gepubliceerd op 10 juni 2024
Wet betreffende de bevoegdheden op het nationale grondgebied van de leden van de Europese grens- en kustwacht
16 MEI 2024. - Wet betreffende de bevoegdheden op het nationale grondgebied van de leden van de Europese grens- en kustwacht (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet heeft tot doel te bepalen over welke bevoegdheden de leden van het Permanent korps van het Europees Grens- en Kustwacht Agentschap, die op vraag of met akkoord van de Belgische overheden officiële opdrachten op het Belgische grondgebied uitoefenen, beschikken, in aanvulling op de bevoegdheden die reeds omschreven zijn in de Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624.
HOOFDSTUK 2. - Definities
Art. 3.In deze wet wordt verstaan onder: 1° de Verordening: de Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624; 2° permanent korps: het korps bedoeld in artikel 54 van de Verordening;3° leden van het permanent korps: de leden van het permanent korps die op vraag van of met akkoord van België op Belgisch grondgebied worden ingezet met het oog op het uitvoeren van taken omschreven in artikel 82 van de Verordening;4° rechtstreekse bevraging: beperkte rechtstreekse toegang tot alle of sommige van de volgende gegevens: a) het bestaan van gegevens over een persoon;b) de classificatie door de politie van de misdrijven waarvoor de persoon is geregistreerd;c) de gegevens die nodig zijn om nadere informatie te verkrijgen van de bevoegde autoriteit;d) de gegevens betreffende de te nemen maatregelen ten aanzien van de onder de bepaling onder a) bedoelde personen. HOOFDSTUK 3. - Bevoegdheden
Art. 4.§ 1. De leden van het permanent korps die optreden op het nationale grondgebied, zijn, voor wat betreft de uitoefening van politionele bevoegdheden, gelijkgesteld met de leden van het operationele kader van de geïntegreerde politie die uitvoering geven aan artikel 21 van de wet op het politieambt.
Hun taken en bevoegdheden beperken zich tot de taken zoals omschreven: 1° in artikel 2, 4), van de Verordening;2° in artikel 2, 3) en 5), van de Verordening, voor zover zij gerelateerd zijn aan de in artikel 2, 4), van de Verordening bedoelde taak;3° in artikel 3, lid 1, i), van de Verordening. § 2. De leden van het permanent korps mogen met toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk bevoegdheden uitoefenen voor zover deze niet uitgebreider zijn dan deze welke toegekend zijn aan leden van de geïntegreerde politie die op het nationale grondgebied tussenkomen in het kader van artikel 21 van de wet op de politieambt, op voorwaarde dat ze hiervoor de nodige opleiding hebben gekregen. § 3. Voor wat betreft de opdrachten bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1° tot 3°, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de geografische zones van het nationale grondgebied waarbinnen de leden van het permanente korps de bevoegdheden toegekend bij deze wet kunnen uitoefenen.
Het in het eerste lid bedoelde koninklijk besluit heeft een geldigheidsduur van twee jaar en wordt jaarlijks geëvalueerd.
Art. 5.De leden van het permanent korps die optreden op het nationale grondgebied staan onder het gezag van de bevoegde nationale autoriteiten en de politieambtenaar van de dienst van de Geïntegreerde Politie aan wie de operationele coördinatie en leiding toevertrouwd is. Zij zijn gehouden de bevelen, instructies en richtlijnen van deze laatsten op te volgen en voeren hun taken steeds uit in de aanwezigheid van een politieambtenaar van de voormelde dienst van de Geïntegreerde Politie.
Het aantal leden van het permanent korps dat tegelijkertijd op Belgisch grondgebied kan worden ingezet, is beperkt tot honderd leden.
Art. 6.Overeenkomstig artikel 82, lid 3, van de Verordening, zijn de leden van het permanent korps ertoe gehouden de grondrechten te allen tijde te eerbiedigen bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden en nemen zij het Belgische recht, evenals het recht van de Unie en het internationaal recht in acht.
Art. 7.De leden van het permanent korps die krachtens deze wet optreden op het nationale grondgebied worden gelijkgesteld met de politieambtenaren voor wat betreft de toepassing van de strafwetgeving.
Ze worden eveneens gelijkgesteld met de politieambtenaren voor wat betreft de toepassing van hoofdstuk V van de wet op het politieambt.
Art. 8.§ 1. In het kader van de uitvoering van hun opdrachten op het Belgisch grondgebied, kunnen de leden van het permanent korps dwang gebruiken overeenkomstig de artikelen 1, 37, 37bis, 37ter en 38, 1°, van de wet op het politieambt en de richtlijnen die hieromtrent bestaan.
Op voorwaarde dat zij door hun eigen staat of door het Europees Grens- en kustwachtagentschap zijn uitgerust en dat zij hiervoor een voldoende opleiding overeenkomstig artikel 62 van de Verordening hebben gekregen mogen de leden van het permanent korps enkel volgende wapens dragen en gebruiken: 1° korte vuurwapens, type halfautomatisch pistool, met een kaliber van maximaal negen milimeter;2° rechte uitschuifbare slagwapens;3° neutraliserende middelen. Dit gebruik en dragen van wapens kan enkel plaatsvinden overeenkomstig het Belgisch recht en het internationaal recht, in het bijzonder de Verordening en haar bijlage V. § 2. Elk gebruik van geweld maakt het voorwerp uit van een proces-verbaal, dat wordt opgemaakt door de politieambtenaar die de leden van het permanent korps op het terrein begeleidt overeenkomstig artikel 5 en dat door deze laatste wordt toegezonden aan de bevoegde gerechtelijke overheid. § 3. Wanneer het lid van het permanent korps het vuurwapen gebruikt, dan gebeurt dit onder dezelfde voorwaarden als deze die van toepassing zijn op de Belgische politieambtenaar.
De opdracht bedoeld in artikel 3, lid 1, i), van de Verordening wordt ongewapend uitgevoerd.
Art. 9.De leden van het permanente korps mogen, indien noodzakelijk, in het kader van de uitvoering van hun opdrachten op het Belgische grondgebied, overgaan tot een vrijheidsbeneming onder de voorwaarden van artikel 31 van de wet op het politieambt.
Het lid van het permanent korps stelt onmiddellijk iedere persoon die het voorwerp uitmaakt van een signalering in een van de databanken bedoeld in artikel 82, lid 10, van de Verordening, ter beschikking van een officier van gerechtelijke politie.
Overeenkomstig artikel 33 van de wet op het politieambt brengt het lid van het permanent korps dat een bestuurlijke aanhouding verricht de officier van bestuurlijke politie onder wiens gezag hij ressorteert hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.
De leden van het permanent korps worden voor wat betreft de toepassing van de bestuurlijke aanhouding en de terbeschikkingstelling van een geseind persoon, evenals de eraan verbonden richtlijnen, gelijkgesteld met de agenten van bestuurlijke en gerechtelijke politie van het operationele kader van de geïntegreerde politie.
HOOFDSTUK 4. - Gegevensverwerking
Art. 10.Onverminderd de raadplegingen geregeld in Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen, kunnen de leden van het permanent korps, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taken en opdrachten bedoeld in artikel 4, een rechtstreekse bevraging uitvoeren van de persoonsgegevens en de informatie aanwezig in de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/2, § 1, tweede lid, 1°, van de wet op het politieambt.
Deze databanken worden geraadpleegd via een specifieke nationale single search nationale IT-interface.
Deze toegang is aldus beperkt tot directe bevragingen van de internationale en Europese databanken en de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/2, § 1, tweede lid, 1°, van de wet op het politieambt.
De leden van het permanent korps zijn onderworpen aan: 1° de wet op het politieambt, in het bijzonder de artikelen 44/1 en volgende;2° de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens;3° de richtlijnen van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;4° de binnen de politieorganisatie opgestelde richtlijnen betreffende gegevensverwerking. HOOFDSTUK 5. - Gebruik van de talen
Art. 11.De diensten van de grensdoorlaatpost dienen zo te zijn georganiseerd opdat Belgische onderdanen en vreemdelingen die gemachtigd of toegelaten zijn tot een verblijf op Belgisch grondgebied van meer dan drie maanden worden aangesproken overeenkomstig de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 16 mei 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 55-3954/(2023/2024) Integraal verslag : 2 mei 2024.