradingscontracten) worden weergegeven. Daarom wordt voorgesteld de opdrachten van de federale overheidsdienst bevoegd voor wetenschapsbeleid ter ondersteuning van de rol die de wet aan de Minister toevertrouwt beter te bepalen. Deze opdrachten onderscheiden zich van degenen die de overheidsdienst uitvoert in het kader van artikel 6bis, § 2, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, op het gebied van internationaal ruimteonderzoek (zie het advies van de Raad van State nr 36.851/1 inzake het voorontwerp van de uitgevoerde wet). In zoverre, vult het ontwerp van besluit het koninklijk besluit van 12 december 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/12/2012 pub. 20/12/2012 numac 2012011487 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit houdende erkenning van FBFC International als exploitant van een kerninstallatie type koninklijk besluit prom. 12/12/2012 pub. 30/01/2013 numac 2013000040 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende de toekenning van een toelage aan de NV A.S.T.R.I.D. ter dekking van de werkingskosten van de gemeenschappelijke infrastructuur voor het begrotingsjaar 2012 sluiten houdende oprichting van de programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid aan. (b) Het tot op heden gevoerde regeringsbeleid met betrekking tot de uitvoering van de registratie, overeenkomstig de internationale verdragen, van de ruimtevoorwerpen was gebaseerd op een strikte interpretatie van de definitiecriteria van de lanceerstaat (als enige gemachtigd om het in de ruimte gelanceerde voorwerp te registreren). Vooral het criterium van de Staat die doet lanceren ("procuring the launch" in het Engels) werd toegepast, waarbij geëist werd dat de lanceerstaat zelf de opdrachtgever van de lancering is of dat hij die lancering, direct of indirect (co)financiert (bijvoorbeeld via deelname aan internationale programma's). Vandaag lijkt het realistischer er rekening mee te houden dat dat criterium een objectieve economische link met België vereist. Een dergelijk beleid moet het mogelijk maken de activiteiten die aan een Belgische machtiging zijn onderworpen, conform de wet, te verzoenen met de activiteiten met betrekking tot de bediening van door België geregistreerde voorwerpen. Vandaag is het immers haast niet meer mogelijk om een voorwerp te doen lanceren zonder dat de staat van oorsprong er zich toe verbindt het te registreren conform de internationale verdragen, met als doel te strijden tegen een overvloed van niet-geregistreerde voorwerpen. Er wordt dus voorgesteld dat België de voorwerpen registreert: - die op zijn grondgebied ontworpen, ontwikkeld en/of geproduceerd worden, of - die ontwikkeld worden in het kader van projecten die minstens voor 30% door de overheid worden gefinancierd, of - die gelanceerd worden in opdracht van Belgische bedrijven die als commerciële tussenpersonen fungeren.

De registratie van voorwerpen is met andere woorden gelinkt aan de positieve economische impact van de activiteit in het kader waarvan het voorwerp in België wordt ontwikkeld of gelanceerd. Ook moet eraan worden herinnerd dat als België een voorwerp registreert dat een dubbel effect heeft, namelijk dat het voorwerp zich dan onder de rechtsbevoegdheid en het toezicht van België bevindt en dat België wordt geïdentificeerd als lanceerstaat. België kan de lanceerstaat zijn van een voorwerp dat door een andere staat geregistreerd is. In het internationaal recht zijn de grote lijnen van de aansprakelijkheid voor schade als lanceerstaat slecht gedefinieerd. Het gebrek aan jurisprudentie en gevallen van toepassing maakt het uiterst moeilijk het toepassingsgebied van die aansprakelijkheid af te bakenen. De hier voorgestelde criteria die de basis vormen van het registratiebeleid verruimen vanuit objectief oogpunt dat toepassingsgebied niet, daar in de rechtsleer in de meeste gevallen ervan wordt uitgegaan dat een lancering in opdracht van een privé-entiteit de Staat internationaal aansprakelijk maakt voor schade. De beste manier om de belangen van de Belgische Staat te vrijwaren blijft het toezicht op de activiteiten via machtiging, supervisie en registratie. Door die drie elementen coherenter te maken, verstevigt de Belgische Staat zijn greep op dat proces dat de conformiteit van de activiteiten met de internationale normen en standaarden garandeert. In die optiek wordt het voorgesteld een procedure van registratieoverdracht in te stellen. Een dergelijke overdracht, waarin niet expliciet is voorzien in internationale verdragen, wordt door de rechtsleer erkend voor zover dat gebeurt tussen staten die eenzelfde voorwerp lanceren. Dankzij die procedure zijn de registratie en de economische realiteit op elkaar afgestemd, bijvoorbeeld wanneer die registratie wordt overgedragen van een buitenlandse naar een Belgische operator of omgekeerd, van een Belgische naar een buitenlandse operator. (c) Sinds de inwerkingtreding van de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten, heeft België machtiging verleend voor verschillende activiteiten en een dertigtal voorwerpen geregistreerd.Al die voorwerpen zijn satellieten die tot de klasse van "nanosats" behoren, te weten satellieten van minder dan 10 kg (zie inzonderheid Small Satellites: Past, Present and Future, Ed. HELVAJIAN H. & JANSON S.W., 2008, blz. 47). Die ruimtevoorwerpen behoren tot een nieuwe technologische generatie van lichte, kleine en tegen weinig kosten te produceren en te laten lanceren satellieten. Voor die kleine niet-bestuurbare satellieten "cubesats" (hier benoemd als "voorwerpen van de U-klasse" door verwijzing naar de indeling gebruikt door NASA) is er heel wat belangstelling, zowel van ingenieursstudenten als van wetenschappers en leveranciers van satellietdiensten. Met dat soort ruimtevaarttuigen kunnen satellietformaties of -constellaties worden samengesteld die onderling kunnen communiceren en in netwerk kunnen vliegen. Maar die toename van satellieten brengt problemen met zich mee ten aanzien van de bezetting en benutting van de banen om de Aarde en van de bijbehorende hulpbronnen (zoals de radiofrequenties), en van de beperking van ruimteafval. Een bijzondere aandacht moet dus gevestigd worden op de overeenstemming van het bedienen van deze kleine satellieten met de aanbevelingen op dat gebied van het Comité van de Verenigde Naties voor het Vreedzame gebruik van de Kosmische ruimte, alsook met de technische modellen en normen die de stand van de techniek voorstellen op het ogenblik van de indiening van de machtigingsaanvraag. Met de goedkeuring van de richtlijnen tot de duurzame ruimtevaartactiviteiten, heeft het Comité de nadruk gelegd op het belang van de traceerbaarheid van kleine ruimtevoorwerpen (cf. ook het door het Comité en de Internationale Unie voor Telecommunicatie gezamenlijk gepubliceerde handboek met de titel « Guidance on Space Object Registration and Frequency Management for Small and Very Small Satellites »). Deze richtlijnen zouden moeten goedgekeurd worden door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties tijdens haar 73de sessie. De richtlijnen zijn bedoeld voor het geheel van de ruimtevaartactiviteiten, maar in het bijzonder voor de activiteiten uitgevoerd met kleine niet-bestuurbare satellieten. Om dit soort voorwerpen te definiëren, werd rekening gehouden met de maximummassa van 2 kg per "cubesat-eenheid" voor de toepassing van de regels en de criteria met betrekking tot die "kleine" voorwerpen. In praktijk, worden echter meerdere functioneel onafhankelijke (d.w.z. met zelfstandige software en communicatiemiddelen, doch met een eventuele verdeelde energiebron) eenheden met gestandaardiseerd maten (b.v.: 10 cm x 10 cm x 10 cm) die op een "bus" (of platform) samengebracht worden. Standard worden 2, 3 of 6 cubesateenheden geassembleerd. Er bestaan zelfs projecten waarbij 27 cubesateenheden worden geassembleerd, zijnde een totaalgewicht van zowat 54 kg. De industrie en inzonderheid leveranciers van gespecialiseerde lanceringsdiensten erkennen zo'n assemblages, zoals het Amerikaanse NANORACKS LLC. Er wordt dus voorgesteld die alternatieve bovengrens van 54 kg enkel in aanmerking te nemen voor voorwerpen die resulteren uit het assembleren van eenheden.

In dit opzicht, dient er op te worden gewezen dat het besluit niet voornemen is de voorwerpen van de U-klasse voor te leggen aan een juridisch regime of aan technische normen die verschillend zouden zijn van degenen die gelden voor alle andere voorwerpen. Integendeel, is de bedoeling te verzekeren dat de voorwerpen van de U-klasse ontworpen, gelanceerd en bediend worden in de ruimte overeenkomstig de voor alle ruimtevoorwerpen geldende regels en normen. De bijzondere voorwaarden waaraan deze klasse van voorwerpen onderworpen worden, hebben geen andere bedoeling dan de conformiteit te verzekeren met de normen die door België geadopteerd warden in het kader van zijn deelname aan het internationale striven naar de lange termijn duurzaamheid en veiligheid van ruimtevaartactiviteiten.

Tegelijk, ter versterking van de toepassing van de hier boven vermeld internationale normen, wordt de inhoud van de initiële milieueffectstudie verder bepaald om de technische normatieve bronnen te identificeren, waarmee er rekening gehouden moet worden door ieder operator (inclusief buiten de U-klasse) in zijn machtigingsaanvraag en waarmee de missie en het voorwerp conform hoeven te zijn. Deze conformiteit zal vastgelegd worden door de Overheidsdienst of, in voorkomend geval, door de onafhankelijke externe deskundige. (d) Met de opgedane ervaring en de uitvoering in de praktijk van de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten konden de behoeften aan supervisie op de ruimteactiviteiten beter worden afgebakend, net als de behoeften aan informatie, communicatie en coördinatie enz.Sinds de wet is aangenomen is het internationaal normatief kader gewijzigd. Onder andere in het Comité van de Verenigde Naties voor het vreedzame gebruik van de kosmische ruimte werden nieuwe technische aanbevelingen goedgekeurd. Het bij de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten ingevoerde supervisie-instrument is de effectenstudie op het milieu, in het bijzonder het milieu in de ruimte. Er wordt dienovereenkomstig voorgesteld de inhoud van de door de wet geplande studie beter te definiëren, met als doel de vanwege de operator vereiste informatie te rationaliseren en beter te bepalen wat relevant en nuttig is. (e) Om de vastgelegde opdracht in artikel 16, § 1, van de wet te doen samenvallen met de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de minister om de bij de wet vastgelegde bevelen en maatregelen te nemen bij het slecht functioneren van het ruimtevoorwerp, wordt de interactie tussen het als crisiscentrum aangeduide orgaan, in casu het Nationaal Crisiscentrum, en de minister alsook de Overheidsdienst, gepreciseerd in artikel 12 van het besluit. De van de operator ontvangen en bij hem ingezamelde informatie wordt beheerd door het crisiscentrum en onverwijld doorgestuurd naar het door de minister in de Overheidsdienst aangewezen contactpunt.

In voorkomend geval, op aanbeveling van de Overheidsdienst geeft de minister de nuttige bevelen en neemt de nodige maatregelen, in het kader van de wet.

Die overwegingen leiden naar een nodige alomvattende herziening van het koninklijk uitvoeringsbesluit van de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten.

Dat besluit moet het instrument worden voor een flexibel en reactief Belgisch regulerend mechanisme in het licht van de ontwikkeling van de internationale referentienormen. 2. Beschouwingen in antwoord op het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State De Raad van State heeft op 11 mei 2021 zijn advies verleend over het ontwerp van besluit dat U wordt voorgelegd. Het ontwerp werd aangepast, zoals hieronder uiteengezet, om rekening te houden met en substantieel te antwoorden op alle opmerkingen en aanbevelingen van de afdeling Wetgeving van de Raad van State. a) Er werd wel rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State wat de constitutionele en wettelijke grondslagen van het besluit in voorbereiding betreft.De aanhef werd zo aangevuld met de expliciete vermelding van de relevante bepalingen. (b) Wat inzonderheid artikel 10, § 3 betreft (artikel 11, § 3, in de aan de Raad van State voorgelegde versie), is het duidelijk dat die bepaling enkel tot doel heeft de minister aan te wijzen die verantwoordelijk is voor het beheer van de procedure in geval van beroep tegen de Staat voor door een ruimtevoorwerp veroorzaakte schade.Die bepaling verleent de minister in geen geval machtiging om normen goed te keuren, internationaalrechtelijke akkoorden te sluiten of maatregelen te nemen buiten de hem door de Koning toegekende bevoegdheden.

Bovendien houdt die bepaling in dat, met inachtneming van de toekenning van de bevoegdheden en onverminderd de vormen en procedures die van toepassing zijn op de bepaling van het standpunt van de Staat in het kader van de afwikkeling van de geschillen die gelinkt zijn aan het in het gedrang brengen van de internationale aansprakelijkheid van België voor door een ruimtevoorwerp veroorzaakte schade, de minister de Staat ten opzichte van derden vertegenwoordigt. c) Wat artikel 5, § 2, van het besluit in voorbereiding betreft, is het van belang om twee zaken te onderscheiden: (1° ) het nationaal register van de ruimtevoorwerpen zelf dat door de Koning wordt bijgehouden volgens de voorschriften van de wetgever;(2° ) de inhoud van het voornoemde register, die is vastgelegd door artikel 14, § 1, eerste lid, van de wet, met verwijzing naar het begrip lanceerstaat zoals die voorkomt in de internationale ruimteverdragen van de Verenigde Naties en, meer bepaald, in de Overeenkomst van de Verenigde Naties betreffende de registratie van de in de kosmische ruimte gelanceerde voorwerpen, opgemaakt op 14 januari 1975. Het begrip lanceerstaat, zoals uiteengezet in dit verslag in punt (b) van de initiële toelichting hiervoor, is voor interpretatie vatbaar, in het bijzonder wat het definitiecriterium betreft van Staat die het voorwerp doet lanceren.

Daar het de interpretatie betreft van een conventionele internationaalrechtelijke bepaling, komt het de Koning toe vast te leggen onder welke voorwaarden en volgens welke criteria België moet worden beschouwd als een Staat die een ruimtevoorwerp "doet lanceren".

Enkel als België wordt erkend als lanceerstaat mag ze, conform de verdragen, het voorwerp registreren.

In casu wordt voorgesteld dat België als een Staat die een voorwerp "doet lanceren" als aan een van de in artikel 5, § 2, tweede lid, vastgelegde criteria wordt voldaan.

Daarbij oefent de Koning zijn prerogatieven inzake internationale relaties uit. Artikel 5, § 2, is effectief gebaseerd op die constitutionele prerogatieven en niet op artikel 14, § 1, tweede lid, van de wet, daar het de criteria vastlegt volgens welke een voorwerp in het register wordt ingeschreven. (d) Overeenkomstig de opmerking van de Raad van Staat betreffende artikel 10, §§ 1 en 3, en het ontwerp van besluit dat hem werd voorgelegd, wordt artikel 10 geschrapt en de essentie ervan zal het voorwerp zijn van een op basis van artikel 8, § 6, van de wet genomen ministerieel besluit.De tekst van § 2 wordt van zijn kant opgenomen in § 6 van artikel 8 van het besluit. (e) Conform de aanbeveling van de Raad van State, werd het besluit in voorbereiding voorgelegd aan de Gegevensbeschermingsautoriteit. Een nieuwe bepaling (art. 15) werd ingevoerd om de toepassingsregels te verduidelijken van de bepalingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), alsook de toepasselijke bepalingen van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

Het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit werd in aanmerking genomen volgens de regels en de eraan gelinkte aanbevelingen werden in de tekst opgenomen.

In dit opzicht moet worden opgemerkt dat de regels inzake publicatie van het dossier betreffende de machtigingsaanvraag werden herzien voordat het onderhavige besluit in werking is getreden, om uit te sluiten dat persoonsgegevens worden gepubliceerd waarvan de relevantie zeker wel van nut is, maar toch ondergeschikt is aan alle door de operator meegedeelde gegevens en informatie. In artikel 15 is bovendien vastgelegd dat persoonsgegevens door de verwerkingsverantwoordelijke (i.e. BELSPO) voor een maximumduur van 60 dagen worden bewaard te rekenen vanaf de publicatie van het ministerieel besluit houdende beslissing van de verlening of de weigering van de machtiging, om de toegang tot die gegevens mogelijk te maken zo de ministeriële beslissing bij de Raad van State wordt betwist.

Wat de gegevens in het Nationaal register van de ruimtevoorwerpen betreft, moet worden opgemerkt dat ze enkel betrekking hebben op het ruimtevoorwerp zelf, inclusief de vermelding van de naam van de operator en de fabrikant van het voorwerp. Die vermeldingen zijn wettelijk verplicht bij de wet om de natuurlijke personen of rechtspersonen te kunnen identificeren die verantwoordelijk zijn voor de bediening en eventuele gebreken van het voorwerp. Die vermeldingen worden bovendien gecommuniceerd aan het United Nations Office for Outer Space Affairs overeenkomstig de Resolutie 62 van 17 december 2007 en zijn opgenomen in de algemene index van de ruimtevoorwerpen van de Verenigde Naties. Sommige vermeldingen (bijv. de naam van de operator) kunnen ook worden opgenomen in het in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde machtigingsbesluit.

Daar die gegevens aan de registratie van het voorwerp moeten worden geassocieerd en beschikbaar moeten worden gehouden, niet alleen tijdens de operationele levensduur van het voorwerp, maar ook tijdens de gehele duur van zijn aanwezigheid in een baan om de aarde, ja zelfs langer ingeval eventuele door het voorwerp veroorzaakte schade pas a posteriori wordt vastgesteld, is het uiterst moeilijk een norm uit te werken volgens welke die vermeldingen na een bepaalde termijn kunnen worden gewist. Het gaat om de naleving door België van zijn internationale verbintenisen en de vrijwaring van de rechten van de Staat en de potentiële slachtoffers van de door het voorwerp veroorzaakte schade.

Om rekening te houden met de bepalingen van de AVG die van kracht is geworden na de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen, is in de identificatieregels van de operator en de fabrikant, zo het natuurlijke personen betreft, de evenredigheid opgenomen die gewaarborgd moet worden tussen, enerzijds, de noodzaak om de rechten van de Staat en die van derden te vrijwaren in geval van door het ruimtevoorwerp veroorzaakte schade, in voorkomend geval jaren, ja zelfs decennia, na de uitreiking van de machtiging en, anderzijds, de naleving van de principes van de bescherming van de privacy. Daartoe worden de identificatiegegevens vermeld van de natuurlijke personen die in het Register van de ruimtevoorwerpen moeten worden opgenomen, met verwijzing naar het ministerieel besluit houdende machtiging van de activiteit en de identificatiegegevens in de daarmee verbonden documentatie die door de Overheidsdienst wordt bewaard. In afwijking daarop worden die gegevens bewaard tot de bekendmaking, door de operator, van de volledige desintegratie van het voorwerp of de plaatsing ervan op een kerkhofbaan, overeenkomstig de op de machtiging toepasselijke voorwaarden. Die voorwaarden verwijzen naar de toepasselijke normen inzake ruimteschroot. De conformiteit aan die normen garandeert de afwezigheid van een aan de operator en, tegelijkertijd, aan de Belgische Staat toe te schrijven fout. De volledige desintegratie, bijvoorbeeld bij het binnentreden van de atmosfeer, impliceert, van haar kant, een verwaarloosbare kans van op de grond of tijdens de vlucht veroorzaakte schade. Pas op het ogenblik van die bekendmaking kunnen de door de Overheidsdienst bewaarde identificatiegegevens van de natuurlijke personen worden gewist.

De door de bescherming van de persoonsgegevens opgelegde restricties mogen er wel niet toe leiden dat een slachtoffer van schade die veroorzaakt wordt door een voorwerp dat bediend wordt en gefabriceerd is door en in handen is van een rechtspersoon anders wordt behandeld dan een slachtoffer van schade die veroorzaakt wordt door een voorwerp dat bediend wordt en gefabriceerd is door en in handen is van een natuurlijke persoon. (f) Wat de opmerkingen van de Raad van State betreft over artikel 5, § 2, (c), werd het criterium van 30% overheidsfinanciering opnieuw bekeken.Het is zo dat er geen drempel is vastgelegd vanaf welke het toegestaan is te oordelen dat een publieke investering voldoende technische garanties biedt wat de naleving betreft van de kwaliteits- en veiligheidsnormen en -standaarden om de operator vrij te stellen van een inspectie door een aangewezen expert. Er wordt dus voorgesteld te verwijzen naar de supervisie door de publieke autoriteit over het project dat tot de activiteit leidt, met de bedoeling de activiteiten die aan de verplichte inspectie zijn onderworpen te onderscheiden van die welke ervan zijn vrijgesteld. (g) In aansluiting op de opmerkingen van de Raad van State betreffende de verwijzing naar de clausules van het Expertisereglement van de Internationale Kamer van Koophandel, werd artikel 10, § 1 (artikel 11, § 1, in het aan de Raad van State voorgelegde ontwerp) herzien teneinde de relevante bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de arbitrage uit te stellen.Er wordt echter voorgesteld de mogelijkheid uit te sluiten waarin is voorzien in art. 1700, § 1, van voornoemd wetboek die de betrokken partijen bij het geschil de mogelijkheid biedt de door het scheidsgerecht te volgen procedure bij afspraak vast te leggen. Een dergelijke mogelijkheid zou de subdelegatie door de Koning van de uitvoering van de wet inhouden.

Hoofdstuk VII van Deel VI van het Gerechtelijk Wetboek is ook geschrapt uit de lijst van de toepasselijke bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, om te vermijden dat beroep wordt aangetekend tegen de uitspraak van het scheidsgerecht. In dit opzicht dient eraan te worden herinnerd dat artikel 15, § 8 van de wet de benadeelde partij niet belemmert om andere gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsvorderingen in te dienen. (h) De opmerking van de Raad van State over de definitie van de term "Overheidsdienst" vermeld in artikel 1, § 6, lijkt zich te richten op de Nederlandse versie.Het woord "Overheidsdienst" is met een hoofdletter geschreven in de herziene versie van het ontwerp van besluit om verwarring uit te sluiten.

In artikel 12, eerste lid, (artikel 13, eerste lid, in het aan de Raad van State voorgelegde ontwerp) is het wel degelijk de bedoeling de federale overheidsdienst belast met Wetenschapsbeleid aan te wijzen als crisiscentrum ten behoeve van de uitvoering van artikel 16, § 1, van de wet. (i) Alle andere opmerkingen en aanbevelingen van de Raad van State zijn opgenomen in het besluit in voorbereiding. Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eersteminister, Minister van Economie en Werk, P.-Y. DERMAGNE De Staatssecretaris belast met Wetenschapsbeleid, Th. DERMINE

15 MAART 2022. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 37, 108 en 167, §§ 1 en 2;

Gelet op de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen, de artikelen 5, § 1, 7, § 5, 8, 14, 15, §§ 2 en 3, 16, § 1, en 18, § 1;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 28 februari 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 5 maart 2021;

Gelet op advies 69.133/1 van de Raad van State, gegeven op 11 mei 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerst lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies 227/2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 3 december 2021;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister, Minister van Economie en Werk, en van de Staatssecretaris belast met Wetenschapsbeleid, en op het advies van de in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "wet" de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen. § 2. De term "activiteit" verwijst naar een activiteit als bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet. § 3. De term "voorwerp van de U-klasse" verwijst naar elk voorwerp dat tijdens de vlucht niet kan worden bediend of worden geleid eenmaal dat het in een baan is, en waarvan de totale massa niet hoger ligt dan 2 kilogram, of, als het voorwerp is samengesteld uit meerdere geassembleerde functioneel onafhankelijke eenheden met gestandaardiseerde maten, niet hoger dan 54 kilogram.

Het functioneel onafhankelijke karakter van de geassembleerde eenheden sluit het delen van energie, telecommunicatiesystemen, van voortstuwing- of begeleidingsystemen, door middel van het gebruik van een gezamenlijk platform. § 4. De definities als opgenomen in artikel 3 van de wet zijn van toepassing op dit besluit, behoudens andersluidende bepaling. § 5. Onder "registratiestaat" wordt verstaan de registratiestaat als bedoeld in artikel 14, § 3, tweede lid, van de wet. § 6. Onder "Overheidsdienst" wordt verstaan de federale overheidsdienst bevoegd voor wetenschapsbeleid. § 7. Onder "Nationaal Crisiscentrum" wordt verstaan het Nationaal Crisiscentrum van de Federale overheidsdienst "Binnenlandse Zaken".

Art. 2.§ 1. De Overheidsdienst verzorgt voor de minister en onder zijn/haar gezag : (a) het beheer van de dossiers met betrekking tot de ingediende machtigingsaanvragen overeenkomstig de wet en dit besluit, (b) het bijhouden van het register als bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet, en van het repertorium als bedoeld in artikel 14, § 3, van de wet, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, (c) de controle en het toezicht op de krachtens de wet toegestane activiteiten, (d) de coördinatie van de taken die verband houden met de uitvoering van de wet en van dit besluit. § 2. Bovendien levert de Overheidsdienst steun in de vorm van expertise om internationale akkoorden te sluiten en de internationale en nationale wetgevingen te volgen betreffende de regulering van ruimtevaartactiviteiten. In voorkomend geval doet de Overheidsdienst aanbevelingen aan de minister met als doel akkoorden te sluiten of aanpassingen voor te stellen in de wet, de uitvoeringsmaatregelen en de uitvoeringsregels ervan, in het bijzonder als de internationale rechtsnormen dergelijke aanpassingen vereisen. § 3. De Overheidsdienst behandelt de dossiers met betrekking tot een machtigingsaanvraag en voert de controle en het toezicht op de toegestane activiteiten uit in alle onafhankelijkheid.

Voor de verwerking van de informatie, de gegevens en de technische aspecten betreffende de activiteiten, rekent de Overheidsdienst bij voorrang op de bestaande expertise in het departement bevoegd voor het ruimtevaartonderzoek.

Subsidiair of zo vereist door dit besluit, doet de Overheidsdienst een beroep op de expertise van internationale of nationale organisaties, of op die van de instellingen waarmee daartoe akkoorden worden gesloten. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden van toepassing op bepaalde soorten activiteiten

Art. 3.§ 1. Als een activiteit betrekking heeft op een voorwerp van de U-klasse, doet de Overheidsdienst een beroep op de experts als bedoeld in artikel 2, § 3, derde lid, opdat zij de effectenstudie als bedoeld in artikel 8, § 1, 1°, controleren en/of, in voorkomend geval, de effectenstudies als bedoeld respectievelijk in § 4 en § 5 van artikel 8 van de wet, behalve als de machtigingsaanvraag al een dergelijk verslag van de voornoemde experts bevat. § 2. In het geval als bedoeld in § 1, alsook als voor de controle een beroep wordt gedaan op externe expertise op verzoek van de minister krachtens artikel 7, § 6, eerste lid, van de wet, stelt de Overheidsdienst de aanvrager een bestek ter hand van de expertisekosten van de verificatie die overeenkomstig het vorige lid moeten worden vastgelegd. De aanvrager beschikt over een termijn van 10 dagen vanaf de ontvangst van het bestek om, als hij dat wenst, zijn machtigingsaanvraag in te trekken.

De intrekking van de machtigingsaanvraag gebeurt per aangetekende brief aan de minister die de ontvangst ervan bevestigt. In afwijking van artikel 13, bedraagt de vergoeding voor een machtigingsaanvraag die wordt ingetrokken overeenkomstig het vorige lid nul.

Art. 4.§ 1. Artikel 3 is niet van toepassing op de activiteiten met betrekking tot voorwerpen die worden ontwikkeld in het kader van een project dat onder supervisie staat van de Staat of van een derde handelend voor rekening van de Staat. § 2. Artikel 3 is niet van toepassing op de operator aan wie een machtiging werd toegekend, overeenkomstig de wet, voor een activiteit met betrekking tot het bedienen van een of meerdere voorwerpen van de U-klasse, binnen een periode van tien jaar voor de indiening van de aanvraag. HOOFDSTUK III. - Nationaal register van de ruimtevoorwerpen

Art. 5.§ 1. Het Nationaal register van de ruimtevoorwerpen als bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet wordt aangelegd in elektronische vorm, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Het register wordt op het internet geplaatst en kan vrij worden geraadpleegd. § 2. Behalve wanneer die registratie gebeurt door een andere Staat of een internationale organisatie, conform de Overeenkomst betreffende de registratie van de ruimtevoorwerpen, worden de voorwerpen waarvan België de lanceerstaat is in het register ingeschreven.

Krachtens het vorige lid wordt in het Register elk voorwerp ingeschreven dat aan een van de volgende criteria voldoet: (a) ontworpen, ontwikkeld en/of geproduceerd worden in het kader van een in België verrichte activiteit door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel op het Belgische grondgebied heeft ;(b) gelanceerd en gepositioneerd worden in opdracht van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die sinds minstens vijf jaar op het Belgische grondgebied zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel heeft;(c) ontworpen, ontwikkeld en/of geproduceerd worden in het kader van een project waartoe de Staat, een deelgebied of een Belgisch publiekrechtelijk rechtspersoon. § 3. De minister kan met de bevoegde autoriteiten van een andere lanceerstaat van een voorwerp als bedoeld in § 2, overeenkomen welke lanceerstaat van dat voorwerp de registratie ervan op zich neemt, conform de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de registratie van ruimtevoorwerpen. § 4. De minister kan met de bevoegde autoriteiten van een andere lanceerstaat van een voorwerp dat al is ingeschreven in het Register, overeenkomen dat die Staat dat voorwerp inschrijft in zijn nationaal register dat bijgehouden wordt conform de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de registratie van ruimtevoorwerpen. In dat geval wordt de inschrijving uit het Register geschrapt. Die schrapping wordt meegedeeld aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

De minister kan met de bevoegde autoriteiten van de registratiestaat overeenkomen dat een voorwerp dat aan de in § 2 gestelde voorwaarden voldoet, wordt ingeschreven in het Register op voorwaarde dat de vorige registratie geschrapt of van haar effect beroofd wordt. In dat geval wordt er in het Register melding gemaakt van de vorige registratie. De inschrijving in het Register wordt meegedeeld aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Art. 6.Behoudens de in artikel 14, § 2, van de wet opgenomen vermeldingen, wordt de vermelding "NPS" geplaatst tegenover de inschrijving van elk voorwerp met een nucleaire energiebron aan boord.

Art. 7.Het registratienummer als bedoeld in artikel 14, § 2, 3°, van de wet, is als volgt samengesteld: (a) het jaar tijdens hetwelk het voorwerp werd ingeschreven, (b) het acroniem "B-SC", (c) het volgnummer van inschrijving van het voorwerp in het Register. HOOFDSTUK IV. - Bescherming van het milieu en technische garanties

Art. 8.§ 1. De effectenstudie als bedoeld in artikel 8, § 2, van de wet omvat vier delen: 1° het eerste deel bestaat uit: (a) een beschrijving van de activiteit en de doelstellingen ervan en het gebruik van de door de activiteit gegenereerde gegevens en afgeleide producten, (b) een beschrijving van de technologieën, de componenten, het ontwerp van de systemen en de kritische ontwerpevaluatie ("Critical Design Review"), (c) een verslag over de functionele tests van de infrastructuur en de software in het kader van het vluchtmodel ("Flight Model") en de evaluatie van de luchtwaardigheid ("Flight Readiness Review"), (d) een beschrijving van de technische en operationele kenmerken van de activiteit en van het voorwerp waarmee de operator hun verenigbaarheid aantoont met: de aanbevelingen die door het Comité van de Verenigde Naties voor het Vreedzame gebruik van de Kosmische ruimte goedgekeurd zijn en die gepubliceerd zijn op de website als bedoeld in artikel 14, § 2, voor zover die aanbevelingen daarop van toepassing zijn, in voorkomend geval, met alle andere technische modellen of normen die geïdentificeerd zijn door de Minister voorafgaandelijk aan de indiening van de machtigingsaanvraag. Als de operator oordeelt dat sommige elementen van het eerste deel van de effectenstudie als bedoeld in artikel 8, § 2, van de wet niet van toepassing zijn of niet relevant zijn voor de betrokken activiteiten, vermeldt hij de verantwoording daarvoor in zijn aanvraag; 2° het tweede deel heeft betrekking op de potentiële effecten van de activiteit op het milieu op aarde, alsook op de atmosfeer en, in het bijzonder, op de natuur en de mens op de lanceerplaats, en omvat een beschrijving van de genomen of geplande maatregelen om die effecten te verminderen of te beperken;3° het derde deel betreft de potentiële effecten van de activiteit op het kosmische milieu en omvat een beschrijving van de genomen of geplande maatregelen om die effecten te verminderen of te beperken, alsook, in voorkomend geval, van de genomen of geplande maatregelen om het duurzame en rationele gebruik van het ruimtemilieu te garanderen;4° het vierde deel bevat: (a) een niet-technische samenvatting van de activiteit, (b) een beschrijving van de knowhow waarover de aanvrager beschikt bij de uitoefening van de activiteiten, (c) een beschrijvende samenvatting van soortgelijke activiteiten als die waarvoor de aanvraag werd ingediend en waaraan de operator in de drie aan de machtigingsaanvraag voorafgaande jaren heeft deelgenomen. § 2. Voor het tweede en derde deel van de effectenstudie als bedoeld in artikel 8, § 2, van de wet, worden de activiteit en de milieueffecten ervan bekeken op korte, middellange en lange termijn.

De activiteiten worden met name getoetst op het risico dat een ruimtevoorwerp terugvalt op aarde en op de overeenstemming van de activiteiten met de internationale standaarden inzake beperking van ruimteafval en die de minister toepasbaar verklaart. § 3. Als de plaatsen als bedoeld in het tweede deel niet onder de rechtsbevoegdheid van België vallen, voegt de aanvrager bij dat deel alle beschikbare informatie en documentatie toe over de milieubeschermingsmaatregelen die op die plaatsen van toepassing zijn. § 4. Zo er aan boord van het ruimtevoorwerp gebruik wordt gemaakt van een nucleaire energiebron, omvat de effectenstudie een specifieke bijlage waarin de genomen maatregelen voor het veiligstellen van personen en milieu worden gedetailleerd, gelet op het aan dat type van component verbonden risico.

In die bijlage zijn de standaarden opgenomen die in de internationale of intergouvernementele technische organen zijn uitgevaardigd om het gebruik van nucleaire energiebronnen te regelen, inzonderheid in de kosmische ruimte, en wordt vastgelegd aan welke specifieke kenmerken een ruimtevoorwerp moet beantwoorden om zich aan die standaarden te conformeren. § 5. De effectenstudie omvat in voorkomend geval een beschrijving van de genomen maatregelen om, in het kader van de activiteit, rationeel gebruik te kunnen maken van beperkte natuurlijke hulpbronnen, inzonderheid een geostationaire baan. § 6. Bij overdracht van activiteit wordt een effectenstudie gevoegd bij de machtigingsaanvraag als bedoeld in artikel 13, § 2, van de wet.

Art. 9.Als bij de beschrijving van de milieueffecten van de activiteit krachtens artikel 8 in voorkomend geval blijkt dat een substantieel gevaar dreigt voor de veiligheid van mensen, goederen of milieu ondanks de conformiteit aan de krachtens de wet van toepassing zijnde normen en voorwaarden, voegt de aanvrager bij de effectenstudie als bedoeld in artikel 8, § 2, van de wet een beschrijving toe van alternatieven voor de activiteit die redelijkerwijs kunnen worden overwogen, inzonderheid wat betreft de plaats, de parameters of de uitvoeringsvoorwaarden van de activiteit, en de bescherming van het milieu. HOOFDSTUK V. - Raming van de schade

Art. 10.§ 1. In geval van schade als bedoeld in artikel 15, § 2, 2° van de wet, onverminderd de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen, conformeren de partijen zich aan de bepalingen van de hoofdstukken V, VI en VIII van Deel VI, van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van § 1 van artikel 1700 waarvan de toepassing uitgesloten is voor de prodecure als bedoeld in punt 2° van § 2 van artikel 15 van de wet. § 2. Zolang de procedure van raming van de schade loopt, kan iedere derde partij die er slachtoffer van is, via een aan de minister bestemd schriftelijk verzoek, tussenbeide komen in de ramingsprocedure om zijn belangen te doen gelden. § 3. De minister vertegenwoordigt de Staat in alle handelingen en procedures met betrekking tot de raming van de schade en het afwikkelen van de aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 15 van de wet.

Art. 11.§ 1. De grens van het bedrag als bedoeld in artikel 15, § 3, van de wet, is vastgelegd op tien procent van het jaarlijkse gemiddelde omzetcijfer of van het jaarlijkse gemiddelde budget van de operator berekend op grond van de drie begrotingsjaren voorafgaand aan het begrotingsjaar waarin de machtigingsaanvraag werd ingediend. § 2. Als het via de activiteiten van de operator niet mogelijk is het gemiddelde omzetcijfer of het budget over drie jaar vast te leggen, wordt rekening gehouden met de afgesloten begrotingsjaren en de prognoses voor de toekomstige begrotingsjaren, zodat de berekeningsbasis over drie opeenvolgende jaren wordt vastgelegd.

Na het derde referentiejaar wordt dat bedrag herzien op grond van de reële cijfers en is er, in voorkomend geval, in correctie voorzien.

Art. 12.§ 1. Het crisiscentrum als bedoeld in artikel 16, § 1, van de wet is het Nationaal Crisiscentrum. § 2. In de uitoefening van de opdracht die hem wordt toevertrouwd krachtens § 1, ziet het Nationaal Crisiscentrum erop toe aan de minister en de Overheidsdienst onmiddellijk alle van de operator ontvangen informatie door te sturen, om de minister in staat te stellen de nuttige maatregelen en acties te nemen in het kader van de wet. § 3. Voor de toepassing van § 2 wijst de minister een contactpunt aan in de Overheidsdienst aan wie de informatie wordt doorgestuurd door het Nationaal Crisiscentrum.

Art. 13.Het bedrag van de rechten als bedoeld in artikel 18, § 1, van de wet, is vastgelegd op duizend euro.

Art. 14.§ 1. Het repertorium als bedoeld in artikel 14, § 3, van de wet wordt aangelegd in elektronische vorm, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Het repertorium wordt online geplaatst op internet en kan vrij worden geraadpleegd. § 2. Het formulier als bedoeld in artikel 7, § 5, van de wet is online beschikbaar op het gedeelte van de officiële website van de Overheidsdienst die aan de wetgeving betreffende ruimtevaartactiviteiten is gewijd. De minister legt de wijze van voorstelling en het formaat van het document vast.

Art. 15.§ 1. De in het kader van dit besluit verzamelde persoonsgegevens, in de zin van de bepalingen van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, worden beheerd en gebruikt in overeenstemming met de daarop van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. § 2. Als de gegevens als bedoeld in artikel 7, § 2, 1°, 4°, 6° en 7°, van de wet, alsook die als bedoeld in artikel 8, § 1, 4°, (b) en (c), betrekking hebben op natuurlijke personen, worden ze voor een periode van 60 dagen bewaard te rekenen vanaf de publicatie van het ministerieel besluit houdende toekenning of weigering van de machtiging.

Bovendien is het eerste lid van toepassing op alle persoonsgegevens, in de zin van de bepalingen van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, die verzameld worden conform artikel 7, § 3 of § 4, of artikel 8, § 4 of § 5, van de wet.

In afwijking van het eerste lid, worden de identificatiegegevens van de operator en van de fabrikant van het ruimtevoorwerp door de Overheidsdienst bewaard zolang de volledige desintegratie van het voorwerp of zijn verplaatsing naar een kerkhofbaan, conform de voorwaarden waaraan de machtiging is onderworpen, niet bij de Minister aangemeld wordt door de operator.

Als de gegevens als bedoeld in artikel 14, § 2, 4°, van de wet betrekking hebben op natuurlijke personen, gebeurt de identificatie in het Register van de ruimtevoorwerpen met verwijzing naar het ministerieel besluit houdende machtiging van de activiteit en de eraan verbonden documentatie die door de Overheidsdienst wordt bewaard overeenkomstig het vorige lid. § 3. De minister wijst de contactpersoon bij wie de in het kader van dit besluit verzamelde persoonsgegevens, of die nu worden gepubliceerd of niet, voor zover nodig kunnen worden geactualiseerd of rechtgezet.

De vermeldingen betreffende de uitvoering van de toepasselijke wettelijke bepalingen op de bescherming van de persoonsgegevens in het kader van dit besluit worden opgenomen in het formulier als bedoeld in artikel 14, § 2, alsook in het register als bedoeld in artikel 14, § 1. § 4. Voor de toepassing van dit artikel, wordt het woord "persoongegevens" verstaan conform de definitie zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 5 van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. § 5. Voor de toepassing van dit artikel is de Overheidsdienst de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, (7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016.

Art. 16.§ 1. Het koninklijk besluit van 19 maart 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/03/2008 pub. 11/04/2008 numac 2008021031 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit houdende uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 17 september 2005 met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten houdende uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 17 september 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/09/2005 pub. 16/11/2005 numac 2005011439 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen sluiten met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen wordt opgeheven. § 2. De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 maart 2022.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eersteminister, Minister van Economie en Werk, P.-Y. DERMAGNE De Staatssecretaris belast met Wetenschapsbeleid, Th. DERMINE

^